/ .+,--'*--
-+ -----
·-------·------·-·1 ---r·- --··-- } -·
-r---
Directie gemeentewerken
----1 ,--r-1
--+1-----
Afdeling Ruimtelijke Ordening
k---t·----------t--
I ·_
GEMEENTE PURMEREND
BESTEMMINGSPLAN "WEST 1990"
Vastgesteld door de gemeenteraad op: Goedgekeurd door gedeputeerde staten op: Goedgekeurd door de Kroon op:
INHOUD:
toelichting
toelichting op de voorschriften voorschriften
SEPARAAT:
plankaart nr. 51.1.42, blad 9
kadastrale kaart
exploitatie-opzet
resultaten inspraak
geluidhinderrapport
21 maart 1991
Goedgekeurd met uitzondering van het zinsdeel : wegen van bovenlokaal niveau, in arti kel 9, lid 1,
Het bepaalde in de artikelen 6, 7 en 12 is nog niet onherroepelijk.
('/'·"1-l\6 3>
1::, 1
1::, 1
Goedgekeurd b1·· sl'llt1"' b'edr 1,li
Haarlem, :::f liUV,
Gedeputeerde !aten van Noord-Holland
TOELICHTING BESTEMMINGSPLAN "WEST 1990"
ALGEMEEN
De groeikerntaak van Purmerend, die bij de derde nota ruimtelijke ordening - de Verstedelijkingsnota - in 1978 door het rijk werd toegekend, is in 1989 beëindigd.
Blijkens de vierde nota ruimtelijke ordening, deel A: beleidsvoornemen, bestaat er nog steeds een aanzienlijke woningbehoefte in de Randstad. Het beleid van rijk, provincie en de gemeente Amsterdam is er echter op gericht om de hoofdstad zoveel mogelijk gelegenheid te geven zelf voor de eigen woningbehoefte te bouwen. Hoewel de indruk bestaat, dat van rijkszijde niet bij voorbaat wordt uitgesloten, dat aan Purmerend nogmaals een taak zou kunnen worden toegekend in de opvang van grote hoeveelheden stedelijke woningzoekenden, wordt dit op provinciaal en gemeentelijk niveau niet onderschreven, zodat er dezerzijds bij de ontwikkeling van het onderhavige bestemmingsplan vanuit is gegaan, dat Purmerend op dit gebied geen specifieke opvangtaak heeft.
Bij de raming van de woningbehoefte en de daarvoor benodigde kapaciteit is derhalve uitgegaan van de eigen woningbehoefte en die van de Waterlandse gemeenten, die op grond van het streekplan niet in de eigen woningbehoefte kunnen of mogen voorzien. Voorts is rekening gehouden met een spontàne instroom van met name oudere woningzoekenden.
De gehele struktuur van de gemeente Purmerend en naaste omgeving overziende, ligt bij een goed gebruik van de huidige struktuurbepalende elementen en gelet op het streven naar een zo koncentrisch mogelijke uitbouw ten opzichte van het stadscentrum - de situering van een stadsuitbreiding voor woningbouw ten westen van de stad voor de hand.
Een stadsuitbreiding in westelijke richting sluit aan bij de in aanleg zijnde westelijke randweg, de bestaande spoorlijn én de binnenstad met haar rijk geschakeerde verzorgingsniveau.
Landschappelijk gezien, is het open veenweidegebied sterk versnipperd door bestaande en in aanleg zijnde infrastruktuur. Visueel wordt het landschap beïnvloed door de spontaan ontwikkelde stadsrandbedrijvigheid. Landschappelijk komt dit gebied dan ook het meest in aanmerking voor een verdere stedelijke ontwikkeling.
Zoals aangegeven in de Beleidsnota Bouwen en Wonen is uitgaande van de hiervoor genoemde woningbehoefte tot het jaar 2000 een nieuwe bouwlokatie van tenminste 4000 woningen nodig. Hiervan kunnen circa 2550 woningen met de daarbij behorende voorzieningen ten westen van Purmerend binnen de huidige gemeentegrenzen worden gebouwd.
Binnen het tijdsbestek van de struktuurschets 2005 - uitgangspunt voor dit bestemmingsplan - wordt voorts tot en met het jaar 2005 de woningbehoefte geraamd op circa 6000 woningen. Met deze struktuurschets wordt aangesloten op de in de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2015 neergelegde visie, dat ook na het jaar 2000 Waterland zal moeten voorzien in de autonome groei van de woningbehoefte. Dit betekent dat ook na 2000 in Purmerend nog ruimte nodig zal zijn.
Gelet op het vorenstaande is woningbouwlokatie gedeeltelijk
het derhalve onvermijdelijk om de (kwadrant 3) buiten de huidige
gemeentegrens te projekteren. Ook exploitatieve redenen dwingen daartoe. Hierop zal onder "Ekonomische uitvoerbaarheid" nog nader worden ingegaan.
Het gedeelte van de woningbouwlokatie, dat buiten de gemeentegrens is geprojekteerd, vormt een onmisbaar onderdeel van de totale woningbouwlokatie en moet daarom in samenhang met het onderhavige bestemmingsplan worden gezien. Het binnen het onderhavige bestemmingsplan te realiseren aanta.l woningen is derhalve een eerste fase van de totale woningbouwlókatie.
Op de in de toelichting opgenomen kaart 1 is aangegeven op welk gebied de totale woningbouwlokatie betrekking heeft, hoeveel woningen in de verschillende kwadranten gerealiseerd kunnen worden en op welk gebied het onderhavige bestemmingsplan betrekking heeft. Het op deze kaart aangegeven kwadrant 3 betreft het gebied, dat na de grenswijziging per 1 januari 1991 onderdeel van de gemeente Purmerend zal uitmaken. Hiervoor zal na de grenswijziging een nieuw bestemmingsplan in procedure worden gebracht.
PLANGEBIED
Het plangebied van het bestemmingsplan "West 1990" wordt globaa begrensd door de Neckerstraat in het noorden, het Noordhollandsc Kanaal in het oosten, de spoorlijn Purmerend-Zaandam en de gemeentegrens in het zuiden en zuidwesten en de ringvaart van de Wijdewormer in het westen.
Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 177 hektare.
BODEMGESTELDHEID
In het algemeen geldt, dat de bodemopbouw in dit gebied vrij homogeen is en dat weinig variatie in de dikte van de diverse lagen aanwezig is. Het bodemprofiel in het gebied kan globaal als volgt worden weergegeven
0,00 - 0,25 ml
0,25 - 3,60 ml
3,60 - 5,00 ml
5,00 - 5,50 ml
5,50 -15,50 à
19,00 ml
15,50 à 19,00 ml
toplaag, bestaande uit humusrijke lichte klei; veen;
slappe laag, overwegend bestaande uit zware zavel en lichte klei;
overgangslaag, in samenstelling variërend van los gepakt kleiig zand tot matig stevige zware zavel;
zeer fijn kleiig gelaagd zand met een losse tot matig dichte pakking (wadzand), aan de onderzijde begrensd door het basisveen;
matig tot zeer dicht gepakt zand (pleistoceen).
Een groot deel van het profiel bestaat uit slappe, samendrukbare lagen. Beneden een diepte van 3,60 tot 5,00 ml onder het maaiveld neemt de samendrukbaarheid met de diepte steeds meer af. Een afwijkend beeld komt voor ter plaatse van het reeds bestaande industrieterrein, waar op het oorspronkelijke maaiveld een ophoging is aangebracht van zandig materiaal en verwerkte grond.
De draagkracht van het terrein laat in de bestaande toestand te wensen over. De ontwatering is bij het huidige gebruik voldoende. Het polderpeil is circa N.A.P. -1,83 ml bij een maaiveldhoogte van circa N.A.P. -1,50 à -1,60 ml.
Om het terrein geschikt te maken voor bebouwing is een ophoging nodig tot minimaal 0,90 ml boven het polderpeil. In verband met de gesteldheid van het terrein zal nader onderzocht moeten worden op
welke WlJZe dit moet geschieden. In het kader van de landinrichting ten zuiden van de spoorbaan met kwelsloten de komende jaren worden
THANS GELDENDE BESTEMMINGSPLANNEN
zal het polderpeil in het gebied uitzondering van spoorsloten en verlaagd tot N.A.P. -2,40 ml.
Voor het onderhavige plangebied ziJn thans de bestemmingsplannen "West 1976", "West 1979", "Regionaal Woonwagencentrum Kanaalweg", "Plan in hoofdzaak"(Ilpendam) en "Slotplein e.o. 1977" van kracht. Op basis van de bestemmingsplannen "West 1976" en "West 1979" werd in West de realisatie van een industrieterrein planologisch mogelijk.
,\
\ ,1,•
\.•
, '- .:-- ; - ----.-.,7,;,;1,. ···...
! - - - .-' - - ,, \ !f/ii ---- 7-C ' ;/· /
! - - - .-' - - ,, \ !f/ii ---- 7-C ' ;/· /
.-- ', :/'
/, f:;:fä: :;:fä:i.,i C en îrum gèb i ed / 1
'
'
J rl /// 71
I - - ::.. '--
Verkeersdoeleinden
"--i,
( -- •. I < - - 4
Spoorwegdoet lnd n· ·;- --.:_-
7
l 11
·--:----... i . '! ! -- • --
' • •· · • 'Grens van hèt bestemmingspla _
J I " 1 )- !:,
STRUKTUURSCHETS 2005
De meest gewenste ontwikkeling van Purmerend is neergelegd in de door de gemeenteraad op 27 april 1989 voorlopig en op 26 oktober 1989 definitief vastgestelde "Struktuurschets 2005''. Deze struktuurschets is in principe de basis voor de te ontwikkelen bestemmingsplannen.
In deze struktuurschets is de dringende behoefte aan een nieuwe woningbouwlokatie aangegeven, terwijl de voorkeur is uitgesproken voor een lokatie ten westen van Puiffierend vanwege de ligging nabij de binnenstad en het knooppunt van voorzieningen voor verkeer en openbaar vervoer.
STREEKPLAN VOOR WATERLAND
Het streekplanbeleid ten aanzien van de autonome verstedelijkingsdruk op Waterland bestaat naast een stringent kernenbeleid in het landelijk gebied uit het selektief afleiden van een deel van de druk naar Purmerend. Mede met het oog hierop wordt van de zijde van het provinciaal bestuur van Noord-Holland de behoefte aan bouwmogelijkheden voor circa 4000 woningen tot het jaar 2000 onderschreven.
Ten aanzien van de lokatie hiervoor is ook het provinciaal bestuur van mening, dat gezien de ruimtelijke beperkingen aan de noord-, oost- en zuidzijde van Purmerend en de ligging van het centrum de mogelijkheden aan de westkant benut moeten worden.
Een definitieve keuze voor een nieuwe woningbouwlokatie is gemaakt aan de hand van de resultaten van de ten behoeve van het streekplan opgestelde milieu-effektrapportage, waarin nadere gegevens zijn verzameld ten aanzien van de milieugevolgen. Als alternatieve lokaties heeft de provincie daarbij Zuidoostbeemster, Purmer-Oost en Purmer-Zuidoost onderzocht, terwijl ten aanzien van Purmerend-West ook woningbouw ten westen van de Westelijke Randweg in de beschouwingen is meegenomen. Hiernaast is het provinciaal beleid gericht op het benutten van de mogelijkheden in de bestaande stad.
Op 10 september 1990 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland zich door de vaststelling van het streekplan Waterland definitief uitgesproken voor Purmerend-West als nieuwe woningbouwlokatie.
Door middel van de onderhavige bestemmingsplanprocedure wordt aangesloten op het in het streekplan verwoorde provinciale beleid.
HOOFDOPZET VAN HET PLAN
Zoals reeds eerder is aangegeven, is de ontwikkeling van het onderhavige bestemmingsplan slechts mogelijk in samenhang met een bestemmingsplan op grondgebied van de gemeente Ilpendam (kwadrant 3). In dit hoofdstuk wordt vanwege de nauwe relatie dan ook het gehele gebied bezien, inklusief het Ilpendamse gedeelte, dat zoals eerder vermeld per 1 januari 1991 onderdeel van de gemeente Purmerend zal uitmaken.
De lokatie West heeft een uitermate gunstige ligging ten opzichte van de binnenstad (ook visueel), het openbaar vervoer (NS) en na het gereedkomen van de Westelijke Randweg ook ten opzichte van de Rijksweg A7 naar Amsterdam via de Zaanstreek.
Voorts wordt de meerwaarde van deze lokatie bepaald door de omstandigheid, dat het gebied over een lengte van circa drie kilometer langs het Noordhollandsch Kanaal met goede oriëntatiemogelijkheden is gesitueerd. De uitloopmogelijkheden
naar de omringende landelijke omgeving en de rekreatiegebieden zijn ter plaatse voorhanden.
In westelijke richting vormt de ringvaart van de Wijdewormer een duidelijk gemarkeerde grens, waar het kreëren van een stedebouwkundig en landschappelijk verantwoorde overgang tussen het woningbouwgebied en het landelijk en agrarisch gebied bijzondere aandacht zal dienen te krijgen. In zuidelijke richting zal gezien de eerdergenoemde woningbehoefte de stedelijke ontwikkeling vooralsnog niet verder gaan dan het gebied, dat door de spoorbaan en de Westelijke Randweg wordt beïnvloed.
Het Noordhollandsch Kanaal, dat veelal als barrière wordt gezien, is daarentegen juist een goed aanknopingspunt voor een aantrekkelijke woonomgeving en een visuele relatie met de binnenstad. Rijksweg A7 zal, ook door de noodzakelijke geluidwerende voorzieningen, een sterke barrièrewerking hebben, waarbij het onder deze weg gelegen viadukt de "poort" naar de lokatie West zal zijn.
Ter hoogte van de kruising van de spoorbaan en de Westelijke Randweg kan rond en nabij een nieuw station een koncentratie van wijkcentrumvoorzieningen plaatsvinden en eventueel tertiair( bedrijvigheid.
Langs de Westelijke Randweg, de Rijksweg A7, de Jaagweg en de spoorbaan zal de voorgenomen bebouwing aan de bepalingen van de Wet geluidhinder moeten voldoen. Aangezien het uit stedebouwkundig oogpunt problematisch is om overal langs deze infrastrukturele voorzieningen geluidschermen en -wallen te plaatsen, zal veel kreativiteit nodig zijn voor passende oplossingen.
Een oorspronkelijke reservering voor een sportpark in de Purmer-Zuid is vervallen teneinde aldaar de realisatie van woningbouw mogelijk te maken. In verband hiermee wordt in het onderhavige bestemmingsplan rekening gehouden met een sportkomplex van 5 tot 6 hektare, mede voor bovenwijks belang.
De zwaarbeplante overhoek in het verkeersknooppunt van rijksweg A7 en de Westelijke Randweg leent zich in relatie tot de woonwijk voor rekreatief uitloopgebied/stedelijk groen, waarin ook eventueel sportvelden kunnen worden opgenomen. Gezien de ligging ten opzichte van rijksweg A7 is dit gebied tevens geschikt als lokatie voor hoogwaardige werkgelegenheid. Hierbij kan gedacht worden aan stuwende werkgelegenheid als één van de uitstralingseffekten var het Sloterdijkgebied. Aangezien echter primair ee kantoren/bedrijvenontwikkeling in of in de direkte nabijheid van het stationsgebied in de Gors-Noord zal plaatsvinden, wordt het niet waarschijnlijk geacht dat de behoefte aan bedoelde overhoek voor bedrijfsontwikkeling zich binnen de planperiode voordoet. Afhankelijk van het ekonomisch draagvlak zal moeten worden bezien in hoeverre in de toekomst een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is voor een dergelijke ontwikkeling.
Een dwingende voorwaarde voor een goed woonklimaat is het saneren van de bestaande, met woningbouw konflikterende, randstedelijke bedrijven in het plangebied. Voor het gebied ten zuiden van de Neckerstraat, tussen de afslag van de A7 en het kanaal, wordt hierop in zoverre een uitzondering gemaakt, dat bij de uitwerking van de ter plaatse aangegeven bestemming "Woondoeleinden II" zal moeten worden bezien in hoeverre handhaving van de bestaande bebouwing, waaronder enige lichte ambachtelijke bedrijven, in stedebouwkundig opzicht mogelijk is, mede gelet ook op een eventuele profielwijziging van de Neckerstraat als gevolg van een mogelijke wijziging van de funktie van deze weg.
De westoever van het Noordhollandsch Kanaal verdient bijzondere aandacht voor het optimaal benutten van een woonomgeving van kwalitatief uitzonderlijk niveau. Stedebouwkundig dient de oever door middel van een zorgvuldige stedelijke verkaveling en daarop afgestemde architektuur dè verbindende schakel te vormen met de binnenstad, de Zuiderpolder en De Gors. Een zeer belangrijk onderdeel is ook de ligging van de bruggen als werkelijk verbindende elementen.
De oevers van het Noordhollandsch Kanaal hebben potenties voor de waterrekreatie. De mogelijkheid om direkt vanaf het kanaal het water in het gebied toegankelijk te maken voor ligplaatsen van passanten en aantrekkelijke lokaties te kreëren om aan te wonen, dienen bij de uitwerking nader te worden bezien.
De nieuwe wijk West moet visueel, maar vooral ook psychologisch bij de stad gaan horen. Door de verschillende hoofdstruktuurelementen, zoals de spoorlijn, de A7, de Westelijke Randweg en de Melkweg, wordt het plangebied opgedeeld in afzonderlijke delen, die alle aan één zijde een aantrekkelijke rand hebben, maar overwegend door barrières worden begrensd. Om toch samenhang tussen de deelgebieden te verkrijgen, waardoor de belevingswaarde en het funktioneren van het (wijk)centrum wordt versterkt, is een viertal maatregelen in principe beschikbaar/denkbaar:
het handhaven van de Melkweg als langzaamverkeersroute met brug naar de binnenstad en als relatie met Het Twiske en het open land;
het realiseren van een laankarakter van de Westelijke Randweg met zo gering mogelijke visuele afscherming door middel van geluidwerende voorzieningen;
het visueel open houden van het (wijk)centrumgebied rond het NS-station ten opzichte van de infrastruktuur;
het kreëren van een substruktuur in de vorm van wegen, water of groen, al dan niet gekombineerd, die als herkenbaar element alle deelgebieden verbindt, waarin opgenomen het centrumgebied.
Anderzijds zal binnen deze hoofdstruktuur per gebied telkens een eigen verkaveling ontwikkeld kunnen worden, waardoor de flexibiliteit gehandhaafd blijft, ondanks de vele doorsnijdingen van het plangebied. Daarom zal dezerzijds worden uitgegaan van een onderscheid tussen de hoofdwaterstruktuur en watersubstruktuur, waarbij deze laatste niet vooraf zal worden vastgelegd.
De hoofduitgangspunten voor het stedebouwkundig ontwerp kunnen als volgt worden samengevat:
het bouwen van een wijk met een eigen identiteit voor circa 4000 woningen met een dichtheid van gemiddeld 44 woningen per hektare en met een uitgroeimogelijkheid tot 6000 woningen;
een centraal gelegen gebied voor centrumvoorzieningen met een nieuw station nabij de kruising van de spoorbaan en de westelijke randweg, met een hogere woondichtheid en mogelijkheden voor ontwikkelingen op het gebied van zakelijke en maatschappelijke dienstverlening en kantoorbebouwing;
het optimaal benutten van funktionele en visuele zin
het
de
wonen aan het ligging van
water en in de binnenstad
uitbuiten;
duidelijke samenhang tot stand brengen tussen de door wegen, water en spoorbaan gescheiden deelplangebieden met o.a. de wijkverzamelweg en het centrumgebied als struktuurbepalende elementen;
verantwoorde inpassing in het Waterlandse landschap;
het handhaven van de Melkweg als langzaamverkeersroute;
de mogelijkheid voor hoogwaardige werkgelegenheid in de overhoek bij de A7 openhouden;
vanwege de flexibiliteit het aantal hoofdstruktuurelementen beperkt houden.
VERKEER EN VERVOER
Autoverkeer
Ook voor dit hoofdstuk geldt, dat vanwege de nauwe relatie he gehele gebied, inklusief het Ilpendamse gedeelte, is bezien.
De toekomstige uitbreidingswijk Purmerend-West ligt op een relatief korte afstand tot het stadscentrum -en heeft een ontsluitingsmogelijkheid op het landelijke autosnelw §ennet via de westelijke randweg. Deze onlangs gereed gekomen weg zal de wijk West direkt met de Jaagweg, richting Amsterdam-Noord en de A7, richting Zaanstad en Amsterdam-West verbinden.
Het is gewenst ruimte te reserveren voor een volledige aansluiting van de westelijke randweg met de A7. Dat leidt tot een ontsluiting ook in noordelijke richting, hetgeen de wijk tevens interessant maakt voor de vestiging van hoogwaardige funkties. Een dergelijke situatie zal echter ook kunnen leiden tot extra verkeer over de westelijke randweg in de doorgaande relaties naar Amsterdam. Nader onderzoek is derhalve gewenst.
De verbinding met het stadscentrum zal tot stand komen via een drietal ontsluitingen, namelijk de aansluiting in het verlengde va: de westelijke randweg op de Neckerstraat, een aansluiting van (he verlengde van) de Gorslaan op de westelijke randweg en de route westelijke- en zuidelijke randweg naar de Purmer-Zuid.
De verbinding met de randgemeente Landsmeer zal niet in zijn huidige vorm gehandhaafd blijven. Deze verbinding zal gewijzigd worden, waarbij het mogelijk is een nieuwe verbinding tot stand te brengen via een route die weliswaar aansluit op de westelijke randweg, maar door vormgeving, inrichting en verkeersmaatregelen niet direkt zal leiden tot een zogenaamde sluiproute richting Amsterdam.
De interne wegenstruktuur van de vier kwadranten van de wijk (die ontstaan als gevolg van de doorsnijding van Purmerend-West door de spoorwegverbinding Amsterdam-Enkhuizen en de westelijke randweg) dient de spoorlijn nog eenmaal ongelijkvloers te kruisen en zal in ieder geval op een tweetal plaatsen een aansluiting krijgen op de westelijke randweg. Deze weg zal daardoor meer een funktie krijgen als wijkverzamelweg. De inrichting van de weg en de nieuwe aansluitingen zullen aan deze funktie worden aangepast.
Het verlengde van de Gorslaan en de verbindingsweg naar de Purmerlanderrijweg zullen als wijkontsluiting voor de twee zuidelijke kwadranten van de wijk gaan funktioneren. Tevens wordt het mogelijk een te ontwikkelen centrumgebied vanaf deze wijkwegen te ontsluiten.
De wijkontsluitingen voor de vier kwadranten zullen vervolgens zo snel mogelijk in buurtontsluitingen over moeten gaan. Door de beoogde ontsluiting zal in samenhang met de inrichting een duidelijke hiërarchie in wegen ontstaan. De buurtontsluitingen vormen de verbindende schakel tussen de wegen met een overheersende verblijfsfunktie (woonstraten) en de wegen met een overheersende stroomfunktie (wijk- en wijkverzamelwegen).
Openbaar vervoer
De openbaar vervoer-verbinding met de bestaande stadsdelen en de regio zal in eerste instantie met bussen worden onderhouden. Daarbij zal gestreefd worden naar een optimaal voorzieningenniveau voor het openbaar vervoer (lijnvoering, haltering).
De omvang van de wijk biedt op termijn mogelijkheden voor een ontsluiting met de trein. Voor dit doel zal een nieuw NS-station moeten worden aangelegd nabij de kruising van de spoorbaan en de westelijke · randweg, temidden van de aldaar geplande centrumvoorzieningen. Een aftakking van het verlengde van de Gorslaan zal het nieuwe station voor autoverkeer bereikbaar moeten maken. Tevens zal rekening gehouden worden met een eventuele in de verdere toekomst te realiseren rechtstreekse "railverbinding" met Amsterdam. Het ligt voor de hand een dergelijke verbinding centraal in de wijk te situeren en te kombineren met de aanwezige infrastruktuur van de westelijke randweg.
Langzaamverkeerroutes
Ten behoeve van de voet/fietsverbindingen van de wijk met het centrum van Purmerend zullen de langzaamverkeerroutes van de twee noordelijke kwadranten leiden naar de Sluisbrug. Een extra verbinding voor het langzaam verkeer in de vorm van een brug over het Noordhollandsch Kanaal - gedacht wordt aan een brug ongeveer in het verlengde van de Melkweg - dient tot de mogelijkheden te behoren.
De langzaamverkeerroutes vanuit de twee zuidelijke kwadranten zullen langs het verlengde van de Gorslaan en de zuidelijke randweg de verbinding verzorgen met de overige bestaande stadsdelen ten oosten van het Noordhollandsch Kanaal. Ten behoeve van de noodzakelijke verbindingen tussen de twee noordelijke en de twee zuidelijke kwadranten zal zowel ten oosten als ten westen van de westelijke randweg een langzaam verkeerstunnel onder de spoorlijn gerealiseerd worden. Voor de noodzakelijke verbindingen tussen de oostelijke en westelijke kwadranten zullen ten noorden en ten zuiden van de spoorlijn eveneens veilige zo mogelijk ongelijkvloerse - verbindingen voor het langzaam verkeer tot stand worden gebracht.
Parkeren
De parkeernorm voor woonbebouwing variëert van 0,4 voor bejaardenwoningen tot 1,3 voor overige woningen. Funkties anders dan wonen zullen getoetst worden aan van funktie afhankelijke parkeernormen. Door middel van het onderhavige bestemmingsplan
wordt de mogelijkheid gekreëerd om in dit gebied over te gaan tot de realisatie van een parkeergarage ten behoeve van het parkeren in de binnenstad.
MILIEU
De Wet geluidhinder bepaalt, dat elke weg met een verkeersintensiteit van meer dan 2450 mvt/etmaal een wettelijk vastgestelde zone kent.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot deze zone, worden terzake van de geluidsbelasting vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van woningen, van andere gebouwen dan woningen of van andere geluidgevoelige objekten binnen die zone, de door de Wet geluidhinder als de ten hoogste toelaatbare waarden in acht genomen.
In dit verband zijn voor wat betreft het onderhavige plangebied de Jaagweg, de rijksweg A7 en de Westelijke Randweg, alsmede de aansluitingen vanuit het plangebied op deze weg van belang.
Om een globale indruk te krijgen van de te verwachten geluidbelasting vanwege de wegvakken die overeenkomstig de We' geluidhinder zoneplichtig zijn, is een geluidhinderrappor opgesteld, dat separaat is toegevoegd. De hiervoor noodzakelijke verkeers- en milieugegevens zijn ontleend aan de informatie, die gebruikt is bij het tot stand komen van de Verkeersmilieukaart Purmerend 2000, uitgaande van een situatie bij ongewijzigd beleid. Op basis van de berekende verkeersintensiteiten voor 2000 is er langs de rijksweg A7 een geluidscherm noodzakelijk met een hoogte van 4.00 meter, waardoor op een afstand variërend van 150 tot 275 meter uit de as van de A7 de geluidbelasting op de gevels de waarde van 50 dB(A) niet zal overschrijden. Een vermindering van deze afstand danwel een verlaging van het geluidscherm kan bereikt worden door toepassing van een milieu vriendelijker verhardingsmateriaal op de A7.
Voor de geluidhinderberekeningen ten aanzien van de westelijke randweg is ervan uitgegaan, dat de snelheid 50 km/uur zal bedragen. Aangezien het voornemen bestaat om de kruisingen langs de gehele westelijke randweg te voorzien van onderling gekoppelde verkeersregelinstallaties, die een adequate beheersing van de snelheid van het verkeer mogelijk maken, is deze snelheid als ee· reëel uitgangspunt voor de berekeningen te beschouwen. Uit h geluidhinderrapport blijkt, dat aan weerszijden van de westelijke randweg de waarde van 50 dB(A) wordt bereikt op een afstand van 100 meter uit de as van de weg. Aan weerszijden van de hierop aansluitende wijkwegen wordt deze waarde bereikt op een afstand van
40 meter uit de as van de weg, aan de zuidzijde van de Neckerstraat op een afstand van 85 meter uit de as van de weg en aan de westzijde van het ten noorden van de spoorlijn gelegen gedeelte van de Jaagweg op een afstand van 60 meter uit de as van de weg. Gezien het grote ruimtebeslag van deze niet voor geluidgevoelige bebouwing beschikbare gronden en gelet op het feit, dat het in stedebouwkundig opzicht niet gewenst is de geluidhinder in deze situaties met wallen en/of schermen te bestrijden, zal voor de te bouwen woningen langs de westelijke randweg, langs de aansluitingen daarop, aan de zuidzijde van de Neckerstraat en aan de westoever van het Noordhollandsch Kanaal een ontheffingsverzoek aan Gedeputeerde Staten worden gedaan voor het vaststellen van een hogere waarde dan 50 dB(A).
{}
-
---+--
50 dB(.A)-contour
Bij de definitieve uitwerking van dit bestemmingsplan zal aan de hand van de dan bekende bouwplannen een gedetailleerd akoestisch onderzoek verricht worden, waarin onder meer aangetoond moet worden dat binnen de reeds vastgestelde hogere waarde gebleven wordt.
De op grond van het Besluit geluidhinder spoorwegen ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van woningen vanwege de spoorweg Amsterdam-Enkhuizen bedraagt 60 dB(A). Deze wordt bereikt op een afstand van 50 meter uit het hart van het spoor. Bij de uitwerking van dit bestemmingsplan zal deze minimale afstand in acht worden genomen.
Blijkens het Overzicht Randvoorwaarden en Belemmeringen behorende bij het Streekplan voor Waterland is er in het gebied ten westen van Purmerend sprake van een lokatie met bodemverontreiniging. Uit nadere informatie is echter gebleken, dat dit een bedrijf betreft ten oosten van de rijksweg A7 tussen de Neckerstraat en het Noordhollandsch Kanaal en derhalve buiten het thans aan de orde zijnde plangebied is gesitueerd. Er is geen reden om te veronderstellen, dat binnen het plangebied sprake is van ernstigr verontreiniging van de bodem. Dit neemt niet weg, dat bij d verdere ontwikkeling van de voor bebouwing bestemde grond bodemonderzoek zal worden gedaan, waaruit dit zal moeten blijken. Indien er toch sprake van enige bodemverontreiniging mocht zijn, dan zal vooruitlopende op de woningbouw moeten worden bezien in welke mate dit het geval is, welke de kosten van sanering zullen zijn en welke verwerkingsmogelijkheden er bestaan.
Door middel van het onderhavige bestemmingsplan worden alle bedrijven in het plangebied, met uitzondering van de hierna genoemde strook ten zuiden van de Neckerstraat, wegbestemd. Gelet hierop z1Jn milieuhygiënische konsekwenties terzake voor de geprojekteerde woningbouw in de toekomst uitgesloten. Desondanks is door de subcommissie voor de gemeentelijke plannen van de provinciale planologische commissie uitdrukkelijk verzocht in het bestemmingsplan een regeling op te nemen, die het gebruik van nieuw op te richten geluidgevoelige bebouwing in strijd met de bepalingen van de Wet geluidhinder voorkomt.
Aan dit verzoek is tegemoet gekomen door het opnemen van kaart 2 in de toelichting, waarop de 50 dB(A)-contour is aangegeven waarbinnen blijkens de voorschriften niet mag worden gebou vóórdat de daaraan ten grondslag liggende bedrijfsaktiviteiten zijn beëindigd.
De strook ten zuiden van de Neckerstraat heeft blijkens het onderhavige bestemmingsplan de bestemming "Woondoeleinden II". Bij de uitwerking van deze globale bestemming zal worden bezien of en zo ja in hoeverre handhaving van lichte - niet met de woningbouw konflikterende ambachtelijke bedrijven tot de mogelijkheden behoort. Met het oog hierop is, naast de impliciete beperking van het begrip ambachtelijke bedrijven, in het bestemmingsplan een staat van inrichtingen opgenomen, waarin de in ieder geval uitgesloten bedrijven staan aangegeven. Deze staat van inrichtingen is eveneens toegepast in het op 4 mei 1984 door de Kroon goedgekeurde bestemmingsplan "West 1979", met dien verstande dat vanwege de relatie met de woonbebouwing in het onderhavige bestemmingsplan de bedrijven genoemd in de kategorieën 3, 4 en 5 zijn uitgesloten.
SOCIALE VEILIGHEID
Bij de ontwikkeling van het onderhavige plangebied zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan het treffen van maatregelen ter handhaving van de sociale veiligheid.
In het kader van de te ontwikkelen uitwerkingsplannen zal dit een belangrijk kriterium zijn voor het uiteindelijke stedebouwkundige ontwerp van de diverse deelplannen.
STRUKTUURMODEL WEST
Hiervoor zijn de wensen en doelstellingen weergegeven, die inzicht geven in de hoofdlijnen van de toekomstige ontwikkeling van het plangebied. Het karakter van deze informatie is inherent aan de overwegend globale status van het onderhavige bestemmingsplan.
Binnen deze hoofdlijnen is echter een nadere programmatische en stedebouwkundige precisering van belang teneinde een kwalitatief en evenwichtig samenhangende struktuur te bereiken. Een dergelijk vóór de uitwerkingsfase te ontwikkelen model zal met inachtneming van de in de voorschriften aangegeven uitwerkingsregels als leidraad dienen voor eerdergenoemde programmatische en stedebouwkundige samenhang.
TOELICHTING OP DE VOORSCHRIFTEN
De artikelen 3 en 4 betreffen zogenaamde gedetailleerde bestemmingen als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De in de artikelen 6 t/m 12 genoemde bestemmingen zijn globale bestemmingen, welke in een later stadium overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door burgemeester en wethouders uitgewerkt dienen te worden.
Bij de bestudering van de mogelijkheden welke een bestemmingsplan biedt, dient men er rekening mee te houden dat men niet alleen aan het bestemmingsplan is gebonden, maar eveneens aan hetgeen in andere wetten en verordeningen is bepaald. zo gelden bijvoorbeeld bij de bouw van een woning op hiervoor bestemde grond tevens de voorschriften van de gemeentelijke bouwverordening.
Voor zover de bestemmingsvoorschriften voor zich spreken, is geen nadere toelichting opgenomen.
Art. 3. Water
Deze bestemming heeft betrekking op het Noordhollandsch Kanaal en een gedeelte van de Wormerringvaart. Binnen de bestemming "Water" worden onder andere bruggen mogelijk gemaakt, waarbij ten aanzien van het Noordhollandsch Kanaal met name wordt gedacht aan een langzaamverkeersverbinding ongeveer in het verlengde van de Melkweg en een verbreding van de Sluisbrug.
Art. 5. Uitwerkingsopdracht
In dit artikel worden de regels aangegeven, die burgemeester en wethouders bij de uitwerking in acht moeten nemen.
Onder ais de mogelijkheid opgenomen om de grenzen tussen globale bestemmingen met maximaal 100 meter te verschuiven.
Onder d is bepaald, dat er slechts gebouwd mag worden met inachtneming van de krachtens artikel 82, lid 1 van de Wet geluidhinder ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevels, tenzij gedeputeerde staten hiervan ontheffing hebben verleend. Deze bepaling impliceert, dat bij de uitwerkingsplannen aangetoond moet worden op welke wiJze aan het gestelde in de Wet geluidhinder wordt voldaan indien er sprake is van zêneplichtige wegen(> 2450 mvt/etmaal). Op de gevels van woningen zal behoudens ontheffing door gedeputeerde staten geen grotere geluidsbelasting dan 50 dB(A)
mogen optreden ten gevolge van deze zoneplichtige wegen.
Onder e is op uitdrukkelijk verzoek van de subcommissie voor de gemeentelijke plannen van de provinciale planologische commissie bepaald, dat binnen de op kaart 2 aangegeven 50 dB(A)-contour niet mag worden gebouwd vóórdat de daaraan ten grondslag liggende bedrijfsaktiviteiten zijn beëindigd.
Onder fis een bezwarenprocedure opgenomen, terwijl onder g wordt aangegeven, dat uitsluitend gebouwd mag worden overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde en door gedeputeerde staten goedgekeurde uitwerking.
Onder h wordt een uitzondering gemaakt op dit bouwverbod voor het geval er tevoren een verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten is ontvangen. In dit geval kunnen burgemeester en wethouders vooruitlopende op het van kracht worden van het uitwerkingsplan een bouwvergunning verlenen.
Onder h wordt een aantal vereisten gesteld, die de rechten van burgers waarborgen op dezelfde voet als de waarborgen bij de vaststellingsprocedure van het uitwerkingsplan.
Art. 6. Centrumdoeleinden
Deze bestemming heeft met name betrekking op het gebied ter hoogt, van de kruising van de spoorbaan en de Westelijke Randweg. In dit gebied zal een koncentratie van wijkcentrumvoorzieningen in kombinatie met woningbouw moeten plaatsvinden, eventueel tertiaire bedrijvigheid, alsmede de realisatie van een nieuw N.S.-station.
Art. 7 en 8. Woondoeleinden
In deze bestemmingen ligt de nadruk op eengezinshuizen in een tuinstedelijk milieu. Binnen deze bestemmingen is echter ook de realisatie van meergezinshuizen en praktijkruimten mogelijk, alsmede maatschappelijke-, kulturele- en rekreatieve aktiviteiten. Bij de uitwerking van de bestemming "Woondoeleinden II" zal worden bezien of en zo ja in hoeverre aan de zuidzijde van de Neckerstraat handhaving van lichte - niet met de woningbouw konflikterende - ambachtelijke bedrijven tot de mogelijkheden behoort.
Daarbij is onder andere deels aansluiting gezocht bij de voor de Neckerstraat en Kanaaldijk thans vigerende bestemming "Gemengde Bebouwing"(GA) op grond van de bestemmingsplannen "West 1976" en "West 1979", alsmede bij de in laatstgenoemd bestemmingspla• opgenomen staat van inrichtingen.
Art. 9 en 10. Verkeersdoeleinden
In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen twee globale bestemmingen Verkeersdoeleinden. De bestemming "Verkeersdoeleinden I" is gehanteerd voor wegen van bovenlokaal niveau, te weten rijksweg A7. Bij de uitwerking van deze bestemming zal in overleg met de provincie en Rijkswaterstaat de noodzaak tot een volledige aansluiting van de Westelijke Randweg op rijksweg A7 moeten worden bezien.
Binnen de bestemming "Verkeersdoeleinden II" zijn de belangrijkste wijkverzamelwegen opgenomen, zoals de Westelijke Randweg, die in de toekomstige situatie het karakter van wijkverzamelweg zal krijgen, alsmede de Neckerstraat. De overige voor het plangebied noodzakelijke infrastruktuur kan gerealiseerd worden binnen de diverse (globale) bestemmingen.
Art. 11 en 12. Rekreatieve doeleinden
De bestemming "Rekreatieve doeleinden I" heeft betrekking op de
overhoek aan de noordwestzijde van het verkeersknooppunt van de A7 en de Westelijke Randweg. In principe is dit gebied bedoeld als rekreatief uitloopgebied en stedelijk groen. Hier kan eveneens een sportkomplex van 5 à 6 hektare met een bovenwijkse funktie tot ontwikkeling worden gebracht.
Voor de bestemming "Rekreatieve doeleinden II" is in artikel 16 de bevoegdheid opgenomen om een gedeelte van deze bestemming te wijzigen in de bestemming "Centrumdoeleinden", waardoor met het oog op de geluidseffekten van de A7 het realiseren van afschermende bebouwing ten gunste van woningbouw tot de mogelijkheden zou gaan behoren. De toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is gekoppeld aan duidelijke kriteria en slechts mogelijk voor een beperkt grondgebied, zodat de strukturele opzet van het plan niet kan worden aangetast.
EKONOMISCHE UITVOERBAARHEID
De ekonomische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is aangetoond door de exploitatie-opzet, welke separaat bij dit plan is gevoegd. Deze exploitatie-opzet zal als uitgangspunt moeten dienen voor de toepassing van de lokatiesubsidieregeling, de subsidie voor grote bouwlokaties en de hoofdinfrastruktuursubsidieregeling.
Uit de exploitatie-opzet kan tevens worden afgeleid, dat het plan uitsluitend ekonomisch uitvoerbaar is, indien tenminste 4000 woningen in een aaneensluitend gebied worden gerealiseerd, waardoor
- zoals reeds eerder is aangegeven overschrijding van de gemeentegrens onvermijdelijk is.
Een en ander houdt nauw verband met de hoge investeringen, die gepaard gaan met de ligging van het plangebied en het stedebouwkundig uitgangspunt om de nieuwe wijk zowel funktioneel als visueel op de binnenstad te laten aansluiten.
Ter verkrijging van inzicht in het eindtotaal van de exploitatieberekening is hierna een (globale) vergelijking van de exploitatiebegrotingen West 4000 en West 6000 opgenomen.
oppervlakte plangebied einddatum
totaal kosten, inkl. BTW
4000 won.
totaal opbrengsten, inkl. BTW | f | 120 | mln | f | 186 | mln |
tekort lokatie | f | 90 | mln | f | 99 | mln |
totaal lokatiesubsidie | f | 40 | mln | f | 60 | mln |
restant tekort | f | 50 | mln | f | 39 | mln |
subsidie grote bouwlokaties | f | 40 | mln | f | 31 | mln |
eigen bijdrage Purmerend | f | 10 | mln | f | 8 | mln |
totaal opbrengsten, inkl. BTW | f | 120 | mln | f | 186 | mln |
tekort lokatie | f | 90 | mln | f | 99 | mln |
totaal lokatiesubsidie | f | 40 | mln | f | 60 | mln |
restant tekort | f | 50 | mln | f | 39 | mln |
subsidie grote bouwlokaties | f | 40 | mln | f | 31 | mln |
eigen bijdrage Purmerend | f | 10 | mln | f | 8 | mln |
204 ha. 31-12-1999 f 210 mln
6000 won.
314 ha. 31-12-2004 f 285 mln
MAATSCHAPPELIJKE HAALBAARHEID
De bevolking heeft zich door middel van een inspraakprocedure kunnen uiten over het bestemmingsplan, nadat tijdens een informatiebijeenkomst nadere toelichting omtrent de inhoud van het koncept-bestemmingsplan is verstrekt.
De resultaten van de inspraak zijn in een bijlage bij het plan gevoegd.
OVERLEG ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10 VAN HET BESLUIT OP DE RUIMTELIJKE
ORDENING
Het gemeentebestuur heeft in het kader het Besluit op de Ruimtelijke Ordening ontwerp-bestemmingsplan in juni 1990 instanties toegezonden met het verzoek te reageren.
van het in artikel 10 van voorgeschreven overleg het aan de hierna volgende om hierop vóór 31 juli 1990
Dienst Ruimte en Groen van de provincie Noord-Holland;**
Dienst Milieu en Water van de provincie Noord-Holland;**
Dienst Wegen, Verkeer en Vervoer van de provincie Noord-Holland;**
Dienst Welzijn, Ekonomie en Bestuur van de provincie Noord-Holland;**
Subcommissie voor de Gemeentelijke Plannen van de P.P.C.;
Hoofdingenieur-Direkteur van de Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;**
Hoofdingenieur-Direkteur van de Rijkswaterstaat, direktie Noord-Holland;**
Rijkswaterstaat, dienstkring Noordhollandsch Kanaal;
Rijksplanologische Dienst, inspektie van de ruimtelijke ordening in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrech1 en Flevoland (inspektie West);**
Inspekteur van de volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Noord-Holland;**
ll. Provinciale Raad voor de Volksgezondheid;
Rijks Hoofdingenieur-Direkteur van het Verkeer Rijksverkeersinspektie;**
Direkteur van het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf Noord-Holland;*
Direkteur van het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland;**
Direkteur Landbouw, Natuur en Openluchtrekreatie;**
N.V. Nederlandse Gasunie;**
Energiebedrijf Zaanstreek-Waterland;**
Waterschap "De Waterlanden'';**
Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland;*
Hoogheemraadschap Noordhollands Noorder Kwartier;*
Postdistrikt Amsterdam, Hoofd Organisatie;
Telefoondistrikt Amsterdam, t.a.v. afdeling PCB;*
PTT Telecom, Direkteur Kabel- en Radioverbindingen, afdeling BSSV/PVIS;**
N.V. Nederlandse Spoorwegen, afdeling Planologie;* 25. N.Z.H.;**
Eerst aanwezend ingenieur-direkteur van de direktie Noord-Holland (E.I.D.);
Eerst aanwezend ingenieur-direkteur van het Ministerie van Defensie, direktie Noord-Holland;*
Direkteur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg;*
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek;*
Milieufederatie Noord-Holland;**
Rijkskonsulent voor Ekonomische Zaken;**
Ondersteuningsinstituut Noord-Holland (Opbouworgaan);**
Distriktsbureau voor de Arbeidsvoorziening in Noord-Holland;
Landbouwschap Gewestelijke Raad voor Noord-Holland;*
Kamer van Koophandel;**
Stichting Culturele Raad Noord-Holland;
Direkteur Sportservice Noord-Holland;**
VOORSCHRIFTEN BEHORENDE BIJ HET BESTEMMINGSPLAN "WEST 1990"
========================================--=========---===-------
PAR. 1. BEGRIPSBEPALINGEN
ART. 1. BEGRIPSBEPALINGEN
In deze voorschriften wordt verstaan onder :
het plan de kaart bouwwerk
gebouw
bebouwing bebouwingspercentage
bestemmingsgrens bebouwingsgrens
bouwperceel
bouwlaag
eengezinshuis meergezinshuis
het onderhavige bestemmingsplan;
de kaart, deel uitmakend van het plan;
elke konstruktie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direkt of indirekt met de grond verbonden is, hetzij direkt of indirekt steun vindt in of op de grond;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
één of meer bouwwerken;
: het percentage van de oppervlakte van het terrein, binnen de op de kaart aangegeven bebouwingsgrens, dat mag worden bebouwd;
een op de kaart aangegeven lijn, welke de grens vormt van een bestemming;
een op de kaart aangegeven lijn, welke door in de voorschriften nader bepaalde bebouwing niet mag worden overschreden;
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bebouwing is toegestaan;
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van de onderbouw en zolderverdieping;
een gebouw, dat uitsluitend één woning omvat;
: een gebouw, dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;
aangepast eengezinshuis/ woning
woonschip of woonark
ligplaats
woning
praktijkruimte
winkel
ambachtelijk bedrijf
bruto bedrijfsvloer oppervlakte
verkooppunt voor motorbrandstoffen
tour-caravan
detailhandel
een woning, die door voorzieningen geschikt gemaakt is voor bewoning door mindervaliden;
een zich in het water bevindend, al dan niet onmiddellijk voor varen of drijven geschikt, objekt, dat uitsluitend of hoofdzakelijk kan dienen voor bewoning en/of rekreatieve bewoning voor zover dit niet als bouwwerk is aan te merken;
de ruimte, welke door een woonschip, woonark, casco of caisson, al dan niet met tussentijdse onderbrekingen wordt ingenomen
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden;
: een al dan niet aangebouwd gedeelte van een woning, dat gebruikt wordt voor het uitoefenen van een administratief, danwel medisch en/of paramedisch beroep;
een (gedeelte van een) gebouw, dat blijkens zijn aard en indeling een voor detailhandel bruikbare ruimte omvat met bijbehorende werkplaats, magaziJn- en administratieruimte en met uitzondering van een daaruit toegankelijke woning;
een bedrijf, alwaar overwegend door middel van handwerk produkten worden vervaardigd of hersteld;
de totale oppervlakte van gebouwen ten dienste van kantoren, winkels of bedrij ven met inbegrip van de daartoe behorende opslag- en overige dienstruim, ten;
een inrichting, waar door middel van één of meer pompinstallaties motorbrandstof fen worden verkocht en geleverd;
een al dan niet uitklapbare wagen, ge bouwd, ingericht en bestemd tot kamperen
c.q. dagrekreatie;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsaktiviteit;
- 62 -
Wet geluidhinder
Kategorie A-inrichtingen
wet van 16 februari 1979 (Stb.1979, nr. 99), zoals deze geldt ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan;
inrichtingen opgenomen in artikel 1 van het Besluit kategorie A-inrichtingen Wet geluidhinder van 15 oktober 1981 (Stb.1981, nr. 671), zoals dit besluit geldt ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan.
- 63 -
ART. 2. WIJZE VAN METEN
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
lengte, breedte en diepte
oppervlakte
goothoogte
inhoud
hoogte
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van scheidsmuren;
tussen (de buitenste vertikale projek ties van) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidsmuren;
van de horizontale snijlijn van elk dak vlak met elk daaronder gelegen buiten werks gevelvlak tot aan de bovenkant van het aansluitende afgewerkte bouwperceel;
tussen buitenwerkse gevelvlakken, het hart van scheidsmuren, de buitenzijde van dakvlakken, erkers en dakkapellen en de bovenzijde van begane grondvloeren;
van het hoogste punt tot aan de boven kant van het aansluitende afgewerkte bouwperceel of in voorkomende gevallen tot aan de bovenkant van de aangrenzende laagste oever, met uitzondering van schoorstenen en lichtkappen.
- 64 -
PAR. 2. BESTEMMINGEN EN VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DEZE BESTEMMINGEN
ART. 3. WATER
De op de kaart voor "Water" aangewezen gronden z1.Jn bestemd voor water, waterkering, beschoeiingen, bruggen, duikers, groenvoorzieningen, verhardingen en de voor de waterhuishouding, de waterbeheersing en het verkeer te water noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoel de gronden wordt bepaald, dat de hoogte van enig bouwwerk niet meer dan 15 meter mag bedragen.
Tot een gebruik van de in het eerste lid bedoelde gronden strijdig met de bestemming zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik als ligplaats voor woonschepen, woonarken of caissons en casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden opgebouwd, alsmede vaartuigen, waarop bedrijfsmatig aktiviteiten plaatsvinden, danwel overblijfselen daarvan.
ART. 4. WATERKERING
De op de kaart voor "Waterkering" aangewezen gronden ziJn bestemd voor dijken en dijksbermen, fiets- en voetpaden, wegen, water, waterkering, bruggen, duikers, verhardingen en groenvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoel de gronden wordt bepaald, dat
de bouwwerken uitsluitend zodanig mogen worden gebouwd, dat de waterkerende funktie van het dijklichaam niet wordt aangetast;
de oppervlakte van enig gebouw niet meer dan 10 m2 mag bedragen;
ten hoogste 1% van de oppervlakte van bedoelde gronden mag worden bebouwd;
de hoogte van enig gebouw niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
de hoogte van enig bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet meer dan 15 meter mag bedragen.
ART. 5. UITWERKINGSOPDRACHT
Burgemeester en wethouders moeten de in de artikelen 6 t/m 12 genoemde bestemmingen uitwerken overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, met inachtneming van de volgende regelen:
de bestemmingsgrenzen, voor zover gelegen binnen het uit te werken plangedeelte en niet tevens een grens vormend tussen het uit te werken en niet uit te werken plangedeelte, kunnen maximaal 100 meter worden verschoven;
de bebouwingskapaciteit van iedere bestemming mag met maximaa 5% worden vermeerderd;
de volgende aantallen gereserveerd:
voor woningen
voor kantoren
voor scholen
voor winkels (solitair tot 500 m2
b.v.o.)
voor supermarkten
voor de overige
parkeerplaatsen dienen te worden
tenminste 0,4 parkeerplaats per t jaardenwoning en 1,3 parkeerplaa per overige woning;
ten hoogste één parkeerplaats p
50 m2 bruto bedrijfsvloeroppervla te;
tenminste één parkeerplaats per les lokaal;
tenminste één parkeerplaats per
50 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak te;
: tenminste één parkeerplaats per
10 m2 bruto bedrijf svloeroppervlak- te;
: één parkeerplaats per twee te verwachten arbeidsplaatsen, vermeer· derd met parkeerruimte voor bezoe kers;
behoudens de door Gedeputeerde Staten krachtens artikel 83, lid
1 van de Wet geluidhinder hoger toegestane geluidbelasting met de daarbij gestelde voorwaarden, mag het bouwen slechte plaatsvinden met inachtneming van de krachtens artikel 82 van d· Wet geluidhinder ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van d gevels, alsmede met inachtneming van de ten hoogste toelaatbar geluidbelasting als bedoeld in artikel 7 van het Beslui geluidhinder spoorwegen;
binnen de 50 dB(A)-contour zoals aangegeven op de in de toelichting opgenomen kaart 2 mag het bouwen slechts plaatsvinden, indien de aan deze contour ten grondslag liggende bedrijfsaktiviteiten zijn beëindigd;
alvorens tot vaststelling van een uitwerkingsplan wordt overge gaan, worden de volgende procedureregels in acht genomen
het ontwerp-uitwerkingsplan ligt gedurende veertien dagen voor een ieder ter inzage;
burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging tevoren bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van bezwaren tegen het ontwerp-uitwerkingsplan bij burgemeester en wethou ders gedurende de onder 1. genoemde termijn;
bij de indiening ter goedkeuring bij gedeputeerde staten worden de ingediende bezwaarschriften meegezonden;
het bouwen dient plaats te vinden overeenkomstig de door burge meester en wethouders vastgestelde en door gedeputeerde staten goedgekeurde uitwerking;
in afwijking van het onder g. de uitwerking rechtskracht volgende eisen is voldaan:
bepaalde, is bouwen mogelijk vóór heeft verkregen, indien aan de
het bouwplan past in het ontwerp-uitwerkingsplan;
gedeputeerde staten hebben verklaard daar geen bezwaren tegen te hebben;
voordat de onder 2. bedoelde verklaring van geen bezwaar wordt aangevraagd, ligt het bouwplan, vergezeld van het ontwerp-uitwerkingsplan na voorafgaande publikatie gedurende veertien dagen voor een ieder ter inzage; gedurende deze periode worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld bezwaren tegen het bouwplan in te dienen; ingekomen bezwaarschriften zullen in het kader van de aanvraag naar gedeputeerde staten worden meegezonden.
ART. 6. CENTRUMDOELEINDEN
De op de kaart voor "Centrumdoeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, winkels, horecabedrijven, hotels, banken, kantoren, maatschappelijke, medische, sociale, kulturele en rekreatieve doeleinden, scholen, zakelijke dienstverlening, spoorwegdoeleinden, open terreinen, wegen, parkeer- en groenvoorzieningen, water, waterkering, bruggen, duikers en speelvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende bouwwerken.
Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat
de hoogte van enig bouwwerk niet meer dan 20 meter mag bedragen;
boven de hoogte als bedoeld onder a uitsluitend zijn toegestaan
bergingen, trappehuizen en technische ruimten, waaronder in ieder geval worden verstaan ruimten voor centrale verwarrnings-, airconditioning- en liftinstallaties, waarvan:
de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 10% van de oppervlakte van de dakvloer mag bedragen;
de hoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
antennes, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen;
ten hoogste 80 woningen per hektare mogen worden gebouwd;
tenminste 20% van de in het eerste lid bedoelde gronden voor groenvoorzieningen, inklusief water en andere onbebouwde ruimte, zoals pleinen, speelterreinen en wegen dient te worden gereserveerd;
de bruto-bedrijfsvloeroppervlakte van winkels in totaal niet meer dan 5.000 m2 mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
het bepaalde in lid 1 voor de bouw van een verkooppunt voor motorbrandstoffen annex quick-servicestation, met dien verstande dat de oppervlakte van de gronden ten behoeve van het verkooppunt voor motorbrandstoffen annex quick-servicestation niet meer dan 3000 m2 mag bedragen;
het bepaalde in lid 2, sub a tot ten hoogste 25 meter, mf dien verstande dat deze vrijstelling uitsluitend toegestaan voor ten hoogste 10% van de oppervlakte van è voor bebouwing bestemde gronden; deze vrijstelling kl uitsluitend worden verleend na advies van de direkte· kabel- en radioverbindingen van PTT, indien het grond, betreft gelegen binnen de op de plankaart voor ef straalpad aangegeven zone.
ART. 7. WOONDOELEINDEN I
De op de kaart voor "Woondoeleinden I" aangewezen gronden ziJn bestemd voor woningen, praktijkruimten, woonwagens, maatschappelijke, kulturele en rekreatieve doeleinden, scholen, sportvelden, open terreinen, speelterreinen, water, waterkering, bruggen, duikers, wegen, fiets- en voetpaden, parkeer- en groenvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende bouwwerken.
Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat
de hoogte van enig bouwwerk niet meer dan 18 meter mag bedragen;
boven de hoogte als bedoeld onder a uitsluitend zijn toegestaan:
bergingen, trappehuizen en technische ruimten, waaronder in ieder geval worden verstaan ruimten voor centrale verwarmings-, airconditioning- l liftinstallaties, waarvan :
de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 10% van die oppervlakte van de dakvloer mag bedragen;
de hoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
antennes, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen;
tenminste 80% van eengezinshuizen en ten mogen worden gebouwd;
de te bouwen woningen als hoogste 20% als meergezinshuizen
ten hoogste 55 woningen per hektare mogen worden gebouwd;
tenminste 20% van de in het eerste lid bedoelde gronden voor groenvoorzieningen, inklusief water en anderE onbebouwde ruimte, zoals pleinen, sportterreinenj' speelterreinen, schoolwerktuinen en wegen dient te worden gereserveerd;
ten hoogste 20% van de in het eerste lid bedoelde gronden voor de andere bebouwde voorzieningen dan woningen maçr worden gebruikt.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen var het bepaalde in lid 2, sub a tot ten hoogste 25 meter, mei· dien verstande dat deze vrijstelling uitsluitend if toegestaan voor ten hoogste 10% van de oppervlakte van de. voor bebouwing bestemde gronden. Deze vrijstelling kan uitsluitend worden verleend na advies van de direkteur kabe1-· en radioverbindingen van PTT, indien het gronden betreft gelegen binnen de op de plankaart voor een straalpad aangegeven zone.
ART. 8. WOONDOELEINDEN II
De op de kaart voor "Woondoeleinden II" aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, praktijkruimten, winkels, ambachtelijke bedrijven, bedrijven van handel en nijverheid met uitzondering van kategorie A-inrichtingen, woonwagens, maatschappelijke, kulturele en rekreatieve doeleinden, scholen, sportvelden, open terreinen, speelterreinen, water, waterkering, bruggen, duikers, wegen, fiets- en voetpaden, parkeer- en groenvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende bouwwerken.
Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde gronden wordt bepaald, dat
de hoogte van enig bouwwerk niet meer dan 18 meter mag bedragen;
boven de hoogte als bedoeld onder a uitsluitend zijn toegestaan:
bergingen, trappehuizen en technische ruimten, waaronder in ieder geval worden verstaan ruimten voor centrale verwarmings-, airconditioning- en liftinstallaties, waarvan:
de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 10% van de oppervlakte van de dakvloer mag bedragen;
de hoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
antennes, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen;
ten hoogste 55 woningen per hektare mogen worden gebouwd;
geen bedrijven van handel en nijverheid bij de uitwerking mogen worden toegelaten, die genoemd zijn in de kategorieën 4 en 5 van de bij deze voorschriften behorende "staat van inrichtingen".
ART. 9. VERKEERSDOELEINDEN I
De op de kaart voor "Verkeersdoeleinden!" aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen và.n honenl.okàal ni.ue&ti, fiets- en voetpaden, parkeer- en groenvoorzieningen, openbaar vervoers voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, water, waterke ring, bruggen en duikers, alsmede de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoel de gronden wordt bepaald, dat :
de oppervlakte van enig gebouw niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
ten hoogste 1% van de oppervlakte van bedoelde gronden mag worden bebouwd;
de hoogte van enig gebouw niet meer dan 3,5 meter mar bedragen;
de hoogte van enig bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet meer dan 15 meter mag bedragen.
ART. 10. VERKEERSDOELEINDEN II
De op de kaart voor "Verkeersdoeleinden II" aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een verza melfunktie, fiets- en voetpaden, parkeer- en groenvoorzie ningen, openbaar vervoersvoorzieningen, geluidwerende voor zieningen, water, waterkering, bruggen en duikers, alsmede de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoel de gronden wordt bepaald, dat:
de oppervlakte van enig gebouw niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
ten hoogste 1% van de oppervlakte van bedoelde gronden mag worden bebouwd;
de hoogte van enig gebouw niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
de hoogte van enig bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet meer dan 15 meter mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1 en 2 voor de bouw van een verkooppunt voor motorbrandstoffen annex quick-servicestation, met dien verstande dat de oppervlakte van de gronden ten behoeve van het verkooppunt voor motorbrandstoffen annex quick-service station niet meer dan 3000 m2 mag bedragen.
ART. ll. REKREATIEVE DOELEINDEN I
De op de kaart voor "Rekreatieve doeleinden I"(RDI) aangewezen gronden zijn bestemd voor aktieve en passieve rekreatie, klubgebouwen, parkeer- en groenvoorzieningen, water, waterkering, bruggen, duikers, wegen en verhardingen, alsmede de daarbij behorende bouwwerken.
Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoel de gronden wordt bepaald, dat:
ten hoogste 5% van de oppervlakte van bedoelde gronden mag worden bebouwd;
de hoogte van enig gebouw niet meer dan 6 meter mag bedragen;
de hoogte van enig bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet meer dan 15 meter mag bedragen.
ART. 12. REKREATIEVE DOELEINDEN II
De op de kaart voor "Rekreatieve doeleinden II"( RDII) aangewezen gronden z1Jn bestemd voor aktieve en passieve rekreatie, klubgebouwen, tribunes, lichtmasten, sociale en kulturele doeleinden, schoolwerktuinen, parkeer- en groen voorzieningen, water, waterkering, bruggen, duikers, wegen en verhardingen, alsmede de daarbij behorende bouwwerken.
Ten aanzien van de bebouwing van de in het eerste lid bedoel de gronden wordt bepaald, dat:
ten hoogste 20% van de oppervlakte van bedoelde gronden mag worden bebouwd;
de hoogte van enig gebouw niet meer dan 12 meter mag bedragen;
de hoogte van enig bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet meer dan 15 meter mag bedragen.
PAR. 3. ALGEMENE BEPALINGEN
ART. 13. ONGEOORLOOFDE WIJZE VAN BOUWEN
Het is verboden op enig terrein of bouwperceel zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de voorschriften zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking met de voorschriften bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.
ART. 14. ALGEMENE GEBRUIKSBEPALING
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wiJze of tot een doel, strijdig met de in dit plan ter plaatse aangegeven bestemming.
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling, indien strikte toepassing van het bepaalde in het eerste lid leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.
ART. 15. VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEID EX ARTIKEL 15 W.R.O.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het in het plan bepaalde :
voor het bouwen van kleine utilitaire bouwwerken, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m2 en de hoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen, mits het voor bebouwing bestemde gronden betreft;
voor het bouwen van andere bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, bruggen en keermuren;
voor het overschrijden van de maten betreffende hoogte, goothoogte en oppervlakte van gebouwen met ten hoogste 10%, mits de daaruit voortvloeiende vergroting van de inhoud van het gebouw niet meer dan 10% zal bedragen.
PAR. 4. OVERGANGS-, STRAF- EN SLOTBEPALINGEN ART. 17. OVERGANGSBEPALING
Een niet met het plan overeenkomend bouwwerk, dat op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig, dan wel in aanbouw was of gebouwd kan worden krachtens een vóór dat tijdstip verleende bouwvergunning, dan wel een aangevraagde bouwvergunning die verleend moet worden, mag :
voor een gedeelte worden vernieuwd of in beperkte mate worden veranderd, mits de bestaande afwijking van de aard van de bestemming niet wordt vergroot;
met ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bouwwerk als bedoeld in de aanhef van dit lid worden vergroot, mits daardoor de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden en overigens de bestaande afwijking van de aard van de bestemming niet wordt vergroot;
geheel worden vernieuwd, zonodig met overschrijding van de bebouwingsgrenzen, indien het bouwwerk ten gevolge van een kalamiteit is vernield, mits de aanvraag om een bouwvergunning binnen drie jaar na het tenietgaan is ingediend en mits de bestaande afwijking ook naar de aard niet wordt vergroot.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de bepalingen van het plan voor:
het geheel vernieuwen en veranderen van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid, mits de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden en de bestaande afwijking van de bestemming ook naar de aard niet wordt vergroot;
een ingrijpend veranderen van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid, waaronder wordt verstaan de verbouwing die verder strekt dan een interne verbouwing en wijziging van één of meer gevels en eventueel het uitbreiden van de bestaande oppervlakte hiervan met ten hoogste 15%, mits de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens niet wordt overschreden en de bestaande afwijking van de bestemming ook naar de aard niet wordt vergroot.
Gronden en bouwwerken, welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op andere wijze in gebruik zijn dan in dit plan is bepaald, mogen als zodanig in gebruik blijven; het is verboden de bestaande afwijking van de bestemming op enigerlei wijze ook naar de aard te vergroten of te verzwaren.
Het is verboden het in lid 3 bedoelde gebruik te wijzigen in een ander van het plan afwijkend gebruik, tenzij het nieuwe gebruik niet meer afwijkt van het in het plan bepaalde dan het voorafgaande gebruik.
ART. 16. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID EX ARTIKEL 11 W.R.O.
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming "Rekreatieve doeleinden II"(RDII) wijzigen in de bestemming "Centrumdoeleinden".
De wijziging als bedoeld in lid 1 kan uitsluitend worden toegepast ten behoeve van woningen, kantoren en zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening en kan ten hoogste betrekking hebben op 30% van de gronden met de bestemming "Rekreatieve doeleinden II".
Bij de wijziging als bedoeld in lid 1 dienen de bebouwingsvoorschriften als bedoeld in artikel 6, lid 2 van de voorschriften in acht te worden genomen.
Alvorens tot wijziging als bedoeld in lid 1 over te gaan, worden de volgende procedureregels in acht genomen:
het ontwerp-wijzigingsplan ligt gedurende veertien dage. voor een ieder ter inzage;
burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging tevoren bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van bezwaren tegen het ontwerp-wijzigingsplan bij burgemeester en wethouders gedurende de onder a. genoemde termijn;
bij de indiening ter goedkeuring bij gedeputeerde staten worden de ingediende bezwaarschriften meegezonden.
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling ten behoeve van een ander gebruik dan uit hoofde van het bepaalde in het derde en het vierde lid is toegestaan, indien strikte toepassing van deze bepalingen leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
ART. 18. STRAFBEPALING
Een strafbaar feit als bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is
elke overtreding van het bepaalde in artikel 14, lid 1 met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken;
elke overtredingvan het bepaalde in artikel 17, lid 3 met betrekking tot het vergroten en het verzwaren van de afwijking;
elke overtreding van het bepaalde in artikel betrekking tot het wijzigen in een van het plan gebruik.
17, lid 4 met meer afwijkend
.ART. 19. SLOTBEPALING
De voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel
"Voorschriften bestemmingsplan West 1990".
d.d.