Bestemmingsplan
‘3e Barendrechtseweg 545 en Ziedewijdsekade 72 Barendrecht’
Gemeente Barendrecht’
Regels
Planstatus: vast te stellen 2024
Artikel 8 Waarde – Archeologie
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene bouwregels
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
-Kavelpaspoort 3e Barendrechtseweg 545 (september 2023)
-Kavelpaspoort Ziedewijdsekade
72 (september 2023)
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘3e Barendrechtseweg 545 en Ziedewijdsekade 72 Barendrecht’ met identificatienummer NL.IMRO.0489.BPZUR20230003-VI01 van de gemeente Barendrecht
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch
bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende
bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw
gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het
hoofdgebouw.
1.6
aan-huis-gebonden beroep
een beroep of het
beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch,
kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn
beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de
woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
1.7 achtererf
de gronden die behoren
bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw
of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 bebouwing
een of meer gebouwen
en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bestaande
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-,
inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het
bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.10
bestemmingsgrens
de grens van een
bestemmingsvlak.
1.11
bestemmingsvlak
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bouwen
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.13 bouwgrens
de grens van een
bouwvlak.
1.14
bouwhoogte/nokhoogte
de hoogte van een gebouw
dat voorzien is van een platte afdekking respectievelijk een kap.
1.15 bouwwerk
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond.
1.16 bouwwerk, geen
gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen
gebouw en geen overkapping zijnde.
1.17 bijgebouw
een vrijstaand gebouw,
behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages,
hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven.
1.18
cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of
gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.
1.19 evenementen
gebeurtenissen,
gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en
cultuur.
1.20 extensieve
dagrecreatie
niet-gemotoriseerde
recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen,
zwemmen, vaarsporten en natuurobservatie.
1.21 gebouw
elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.22 kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door
de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen
melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate
zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.23 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals
observatiepunten, informatieborden en banken.
1.24
landschapswaarde
de aan een gebied
toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak,
die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge
samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.25 natuurwaarde
de aan een gebied
toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.26
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten
behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en
apparatuur voor telecommunicatie.
1.27 overkapping
een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.28 peil
1.29 polderwoning
Het (enige) formele,
representatieve hoofdgebouw van een erf, rijker gedetailleerd en
gematerialiseerd dan de bijgebouwen op het erf (doorgaans uitgevoerd in
metselwerk met een rieten kap of keramische pannen), zoals weergeven in het kavelpaspoort 3e
Barendrechtseweg 545 (september 2023) en het kavelpaspoort Ziedewijdsekade
72 (september 2023), die als bijlagen bij de regels zijn toegevoegd.
1.30 recreatief
medegebruik
fietsen, wandelen,
paardrijden, struinen en natuurobservatie waarvoor geen of slechts in beperkte
mate kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
noodzakelijk zijn.
1.31 schuurwoning
Een woning met de
eenvoudige uitstraling en architectuur van een bijgebouw (doorgaans) uitgevoerd
in (combinatie met) houtendelen, en/of andere lichte materialen, zoals
weergeven in het kavelpaspoort
3e Barendrechtseweg 545 (september 2023) en het kavelpaspoort Ziedewijdsekade
72 (september 2023), die als bijlagen bij de regels zijn toegevoegd.
1.32 voorerf
het bij de woning
behorende perceelsgedeelte dat is gelegen voor de
voorgevellijn en het verlengde daarvan. Van een woning gelegen op de hoek van
twee straten is slechts één gevel de voorgevel.
1.33 voorgevel
de gevel van het
hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.34 zijerf
de gronden die behoren
bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw
tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
2.1 bouwhoogte van
een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 breedte, lengte
en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen
getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.3 dakhelling
langs het dakvlak ten
opzichte van het horizontale vlak.
2.4 goothoogte van
een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een ander daarmee gelijk
te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een
bouwwerk
tussen de onderzijde
van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
2.6 oppervlakte van
een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie – Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
mogen worden opgericht, dit met in achtneming van de volgende regels:
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
4.2
Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken
ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels
gelden:
4.2.1
Bouwwerken
4.2.2
Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
1.
2,5 meter voor pergola's, tuimeubilair,
speeltoestellen;
2.
4 meter voor vlaggenmasten (maximaal 1 per
perceel);
3.
1 meter voor overige andere bouwwerken.
4.3
Specifieke gebruiksregels
Voor de bestemming 'Tuin' zijn de volgende specifieke gebruiksregels van
toepassing:
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen geldt dat op deze gronden uitsluitend bruggen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van
ten hoogste 6 m.
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het wonen
in de vorm van grondgebonden woningen;
b.
aan-huis-gebonden
beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het
vloeroppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedraagt dan 30% van
het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een
maximum van 40 m²;
c.
bij deze
bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water,
nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, erftoegangswegen en
parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen
gelden de onderstaande regels, met dien verstande dat binnen een afstand van
3,5 m aan weerszijden van de bestemming Water geen bebouwing is toegestaan
in verband met het onderhoud van de watergangen.
6.2.1
Hoofdgebouwen
a.
de
hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
b.
ter
plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - polderwoning': uitsluitend een
polderwoning;
c.
ter
plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - schuurwoning': uitsluitend een
schuurwoning;
d.
de inhoud
van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 650 m3;
e.
de
oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 125 m2;
f.
als de
onder 6.2.2 bedoelde bijbehorende bebouwing wordt geïntegreerd in het
hoofdgebouw, dan geldt voor het gehele bouwvolume een inhoud van ten hoogste
875 m3 en een oppervlakte van ten hoogste 200 m2;
g.
de
maximale goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
h.
de
dakhelling van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 45° en maximaal 55°, waarbij
de kap wordt uitgevoerd in de vorm van een zadeldak;
i.
de
kaprichting van de polderwoning is evenwijdig aan de kavelrichting van de
polder of haaks op de weg;
j.
de
kaprichting van de schuurwoning is evenwijdig aan of haaks op de kavelrichting
van de polder;
k.
per
bouwvlak is één woning toegestaan;
l.
de afstand
van het hoofdgebouw tot de zijdelingse- en achterste perceelsgrens bedraagt ten
minste 3 m;
m.
de
goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
1.
de afstand
tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m
bedraagt;
2.
de
bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste
1,5 m bedraagt;
3.
de breedte
van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van
het dakvlak bedraagt.
6.2.2 Aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
a.
aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen worden binnen het bestemmingsvlak gebouwd;
b.
aan- en
uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter
de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, te worden
gebouwd;
c.
de
goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
d.
de
bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
e.
als de
aan- en uitbouwen, bijgebouwen geintegreerd worden in
het hoofdgebouw, dan geldt de maximale goothoogte van artikel 6.2.1 onder f;
f.
het
gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 75 m².
6.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden binnen het bestemmingsvlak gebouwd;
b.
de
bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
c.
de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van woningen
bedraagt ten hoogste 1 m;
d.
de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste
3 m.
6.3 Voorwaardelijke
verplichting
6.4 Specifieke
gebruiksregels
6.4.1 verbod
bewoning bijgebouwen
Met betrekking tot
het gebruik geldt dat tijdelijke of permanente bewoning van bijgebouwen niet is
toegestaan.
6.4.2 Parkeren
Gronden en
bouwwerken overeenkomstig de in 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving
mogen niet eerder in gebruik worden genomen ten behoeve van de functie(s), dan
nadat;
a.
het aantal
parkeerplaatsen in overeenstemming is met de gemeentelijke parkeernota;
met dien verstande dat:
b.
indien de
beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt
gehouden met die wijziging.
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding –
Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende
bestemming(en) - tevens bestemd voor een aanvoerleiding van afvalwater met
een diameter van ten hoogste 600 mm en een afvoerleiding van gezuiverd water
met een diameter van ten hoogste 800 mm.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen
gelden de volgende regels:
a.
op deze
gronden mogen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte
van ten hoogste 3 m;
b.
ten
behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking
heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken,
waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt
uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van
de bouwregels
Het college van
burgemeester en wethouders kan omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van
artikel 7.2. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken
bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de
leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
7.4
Aanlegvergunning
7.4.1
Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op
of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van
een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het
aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
b.
het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
c.
het
aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is
aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur;
d.
het
indrijven van voorwerpen in de bodem;
e.
het
uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
f.
het
aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere
wateren.
7.4.2
Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van
artikel 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a.
noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals
in artikel 15.3 bedoeld;
b.
normaal
onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
c.
reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
7.4.3
Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken en
werkzaamheden, zoals in artikel 7.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar,
indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 8 Waarde – Archeologie
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie'
aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende
bestemming(en) - bestemd voor bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Rapport
archeologisch deskundige
In het belang van de
archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere
bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan het college van
burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord, naar het oordeel van het college van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Deze bepaling heeft
uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor bouwwerken
(waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke
voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in
artikel 8.3.1.
8.2.2 Mogelijke
voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning
Het college van burgemeester
en wethouders kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een
omgevingsvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden:
8.3 Aanlegregels
8.3.1 In het belang van de archeologische
monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de hierna
onder artikel 8.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die:
8.3.2 Het
vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
8.3.3 Uitgezonderde
werkzaamheden
Het
omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op
het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in
uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en
evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
8.3.4 Vergunning
Omgevingsvergunning
wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de
gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
8.3.5 Rapport
archeologisch deskundige
Alvorens de
omgevingsvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de
omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van
een archeologisch deskundige te overleggen.
8.3.6 Mogelijke
voorwaarden te verbinden aan aanlegvergunning
Aan een
omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
Artikel 9 Waterstaat – Waterkering
9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat –
Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar
voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden
de volgende regels:
9.3 Afwijken van de
bouwregels
Het college van
burgemeester en wethouders kan omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van
artikel 9.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in
acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig
wordt geschaad.
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven
of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
11.1 Afmetingen
In die gevallen dat de
bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die
in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo tot stand zijn gekomen meer
bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt
die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als
maximaal toegestaan.
11.2 Kleinere
afstand
In die gevallen dat de
bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken,
die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo tot stand zijn gekomen
minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven,
geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
Artikel 12 Algemene
afwijkingsregels
12.1
Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
12.2 Voorwaarden
omgevingsvergunning
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1 kan slechts worden
verleend, mits:
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in
strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
Het bevoegd gezag kan
het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de
plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van
de volgende voorwaarden:
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
15.1 Overgangsrecht
bouwwerken
Voor bouwwerken luidt
het overgangsrecht als volgt:
15.2 Overgangsrecht
gebruik
Voor gebruik luidt het
overgangsrecht als volgt:
Deze regels worden
aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan ‘3e Barendrechtseweg 545
en Ziedewijdsekade 72 Barendrecht’.