herzleerpark
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0505.BP159Herzleerpark-3201 |
Artikel 18 Algemene bouwregels
18.1 Wet geluidhinder
Woningen en andere geluidgevoelige gebouwen, gelegen binnen een zone als bedoeld in de Wet geluidhinder mogen uitsluitend worden gebouwd en/of gebruikt met inachtneming van de krachtens de wet geldende voorkeursgrenswaarden, dan wel de vastgestelde hogere grenswaarden.
18.2 Veiligheidszone- vervoer gevaarlijke stoffen
18.2.1 Algemeen
18.2.1.1 Vervoer gevaarlijke stoffen 1
Binnen de op de verbeelding als Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1 aangegeven zone mag niet worden gebouwd.
Het gebruik van gronden en opstallen binnen deze zone ten behoeve van functies bedoeld voor beperkt zelfredzame personen is niet toegestaan,
Wijziging van het gebruik dat aanwezig was op het moment van tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan is niet toegestaan.
18.2.1.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2
Binnen de op de verbeelding als Veiligheidszone - vervoer gevaarlijkestoffen 2 aangegeven zone mogen gronden en bouwwerken niet worden gebruikt ten behoeve van functies bedoeld voor beperkt zelfredzame personen, voor zover dat gebruik niet ten reeds op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig was.
Wijziging van het gebruik dat aanwezig was op het moment van tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan en/of nieuwbouw is niet toegestaan
18.2.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 .1. onder d en 18.2.1.2.onder b indien uit een onderzoek naar de externe veiligheid blijkt dat het betreffende gebruik, gelet op de afstand tot de risicobron geen onevenredig risico met zich brengt.
18.2.3 Advies
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.2.2 te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
18.3 Bestaande bouwwerken
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten, van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
18.4 Herbouw
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 18.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
18.5 Ondergronds bouwen
18.5.1 Algemeen
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.
18.5.2 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.5.1 onder a. ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelsgrens mag worden gebouwd;
kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
18.6 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.
18.7 Parkeren, laden en lossen
18.7.1 Parkeren
Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s dient in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
18.7.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
18.7.3 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 18.7.1 en 18.7.2:
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.