Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  6

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  7

Artikel 3      Centrum    7

Artikel 4      Verkeer - Verblijf 9

Artikel 5      Waarde - Archeologie  11

Artikel 6      Waterstaat-Waterkering  14

Hoofdstuk 3      Algemene regels  17

Artikel 7      Anti-dubbeltelregel 17

Artikel 8      Algemene gebruiksregels  17

Artikel 9      Algemene afwijkingsregels  17

Artikel 10    Overige regels  18

Hoofdstuk 4      Overgangs- en  slotregels  19

Artikel 11    Overgangsrecht 19

Artikel 12    Slotregel 20


 

 

 

 

 

 

 

Bijlagen:

Besluit Hogere waarden (PM)

Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Haven Zuid, tweede herziening’ van de gemeente Alblasserdam.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0482.bphz02havenz065-vo02 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 
aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

begane grond:

de bouwlaag, waarvan de vloer globaal is gelegen ter hoogte van het voor dat object geldende peil.

 

beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

 

bestaand(e situatie):

a      t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

b      t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 
bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 
bouwgrens:

een grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 
bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

bruto vloeroppervlak:

de vloeroppervlakte van ruimten, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten (volgens NEN 2580) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

detailhandel in Dutch Design:

detailhandel in unieke ontwerpen en producten van Nederlandse bodem.

 

dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.

 

discotheek:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het geven van gelegenheid tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en –bemiddelingsbureaus.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

galerie:

ruimte voor het exposeren en verkopen van kunstwerken.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidsgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen.

 

gerelateerde detailhandel:

op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die rechtstreeks verband houden met een andere functie of activiteiten.

 

 

horecabedrijf:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie. In dit plan worden de volgende horecabedrijven onderscheiden:

a    horeca, categorie 1:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of tearoom, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;

 b   horeca, categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse en het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatste genuttigd worden en (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grandcafé, eetcafé, danscafé, partycentrum, zaalverhuur;

c    horeca, categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé (met nachtvergunning);

d    horeca, categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen, hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

 

maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

 

omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

 

 

ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.

 

productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

toeristische en recreatieve functie:

functie gericht op verblijf en/of vermaak van mensen, zoals onder andere verhuur van vervoersmiddelen, informatiepunten/VVV, ambachtelijke bedrijfjes en dergelijke, al dan niet met daaraan gerelateerde detailhandel, zoals souvenirwinkels.

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

 

voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg of open ruimte en waarop de bebouwing is georiënteerd.

 

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.


Artikel 2                   Wijze van meten

 

2.1            Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 
bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 
inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

a      voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b      voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw, vermeerderd met 0,2 m;

c       indien in of op het water wordt gebouwd: het NAP;

d      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,2 m.

 

2.2            Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m.

 

 

 

Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                   Centrum

3.1            Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      horeca in categorieën 1, 2, 3 en 4;

b      dienstverlenende bedrijven;

c       maatschappelijke voorzieningen;

d      toeristische en recreatieve functies;

e      detailhandel, waaronder detailhandel in Dutch Design en branchegerelateerde en streekgebonden producten;

f        wonen;

g       aan-huis-verbonden beroepen;

h      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

i        (gebouwde) parkeervoorzieningen;

j        groenvoorzieningen.

 

 

3.2            Bouwregels

 

3.2.1         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

c       Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 90.

d      Aan de zuidzijde van het bestemmingsvlak dient een geluidwerende voorziening met een bouwhoogte van minimaal 16 m en maximaal 16,5 m gerealiseerd te worden.

e      De bouwhoogte van de overige gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

 

3.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

b      De bouwhoogte van antennes, reclamemasten en vlaggenmasten op gebouwen mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 2 m overschrijden.

c       De bouwhoogte van antennes, reclamemasten en vlaggenmasten, welke niet op gebouwen  zijn gebouwd, mag niet meer bedragen dan 15 m.

d      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

3.3            Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de gronden gelden de volgende bepalingen:

a      De bruto vloeroppervlakte aan toeristische en recreatieve functies, inclusief detailhandel in Dutch Design en branchegerelateerde detailhandel en voorzieningen voor verkeer en verblijf mag niet meer bedragen dan 8.500 m2.

b      Met inachtneming van de in sub a genoemde bruto vloeroppervlakte mag de bruto vloeroppervlakte aan detailhandel, niet zijnde detailhandel en branchegerelateerde detailhandel, niet meer bedragen dan 10% van het bruto vloeroppervlakte.

c       De bruto vloeroppervlakte aan horeca mag niet meer bedragen dan 9.000 m2.

d      De bruto vloeroppervlakte van onder a en c genoemde functies mag in totaal niet meer bedragen dan 15.000 m2.

e      Woningen mogen uitsluitend op de verdiepingen worden gesitueerd.

f        Het aantal parkeerplaatsen mag niet minder bedragen dan 300.

g       Geluidgevoelige functies mogen uitsluitend in gebruik genomen worden nadat geluidsschermen zijn opgericht conform het Besluit hogere waarden d.d. PM (bijlage PM).

 


Artikel 4                   Verkeer - Verblijf

4.1            Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

b      parkeervoorzieningen;

c       terrassen;

d      standplaatsen voor ambulante handel;

e      voorzieningen voor laden en lossen;

f        groenvoorzieningen;

g       water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2            Bouwregels

 

4.2.1         Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen;

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bebouwingsvrije zone’ mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

 

4.2.2         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a mag op deze gronden uitsluitend één fietsenstalling worden gebouwd.

b      De bebouwde oppervlakte van de fietsenstalling mag niet meer bedragen dan 100 m2.

c       De bouwhoogte van de fietsenstalling mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

4.2.3         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bebouwingsvrije zone’ mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

b      De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.

c       De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 15 m.

d      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.


 

4.3            Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bebouwingsvrije zone’, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.


Artikel 5                   Waarde - Archeologie

5.1            Bestemmingsomschrijving

 

5.1.1         Primaire bestemming

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.

 

5.1.2         Secundaire bestemming

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn secundair bestemd voor de doeleinden van de onderliggende bestemmingen.

 

5.1.3         Volgorde dubbelbestemmingen

Voor zover dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

a      primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’;

b      secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’;

c       tertiair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.

 

5.2            Bouwregels

 

a      Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

b      In afwijking van het bepaalde onder a mogen op de in artikel 5.1 bedoelde gronden bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen worden gebouwd mits:

1      reeds uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn;

2      het bouwwerken betreffen die vergunningvrij op basis van het Bouwbesluit kunnen worden uitgevoerd;

3      het bouwwerken betreffen die niet dieper reiken dan 120 cm onder het maaiveld.

 

5.3            Afwijken van de bouwregels

 

a      Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 onder a voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen en die niet vallen onder de bouwwerken zoals genoemd in artikel 5.2 onder b, op voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een omgevingsvergunning voor het afwijken in redelijkheid niet kan worden geweigerd; bij de afweging van de omgevingsvergunning geeft bevoegd gezag toepassing aan de volgende criteria:

 

1      De aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

2      Bevoegd gezag wint alvorens de omgevingsvergunning te verlenen advies in bij de provinciale archeoloog.

b    In afwijking van het bepaalde onder a kan de omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.

 

5.4            Aanlegvergunningen

 

5.4.1         Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

b      het verlagen van de bodem of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;

c       het uitvoeren van grondbewerkingen;

d      het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

e      het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

f        het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

g       het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;

h      het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.

 

5.4.2         Uitzonderingen

Het in artikel 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:

a      reeds uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn;

b      het normale onderhoudswerkzaamheden betreffen gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het plan;

c       het andere werken en werkzaamheden betreffen die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn, waaronder werken en werkzaamheden die niet dieper worden uitgevoerd dan 120 cm onder het maaiveld.

 

5.4.3         Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt slechts verleend indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden, geen onevenredige afbreuk doen aan de archeologische waarden.

 

5.4.4         Voorschriften vergunning

Voor zover de in artikel 5.4.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

a    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b    de verplichting tot het doen van opgravingen, indien aan de orde;

c    de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificatie.

 

5.4.5         Rapportage

In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

5.4.6         Advies

Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de provinciale archeoloog.

 


Artikel 6                   Waterstaat-Waterkering

6.1            Bestemmingsomschrijving

 

6.1.1         Primaire bestemming

De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor:

a    voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;

b    aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;

c    waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder gemalen;

d    verhardingen;

e    groenvoorzieningen.

 

6.1.2         Secundaire bestemming

De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn secundair bestemd voor de doeleinden van de onderliggende bestemmingen.

 

6.1.3         Volgorde dubbelbestemmingen

Voor zover dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

a.       primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’;

b.       secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’;

c.        tertiair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.

 

6.2            Bouwregels

6.2.1         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen met inachtneming van de bijbehorende bebouwingsvoorschriften, mits de belangen van de instandhouding en/of bescherming van de waterkering niet worden geschaad.

b    Over de bebouwing van deze gronden als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de dijkbeheerder, i.c. het Waterschap Rivierenland.

 

6.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen met inachtneming van de bijbehorende bebouwingsvoorschriften, mits de belangen van de instandhouding en/of bescherming van de waterkering niet worden geschaad.

b    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterkering mogen worden opgericht met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m.

c    Over bebouwing van deze gronden als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de dijkbeheerder, i.c. het Waterschap Rivierenland.

 

 


 

Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 7                   Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 8                   Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

 

Artikel 9                   Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b      de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1      de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m³;

2      de bouwhoogte niet meer dan bedraagt 3,5 m;

c       de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1      ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;

2      ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;

3      ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 10 m;


Artikel 10               Overige regels

 

10.1       Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a      de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b      de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c       de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d      het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e      de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

f        de ruimte tussen bouwwerken.

 

10.2       Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 4              Overgangs- en
slotregels

Artikel 11               Overgangsrecht

 

11.1       Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2       Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


Artikel 12               Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan Haven Zuid, tweede herziening.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, oktober 2012