Regels
Bestemmingsplan
'Oost Kinderdijk 209'
te Alblasserdam
Ontwerp december 2020
Regels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Waarde – Archeologie 2
Artikel 7 Waarde – Archeologie 3
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
Artikel 9 Waarde – Archeologie 8
Artikel 10 Waterstaat – Waterkering
Artikel 12 Algemene bouwregels
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
het bestemmingsplan ‘Oost Kinderdijk 209’ met identificatienummer NL.IMRO.0482.bpokindrdk209101-on01 van de gemeente Alblasserdam.
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met de bijbehorende regels.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aan-huis-verbonden beroep:
zie “beroepsmatige activiteiten (in of bij een woning)”.
aan-huis-verbonden bedrijf:
zie "bedrijfsmatige activiteiten (in of bij een woning)".
achtergevelrooilijn:
de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd; indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is weergegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- of uitbouwen of bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan.
ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bedrijfsmatige activiteiten (in of bij een woning):
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (voor wat betreft milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
begane grond:
de bouwlaag, waarvan de vloer globaal is gelegen ter hoogte van het voor dat object geldende peil.
beroepsmatige activiteiten (in of bij een woning):
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
bestaand(e situatie):
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een aangebouwd of op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag, laag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd voor meer dan 50% van het grondvlak van het hoofdgebouw, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
dakkapel:
doorbreking van het dakvlak waarbij geen verandering van de bouwhoogte optreedt.
dakopbouw:
doorbreking van het dakvlak waarbij de hoogte van het gebouw toeneemt.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
huishouden:
bewoners die een vaste groep vormen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig en voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen.
kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,75 m boven peil is gelegen.
ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
ondergeschikte bouw(onder)delen:
ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, installaties, technische ruimten en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen.
overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal een wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
peil:
plangrens:
de aangegeven begrenzing van het bestemmingsplan.
straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen,zoals:
vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken en waarvan de gebouwen in hoofdzaak toegankelijk zijn.
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
wonen:
het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van een huis/woning, evenwel met uitzondering van woonvormen met een maatschappelijk karakter met intensieve begeleiding, met dien verstande dat elk(e) huis/woning door maximaal één huishouden bewoond mag worden.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
2.3 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
met dien verstande dat:
2.5 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 brutovloeroppervlakte
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, wordt opgeteld.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
· a. tuinen;
· b. parkeervoorzieningen;
· c. groenvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.2.1 Gebouwen
· a. binnen de bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd;
· b. in afwijking van het bepaalde onder a aan de zij- en of voorgevel van een woning een erker of toegangsportaal mag worden gebouwd onder de voorwaarde dat:
o 1. diepte gemeten uit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 m;
o 2. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel;
o 3. de afstand tot de openbare weg minimaal 2m bedraagt;
o 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning.
· c. in afwijking van het bepaalde hiervoor geldt dat indien de afmetingen van bestaande erkers of toegangsportalen groter zijn dan de hiervoor genoemde afmetingen, de afmetingen van bestaande erkers of toegangsportalen de maximale afmetingen zijn.
· d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat bestaande gebouwen mogen worden gehandhaafd waarbij de afmetingen van bestaande gebouwen de maximale afmetingen zijn.
3.2.2 Andere bouwwerken
· a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
o 1. op de gronden voor de naar een openbare weg gekeerde gevel het hoofdgebouw: 1 m;
o 2. ten behoeve van nutsvoorzieningen: 2,5 m;
o 3. voor het overige 2 m;
· b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat indien de bouwhoogte van bestaande erf- en/of terreinafscheidingen hoger is dan de onder a genoemde bouwhoogten de bestaande bouwhoogte de maximale bouwhoogte is.
Artikel 4 Verkeer – Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonerven, wijkontsluitingswegen (30 km/u), pleinen;
b. voet- en fietspaden;
c. parkeervoorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
f. bruggen ten behoeve van kruisend verkeer;
g. speelvoorzieningen;
h. straatmeubilair;
i. kunstwerken, beeldende kunst;
j. nutsvoorzieningen;
k. ambulante detailhandel;
l. evenementen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.2 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
4.2.1 Gebouwen
a. binnen de bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd;
4.2.2 Andere bouwwerken
a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 12 m;
b. de bouwhoogte van kunstwerken, beeldende kunst niet meer mag bedragen dan 12 m;
c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 4.1 teneinde terrassen toe te staan, onder de voorwaarden dat:
a. het woon- en leefklimaat van omliggende woonfuncties niet onevenredig wordt geschaad;
b. de doorgang voor het verkeer (inclusief voor voetgangers) vrij blijft
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. aan-huis-verbonden beroepen;
c. aan de functie onder a gebonden parkeervoorzieningen;
d. groenvoorzieningen en water;
e. erven en tuinen;
f. paden en wegen;
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
5.2.1 Hoofdgebouwen
a. hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’en ‘maximum bouwhoogte (m)" de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
c. er mogen geen dakkapellen en dakopbouwen worden gerealiseerd;
d. ter plaatse van de aanduiding ’vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
e. ter plaatse van de aanduiding’ twee aaneen’ mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde woningen worden gebouwd;
f. bij vrijstaande woningen dient een afstand tot de perceelsgrens van 1 meter in acht genomen te worden;
g. bij twee-aaneengebouwde woningen geldt een minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens van 1 meter voor de niet- aaneengebouwde zijgevel van de woningen.
5.2.1 Bijgebouwen
Bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw .
5.2.2 Andere bouwwerken
a. andere bouwwerken mogen worden gebouwd met in achtneming van het volgende:
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
1. op de gronden voor de naar een openbare weg gekeerde gevel het hoofdgebouw: 1 m;
2. ten behoeve van nutsvoorzieningen: 2,5 m;
3. voor het overige 2 m;
c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat indien de bouwhoogte van bestaande erf- en/of terreinafscheidingen hoger is dan de onder b genoemde bouwhoogten de bestaande bouwhoogte de maximale bouwhoogte is;
d. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 8 m;
e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, gelegen achter de naar een openbare weg gekeerde gevel het hoofdgebouw, niet meer mag bedragen dan 3 m.
5.2.3 Garageboxen
a. garageboxen worden gebouwd;
b. de inhoud per garagebox niet meer mag bedragen dan 50 m3;
c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat binnen de bestemming de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 30 m2;
b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat indien de afmetingen van bestaande vloeroppervlakte groter zijn dan de hiervoor genoemde afmetingen, de afmetingen van bestaande vloeroppervlakte de maximale afmetingen zijn;
c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
d. detailhandel is niet toegestaan;
e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken bij een omgevingsvergunning van het bepaalde onder lid 5.4 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen een woning en bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 30 m2;
b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat indien de afmetingen van bestaande vloeroppervlakte groter zijn dan de hiervoor genoemde afmetingen, de afmetingen van bestaande vloeroppervlakte de maximale afmetingen zijn;
c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
d. detailhandel is niet toegestaan;
e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Artikel 6 Waarde – Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Primaire bestemming
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.
6.1.2 Secundaire bestemming
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn secundair bestemd voor de doeleinden van de onderliggende bestemmingen.
6.1.3 Volgorde dubbelbestemmingen
Voor zover dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
6.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
6.4.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in lid 6.4.1 wordt slechts verleend indien gebleken is dat de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de archeologische waarde van het gebied.
6.4.4 Voorschriften vergunning
Voor zover de in lid 6.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
6.4.5 Rapportage
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
6.4.6 Advies
Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
Artikel 7 Waarde – Archeologie 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Primaire bestemming
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.
7.1.2 Secundaire bestemming
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn secundair bestemd voor de doeleinden van de onderliggende bestemmingen.
7.1.3 Volgorde dubbelbestemmingen
Voor zover dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:
7.2 Bouwregels
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
7.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
7.3.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in lid 7.3.1 wordt slechts verleend indien gebleken is dat de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de archeologische waarde van het gebied.
7.3.4 Voorschriften vergunning
Voor zover de in lid 7.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
7.3.5 Rapportage
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
7.3.6 Advies
Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Primaire bestemming
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.
8.1.2 Secundaire bestemming
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn secundair bestemd voor de doeleinden van de onderliggende bestemmingen.
8.1.3 Volgorde dubbelbestemmingen
Voor zover dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:
c. tertiair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
8.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 8.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
8.4.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt slechts verleend indien gebleken is dat de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de archeologische waarde van het gebied.
8.4.4 Voorschriften vergunning
Voor zover de in lid 8.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
8.4.5 Rapportage
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
8.4.6 Advies
Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
Artikel 9 Waarde – Archeologie 8
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Primaire bestemming
De voor Waarde - Archeologie 8 aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.
9.1.2 Secundaire bestemming
De voor Waarde - Archeologie 8 aangewezen gronden zijn secundair bestemd voor de doeleinden van de onderliggende bestemmingen.
9.1.3 Volgorde dubbelbestemmingen
Voor zover dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
9.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 9.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
9.4.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wordt slechts verleend indien gebleken is dat de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de archeologische waarde van het gebied.
9.4.4 Voorschriften vergunning
Voor zover de in lid 9.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
9.4.5 Rapportage
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
9.4.6 Advies
Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
Artikel 10. Waterstaat- Waterkering
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:
10.2 Bouwregels
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken bij een omgevingsvergunning van het bepaalde in lid 10.2 onder b voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemmingen, met inachtneming van het volgende:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels
12.1 Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
12.1.1 Toepassing
De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
12.1.2 Afwijking door middel van een omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken bij een omgevingsvergunning van het bepaalde in lid 12.1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het overige ondergeschikte bouwdelen betreft, zoals bijvoorbeeld:
12.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen
Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 8 m overschrijden.
12.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
12.4 Onderkeldering
12.4.1 Toepassing
De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
12.4.2 Afwijking van een omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken bij een omgevingsvergunning van het bepaalde in lid 12.4.1 ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
12.5 Parkeernormen
a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende
parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in het Gemeentelijk
Verkeers- en Vervoersplan Alblasserdam van 27 november 2017;
b. als de onder a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening
gehouden.
Onder verboden gebruik van de gronden en bouwwerken zoals bedoeld in hoofdstuk 2, uitgezonderd wordt in ieder geval verstaan een gebruik voor:
a. Prostitutie;
b. Seksinrichtingen.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
14.1 overige zone - beschermd dorpsgezicht
14.1.1Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - beschermd dorpsgezicht" dient het beschermde dorpsgezicht behouden en beschermd te blijven.
14.1.2 Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken bij een omgevingsvergunning van:
a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
c. de regels, en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
d. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen, en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
17.2 Afwijking door middel van een omgevingsvergunning
Eenmalig kan in afwijking van lid 17.1 een omgevingsvergunning worden verleend van voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
17.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
17.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het lid 17.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Oost Kinderdijk 209’