Regels Bestemmingsplan

'Bermweg 504'

Gemeente Capelle aan den IJssel


Inhoudsopgave

 

Regels

Hoofdstuk 1      Inleidende regels

Artikel 1            Begrippen

Artikel 2            Wijze van meten

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels

Artikel 3            Wonen

Artikel 4            Tuin

Artikel 5            Waarde - Archeologie 3

Artikel 6            Waterstaat - Waterkering

Hoofdstuk 3      Algemene regels

Artikel 7            Antidubbeltelregel            

Artikel 8            Algemene gebruiksregels

Artikel 9            Algemene afwijkingsregels

Artikel 10          Algemene wijzigingsregels

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels

Artikel 11          Overgangsrecht 

Artikel 12          Slotregel

 


Hoofdstuk 1      Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

plan:

het bestemmingsplan Bermweg 504 met identificatienummer NL.IMRO.0502.PBP16Bermweg504-4001 van de gemeente Capelle aan den IJssel.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0502.PBP16Bermweg504.4001 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels  worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

aanduidingsvlak:

een vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, educatief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, culinair, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in het hoofdgebouw van een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat qua aard, ruimtelijke uitstraling en uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie. Hieronder dienen niet te worden begrepen detailhandel, horeca en kantoren in een bijbehorend bouwwerk.

achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

 

bed and breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming, aan maximaal 8 personen (4 kamers), met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

bestaand:

·  met betrekking tot bebouwing:
legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

·  met betrekking tot gebruik:
het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

een  bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 

detailhandel:

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

dienstverlening:

het op het publiek gericht aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren.

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in categorie 1 genoemde bedrijven van de in bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door een bewoner in het hoofdgebouw van de woning kan worden uitgeoefend en waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

peil:

1.     voor woningen: de bovenkant van de afgewerkte begane grond vloer, minimaal op 0,00 meter en maximaal 0,40 meter boven het streef peil van het hart van de weg;

2.     voor woonboten: de hoogte van het maaiveld ter plaatse;

3.     in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: het peil van de nabijgelegen woning.

 

voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

 

Terug naar inhoudsopgave

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a.            de dakhelling:

            langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

b.            de goothoogte van een bouwwerk:

            vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

c.            de bouwhoogte van een bouwwerk:

            vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

d.            de inhoud van een bouwwerk:

            tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

e.            de oppervlakte van een bouwwerk:

            tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

f.              het bebouwingspercentage:

            een in het plan aangegeven percentage van het bouwvlak, gerekend per bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

g.            breedte van een gebouw:

            grootste uitwendige afstand in een rechte lijn tussen de zijgevels.

 

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

·                     tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;

·                     andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 

Terug naar inhoudsopgave


 

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     wonen;

b.     aan huis verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

c.     met de daarbij behorende voorzieningen zoals groen, water, bruggen met open relingen, duikers, garages, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, tuinen, erven en verharding.

 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.     als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;

b.     een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.     de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;

d.     de dakhelling mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van een mansardekap de dakhelling niet meer dan 80° mag bedragen;

e.     ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd;

f.    het bouwvlak mag maximaal bebouwd worden met het percentage dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de bepalingen voor het vergunningvrij bouwen overeenkomstig het Besluit omgevingsrecht. Andere bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van de bouwwerken genoemd onder 3.2.3, zijn niet toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en relingen van bruggen tot 1 meter achter de voorgevel mag niet meer dan 1 meter bedragen;

b.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1 meter achter de voorgevel mag niet meer dan 2 meter bedragen;

c.     de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter;

d.     de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

a.     het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

b.     het stallen van caravans en boten en daarmee gelijk te stellen voertuigen;

c.     het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten indien niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1.         de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 30% van

         het totale vloeroppervlak van de woning als zodanig mag worden gebruikt, tot een

         maximum van 50 m2;

2.         de bewoner zelf het beroep of de activiteit uitoefent;

3.         de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan

         worden beïnvloed;

4.         het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van

         het verkeer;

5.         geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1,

sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieu hygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de nabij gelegen woonbebouwing;

6.         door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig

         verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;

7.         detailhandel slechts is toegestaan voor zover deze beperkt blijft tot een beperkte

verkoop en in direct verband staat met het aan huis gebonden beroep of het aan huis gebonden bedrijf;

d.     het gebruik van gronden en gebouwen voor detailhandels- en/of horeca-activiteiten (anders dan aan huis gebonden beroepen).

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

a.     lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van bed and breakfast, met dien verstande dat:

1.             de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;

2.             de bed and breakfast voorziening een maximumcapaciteit kent van ten hoogste 8

            personen (4 kamers), met een maximum verblijfsduur van 6 weken;

3.             bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen

            onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;

4.             bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;

5.             het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in

            overeenstemming moet zijn;

6.             het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de

activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is. Indien de gebruiker niet de eigenaar is, dan dient de eigenaar toestemming te geven;

7.             er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de

            voorzieningenstructuur ontstaan;

8.             het geen verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een

            nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;

9.             er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein

(voldoende = voldoen aan de parkeernorm van 1 parkeerplaats per kamer); Het bevoegd gezag kan hier gemotiveerd van afwijken;

10.           de bed and breakfast voorziening in bestaande bebouwing gerealiseerd dient te

            worden;

11.           maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende

bijbehorend bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfast in gebruik mogen zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m2.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuin bij het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals groenvoorzieningen, water, bruggen met open relingen, en andere vergelijkbare voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

 

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde

5.2 Bouwregels

 In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van dat bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

a.     Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in lid 5.3

b.     Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

1.             de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische

            monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

2.             de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;

3.             de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een

            archeologisch deskundige.

 

5.3        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of  van werkzaamheden

a.     In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan. Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:

1.             grondbewerkingen (van welke aard dan ook);

2.             het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

3.             het indrijven van voorwerpen in de bodem;

4.             het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;

5.             het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende

            constructies e.d.;

6.             het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

b.     Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

c.     De omgevingsvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

d.     Alvorens de omgevingsvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.

e.     Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

1.             de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische

            monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

2.             de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;

3.             de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een

            archeologisch deskundige.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

 6.1 Bestemmingsomschrijving

 De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en onderhoud van de waterkering.

6.2 Bouwregels

a.     Op en in de voor ‘Waterstaat – Waterkering’ bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de in lid  5.2 bedoelde functie.

b.     De bouwhoogte van de bouwwerken zoals bedoeld in sub a mag niet meer bedragen dan 3 meter.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van bebouwing welke is toegestaan op basis van de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering. Het bevoegd gezag wint alvorens de omgevingsvergunning te verlenen advies in bij de waterbeheerder.

 

Terug naar inhoudsopgave


 

Hoofdstuk 3      Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

 

Onder verboden gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:

  1. standplaats voor onderkomens;
  2. het opslaan van materialen en voorwerpen behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

3.     het al dan niet ter verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte motorrijtuigen of aanhangers, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  1. het gebruiken als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting;
  3. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als automatenhal/speelhal;
  4. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als coffeeshop;
  5. het gebruik of laten gebruiken van antennedragers, welke primair zijn opgericht voor het dragen van antennes voor reclamedoeleinden;
  6. het gebruik van gronden ten behoeve van het opslaan van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  7. het oprichten van een vuurwerkverkooppunt binnen een straal van 500 meter van een ander vuurwerkverkooppunt;
  8. het bepaalde in sub a is niet van toepassing voor zover het betreft: het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de  realisering of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen.

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

9.1

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van:

a.     deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

b.     de voorgeschreven minimum en maximum maten inzake hoogte, afstanden, oppervlakten en bebouwingspercentages met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in de regels geen bijzondere afwijkingsregels zijn opgenomen;

c.     het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, reduceerstations en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3 meter en geen groter oppervlak dan 10 m2 hebben.

 

9.2 Herbouw van hoofdgebouwen en bedrijfswoningen

 

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit plan ten behoeve van de herbouw van hoofdgebouwen en bedrijfswoningen buiten de bestaande fundamenten met dien verstande dat:

a.                de herbouw plaatsvindt binnen hetzelfde bestemmingsvlak;

b.                de afstand van de voorgevel tot het hart van de weg niet minder dan 13,5 meter  

               bedraagt voor hoofdgebouwen en bedrijfswoningen langs de Bermweg;

c.                voldaan wordt aan het bepaalde uit de Wet geluidhinder.

 

9.3 Parkeren

 

Mits uit onderzoek blijkt dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de parkeersituatie en de verkeersveiligheid niet in gevaar komt, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de parkeernormen zoals deze gelden binnen de gemeente, en toestaan dat in minder of meer parkeergelegenheid wordt voorzien.

 

Terug naar inhoudsopgave

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

Terug naar inhoudsopgave

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1      Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a.     een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.     na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

b.     het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

c.     het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2      Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a.     het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.     het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.     indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.     dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bermweg 504’.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel, gehouden op 6 februari 2017

 

 

 

 

 

De griffier,                                                                             De Voorzitter,

 

 

Terug naar inhoudsopgave