Artikel 9                  Leiding-Gas

Bestemmingsomschrijving

1. De op de plankaart voor Leiding-Gas aangewezen gronden zijn - bij wijze van dubbelbe­stemming - bestemd voor een gastransportleiding met aan weerszijden een zakelijk rechtstrook van 5 m en met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 67 bar, en een gastransportleiding met aan weerszijden een zakelijk rechtstrook van 4 m en met een dia­meter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 40 bar.

 

Bouwvoorschriften

2. Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd gebouwen, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouw­hoogte van 2,5 m.

 

3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtne­ming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

 

Vrijstellingsbevoegdheid

4. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd vrijstelling te verlenen van het be­paalde in lid 3 met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voor­schriften. Vrijstelling wordt verleend indien de belangen van de leiding(en) niet on­evenredig wordt geschaad.

 

Aanlegvoorschriften

5. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Gas zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de vol­gende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.          het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

b.          het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egalise­ren, afgraven of ophogen;

c.          het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

d.          het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwer­pen;

e.          diepploegen;

f.            het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aange­geven, en daarmee verband houdende constructies;

g.          het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds be­staande watergangen.

 

6. Het verbod als bedoeld in lid 5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.          normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b.          reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.          reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

7. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5 zijn slechts toelaatbaar voor zover het lei­dingbelang hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.