Bestemmingsplan ‘Meeuwensingel Capelle aan den IJssel´

gemeente Capelle aan den IJssel

 

Regels

 

Inhoudsopgave  

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1    Begrippen                                                                                                

Artikel 2    Wijze van meten                                                                                    

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3     Gemengd

Artikel 4     Groen                                         

Artikel 5     Maatschappelijk

Artikel 6     Verkeer- verblijfsgebied

Artikel 7     Wonen

Artikel 8     Waarde – Archeologie 3

Artikel 9     Waterstaat – Waterstaatkundige functie

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10    Anti-dubbeltelregel                                                                             

Artikel 11   Algemene bouwregels   

Artikel 12   Algemene gebruiksregels                                                                                             

Artikel 13   Algemene afwijkingsregels       

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14    Overgangsrecht

Artikel 15    Slotregel

 

Vast te stellen: (versie april 2023)

 

Bijlagen bij de regels

Staat van Bedrijfsactiviteiten

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het bestemmingsplan ´Meeuwensingel Capelle aan den IJssel´ met identificatienummer NL.IMRO.0502.BP22Meeuwensingel-4001 van de gemeente Capelle aan den IJssel.

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5 aanduidingsvlak

een vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

 

1.6 aan-huis-gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, educatief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, culinair, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in het hoofdgebouw van een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat qua aard, ruimtelijke uitstraling en uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie. Hieronder dient niet te worden begrepen detailhandel.

 

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

 

1.8 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

1.9 antenne

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatie-dataverkeer, met inbegrip van de bijbehorende zijsprieten, schotelantennes, panelen en technische installatie(s).

 

1.10 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

 

1.11 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

 

1.12 archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

 

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

 

1.14 bedrijf

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

 

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

 

1.16 bestaand

 

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.19 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag

om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning.

 

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.22 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat is begrensd door twee vloeren, of een vloer en een kap.

 

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

 

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.26 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw die zich boven de dakvoet bevindt waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke daknok uitkomt en de onderzijden van de constructie in een of beide dakvlakken zijn geplaatst.

1.27 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

 

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

 

1.29 dienstverlening

het bedrijfsmatig op het publiek gericht aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen wordt, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen of hiermee vergelijkbare diensten.

 

1.30 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, niet zijnde het bouwvlak, waarbinnen volgens dit plan bij de bestemming behorende bebouwing is toegestaan.

 

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.32 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

 

1.33 groenvoorziening

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, bermen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

 

1.34 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is (qua constructie, afmeting of functie).

 

1.35 horeca

activiteiten verband houdend met het aanbieden en ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken. 

 

1.36 huishouden

samenlevingsvorm van één of meer personen die in vast verband samenleven en waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling.

 

1.37 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

 

1.38 internethandel

detailhandel in niet-dagelijkse artikelen zonder showroom, waarvan de handel via internet en andere media loopt en waarvan de levering van producten uitsluitend plaatsvindt via post of koeriersdiensten.

 

1.39 kamerverhuur

het (bedrijfsmatig) verhuren of het aanbieden van een onzelfstandige wooneenheid.

 

1.40 kantoor

een gebouw gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

 

1.41 kunstobject

uiting van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde.

 

1.42 kunstwerk

bouwwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals viaducten, alsmede bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, niet zijnde steigers.

 

1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

de in categorie 1 genoemde bedrijven van de in opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door een bewoner in het hoofdgebouw van de woning kan worden uitgeoefend en waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 

 

1.44 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport, welzijns- en gezondheidsvoorzieningen ten behoeve van (openbare) dienstverlening, niet zijnde een crematorium.

 

1.45 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

 

1.46 niet zelfstandige woning

woning zonder een eigen, afsluitbare, toegang welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen zoals badkamer, toilet en keuken buiten de woonruimte.

 

1.47 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

 

1.48 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, installaties, technische ruimten en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen.

 

1.49 ondergeschikte horeca

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de bestemming.

 

1.50 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

 

1.51 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

 

1.52 peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de  hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

1.53 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

 

1.54 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, (besloten) ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, raamprostitutie en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden van seksartikelen, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen.

 

1.55 speelvoorziening

Een in de openbare ruimte – buiten – gelegen gelegenheid om te kunnen spelen.

 

1.56 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten Meeuwensingel die van deze regels onderdeel uitmaakt.

 

1.57 straatmeubilair

verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere (ondergrondse)inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, voorzieningen voor het stallen van fietsen, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, graffitimuur, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) voorzieningen van openbaar nut.

 

1.58 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

 

1.59 veranda

een bijbehorende bouwwerk in de vorm van een overkapping die zich voor of om een woning

bevindt.

 

1.60 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

 

1.61 voorgevel

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

 

1.62 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak wordt getrokken langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

 

1.63 voorziening van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering

 

1.64 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

1.65 waterbeheerder

Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard.

 

1.66 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

 

1.67 wonen

het bewonen van een woning of wooneenheid door niet meer dan één huishouden.

 

1.68 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

1.69 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand

de ruimte tussen bouwwerken onderling alsmede de ruimte tussen bouwwerken tot perceelsgrenzen gemeten vanaf de buitenwerkse gevelvlakken, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte ondergeschikte aard kleiner dan 0,5 meter buiten beschouwing blijven.

 

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De goothoogte van een gebouw mag worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen.

 

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 

 

2.7 vloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau tussen de opgaande scheidingsconstructies die de betreffende ruimte(n) omhullen.

 

2.8 het bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage van het bouwvlak, gerekend per bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

2.9 breedte van een gebouw

grootste uitwendige afstand in een rechte lijn tussen de zijgevels.

 

2.10 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, dakranden, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 m bedraagt.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. maatschappelijke voorzieningen;
  3. kantoren;
  4. dienstverlening;
  5. internethandel;
  6. bedrijven behorend tot categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  7. groenvoorzieningen;
  8. water;
  9. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals (fiets)parkeervoorzieningen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, kunstwerken, bruggen, duikers, ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, voorzieningen van openbaar nut, laad- en losvoorzieningen en andere vergelijkbare voorzieningen;

met dien verstande dat:

 

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - 1’ de functies genoemd onder b t/m f alleen op de begane grond zijn toegestaan en het wonen alleen op de verdiepingen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - 2’ alleen de functies genoemd onder b t/m i zijn toegestaan.

 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat het bouwvlak voor 100% mag bebouwd worden.

 

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De maximale toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

 

a.      van erf- en terreinafscheidingen vanaf de voorerfgrens tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn           1 meter; 

b.      van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn                                          2 meter; 

c.       van tuinmeubilair                                                                                                                                   2,5 meter; 

d.       van speelvoorzieningen                                                                                                                         3 meter; 

e.       van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde                                                                                     3 meter. 

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
    1. zelfstandige kantoorvestigingen groter dan 1.000 m2;
    2. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    3. het gebruik of laten gebruiken van laad- en losvoorzieningen ten behoeve van het laden en lossen van goederen voor detailhandel, dienstverlening en horecabedrijven in de nachtperiode;
    4. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
    5. het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van een aan huis gebonden beroep, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten indien niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
      • de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning als zodanig mag worden gebruikt, tot een maximum van 50 m²;
      • de bewoner zelf het beroep of de activiteit uitoefent;
      • bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
      • de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
      • het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
      • geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de nabij gelegen woonbebouwing;
      • door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
      • het gebruik van gronden en gebouwen voor horeca-activiteiten (anders dan aan huis gebonden beroepen).
  2. Tot een gebruik in strijd met de bestemming ‘Gemengd’ wordt in ieder geval gerekend:

1.        het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;

2.        kamerverhuur;

3.        gebruik als niet-zelfstandige woning.

 

3.4  Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van het strijdig gebruik als bedoeld in lid 3.3 onder b;
  2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder k, door toe te staan dat er ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – 2’ ten hoogste 3 woningen worden gerealiseerd.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grasvelden, beplanting en andere vegetatie;
  2. groen- en speelvoorzieningen;
  3. water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging, sierwater en wadi’s;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, wandel- en fietspaden, alsmede nutsvoorzieningen, opstelplaatsen voor (ondergrondse)inzamelmiddelen en -voorzieningen voor afvalstoffen, bermen, tunnels, straatmeubilair, kunstobjecten, kunstwerken, (vis)vlonders, verharding ten behoeve van bereikbaarheid veiligheidsdiensten en bruggen.

 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De maximale toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

a.  

van speelvoorzieningen  

3 meter;  

b.  

van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde  

3 meter.  

c.  

het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.  

 

 

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het realiseren van parkeergelegenheden, met dien verstande dat aangetoond is dat er in de omgeving onvoldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en deze parkeerplaatsen niet elders, in een andere bestemming, gerealiseerd kunnen worden.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte horeca-activiteiten; 
  2. groenvoorzieningen;
  3. water;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals (fiets)parkeervoorzieningen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, bruggen, duikers, ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, voorzieningen van openbaar nut,  laad- en losvoorzieningen en andere vergelijkbare voorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat het bouwvlak voor 100% mag bebouwd worden, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander maximaal bebouwingspercentage is aangegeven.

  

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  3. indien geen maximum bouwhoogte is aangegeven bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de bouwhoogte zoals die ten tijde van de terinzagelegging van dit plan aanwezig is.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De maximale toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

a.  

van erf- en terreinafscheidingen vanaf de voorerfgrens tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn  

1 meter;  

b.  

van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn  

2 meter;  

c.  

van tuinmeubilair  

2,5 meter;  

d.  

van speelvoorzieningen  

7 meter;  

e.  

van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde  

3 meter.  

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 6  Verkeer- Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. wegen, voet- en fietspaden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water;
  5. standplaatsen voor ambulante handel;
  6. ondergrondse afvalcontainers;
  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals (fiets)parkeervoorzieningen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, bruggen, duikers, ontsluitingswegen, laadpalen, voorzieningen van openbaar nut,  laad- en losvoorzieningen en andere vergelijkbare voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen

het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De maximale toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

a.  

van palen en (licht)masten  

10 meter;  

b.  

van vlaggenmasten  

6 meter;  

c.  

van kunstobjecten  

7 meter;  

d.  

van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde  

3 meter.  

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 7  Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. minimaal 25 woningen van de woningen in het plangebied voor sociale huurwoningen;
  3. maximaal 25 woningen in het plangebied voor beschermd wonen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water;
  6. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven en verharding, bergingen, voorzieningen van openbaar nut, garages, (fiets)parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, bruggen en kunstwerken.

 

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat het bouwvlak voor 100% mag bebouwd worden.

 

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  2. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven; 

d. het maximale aantal toegestane woningen binnen het desbetreffende bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;

 

7.2.3        Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bijbehorende bouwwerk, niet zijnde een veranda, geldt, dat deze in het achtererfgebied gebouwd mogen worden, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

a.       voor zover op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:

    1. 5 m,
    2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
    3. het hoofdgebouw,

b.      voor zover op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw:

    1. indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule:

      maximale daknokhoogte [m]=(afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47)+ 3;

2. functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg,

c. op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn,

d. de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag,

e. niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte,

f.  oppervlakte in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:

1.   in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied,

2.   in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2,

3.   in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2.

 

7.2.4 Veranda's

Voor het bouwen van veranda's gelden de volgende bepalingen:

1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2;

2. de bouwhoogte van een veranda, mag niet meer bedragen dan 3,50 m;

3. veranda’s mogen niet in het zijerfgebied en het achtererfgebied, maar uitsluitend in het voorerfgebied worden geplaatst, dit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding  ‘specifieke bouwaanduiding - veranda’.

 

7.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De maximale toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

a.  

van erf- en terreinafscheidingen vanaf  de voorerfgrens tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn  

1 meter;  

b.  

van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn  

2 meter;  

c.  

van tuinmeubilair  

2,5 meter;  

d.  

van speelvoorzieningen  

2,5 meter;  

e.  

van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde  

3 meter.  

 

7.2.6 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid

            7.2.3 onder c en toestaan dat het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken

            meer dan 50 m2 bedraagt;

  1. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1. het straat- en bebouwingsbeeld;

2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

3. het gezamenlijk te bouwen oppervlak ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw

    behorende zij- en/of achtererf bedraagt.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  1. het stallen van caravans en boten en daarmee gelijk te stellen voertuigen;
  2. het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van een aan huis gebonden beroep, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten indien niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning als zodanig mag worden gebruikt, tot een maximum van 50 m²;
    2. de bewoner zelf het beroep of de activiteit uitoefent;
    3. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    4. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
    5. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    6. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de nabij gelegen woonbebouwing;
    7. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. het gebruik van gronden en gebouwen voor horeca-activiteiten (anders dan aan huis gebonden beroepen);
  4. tot een gebruik in strijd met de bestemming ‘Wonen’ wordt in ieder geval gerekend:
    1. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
    2. kamerverhuur;
    3. gebruik als niet-zelfstandige woning.
  1. Niet als strijdig gebruik als bedoeld in lid 7.3 onder d wordt aangemerkt het gebruik als c.q. het doen gebruiken voor kamergewijze bewoning die op het moment van ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan legaal plaatsvond. Deze bestaande afwijkingen worden geacht te voldoen aan de bepalingen van het bestemmingsplan.

 

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van het strijdig gebruik als bedoeld in lid 7.3. onder d.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 8 Waarde - Archeologie 3

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 3 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

 

8.2 Bouwregels

8.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 8.3.1.

 

8.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

 

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 8.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.

 

8.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:

  1. grondbewerkingen (van welke aard dan ook); 
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; 
  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem; 
  4. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, afgraven; 
  5. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; 
  6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen

 

 

8.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

 

8.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

8.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 9 Waterstaat – Waterstaatkundige functie

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  1. de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs;
  2. de waterhuishouding;
  3. aanleg, beheer en onderhoud en verbetering van de hoofdwatergang;
  4. het vergroten van de afvoercapaciteit.

 

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in dit artikel bedoelde bestemming worden gebouwd en mogen andere bouwwerken overeenkomstig de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd, mits advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het waterbergend vermogen.

 

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijzen indrijven van voorwerpen;
  5. diepploegen;
  6. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

 

9.3.2 Uitzondering

Het in lid 9.3.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud en beheer van de watergang of hoofdwatergang betreffen;
  2. die reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  3. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.

 

9.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder(s) en door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het waterbergend vermogen en de landschappelijke waarden.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liftuitlopen, galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt en voor balkons en veranda’s niet meer dan 3 meter;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

11.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel middels een verleende vergunning gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan: 

1       de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen worden aangehouden als ten hoogste toelaatbaar;

  1. Ingeval van herbouw is lid a. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  2. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

 

11.3 Toegelaten bouwwerken op een afwijkende locatie

  1. Voor een bestaand bouwwerk dat krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, maar  buiten het bouwvlak is geplaatst, geldt dat de bestaande locatie van het bouwwerk mag worden aangehouden als toelaatbaar;
  2. Herbouw van de onder a. bedoelde bouwwerken mag uitsluitend plaatsvinden op dezelfde locatie;
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

 

11.4 Hoogteaanduidingen

De maximale toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag - tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld - ten hoogste bedragen:

a.  

van erf- en terreinafscheidingen voor  de voorgevelrooilijn  

1 meter;  

b.  

erf- en terreinafscheidingen  achter de voorgevelrooilijn  

2 meter;  

c.  

vlaggenmasten  

6 meter;  

d.  

van schotelantennes  

3 meter;  

e.  

van lichtmasten  

12 meter;  

f.  

van overig straatmeubilair  

4 meter;  

g.  

van geluidwerende voorzieningen  

4 meter;  

h.  

van tuinmeubilair  

2,5 meter;  

i.  

van speelvoorzieningen  

3 meter;  

j.  

van overkappingen  

3 meter;  

k.  

van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde  

3 meter.  

 

11.5 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bebouwing is uitsluitend ter plaatse van gebouwen (hoofdgebouwen, en

bijbehorende bouwwerken) toegestaan, met dien verstande dat de bouwregels ten aanzien van de

maximaal te bebouwen oppervlakte van het perceel van overeenkomstige toepassing zijn.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

 

12.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en fietsparkeren.

 

12.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en fietsparkeren.

 

12.3 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.1 en 12.2 en toestaan dat:

  1. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd maar op een andere wijze, mits voldaan wordt aan de in de vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en fietsparkeren gestelde voorwaarden;
  2. wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm indien:
    1. speciale maatregelen worden getroffen waardoor de automobiliteit significant zal verminderen;
    2. er sprake is van integrale gebiedsontwikkeling waarbij er sprake kan zijn van dubbelgebruik en/of betere benutting van parkeermogelijkheden;
    3. het voldoen aan de bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  3. bij verbouwplannen (niet zijnde woningen) waarbij het verschil tussen parkeerbehoefte van de oude functie en de nieuwe functie voor de totale ontwikkeling kleiner is dan 3 parkeerplaatsen.

 

12.4 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 12.3 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  2. de woon- en leefsituatie.

 

12.5 Overig verboden gebruik

  1. Onder verboden gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt - tenzij in hoofdstuk 2 anders bepaald - in ieder geval verstaan:
    1. standplaats voor onderkomens;
    2. het opslaan van materialen en voorwerpen;
    3. het al dan niet ter verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte motorrijtuigen of aanhangers, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
    4. het gebruiken als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen;
    5. de vestiging van nieuwe bedrijfswoningen;
    6. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
    7. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichtingen of seksbedrijf;
    8. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als automatenhal/speelhal/casino;
    9. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als partycentrum, nachtclub, dancing of discotheek;
    10. het gebruik of laten gebruiken van antennedragers, welke primair zijn opgericht voor het dragen van antennes voor reclamedoeleinden;
    11. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet;
    12. het oprichten van een vuurwerkverkooppunt binnen een straal van 500 meter van een ander vuurwerkverkooppunt;
  2. het bepaalde in sub a is niet van toepassing voor zover het betreft het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemene afwijking

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. deze regels en toestaan dat het beloop of de inrichting van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  2. de voorgeschreven minimum en maximum maten inzake hoogte, afstanden, oppervlakten en bebouwingspercentages met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in de regels geen bijzondere afwijkingsregels zijn opgenomen.

 

13.2 Herbouw van hoofdgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit plan ten behoeve van de herbouw van hoofdgebouwen buiten de bestaande fundamenten met dien verstande dat:

  1. de herbouw plaatsvindt binnen hetzelfde bestemmingsvlak;
  2. de bebouwing gericht is naar de weg, waaraan de bebouwing gelegen is;
  3. de bebouwing gebouwd wordt in de voorgevelrooilijn, zoals deze geldt voor de omliggende bebouwing;
  4. voldaan wordt aan het bepaalde uit de Wet geluidhinder. 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a. met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a., na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 15 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan ‘Meeuwensingel Capelle aan den IJssel’ van de gemeente Capelle aan den IJssel.