Bestemmingsplan ‘3e Barendrechtseweg 545 en Ziedewijdsekade 72 Barendrecht’

Gemeente Barendrecht

 

 

Regels

 

 

Planstatus: vast te stellen 2024

 

Inhoudsopgave  

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1   Begrippen

Artikel 2   Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3    Recreatie – Natuur

Artikel 4    Tuin

Artikel 5    Water

Artikel 6    Wonen

Artikel 7     Leiding - Riool

Artikel 8    Waarde – Archeologie

Artikel 9    Waterstaat - Waterkering

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10   Anti-dubbeltelregel

Artikel 11   Algemene bouwregels

Artikel 12   Algemene afwijkingsregels

Artikel 13   Algemene gebruiksregels

Artikel 14   Algemene wijzigingsregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15   Overgangsrecht

Artikel 16   Slotregel

 

 

Bijlagen

-Kavelpaspoort 3e Barendrechtseweg 545 (september 2023)

-Kavelpaspoort Ziedewijdsekade 72 (september 2023)

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het bestemmingsplan ‘3e Barendrechtseweg 545 en Ziedewijdsekade 72 Barendrecht’ met identificatienummer NL.IMRO.0489.BPZUR20230003-VI01 van de gemeente Barendrecht

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

 

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

 

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

 

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.9 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

 

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

 

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.14 bouwhoogte/nokhoogte

de hoogte van een gebouw dat voorzien is van een platte afdekking respectievelijk een kap.

 

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.16 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

 

1.17 bijgebouw

een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven.

 

1.18 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

 

1.19 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

 

1.20 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, vaarsporten en natuurobservatie.

 

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.22 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

 

1.23 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals observatiepunten, informatieborden en banken. 

 

1.24 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

 

1.25 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.

 

1.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 

 

1.27 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

1.28 peil

  1. voor gebouwen die binnen een afstand van 12,5 m van de dijk grenzen: de hoogte van de kruin van die dijk;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

1.29 polderwoning

Het (enige) formele, representatieve hoofdgebouw van een erf, rijker gedetailleerd en gematerialiseerd dan de bijgebouwen op het erf (doorgaans uitgevoerd in metselwerk met een rieten kap of keramische pannen), zoals weergeven in het kavelpaspoort 3e Barendrechtseweg 545 (september 2023) en het kavelpaspoort Ziedewijdsekade 72 (september 2023), die als bijlagen bij de regels zijn toegevoegd.

 

1.30 recreatief medegebruik

fietsen, wandelen, paardrijden, struinen en natuurobservatie waarvoor geen of slechts in beperkte mate kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen noodzakelijk zijn.

 

1.31 schuurwoning

Een woning met de eenvoudige uitstraling en architectuur van een bijgebouw (doorgaans) uitgevoerd in (combinatie met) houtendelen, en/of andere lichte materialen, zoals weergeven in het kavelpaspoort 3e Barendrechtseweg 545 (september 2023) en het kavelpaspoort Ziedewijdsekade 72 (september 2023), die als bijlagen bij de regels zijn toegevoegd.

 

1.32 voorerf

het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan. Van een woning gelegen op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel.

 

1.33 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

1.34 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.2 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een ander daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Recreatie - Natuur

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie – Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  2. extensieve dagrecreatie;
  3. wateraanvoer, -afvoer en -berging;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelterreinen, bruggen, nutsvoorzieningen, groen, wandel-, fiets- en ruiterpaden, informatieborden, veeroosters en bankjes.

 

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht, dit met in achtneming van de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden binnen het bestemmingsvlak gebouwd;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4,5 m.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;
  2. ontsluiting van woonpercelen
  3. erftoegangswegen ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’;
  4. parkeervoorzieningen ten behoeve van aangrenzende (woon)bestemmingen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. groen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: 

 

4.2.1 Bouwwerken

  1. Binnen de bestemming ‘Tuin’ mogen geen gebouwen of bijbehorende bouwwerken -ook geen vergunningsvrije- worden opgericht;
  2. de gronden ter plaatse van de bestemming ‘Tuin’ dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan.

 

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: 

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal:

1.      2,5 meter voor pergola's, tuimeubilair, speeltoestellen;

2.      4 meter voor vlaggenmasten (maximaal 1 per perceel);

3.      1 meter voor overige andere bouwwerken.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de bestemming 'Tuin' zijn de volgende specifieke gebruiksregels van toepassing:

  1. het aantal parkeervoorzieningen zoals bedoeld in lid 4.1 onder b in overeenstemming is met de gemeentelijke parkeernota.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 5 Water

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. hoofd- en overige watergangen en de daarbij behorende beschermingszones;
  3. behoud en versterking van de landschappelijke en natuurwaarden van de watergangen en de oevers;
  4. recreatie en verkeer te water.

 

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat op deze gronden uitsluitend bruggen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

a.      het wonen in de vorm van grondgebonden woningen;

b.      aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 40 m²;

c.      bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, erftoegangswegen en parkeervoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de onderstaande regels, met dien verstande dat binnen een afstand van 3,5 m aan weerszijden van de bestemming Water geen bebouwing is toegestaan in verband met het onderhoud van de watergangen.

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

a.      de hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;

b.      ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - polderwoning': uitsluitend een polderwoning;

c.      ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - schuurwoning': uitsluitend een schuurwoning;

d.      de inhoud van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 650 m3;

e.      de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 125 m2;

f.       als de onder 6.2.2 bedoelde bijbehorende bebouwing wordt geïntegreerd in het hoofdgebouw, dan geldt voor het gehele bouwvolume een inhoud van ten hoogste 875 m3 en een oppervlakte van ten hoogste 200 m2;

g.      de maximale goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;

h.      de dakhelling van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 45° en maximaal 55°, waarbij de kap wordt uitgevoerd in de vorm van een zadeldak;

i.        de kaprichting van de polderwoning is evenwijdig aan de kavelrichting van de polder of haaks op de weg;

j.        de kaprichting van de schuurwoning is evenwijdig aan of haaks op de kavelrichting van de polder;

k.      per bouwvlak is één woning toegestaan;

l.        de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse- en achterste perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;

m.    de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:

1.      de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;

2.      de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;

3.      de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt.

 

6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

a.      aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bestemmingsvlak gebouwd;

b.      aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, te worden gebouwd; 

c.      de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 2,5 m;

d.      de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m; 

e.      als de aan- en uitbouwen, bijgebouwen geintegreerd worden in het hoofdgebouw, dan geldt de maximale goothoogte van artikel 6.2.1 onder f;

f.       het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 75 m². 

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden binnen het bestemmingsvlak gebouwd;

b.      de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;

c.      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van woningen bedraagt ten hoogste 1 m;

d.      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

6.3 Voorwaardelijke verplichting

  1. Voordat ter plaatse van de bestemming ‘Wonen’ nieuw gebouwd mag worden, moet de agrarische bedrijfsbebouwing binnen dat plangebied zijn verwijderd;
  2. De nieuwe woningen moeten worden gebouwd met inachtneming van de uitgangspunten zoals opgenomen in de kavelpaspoorten d.d. september 2023 voor beide plangebieden, die als bijlagen bij deze regels zijn opgenomen;
  3. Voordat de nieuwe woningen in gebruik worden genomen moeten deze ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing zijn ingericht en als zodanig in stand worden gehouden conform de uitgangspunten van de kavelpaspoorten d.d. september 2023, die als bijlage bij deze regels zijn opgenomen;

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 verbod bewoning bijgebouwen

Met betrekking tot het gebruik geldt dat tijdelijke of permanente bewoning van bijgebouwen niet is toegestaan.

 

6.4.2 Parkeren

Gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving mogen niet eerder in gebruik worden genomen ten behoeve van de functie(s), dan nadat;

a.      het aantal parkeerplaatsen in overeenstemming is met de gemeentelijke parkeernota;

met dien verstande dat:

b.      indien de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 7 Leiding - Riool

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een aanvoerleiding van afvalwater met een diameter van ten hoogste 600 mm en een afvoerleiding van gezuiverd water met een diameter van ten hoogste 800 mm.

 

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.      op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

b.      ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 7.2. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

7.4 Aanlegvergunning

7.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b.      het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

c.      het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

d.      het indrijven van voorwerpen in de bodem;

e.      het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

f.       het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

7.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van artikel 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.      noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in artikel 15.3 bedoeld;

b.      normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

c.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

7.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 7.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 8 Waarde – Archeologie 

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

8.2 Bouwregels

8.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan het college van burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in artikel 8.3.1.

 

8.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning

Het college van burgemeester en wethouders kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

 

8.3 Aanlegregels

8.3.1 In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de hierna onder artikel 8.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die:

  1. dieper reiken dan 0,8 m beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 100 m² beslaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde-archeologie - 2';
  2. dieper reiken dan 0,8 m beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde-archeologie - 3'.

 

8.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:

  1. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  4. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven;
  5. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies en dergelijke;
  6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

 

8.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

 

8.3.4 Vergunning

Omgevingsvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

8.3.5 Rapport archeologisch deskundige

Alvorens de omgevingsvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.

 

8.3.6 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan aanlegvergunning

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 9 Waterstaat – Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

 

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 9.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

11.2 Kleinere afstand

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 meter.

 

12.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

 

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; 
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; 
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksbedrijf dan wel ten behoeve van prostitutie. 

 

 

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 meter worden verschoven; 
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; 
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 4  Overgangs- en slotregels

 

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘3e Barendrechtseweg 545 en Ziedewijdsekade 72 Barendrecht’.