HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
-
het plan:
het bestemmingsplan Dorpsweg 52a te Schellinkhout van de gemeente Drechterland;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0498.BPDorpsweg52a-vg01 met de bijbe-horende regels en bijlagen;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
afhankelijke woning:
niet-zelfstandige (bedrijfs)woning, met een zorgfunctie die deel uit maakt van het agrarische bedrijf;
-
agrarisch bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat blijkens zijn aard en indeling voor een agrarisch bedrijf is bestemd met uitzondering van agrarische bedrijfswoningen en kassen;
-
agrarische bedrijfswoning:
een woning, liggend op het erf van een agrarisch bedrijf, uitsluitend bestemd voor de huisvesting van één of meer personen, werkzaam bij het betrokken agrarisch bedrijf;
-
agrarische bedrijven:
bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij uitsluitend onderscheid wordt gemaakt in:
-
-
grondgebonden agrarische bedrijven:
-
bedrijven, gericht op ooft-, tuin- of akkerbouw, alsmede veehouderij- en weidebedrijven, mits de exploitatie van deze bedrijven geheel of grotendeels gebonden is aan de bij het bedrijf behorende gronden. Hieronder vallen ook de bloembollen-, tuinbouw- en kassenteeltbedrijven;
-
-
niet-grondgebonden agrarische bedrijven:
-
bedrijven die, nagenoeg zonder gebruik te maken van de open grond, zijn gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren of het telen van gewassen. Hieronder worden mede verstaan tulpentrekkerijen, witloftrekkerijen, pelsdierhouderijen, varkensfokkerijen, varkensmesterijen, kalverfokkerijen, pluimveehouderijen en champignonkwekerijen, voorzover al deze bedrijven geheel of hoofdzakelijk niet afhankelijk zijn van de opbrengst van de bij het bedrijf behorende gronden;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw, of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één of meer personen, wiens/wier huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
-
bestaand:
het moment ten tijde van de inwerkingtreding van het bestem-mingsplan;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een bij een woning behorend gebouw, al dan niet tot bewoning bestemd, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de woning en dat zich daarvan visueel onderscheidt;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aan-geduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
-
huishouden:
de aangelegenheden van een huis besturen ten behoeve van één gezin;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kampeerseizoen:
het kampeerseizoen begint op 15 maart en loopt door tot en met 31 oktober van elk kalenderjaar;
-
kas:
een bouwwerk, waarvan het dak/of de wanden bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen of opkweken van vruchten, bloemen, groenten of planten. Hieronder worden mede begrepen boog- en gaaskassen alsmede fruitoliekappen;
-
mobiel en/of demontabel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kleinschalig kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
-
onderkomens
voor verblijf geschikte- al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken- voertuigen, vaartuigen, arken, toercaravans, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, als ook tenten;
-
peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofd-toegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
-
-
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofd-toegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofd-toegang bij voltooiing van de bouw;
-
-
-
-
indien op het water wordt gebouwd:
-
het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
-
-
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig, waarin bedrijfs-matig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/por-nografische aard plaatsvinden;
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prosti-tutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seks-bioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
tuinbouwbedrijven:
agrarische bedrijven gericht op het al dan niet in kassen telen van groenten, fruit, tuin, en (kas)vruchten, sierteeltgewassen of tuinbouwzaden, mits de exploitatie van deze bedrijven geheel of grotendeels gebonden is aan de bij het bedrijf behorende gronden;
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
voorgevel:
de naar de weg of voetpad gekeerde gevel van een woning, met dien verstande dat slechts één gevel als zodanig kan wor-den aangemerkt;
-
woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druip-lijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructie-deel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de bui-tenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van on-dergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde ni-veau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouw-werk.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van reële en volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en terreinen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en terreinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van niet meer dan 3 m, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, met uitzondering van de verkoop of het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
-
het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, met uitzondering van het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
-
het gebruik als opslag-, stort-, of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen, van welke soort dan ook, waaronder puin en afvalstoffen, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede, dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
-
het aanbrengen van oppervlakte verhardingen, ander dan ten behoeve van ontsluitingswegen;
-
het stallen van caravans, andere woonmobielen of daarmee vergelijkbare voertuigen;
-
het gebruiken of laten gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
Artikel 4 Agrarisch - Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch - Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, waaronder 2 agrarische bedrijfswoningen en agrarische bedrijfsgebouwen, met uitzondering van kassen,en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - afhankelijke woning" uitsluitend voor een afhankelijke woning".
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van agrarische bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
er mogen niet meer dan 2 agrarische bedrijfswoningen worden gebouwd;
-
er mag niet meer dan 1 afhankelijke woning worden gebouwd, met dien verstande dat deze uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - afhankelijke woning" mag worden gebouwd;
-
de naar de weg toegekeerde gevel(s) van de bedrijfswoningen en de afhankelijke woning zal in de bouwgrens worden gebouwd;
-
de goothoogte van de bedrijfswoningen en de afhankelijke woning zal ten hoogste 3,5 m bedragen.
-
de bedrijfswoningen en de afhankelijke woning zullen met hellende dakvlakken worden afgedekt, waarvan de helling ten minste 30º en ten hoogste 60° zal bedragen;
-
de afstand van een agrarische bedrijfswoning of een afhankelijke woning tot een zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
4.2.2 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak zal ten hoogste 150 m² bedragen en niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak;
-
de bijgebouwen en overkappingen mogen zowel vrijstaand als aangebouwd worden gebouwd, met dien verstande dat vrijstaande bijgebouwen niet minder dan 1 m vanaf het hoofdgebouw mogen worden gebouwd;
-
de goothoogte van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,25 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 7 m bedragen;
-
aangebouwde bijgebouwen mogen wel plat als met hellende dakvlakken worden afgedekt, met dien verstande dat de helling dient aan te sluiten bij de dakhelling van de bedrijfswoningen of de afhankelijke woning;
-
de afstand van de bijgebouwen en overkappingen tot de openbare verharding of water zal ten minste 1 m bedragen.
4.2.3 Voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
de goothoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
-
de bouwhoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 7 m;
-
agrarische bedrijfsgebouwen dienen van een kap te worden voorzien waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 150 en niet meer mag bedragen dan 500;
-
de afstand van agrarische bedrijfsgebouwen tot de naar de weggekeerde bouwgrens mag niet minder bedragen dan 10 m;
-
de afstand van agrarische bedrijfsgebouwen tot een naastgelegen bouwperceel mag niet minder bedragen dan 2 m.
4.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van ruwvoedersilo's en hooitorens mag niet meer bedragen dan 10 m;
-
de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m;
-
de inhoud en oppervlakte van een mestsilo mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 1.500 m3 en 750 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van alle binnen een agrarisch bedrijf aanwezige mestbassins, inclusief niet voor bebouwing bestemde gronden, niet meer dan 750 m2 mag bedragen;
-
de afstand van een mestsilo tot een naastgelegen bouwperceel mag niet minder bedragen dan 2 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.2.3, sub A voor een goothoogte van niet meer dan 6,5 m, indien dat noodzakelijk is voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, met uitzondering van de verkoop of het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
-
het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, met uitzondering van het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
-
het gebruik ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijven;
-
het gebruik als opslag-, stort-, of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen, van welke soort dan ook, waaronder puin en afvalstoffen, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede, dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
-
het stallen van caravans, andere woonmobielen of daarmee vergelijkbare voertuigen;
-
het gebruiken of laten gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Tot een gebruik, strijdig met dit bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen
6.2 Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, en toestaan dat gronden, worden gebruikt als kleinschalig kampeerterrein voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, met dien verstande dat:
-
het kampeerterrein achter de bestaande bebouwing en binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd;
-
de afstand tot een ander kampeerterrein minimaal 1000 m (hemelsbreed) dient te bedragen;
-
de afstand van het kampeerterrein tot een woning van derden minimaal 50 m dient te bedragen;
-
het kampeerterrein maximaal 100 m diep en 50 m breed mag zijn;
-
parkeren op het kampeerterrein dient plaats te vinden;
-
geen nieuwe in- of uitrit wordt aangelegd ten behoeve van het kampeerterrein;
-
het kampeerterrein uit niet meer dan 10 standplaatsen mag bestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
-
op het kampeerterrein maximaal 1 trekkershut (met alleen slaapgelegenheid en een eenvoudig kooktoestel) mag worden gebouwd;
-
op het kampeerterrein maximaal 1 rest-inn - accommodatie, met 6 rest-inns mag worden gebouwd;
-
geen kantine-, sport-, winkel-, en horeca-activiteiten zijn toegestaan;
-
sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk binnen de bestaande bebouwing op het perceel dienen te worden gerealiseerd, indien dit niet mogelijk is mag een bijgebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen van maximaal 50 m2 worden gebouwd;
-
het kleinschalig kamperen inpasbaar is in het landschap.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het in het plan bepaalde voor de bouw van utilitaire bouwwerken, zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dat om constructieve redenen noodzakelijk is;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het in het plan bepaalde voor het gebruik van agrarische bedrijfsgebouwen voor niet-agrarische opslag van goederen en materialen, alsmede voor hobbymatige agrarische activiteiten, met dien verstande dat:
-
de opslag van goederen en materialen niet mag leiden tot een vergroting van de verkeersaantrekking;
-
het agrarische karakter van de betrokken gronden en/of de omgeving daarvan niet onevenredige mag worden aangetast;
-
de gebouwen waarin wordt opgeslagen geen uiterlijke wijzigingen mogen ondergaan;
-
de agrarische bebouwing niet mag worden uitgebreid ten gevolge van dit afwijkende gebruik;
-
de opslag van goederen en materialen in ieder geval niet gepaard mag gaan met, of leiden tot, het bedrijfsmatig vervaardigen of herstellen van goederen en materialen en /of het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van de betrokken goederen en materialen ter plaatse;
-
de opslag slechts is toegestaan indien daarop de Wet milieubeheer niet van toepassing is.
-
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen in die zin dat het bouwvlak wordt vergroot indien daar een bedrijfseconomische behoefte voor is, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1,5 hectare;
-
de diepte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 150 m.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Dorpsweg 52a te Schellinkhout" van de gemeente Drechterland.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 oktober 2011.
