Inhoudsopgave

Hoofdstuk  1         Inleidende  regels. 2

Artikel 1        Begrippen. 2

Artikel 2        Wijze van meten. 8

Hoofdstuk 2          Bestemmingsregels. 9

Artikel 3        Wonen. 9

Hoofdstuk 3          Algemene regels. 10

Artikel 4        Anti-dubbeltelregel 10

Artikel 5        Algemene bouwregels. 11

Artikel 6        Algemene gebruiksregels. 12

Artikel 7        Afwijken van de bouwregels. 13

Artikel 8        Algemene procedureregels. 14

Artikel 9        Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening. 15

Overgangs- en slotregels. 16

Artikel 10     Overgangsrecht. 16

 


 

Hoofdstuk  1          Inleidende  regels

Artikel 1             Begrippen

1.1              Plan

Het bestemmingsplan  van de gemeente Wheermolen, Appartementgebouw Kometenstraat 2009.

1.2              Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0439.BPWMK2010-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3              Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4              Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5              Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6              Aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7              Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8              Antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9              Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10          Bebouwingspercentage

Het percentage dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.

1.11          Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12          Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13          Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14          Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15          Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.16          Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17          Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.18          Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19          Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20          Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.21          Dove gevel

Een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.22          Eerste bouwlaag of plint

De bouwlaag op de begane grond.

1.23          Erf

Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.24          Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25          Geluidbelasting vanwege een industrieterrein

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.26          Geluidbelasting vanwege een spoorweg

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.27          Geluidbelasting vanwege het wegverkeer

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.28          Geluidsgevoelige functies (of gebouwen)

Bewoning of andere geluidsgevoelige functies (of de gebouwen die daartoe dienen) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.29          Gestapelde woning

Een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen als winkels en dienstverlening zijn gebouwd.

 

1.30          Hogere waarde

Een geluidgrenswaarde die bij besluit voor een bepaalde woning of geluidgevoelig object is vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde.

1.31          Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmeting of functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.32          Kelder

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd en dat geheel onder peil is gelegen (en meestal gelegen onder de begane grond).

1.33          Langzaamverkeersroute

Verkeersverbinding, die uitsluitend bedoeld is voor fietsers en voetgangers en vergelijkbare verkeersdeelnemers.

1.34          Maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.35           Nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals onder meer tranformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.36           Ondergrondse parkeergarage

Parkeergarage gelegen onder peil.

1.37          Peil

Onder het peil wordt verstaan:

a.       voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;

b.      voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;

c.       in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

d.      indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.38          Planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Wheermolen, Appartementengebouw Kometenstraat 2010.

1.39           Platte afdekking

Een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

1.40          Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.41          Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.42          Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.43           Voorgevelrooilijn

Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

1.44          Weg

Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.45          Wgh-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit .

1.46          Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.47          Woongebouw

Een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.48          Zendmast

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.


Artikel 2              Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1              de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2              de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3              de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4              de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5              de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6              Verticale bouwdiepte ondergrondse bouwwerken

Van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse bouwwerk.

 

Hoofdstuk 2           Bestemmingsregels

Artikel 3             Wonen

3.1              Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a                         Gestapeld wonen;

b                         Halfverdiepte bergingen

c                          Halfverdiepte parkeergarage;

met bijbehorende groen- en parkeervoorzieningen.

3.2              Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1         Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a                         de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b                         ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

c                          ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan.

3.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a                         maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;

b                         maximale bouwhoogte vlaggenmasten: 6 meter;

c                          maximale bouwhoogte andere bouwwerken: 2 meter.

Hoofdstuk 3           Algemene regels

Artikel 4             Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 5              Algemene bouwregels

5.1              Ondergronds bouwen

Het is toegestaan om ondergrondse  gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te realiseren, onder de volgende voorwaarden:

a                         de bouwwerken zijn gebouwd binnen de grenzen van het bouwvlak;

b                         de maximale verticale bouwdiepte van het bouwwerk is 3 m;

c                          de maximale oppervlakte is 50% van het bouwvlak.

5.2              Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

a                         plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt;

b                         ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;

c                          luifels, erkers, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.


Artikel 6              Algemene gebruiksregels

6.1              Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt in elk geval verstaan:

a                         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;

b                         het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;

c                           het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

d                          het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie.


Artikel 7              Afwijken van de bouwregels

7.1              Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend – met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de planregels voor:

a                         afwijking van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b                         overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag ten hoogste 10% worden vergroot;

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.2              Voorwaarden

 Ontheffing als bedoeld in Artikel 7 kan slechts worden verleend, mits:

a                         de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b                         het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig


Artikel 8             Algemene procedureregels

8.1              Procedure bij ontheffing

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in deze regels is de volgende procedure van toepassing:

a                         burgemeester en wethouders leggen het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken voor een periode van twee weken ter inzage;

b                         voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze kennis gegeven van het ontwerpbesluit;

c                          in de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen, wie in de gelegenheid gesteld wordt om een zienswijze in te dienen en op welke wijze dit dient te gebeuren;

d                         binnen de genoemde periode in lid 8.1 onder a, kunnen belanghebbenden hun zienswijze over het ontwerpbesluit schriftelijk kenbaar maken.


 

Artikel 9             Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a                         de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b                         de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c                          de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d                         het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e                         de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

f                          de ruimte tussen bouwwerken.


 

Overgangs- en slotregels

Artikel 10        Overgangsrecht

10.1          Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a                         Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.       na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2          Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a                         Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b                         Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in  het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c                          Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d                         Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.