Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt
gemeten:
1.
lengte, breedte en diepte van
gebouwen: tussen de buitenzijden van de gevels en/of
het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren;
2.
lengte, breedte en diepte van
andere bouwwerken:
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
3.
de goothoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot de horizontale snijlijn van het dakvlak met de daaronder
gelegen buitenzijden van de gevels en/of het hart van gemeenschappelijke
scheidsmuren;
4.
de inhoud van een bouwwerk: tussen de bovenzijde van de
begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
5.
de hoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het
hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
6.
de oppervlakte van een
bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
nederwaarts geprojecteerd op het horizontale vlak;
7.
oppervlakte van bouwwerken,
geen gebouw zijnde:
de verticale projectie van alle delen van die werken binnen de omtrekslijn;
8.
onderlinge afstanden: afstanden tussen bouwwerken
onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar
gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
9.
de hoogte van een windmolen: vanaf het peil tot aan de
(wieken)as van de windmolen.
1.
De
op de plankaart voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a.
duurzame
agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van agrarisch grondgebonden
bedrijven;
b.
behoud,
herstel en ontwikkeling van de specifieke bij het gebied behorende
landschappelijke-, natuurlijke-, ecologische-, cultuurhistorische- en
milieuwaarden;
c.
extensief
recreatief medegebruik;
d.
productiegebonden
detailhandel;
e.
waterlopen
en waterpartijen.
Beschrijving in hoofdlijnen
2.
De
wijze waarop met het bestemmingsplan de in lid 1 beschreven doeleinden worden
nagestreefd is als volgt:
a.
het
versterken van de agrarisch productiestructuur om te komen tot een duurzame en
concurrerende landbouw;
b.
het
behouden en versterken van ecologische waarden, met name ten behoeve van het
Waterlandse veenweidelandschap;
c.
het
faciliteren van het extensief recreatief medegebruik van het gebied door het
aanbrengen van daarop gerichte inrichtingsmaatregelen en het bieden van recreatieve
ontwikkelingsmogelijkheden aan de agrarische bedrijven, bijvoorbeeld in de vorm
van productiegebonden detailhandel (streekproducten) en kleinschalige
kampeerfaciliteiten en/of faciliteiten ten behoeve van bed and breakfast.
Bouwvoorschriften
3.
Ten
behoeve van de in lid 1, onder a. genoemde doeleinden mogen, met inachtneming
van de in lid 4 t/m 6 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen,
andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
Bestaande bebouwing
4.
In
afwijking van het bepaalde in lid 5 en 6 zijn bouwwerken toegestaan, voor zover
deze bouwwerken reeds aanwezig zijn op het moment waarop dit bestemmingsplan in
ontwerp ter visie ligt.
5.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een
gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.
per
bouwvlak mag slechts één dienstwoning worden gebouwd ter plaatse van de op de
plankaart aangegeven aanduiding “dienstwoning”;
c.
de
goothoogte en hoogte van een dienstwoning mag niet meer bedragen dan op de
plankaart is aangegeven;
d.
de
hoogte van gebouwen, niet zijnde dienstwoningen, mag niet meer bedragen dan 6 meter;
e.
een
bouwvlak mag voor niet meer dan 75% worden bebouwd;
f.
een
eenmaal als dienstwoning aangemerkte woning blijft bij de toepassing van deze
voorschriften als zodanig beschouwd.
6.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a.
andere
bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Op de gronden met
de aanduiding “z” mogen uitsluitend vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in
artikel 43 van de Woningwet worden gebouwd;
b.
in
afwijking van het bepaalde onder a. mogen uitsluitend andere bouwwerken worden
gebouwd, met een hoogte van maximaal 2,50 meter, welke ter plaatse noodzakelijk zijn
uit een oogpunt van doelmatig beheer en onderhoud overeenkomstig de doeleinden,
waaronder begrepen ondergeschikte andere bouwwerken, zoals afrasteringen en
eenvoudige recreatieve ondersteunende voorzieningen, zoals wegwijzers, informatieborden
en zitbanken;
c.
in
afwijking van het bepaalde onder a. mag er ter plaatse van de aanduiding
"paardenbak" een paardenbak worden gerealiseerd met een omheining van
maximaal 1,5 meter hoogte.
Aanlegvergunningen
7.
Het
is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en
Wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. Vergraven;
b. Diepploegen;
c. Egaliseren;
d. Dempen van sloten en
greppels;
e. Aanbrengen van houtgewas;
f. Aanbrengen van ondergrondse
leidingen
g. Aanbrengen van
oppervlakteverhardingen van meer dan 200 m²;
h. Gebruik van afdekmaterialen;
i. Aanleg niet-menstoegankelijke
tunnel (hoogte maximaal 1,5
meter);
j. Aanleg van folie-mestbassins;
k.
Het
verwijderen/scheuren van grasland en/of het aanleggen van paardenbakken.
8.
Het
in lid 7 vervatte verbod is niet van toepassing op landbouwkundige werken en
werkzaamheden welke tot de normale agrarische bedrijfsvoering worden gerekend,
of welke geschieden binnen het agrarisch bouwvlak. Voorts is geen vergunning
nodig voor het aanleggen van verhardingen buiten het bouwvlak in de vorm van
koepaden, melkplaatsen en inritten. Bestaande paardenbakken, die op de
plankaart als zodanig zijn aangegeven, vallen eveneens buiten het verbod.
9.
De
werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 7 zijn slechts toelaatbaar indien
daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 1 genoemde
doeleinden.
Gebruiksregeling.
10.
Van
het verboden gebruik van de grond als bedoeld in artikel 27, lid 1. wordt
uitgezonderd het gebruik van de grond als:
a.
staanplaats
voor kampeermiddelen, met dien verstande dat dit gebruik slechts is toegestaan
in de periode van 15 maart tot 1 november en bovendien uitsluitend op de
gronden binnen het agrarisch bouwvlak;
b.
opslagplaats
van drijfmest middels een folie-mestbassin, voorzover het betreft de gronden
binnen het agrarisch bouwvlak.
11.
Onder
het verboden gebruik van de bouwwerken als bedoeld in artikel 27, lid 1. wordt
in ieder geval begrepen het gebruik:
a.
voor
bewoning, behoudens de agrarische bedrijfswoning;
b.
voor
de uitoefening van enige tak van handels-, detailhandels- en
bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van het agrarisch bedrijf en, voorzover
het betreft de bouwwerken binnen het agrarisch bouwvlak, de verkoop in het
klein als niet zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf, mits dit
beperkt blijft tot in het bedrijf geproduceerde goederen (productiegebonden
detailhandel);
c.
de
omschakeling van een bestaand agrarisch bedrijf, geen intensieve veehouderij
zijnde, naar een intensieve veehouderij.
Vrijstelling
bed and breakfast
12.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 15 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1
voor de uitoefening van bed and breakfast activiteiten. Bij het verlenen van de
vrijstelling dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
a.
de
agrarische woonfunctie van (een deel van) het pand blijkt gehandhaafd;
b.
bed
and breakfast is zowel toegestaan in het hoofdgebouw als in de bijgebouwen;
c.
er
mogen geen afzonderlijke keukenfaciliteiten voor de B&B-kamers worden
gerealiseerd;
d.
de
bed and breakfast activiteiten mogen maximaal 7 kamers omvatten;
e.
per
kamer dient 1 parkeerplaats op eigen erf te worden gerealiseerd.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
bedrijfsactiviteiten,
voor zover deze bedrijven behoren tot de categorieën 1 en 2 van de van deze
voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), met
uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen-
en vergunningenbesluit milieubeheer;
b.
dienstwoningen;
c.
productiegebonden
detailhandel en horeca ten dienste van de onder a. genoemde activiteiten;
d.
nutsvoorzieningen,
zoals gemalen en trafohuisjes.
Bestaande bedrijven
2.
In
afwijking van het bepaalde in lid 1, onder a. geldt dat bedrijven uit een
hogere categorie worden geacht te voldoen aan de bepalingen van dit plan, voor
zover deze bedrijven aanwezig zijn op het moment waarop dit bestemmingsplan
rechtskracht verkrijgt.
Bouwvoorschriften
3.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 4 t/m 5 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere
bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
4.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een
gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
de
goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven;
c.
de
hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven;
d.
per
bouwperceel mag, ter plaatse van de aanduiding "dienstwoning", niet
meer dan één dienstwoning worden gerealiseerd, met dien verstande dat de inhoud
niet meer mag bedragen dan 500 m³;
e.
in
afwijking van het bepaalde onder a. mogen bijgebouwen worden gerealiseerd
buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat:
1.
de
inhoud niet meer bedraagt dan 75
m3;
2.
het
gebouw niet mag worden opgericht op de gronden die op de plankaart de
aanduiding (z) hebben gekregen;
3.
het
bebouwingspercentage ten hoogste 40% bedraagt.
5.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat:
a.
op
de gronden met de aanduiding (z) uitsluitend vergunningvrije bouwwerken als
bedoeld in artikel 43 van de Woningwet mogen worden gebouwd;
b.
de
hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter, met uitzondering
van erfafscheidingen die niet hoger mogen zijn dan 2 meter.
Parkeren
6.
Parkeren
ten behoeve van de bedrijven dient op eigen terrein te geschieden, met dien
verstande dat minimaal 1 parkeerplaats per 75 m²
bedrijfsvloeroppervlak wordt gerealiseerd.
Vrijstelling
bedrijfsactiviteiten
Objectieve
begrenzing van de vrijstellingsbevoegdheid
8.
De
in lid 7 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a.
de
milieusituatie
b.
de
parkeersituatie in de omgeving;
c.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Wijzigingsbevoegdheid
9.
Burgemeester
en wethouders kunnen, op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd
in één of meer van de volgende bestemmingen:
a.
Tuin;
b.
Wonen
- Aaneengesloten;
c.
Wonen
- Gestapeld;
d.
Wonen
- Twee aaneengesloten;
e.
Wonen
- Vrijstaand;
Objectieve
begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid
10.
De
in lid 9 genoemde wijziging kan slechts worden toegepast, indien:
a.
geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de
verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
b.
de
geluidsbelasting van de gevel van een gebouw waarin een geluidgevoelige functie
is (of kan worden) gevestigd, als gevolg van het verkeer niet meer bedraagt
dan:
1.
de
voorkeursgrenswaarde, dan wel;
2.
de
door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde.
Deze
bepaling blijft buiten werking indien een permanent geluiddichte gevel wordt
gerealiseerd.
11.
Burgemeester
en wethouders kunnen, op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de
plankaart aangegeven aanduiding "beperking bouwblok" het plan
wijzigen in die zin dat de bouwblok geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd.
Bij het toepassen van de bevoegdheid nemen burgemeester en wethouders de
volgende randvoorwaarden in acht:
a.
de
bevoegdheid kan pas worden toegepast de dag nadat het 5 jaar geleden is dat het
bestemmingsplan werd vastgesteld;
b.
de
bevoegdheid kan niet worden toegepast voor zover:
1.
de
gronden op het onder a. bedoelde tijdstip zijn bebouwd;
2.
voor
zover er op het onder a. bedoelde tijdstip een aanvraag voor een bouwvergunning
is ingediend;
c.
de
onder b, sub 2. bedoelde beperking vervalt indien:
1.
de
aanvraag voor een bouwvergunning wordt ingetrokken;
2.
de
bedoelde bouwvergunning niet wordt verleend;
3.
de
bedoelde bouwvergunning wordt ingetrokken.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor :
a.
kantoren,
maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, dienstverlening, bedrijven
behorende tot ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
(bijlage 1) en horecabedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1 van de
Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 2), met dien verstande dat deze
horecabedrijven uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de op de plankaart
aangegeven aanduiding (h);
b.
alsmede
voor wonen.
Bestaande horecabedrijven
2.
In
afwijking van het bepaalde in lid 1 zijn bestaande horecabedrijven, die op het
moment waarop dit bestemmingsplan rechtskracht krijgt en die activiteiten
uitoefenen die behoren tot een hogere, dan wel niet genoemde, categorie van de
Staat van Horeca-activiteiten, eveneens toegestaan tot het moment waarop die
bedrijfsactiviteiten worden gestaakt.
Bouwvoorschriften
3.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 4 t/m 5 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere
bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
4.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een
gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
de
goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven;
c.
de
hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven;
d.
binnen
de bouwvlakken die op de plankaart met de aanduiding "gestapeld" zijn
aangegeven mogen de in lid 1, onder a. genoemde functies slechts op de begane
grond worden uitgeoefend. De verdiepingen mogen in dat geval uitsluitend worden
gebruikt ten behoeve van het in lid 1, onder b. genoemde "wonen";
e.
binnen
de bouwblokken zónder de aanduiding als bedoeld onder d. mag per bouwperceel
niet meer dan één (dienst)woning worden gerealiseerd, met dien verstande dat de
inhoud niet meer mag bedragen dan 500 m³;
f.
in
afwijking van het bepaalde onder a. mogen bijgebouwen worden gerealiseerd
buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat:
1.
de
inhoud niet meer bedraagt dan 75
m3;
2.
het
gebouw niet mag worden opgericht op de gronden die op de plankaart de
aanduiding (z) hebben gekregen;
3.
het
bebouwingspercentage ten hoogste 40% bedraagt.
5.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
a.
op de gronden met de aanduiding "z"
uitsluitend andere bouwwerken zijn toegestaan, voor zover (en in het geval dat)
de in artikel 43 van de Woningwet genoemde situaties dit toelaten;
b.
op
de overige gronden mag de hoogte niet meer bedragen dan 5 meter, met uitzondering
van erfafscheidingen die niet hoger mogen zijn dan 2 meter;
Nadere eisen
6.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a.
een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.
de
verkeersveiligheid;
c.
de
sociale veiligheid; en
d.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
ten behoeve van de
stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en
reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor
het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit
het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk
zijn.
Wijzigingsbevoegdheid
horeca
7.
Burgemeester
en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening, bevoegd de plankaart te wijzigen, ten behoeve van het
verwijderen van de in lid 1 genoemde aanduiding (h). De bevoegdheid kan met
name worden toegepast in situaties waarbij gevallen als bedoeld in lid 2 ter
plaatse ophouden te bestaan.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Groen" aangewezen gronden zijn uitsluitend
bestemd voor groen- water- en speelvoorzieningen, alsmede nutsvoorzieningen.
Bouwvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken,
zoals (half)ondergrondse bergbezinkstations en andere werken, zoals wandel- en
fietspaden, worden gerealiseerd.
3.
Voor
het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken op de in lid 1
omschreven gronden geldt, dat deze uitsluitend zijn toegestaan voor zover (en
in het geval dat) de in artikel 43 van de Woningwet genoemde situaties dit
toelaten (straatmeubilair, nutsgebouwtjes, en dergelijke), met dien verstande
dat:
a.
rond
speelplaatsen hekwerken tot een hoogte van 4 meter mogen worden
gerealiseerd;
b.
ter
plaatse van de op de plankaart door middel van een aanduiding “molen”
aangegeven bouwwerk een hoogte van 6 meter is toegestaan ten behoeve van een
kunstobject in de vorm van een windmolen.
Wijzigingsbevoegdheid snippergroen
4.
Burgemeester
en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening, bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de in
artikel 9 geregelde bestemming (Tuin), de in artikel 13 geregelde bestemming
(Wonen - Aaneengesloten), de in artikel 16 geregelde bestemming (Wonen - Twee
aaneengesloten) en de in artikel 17 geregelde bestemming Wonen -Vrijstaand). De
wijzigingsbevoegdheid zal uitsluitend worden toegepast voor de
bestemmingswijziging van strookjes openbaar groen die aansluiten op de tuinen
en erven van woningen, met dien verstande dat het wijzigen en/of vergroten van
bouwvlakken niet is toegestaan.
Nadere eisen
5.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a.
de
verkeersveiligheid;
b.
de
sociale veiligheid; en
c.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
ten behoeve van de
stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en
reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor
het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit
het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk
zijn.
Artikel 7
Maatschappelijk
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn
bestemd voor maatschappelijke activiteiten met bijbehorende
verkeersvoorzieningen en groenvoorzieningen en met dien verstande dat horeca
ten dienste van deze activiteiten uitsluitend tot categorie 1d van de Staat van
Horeca-activiteiten behoort, en voorts dat:
a.
ter
plaatse van de aanduiding "dienstwoning" de gronden tevens voor wonen
zijn bestemd;
b.
ter
plaatse van de aanduiding "schoolwoningen" de gronden tevens voor
wonen zijn bestemd, met dien verstande dat deze activiteit uitsluitend op de
verdieping mag worden uitgeoefend;
c.
ter
plaatse van de aanduiding "begraafplaats" de gronden uitsluitend voor
het begraven zijn bestemd;
d.
ter
plaatse van de aanduiding "schoonheids- en kapsalon" de gronden
tevens zijn bestemd voor de uitoefening
van een schoonheids- en kapsalon.
Bouwvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 t/m 4 genoemde bepalingen, de daarbij behorende maatschappelijke
voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken
worden gerealiseerd.
3.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een
gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
de
goothoogte van een gebouw mag niet meer dan op de plankaart staat aangegeven;
c.
de
hoogte van een gebouw mag niet meer dan op de plankaart staat aangegeven.
4.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
a.
op de gronden met de aanduiding "z"
uitsluitend andere bouwwerken zijn toegestaan, voor zover (en in het geval dat)
de in artikel 43 van de Woningwet genoemde situaties dit toelaten;
b.
op
de overige gronden mag de hoogte niet meer bedragen dan 5 meter, met uitzondering
van erfafscheidingen die niet hoger mogen zijn dan 2 meter;
Nadere eisen
5.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a.
een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.
de
verkeersveiligheid;
c.
de
sociale veiligheid; en
d.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
ten behoeve van de
stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en
reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor
het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit
het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk
zijn.
Wijzigingsbevoegdheid schoolwoningen
6.
Burgemeester
en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening, bevoegd de bestemming van de gronden, ter plaatse van de
op de plankaart aangegeven aanduiding "schoolwoningen", te wijzigen
ten behoeve van de realisering van woningen met bijbehorende tuinen en erven.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor
recreatie-activiteiten, met dien verstande dat:
a.
ter
plaatse van de aanduiding “watersportvoorzieningen” watersportactiviteiten zijn
toegestaan;
b.
ter
plaatse van de aanduiding “volkstuinen” recreatief tuinieren is toegestaan;
c.
een
horecabedrijf ten dienste van en ondergeschikt aan de onder a. genoemde
watersportvoorziening, behorende tot categorie 1d van de Staat van
Horeca-activiteiten (kantine), is toegestaan.
Bouwvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1, onder a. en c. genoemde doeleinden mogen, met inachtneming
van de in lid 4 t/m 5 genoemde bepalingen, de daarbij behorende recreatieve
voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken
worden gerealiseerd.
3.
Op
de in lid 1, onder b. genoemde gronden mogen uitsluitend andere werken worden
gerealiseerd.
4.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een
gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
de
goothoogte van een gebouw mag niet meer dan op de plankaart staat aangegeven;
c.
de
hoogte van een gebouw mag niet meer dan op de plankaart staat aangegeven.
d.
de
hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de in lid 1 onder b. bedoelde
volkstuinen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
e.
in
afwijking van het bepaalde onder a., b. en c., alsmede in afwijking van het bepaalde
in lid 3, mogen ten behoeve van de in lid 1, onder b. bedoelde volkstuinen
gebouwen met een maximale hoogte van 3,00 meter en een maximaal oppervlak van 8 m² worden
gerealiseerd.
5.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat deze uitsluitend zijn
toegestaan voor zover (en in het geval dat) de in artikel 43 van de Woningwet
genoemde situaties dit toelaten.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen,
alsmede voor parkeren.
Bouwvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 t/m 4 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere
bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
3.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met dien verstande
dat:
b.
de
bergingen en entrees die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van
dit bestemmingsplan reeds legaal aanwezig waren, worden geacht te passen binnen
de bepalingen van dit plan;
c.
ter
plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding "erkers
toegestaan" een erker is toegestaan met een maximale diepte van 1,25 meter en een
maximale hoogte van 3 meter.
4.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat deze uitsluitend zijn
toegestaan voor zover (en in het geval dat) de in artikel 43 van de Woningwet
genoemde situaties dit toelaten.
Nadere eisen
5.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a.
een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.
een
goede woonsituatie;
c.
de
verkeersveiligheid; en
d.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
ten behoeve van de stedenbouwkundige
en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen, met dien verstande
dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad
geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid,
waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Vrijstellingsbevoegdheid bergingen en entrees
6.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 15 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in dit
artikel:
a.
teneinde
een vergroting van de in lid 3, onder b. bedoelde bergingen en entrees toe te
staan, indien deze vergroting tot stand wordt gebracht door een vrijstaande
berging te verbinden met de voorgevel van het hoofdgebouw. De vergroting zal
niet leiden tot verbreding van het bijgebouw en evenmin tot een verkleining van
de afstand van de berging tot de openbare weg;
b.
teneinde
een kap op de in lid 3, onder b. bedoelde bergingen toe te staan, met dien
verstande dat de dakhelling en dakrichting van het hoofdgebouw wordt
aangehouden.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor
verkeers- en vervoersactiviteiten, alsmede nutsvoorziening.
Bouwvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 t/m 4 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere
bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
3.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
de
hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
b.
de
oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de bestemming mag maximaal 15 m²
bedragen;
4.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat deze uitsluitend zijn
toegestaan voor zover (en in het geval dat) de in artikel 43 van de Woningwet
genoemde situaties dit toelaten, met dien verstande dat ter plaatse van de
kruising van de Kerkstraat met rijksweg 8 een viaduct is toegestaan met de
daarop aanwezige lichtmasten en ander wegmeubiliair met een bouwhoogte van
maximaal 20 meter.
Nadere eisen
5.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a.
de
verkeersveiligheid;
b.
de
sociale veiligheid; en
c.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
ten
behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de
bebouwing, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het
gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het
oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Verkeer en verblijf" aangewezen gronden zijn
bestemd voor verkeers- en verblijfsactiviteiten, alsmede nutsvoorziening.
Bouwvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 t/m 4 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere
bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
3.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
de
hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
b.
de
oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de bestemming mag maximaal 15 m²
bedragen;
4.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat deze uitsluitend zijn toegestaan
voor zover (en in het geval dat) de in artikel 43 van de Woningwet genoemde
situaties dit toelaten.
Nadere eisen
5.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a.
de
verkeersveiligheid;
b.
de
sociale veiligheid; en
c.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
ten
behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de
bebouwing, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het
gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het
oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Wijzigingsbevoegdheid
snippergroen
6.
Burgemeester
en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening, bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de in
artikel 9 geregelde bestemming (Tuin), de in artikel 13 geregelde bestemming
(Wonen - Aaneengesloten), de in artikel 16 geregelde bestemming (Wonen - Twee
aaneengesloten) en de in artikel 17 geregelde bestemming Wonen -Vrijstaand). De
wijzigingsbevoegdheid zal uitsluitend worden toegepast voor de
bestemmingswijziging van strookjes openbaar groen die aansluiten op de tuinen
en erven van woningen, met dien verstande dat het wijzigen en/of vergroten van
bouwvlakken niet is toegestaan.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Water" aangewezen gronden zijn uitsluitend
bestemd voor de waterhuishouding, met de daarbij behorende oevers, alsmede voor
wonen ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “zone
voor waterkavels”.
Bebouwingvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 t/m 4 genoemde bepalingen, de daarbij behorende andere bouwwerken en andere
werken worden gerealiseerd. Burgemeester en wethouders toetsen voorafgaand aan
de verlening van de bouwvergunning of voldaan wordt aan de keur van de
waterbeheerder, dan wel een ontheffing daarvan nodig is.
3.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken op de in lid 1 omschreven gronden
geldt, dat deze uitsluitend zijn toegestaan voor zover (en in het geval dat) de
in artikel 43 van de Woningwet genoemde situaties dit toelaten.
4.
In
afwijking van het bepaalde in lid 3 mogen waterwoningen en/of woonboten worden
gerealiseerd en/of afgemeerd binnen de in lid 1 bedoelde zone voor waterkavels.
Het maximale aantal waterkavels is op de plankaart aangegeven. De waterwoningen
en/of woonboten dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:
a.
de
waterkavel mag voor maximaal 80% worden bebouwd;
b.
de
hoogte bedraagt maximaal 7
meter;
c.
de
inhoud bedraagt maximaal 600
m3.
Aanlegvergunning
a.
het
kanaliseren en/of dempen van watergangen;
b.
het
aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven en ontgronden
van bestaande dammen of andere taluds.
6.
Alvorens
burgemeester en wethouders het besluit tot het verlenen van de vergunning
nemen, vragen zij advies aan de waterbeheerder.
7.
Het
in lid 5 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden die:
a.
het
normale onderhoud en beheer van de gronden betreffen;
b.
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het
bestemmingsplan.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Wonen - Aaneengesloten" aangewezen gronden zijn
bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep
(waaronder begrepen bed and breakfast), tuinen en erven.
Bouwvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 t/m 5 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere
bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
3.
Voor
het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een
hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van een aaneengesloten woning binnen een
bouwvlak worden gebouwd;
b.
de
goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven;
c.
de
hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven.
4.
Voor
het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
de
goothoogte en hoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte
van de bovenzijde van de eerste verdiepingsvloer van de woning, met een maximum
van 4,00 meter;
b.
in
afwijking van het bepaalde onder a. mag de hoogte van aan- en uitbouwen ten
hoogste 4,50 meter,
bedragen met dien verstande dat:
1.
de
afdekking plaatsvindt door middel van een hellend dak;
2.
de
dakhelling en -richting gelijk is aan die van het hoofdgebouw;
3.
de
goothoogte niet hoger is dan 3,00
meter;
c.
de
diepte van aan- en uitbouwen mag, gemeten uit de gevel van het hoofdgebouw,
niet meer bedragen dan 3,00
meter;
d.
de
goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
e.
de
hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;
f.
het
gezamenlijk grondoppervlak van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen
dan 30% van het erf van het bijbehorende bouwperceel met een maximum van 40 m²;
5.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat de hoogte maximaal 3,00 meter bedraagt, met
uitzondering van erfafscheidingen die tot een hoogte van maximaal 2,00 meter mogen worden
opgericht en vlaggenmasten die tot een hoogte van maximaal 6,00 meter mogen worden
opgericht.
Nadere eisen
6.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a.
een
goede woonsituatie;
b.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de
stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de bebouwing, met dien
verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de
gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van
brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Wonen - Garages en bergplaatsen" aangewezen
gronden zijn uitsluitend bestemd voor de stalling van vervoermiddelen en voor
de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen.
Bouwvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen worden gerealiseerd.
3.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
de
goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven;
b.
de
hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven.
Vrijstellingsbevoegdheid
ten behoeve van woonfuncties
4.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 15 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in dit
artikel voor het in gebruik nemen van de garages/bergingen voor woonfuncties,
zoals bijkeukens, praktijkruimten voor aan huis verbonden beroepen en
dergelijke, ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding "woonfuncties toegestaan". De vrijstelling zal uitsluitend
worden verleend voor garages/ bergingen die fysiek grenzen aan het hoofdgebouw
waartoe de garages/bergingen behoren.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Wonen – Gestapeld" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a.
wonen
al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep (waaronder begrepen
bed and breakfast), tuinen en erven, alsmede voor:
b.
begeleid
wonen, met dien verstande dat dit uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de
op de plankaart aangegeven aanduiding “begeleid wonen”
c.
alsmede
voor kantooractiviteiten, met dien verstande dat dit uitsluitend is toegestaan
ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “kantoren”
Bouwvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 t/m 5 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere
bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
3.
Voor
het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een
hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van een meergezinshuis binnen een
bouwvlak worden gebouwd;
b.
de
goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven;
c.
de
hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven;
a.
Het
bouwen van aan- en uitbouwen is niet toegestaan;
b.
de
goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
c.
de
hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;
d.
het
gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 30% van
het erf van het bijbehorende bouwperceel met een maximum van 40 m²;
5.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat de hoogte maximaal 3,00 meter bedraagt, met
uitzondering van erfafscheidingen die tot een hoogte van maximaal 2,00 meter mogen worden
opgericht en vlaggenmasten die tot een hoogte van maximaal 6,00 meter mogen worden
opgericht.
Nadere eisen
6.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a.
een
goede woonsituatie;
b. de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de
bebouwing, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het
gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het
oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Wonen – Twee aaneengesloten" aangewezen gronden
zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden
beroep (waaronder begrepen bed and breakfast), tuinen en erven.
Bouwvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 t/m 6 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere
bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
3.
Voor
het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een
hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van een aaneengesloten woning binnen een
bouwvlak worden gebouwd;
b.
de
goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven;
c.
de
hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven;
d.
ter
plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding "lage
goot handhaven" mag de goothoogte aan de voorzijde van de woning niet
meer bedragen dan 3,00 meter;
e.
in
afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding
"mantelzorg" een vrijstaande woning voor mantelzorg worden
gerealiseerd.
4.
Voor
het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
de
goothoogte en hoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte
van de bovenzijde van de eerste verdiepingsvloer van de woning, met een maximum
van 4,00 meter;
b.
in
afwijking van het bepaalde onder a. mag de hoogte van aan- en uitbouwen ten
hoogste 4,50 meter,
bedragen met dien verstande dat:
1.
de
afdekking plaatsvindt door middel van een hellend dak;
2.
de
dakhelling en -richting gelijk is aan die van het hoofdgebouw;
3.
de
goothoogte niet hoger is dan 3,00
meter;
c.
de
diepte van aan- en uitbouwen mag, gemeten uit de gevel van het hoofdgebouw,
niet meer bedragen dan 4,00 meter;
d.
de
goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
e.
de
hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;
f.
het
gezamenlijk grondoppervlak van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen
dan 30% van het erf van het bijbehorende bouwperceel met een maximum van 40 m²;
5.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat de hoogte maximaal 3,00 meter bedraagt, met
uitzondering van erfafscheidingen die tot een hoogte van maximaal 2,00 meter mogen worden
opgericht en vlaggenmasten die tot een hoogte van maximaal 6,00 meter mogen worden
opgericht.
Hooimijt
6.
In
afwijking van het bepaalde in lid 5 is het toegestaan ter plaatse van de op de
plankaart aangegeven aanduiding “hooimijt toegestaan” een
hooimijt te realiseren met een oppervlakte van maximaal 100 m2 en
een maximale hoogte van 10 meter.
Nadere eisen
7.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a.
een
goede woonsituatie;
b.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de
bebouwing, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het
gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het
oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Wonen – Vrijstaand" aangewezen gronden zijn
bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep
(waaronder begrepen bed and breakfast), tuinen en erven, alsmede een culturele
functie ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding (cf) en een
caravanstalling ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding (cs).
Bouwvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 t/m 5 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere
bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
3.
Voor
het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
een
hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van een vrijstaande woning binnen een
bouwvlak worden gebouwd;
c.
de
hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat
aangegeven.
4.
Voor
het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
de
goothoogte en hoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte
van de bovenzijde van de eerste verdiepingsvloer van de woning, met een maximum
van 4,00 meter;
b.
in
afwijking van het bepaalde onder a. mag de hoogte van aan- en uitbouwen ten
hoogste 4,50 meter,
bedragen met dien verstande dat:
1.
de
afdekking plaatsvindt door middel van een hellend dak;
2.
de
dakhelling en -richting gelijk is aan die van het hoofdgebouw;
3.
de
goothoogte niet hoger is dan 3,00
meter;
c.
de
diepte van aan- en uitbouwen mag, gemeten uit de gevel van het hoofdgebouw,
niet meer bedragen dan 5,00 meter;
d.
de
goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
e.
de
hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;
f.
het
gezamenlijk grondoppervlak van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen
dan 30% van het erf van het bijbehorende bouwperceel met een maximum van 40 m²;
5.
Voor
het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat de hoogte maximaal 3,00 meter bedraagt, met
uitzondering van erfafscheidingen die tot een hoogte van maximaal 2,00 meter mogen worden
opgericht en vlaggenmasten die tot een hoogte van maximaal 6,00 meter mogen worden
opgericht.
Nadere eisen
6.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a.
een
goede woonsituatie;
b. de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de
bebouwing, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het
gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het
oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Gebruiksbepaling
caravanstalling
7.
De
voor caravanstalling aangewezen gronden mogen het op de plankaart aangegeven
maximale aantal gestalde caravans niet overschrijden. Tot een verboden gebruik
als bedoeld in artikel 27, lid 1 wordt in ieder geval gerekend het
overschrijden van het maximale aantal gestalde caravans.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Uit te werken woongebied" aangewezen gronden
zijn uitsluitend bestemd voor de volgende doeleinden:
a.
wonen,
al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep (waaronder begrepen
bed and breakfast);
b.
verkeers-
en verblijfsactiviteiten
c.
speel-
water- en groenvoorzieningen;
d.
waterhuishouding.
Uitwerkingsregels
voor uitwerkingsgebied 1
2.
Burgemeester
en wethouders werken het plan uit met inachtneming van het bepaalde in artikel
11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en met inachtneming van de volgende
uitwerkingsregels:
a.
binnen
het bestemmingsvlak met de aanduiding "Uitwerkingsgebied 1" mag ten
hoogste 1 vrijstaande woning worden gerealiseerd;
b.
de
hoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 10 meter;
c.
binnen
het gebied dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
Uitwerkingsregels
voor uitwerkingsgebied 2
3.
Burgemeester
en wethouders werken het plan uit met inachtneming van het bepaalde in artikel
11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en met inachtneming van de volgende
uitwerkingsregels:
a.
binnen
het bestemmingsvlak met de aanduiding "Uitwerkingsgebied 2" mogen ten
hoogste 27 woningen worden gerealiseerd;
b.
de
hoogte van eengezinshuizen mag niet meer bedragen dan 11 meter;
c.
de
hoogte van de meergezinshuizen mag niet meer bedragen dan 12 meter;
d.
binnen
het gebied dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
Bouwverbod
4.
Tot
het tijdstip waarop het plan is uitgewerkt is het verboden te bouwen. In
afwijking van deze bepaling mag slechts worden gebouwd op grond van een
bouwplan dat in overeenstemming is met:
a.
het
ontwerp van een uitwerkingsplan, of;
b.
een
vastgestelde en nog niet goedgekeurde uitwerking, mits vooraf van gedeputeerde
staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen en belanghebbenden tevoren
in de gelegenheid zijn gesteld tegen het voornemen (om een verklaring van geen
bezwaar aan te vragen, als hierboven bedoeld) schriftelijk hun bedenkingen in
te dienen.
Procedure bij uitwerking
5.
Bij
het uitwerken volgen burgemeester en wethouders de procedure die is aangegeven
in artikel 31, lid 2.
Toepassing
uitwerkingsbevoegdheid
6.
Burgemeester
en wethouders geven slechts toepassing aan de in dit artikel bedoelde
bevoegdheid indien uit onderzoek is komen vast te staan dat kan worden voldaan
aan wettelijke bepalingen, dan wel aannemelijk is dat ontheffing/vrijstelling
daarvan kan of zal worden verkregen, ten aanzien van: Archeologie, Watertoets,
Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid, Geluid, Flora en fauna, alsmede andere
aspecten die onderhevig zijn aan wettelijke bepalingen.
Doeleindenomschrijving
1. Alle gronden binnen het op de
plankaart als "Archeologisch waardevol gebied" aangegeven gronden
zijn primair bestemd voor de bescherming van de ter plaatse te verwachten, dan
wel voorkomende, archeologische waarden.
Bouwvoorschriften
vanwege de bestemming archeologisch waardevol gebied
2. Bouwwerken ten behoeve van
samenvallende bestemmingen zijn slechts toelaatbaar indien op basis van
archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse
Archeologie (versie 3.1), is vastgesteld dat de archeologische waarden niet of
niet onevenredig worden geschaad.
Sloopvergunning
3. In het belang van de
archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders de volgende
voorschriften verbinden aan een sloopvergunning:
a. sloopwerken lager dan 30 cm boven het maaiveld
worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
b. indien tijdens de begeleiding
van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt
hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het
belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen
verbinden aan de sloopvergunning.
Aanlegvoorschriften
4. Het is verboden op of in de
gronden met de bestemming Archeologisch waardevol gebied, zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken, voorzover geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het verlagen of afgraven van
de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
b. het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan 0,3
meter onder het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt
woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
c. het aanleggen van bos of
boomgaard;
d. het verlagen van het
grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
e. het ophogen van de bodem;
f. het graven, verbreden en
dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
g. het aanleggen van
ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende
constructies;
h. het aanleggen, verbreden of
verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
i. het uitvoeren van heiwerkzaamheden
of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
j. het tot stand brengen en/of
in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
k. het aanleggen van bouwland of
het scheuren van grasland;
l. het rooien van bos of
boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
m. het aanbrengen van
constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
n. alle overige werkzaamheden
die de archeologische en zichtbare cultuurhistorische waarden in de aangeduide
gronden kunnen aantasten.
5. Het verbod als bedoeld in lid
4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. reeds in uitvoering zijn op
het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
b. mogen worden uitgevoerd
krachtens een reeds verleende vergunning;
c. de werken of werkzaamheden,
als bedoeld in lid 4 sub g. of h., indien deze minder diep reiken dan 0,3 meter onder het
maaiveld en waarbij geen grond blijvend afgevoerd of aangevuld wordt, voor
zover niet betrekking hebbende op zichtbare cultuurhistorische waarden als
dijken en (hout)wallen.
6. Binnen het Archeologisch
waardevol gebied wordt de aanlegvergunning alleen verleend indien op basis van
archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse
Archeologie (versie 3.1), is vastgesteld dat:
a. de archeologische waarden in
voldoende mate zijn zekergesteld; of
b. er geen archeologische
waarden aanwezig zijn; of
c. de archeologische waarden
hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
Wijzigingsbevoegdheid
7. Burgemeester en Wethouders
kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming “Archeologisch
waardevol gebied” van (een deel van) de gronden wordt verwijderd, indien op
basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de
Nederlandse Archeologie (versie 3.1), is vastgesteld dat geen archeologische
waarden zijn vastgesteld.
Procedure
bij wijziging
8. Bij het wijzigen volgen
burgemeester en wethouders de volgende procedure die is aangegeven in artikel
31, lid 2
Artikel 20 Leiding
- Gas
Doeleindenomschrijving
1. De op de plankaart voor
"Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn bestemd voor het ondergrondse
vervoer van gasvormige brandstoffen. Voor zover op de plankaart is aangegeven
zijn deze gronden secundair bestemd voor de samenvallende doeleinden als
omschreven in deze voorschriften.
Bebouwingsvoorschriften
2. Ten behoeve van de in lid 1
genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en
andere werken worden gerealiseerd.
3. In afwijking van hetgeen in
lid 2 is gesteld, mogen bouwwerken ten dienste van de samenvallende
bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwwerken slechts zijn
toegestaan indien en voor zover de belangen van de betrokken leidingen zulks
gedogen;
b. alvorens de bouwvergunning
wordt verleend de betrokken leidingbeheerder wordt gehoord.
Aanlegvergunningenstelsels
4. Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) op of in de in lid 1 bedoelde gronden, de volgende werken
en/of werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
a. het verlagen en/of ophogen
van de gronden;
b. het aanbrengen van hoog
opgaande beplantingen en/of bomen;
c. het indrijven van voorwerpen
in de bodem.
5. Burgemeester en wethouder
geven slechts toepassing aan hun bevoegdheid tot het verlenen van een
vergunning, indien geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de leiding.
Uitzonderingen
6. Het in
lid 4 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud
betreffen;
b. noodzakelijk zijn in verband
met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de gronden;
c. reeds in uitvoering zijn op
het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen
gronden zijn bestemd voor het bovengrondse vervoer van elektriciteit. Voor
zover op de plankaart is aangegeven zijn deze gronden secundair bestemd voor de
samenvallende doeleinden als omschreven in deze voorschriften.
Bebouwingsvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende
gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
3.
In
afwijking van hetgeen in lid 2 is gesteld, mogen bouwwerken ten dienste van de
samenvallende bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
a.
de
bouwwerken slechts zijn toegestaan indien en voor zover de belangen van de
betrokken leidingen zulks gedogen;
b.
alvorens
de bouwvergunning wordt verleend de betrokken leidingbeheerder wordt gehoord.
Aanlegvergunningenstelsels
4.
Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op of in de in lid 1 bedoelde
gronden, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of uit te doen
voeren:
a.
het
verlagen en/of ophogen van de gronden;
b.
het
aanbrengen van hoog opgaande beplantingen en/of bomen;
c.
het
aanleggen van verhardingen en waterpartijen;
d.
het
leggen van kabels en leidingen.
5.
Burgemeester
en wethouder geven slechts toepassing aan hun bevoegdheid tot het verlenen van
een vergunning, indien geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de
hoogspanningsverbinding.
Uitzonderingen
6.
Het in lid 4 bedoelde verbod is niet van toepassing op
werken en werkzaamheden die:
a.
het
normale onderhoud betreffen;
b.
noodzakelijk
zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de
gronden;
c.
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
Doeleindenomschrijving
1.
De
op de plankaart voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn
bestemd voor de ondergrondse afvoer van huishoudelijk en bedrijfsmatig
vuilwater en/of hemelwater. Voor zover op de plankaart is aangegeven zijn deze
gronden secundair bestemd voor de samenvallende doeleinden als omschreven in deze
voorschriften.
Bebouwingsvoorschriften
2.
Ten
behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in
lid 3 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en
andere werken worden gerealiseerd.
3.
In
afwijking van hetgeen in lid 2 is gesteld, mogen bouwwerken ten dienste van de
samenvallende bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
a.
de
bouwwerken slechts zijn toegestaan indien en voor zover de belangen van de
betrokken leidingen zulks gedogen;
b.
alvorens
de bouwvergunning wordt verleend de betrokken leidingbeheerder wordt gehoord.
Aanlegvergunningenstelsels
4.
Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op of in de in lid 1 bedoelde
gronden, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of uit te doen
voeren:
a.
het
verlagen en/of ophogen van de gronden;
b.
het
aanbrengen van hoog opgaande beplantingen en/of bomen;
c.
het
indrijven van voorwerpen in de bodem;
5.
Burgemeester
en wethouder geven slechts toepassing aan hun bevoegdheid tot het verlenen van
een vergunning, indien geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de
leiding.
Uitzonderingen
6.
Het in lid 4 bedoelde verbod
is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a.
het
normale onderhoud betreffen;
b.
noodzakelijk
zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de
gronden;
c.
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
1.
Binnen
de op de plankaart aangegeven aanduiding "beperking wonen" is het
binnen de woningen uitsluitend toegestaan de zolderverdieping te gebruiken voor
opslag van goederen ten dienste van het wonen.
Gebruiksbepaling
2.
Tot
een verboden gebruik als bedoeld in artikel 27, lid 1 wordt in ieder geval
gerekend het gebruik van de zolders van de woningen die op de plankaart zijn
aangeduid met "beperking wonen" voor het wonen, zoals dit onder meer
blijkt uit het inrichten van de zolders voor gebruik afwijkend van opslag van
goederen ten behoeve van het wonen.
Wijzigingsbevoegdheid
3.
Burgemeester
en wethouders kunnen, op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, het plan wijzigen in die zin dat de situering en de in dit artikel
genoemde beperking komt te vervallen en dat de op de plankaart aangegeven
aanduiding wordt verwijderd. De wijziging kan slechts worden toegepast indien
afdoende is vastgesteld dat de akoestische situatie dit rechtvaardigt.
1.
De
gemeenteraad is op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening,
voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de plankaart aangewezen
"Wijzigingsgebied I" (Terrein Meijn) bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming "Wonen -
Vrijstaand", "Wonen - Aaneengesloten", "Wonen - Twee
aaneengesloten", "Wonen - Gestapeld", "Tuin",
"Water", “Groen” en "Verkeer en verblijf". Daarbij gelden
de volgende randvoorwaarden:
a.
het
aantal woningen bedraagt minimaal 90 en maximaal 120;
b.
de
hoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter voor eengezinshuizen en 12 meter voor
meergezinshuizen;
c.
binnen
het wijzigingsgebied dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
d.
ten
behoeve van voldoende oppervlaktewater dienen waterpartijen te worden gerealiseerd
die haaks op de Ringvaart worden geprojecteerd. Mede hierdoor zal het
historische kavelpatroon van het veenweidelandschap in ere wordt hersteld;
e.
de
woningen dienen zodanig gesitueerd te worden dat de gevelbelasting als gevolg
van wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, dan wel de door
burgemeester en wethouders vastgestelde hogere waarde, niet overschrijdt;
f.
de
woningen langs het Noordeinde dienen zoveel mogelijk in de oorspronkelijke
rooilijn van het oude bebouwingslint te worden gerealiseerd.
2.
Burgemeester
en wethouders zijn op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de plankaart
aangewezen "Wijzigingsgebied II" (Rabobank) bevoegd de bestemming te
wijzigen in de bestemming "Wonen Gestapeld", "Tuin" en
"Verblijfsgebied". Daarbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a.
het
aantal woningen bedraagt maximaal 15;
b.
de
hoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
c.
binnen
het wijzigingsgebied dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
d.
de
woningen dienen zodanig gesitueerd te worden dat de gevelbelasting als gevolg
van wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, dan wel de door
burgemeester en wethouders vastgestelde hogere waarde, niet overschrijdt.
3.
Burgemeester
en wethouders zijn op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de plankaart
aangewezen "Wijzigingsgebied III" (hoek Noordeinde/Jollenmakersweg)
bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming "Wonen -
Vrijstaand", "Wonen - Aaneengesloten", "Wonen - Twee
aaneengesloten", "Tuin", "Water", “Groen” en
"Verkeer en verblijf". Daarbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a.
het
aantal woningen bedraagt maximaal 10;
b.
de
hoogte van eengezinshuizen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
c.
binnen
het wijzigingsgebied dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
d.
de
woningen dienen zodanig gesitueerd te worden dat de gevelbelasting als gevolg
van wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, dan wel de door
burgemeester en wethouders vastgestelde hogere waarde, niet overschrijdt;
e.
de
woningen langs het Noordeinde dienen zoveel mogelijk in de oorspronkelijke
rooilijn van het oude bebouwingslint te worden gerealiseerd;
4.
Burgemeester
en wethouders zijn op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de plankaart
aangewezen "Wijzigingsgebied IV" (gemeentewerf) bevoegd de bestemming
te wijzigen in de bestemming "Wonen -Gestapeld", "Tuin",
"Water", “Groen” en "Verkeer en verblijf". Daarbij gelden
de volgende randvoorwaarden:
a.
er
mogen niet meer dan 25 woningen mogen worden gerealiseerd;
b.
de
hoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
c.
binnen
het wijzigingsgebied dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
d.
de
woningen dienen zodanig gesitueerd te worden dat de gevelbelasting als gevolg
van wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, dan wel de door
burgemeester en wethouders vastgestelde hogere waarde, niet overschrijdt.
5.
Burgemeester
en wethouders zijn op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de plankaart
aangewezen "Wijzigingsgebied V" (De Lishof) bevoegd de bestemming te
wijzigen in de bestemming "Maatschappelijk", "Wonen -
Gestapeld", "Tuin", "Water", “Groen” en "Verkeer
en verblijf". Daarbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a.
er
mag een intramuraal gebouw in de vorm van een verpleeg- en verzorgingshuis,
alsmede een voorziening voor jeugdgezondheidszorg, worden gerealiseerd met
bijbehorende voorzieningen,
b.
er
mogen voorts niet meer dan 50 woningen worden gerealiseerd;
c.
de
hoogte van de onder a. en b. bedoelde gebouwen mag niet meer bedragen dan 12 meter;
d.
binnen
het wijzigingsgebied dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
e.
de
woningen en wooneenheden dienen zodanig gesitueerd te worden dat de
gevelbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48
dB, dan wel de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere waarde, niet
overschrijdt.
6.
Burgemeester
en wethouders zijn op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de plankaart
aangewezen "Wijzigingsgebied VI" (locatie bibliotheek) bevoegd de
bestemming te wijzigen in de bestemming "Wonen -Gestapeld",
"Tuin", "Water", “Groen” en "Verkeer en
verblijf". Daarbij gelden de volgende randvoorwaarden:
a.
er
mogen niet meer dan 15 woningen mogen worden gerealiseerd;
b.
de
hoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter;
c.
binnen
het wijzigingsgebied dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
d.
de
woningen dienen zodanig gesitueerd te worden dat de gevelbelasting als gevolg
van wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, dan wel de door
burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde, niet overschrijdt.
7.
Burgemeester
en wethouders zijn op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de plankaart
aangewezen "Wijzigingsgebied VII" (hoogspanningsverbinding) bevoegd
de bestemming te wijzigen in de bestemming "Leiding – hoogspanning"
ten behoeve van een ondergrondse hoogspanningsleiding.
Toepassing specifieke
wijzigingsbevoegdheden
8.
De
gemeenteraad geeft (in geval van lid 1), dan wel Burgemeester en wethouders
geven (in geval van lid 2 tot en met 7), slechts toepassing aan de in lid 1 tot
en met 7 bedoelde bevoegdheden indien uit onderzoek is komen vast te staan dat
kan worden voldaan aan wettelijke bepalingen, dan wel aannemelijk is dat
ontheffing/vrijstelling daarvan kan of zal worden verkregen, ten aanzien van:
Archeologie, Watertoets, Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid, Geluid, Flora en
fauna, alsmede andere aspecten die onderhevig zijn aan wettelijke bepalingen.
Vrijstelling parkeren
9.
Burgemeester
en wethouders zijn op basis van artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, bevoegd vrijstelling te verlenen van de bepalingen als bedoeld in lid
2, onder c., lid 4, onder c. en lid 6, onder c. De vrijstelling wordt slechts
verleend indien genoegzaam is aangetoond dat in de directe omgeving van de
wijzigingsgebieden, voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn, dan wel kunnen
worden gerealiseerd en dat er geen onaanvaardbare toename van de parkeerdruk
voor de omgeving ontstaat.
1. Terrein dat eenmaal in
aanmerking is genomen bij het verlenen van een bouwvergunning waaraan
uitvoering is gegeven, of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere aanvragen om een bouwvergunning buiten beschouwing.
Overschrijding
bouwgrenzen
1. Tenzij op de plankaart of
elders in de voorschriften anders wordt bepaald, mag de op de plankaart
aangegeven bouwgrens worden overschreden door:
a. plinten, kozijnen,
hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, mits de overschrijding
niet meer dan 0,50 meter
bedraagt;
b. balkons, mits de
overschrijding niet meer dan 2,00
meter bedraagt en de vrije hoogte tussen het balkon en
het maaiveld minimaal 2,60
meter bedraagt;
c. liftschachten, mits de
overschrijding niet meer dan 2,50
meter bedraagt;
d. erkers, mits de
overschrijding niet meer dan 0,50
meter bedraagt;
e. luifels, overstekende daken,
galerijen, hellingbanen, trappen en bordessen, mits de overschrijding niet meer
dan 1,00 meter
bedraagt.
Nadere
eisen
2. Ten behoeve van de in lid 1,
onder d. genoemde erkers kan het college van burgemeester en wethouders,
conform het bepaalde in artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening,
nadere eisen stellen aan de vormgeving van de erkers ten behoeve van de privacy
van aanwonenden.
Gebruiksbepalingen
1. Het is verboden de in dit
plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken, in
gebruik te nemen of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze, die
strijdig is met het in dit plan bepaalde, nadat de bij het plan aangegeven
bestemming is verwezenlijkt.
2. Onder strijdig gebruik als
bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval verstaan:
a. de opslag van vaten, kisten,
al dan niet voor gebruik geschikte voer-, vaar- of vliegtuigen en machines of
onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, zand, grind en
brandstoffen, één en ander met uitzondering van opslag, die als normaal
bestanddeel van gebruik ingevolge de bestemming van de betrokken gronden is aan
te merken;
b. de plaatsing van
kampeermiddelen of andere onderkomens, niet zijnde een bouwwerk in de zin van
de Woningwet, één en ander met uitzondering van plaatsing, die als normaal
bestanddeel van gebruik ingevolge de bestemming van de betrokken gronden is aan
te merken;
c. het in gebruik nemen van
gronden en bouwwerken voor doeleinden van detailhandel;
d. het gebruik van gronden en
bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
e. het gebruik van bijgebouwen
voor bewoning.
Toverformule
3. Burgemeester en wethouders
verlenen, op grond van het bepaalde in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing van
de verbodsbepaling zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige
gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Vrijstelling
seksinrichting
4. Burgemeester en wethouders
zijn, op grond van het bepaalde in artikel 15 van de Wet, bevoegd vrijstelling
te verlenen van het bepaalde in lid 1 en lid 2, onder d. voor het vestigen van
maximaal één seksinrichting op het grondgebied van de gemeente Oostzaan, onder
de voorwaarden dat:
a. het niet raam- of
straatprostitutie betreft;
b. de seksinrichting wordt
geëxploiteerd in aaneengesloten ruimten, waarvan de totale oppervlakte niet
groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van het gebouw met een maximum van 75 m2;
c. de afstand tot de
dichtstbijzijnde kerk, school, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, verblijf
voor naschoolse opvang of soortgelijke voorziening minimaal 250 meter bedraagt;
d. de afstand van de
seksinrichting tot de dichtstbijzijnde woning van een derde minimaal 50 meter bedraagt;
e. voor de bezoekers van de
seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein/erf behorende tot de
seksinrichting aanwezig is, uitgaand van de parkeernorm voor
“café/bar/discotheek/cafetaria” in het Handboek Aanbevelingen voor stedelijke
verkeersvoorzieningen (ASVV), met als gevolg dat door het bezoek aan de
seksinrichting in de directe omgeving geen onaanvaardbare parkeerdruk op de
openbare parkeerplaatsen ontstaat;
f. wat het bouwen betreft, moet
worden aangesloten bij de voorschriften van de onderliggende bestemming, met
dien verstande dat burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen stellen aan de
maximum oppervlakte van de activiteit;
g. de activiteit, gelet op de
aard en invloed ervan, niet leidt tot een onevenredige aantasting van het
karakter van de omgeving.
1.
De voorschriften van de Bouwverordening van de gemeente
Oostzaan ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven buiten
toepassing, overeenkomstig de mogelijkheid die in artikel 9, lid 2 van de
Woningwet wordt geboden.
Meetverschillen
1.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 15 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het
plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden
op de plankaart, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met
dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 5,00 meter mogen
bedragen.
10%-regeling
2.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 15 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het
plan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en
percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering
niet meer dan 10% bedraagt.
Woningvergroting
3.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 15 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, vrijstelling te verlenen voor de uitbreiding van,
of een bijgebouw bij, een woning, mits:
a.
het
aantal woningen gelijk blijft;
b.
het
bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitende terrein voor meer dan 50%
wordt bebouwd en dat de oppervlakte, die op grond van bepalingen elders in de
voorschriften van dit bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt, met
meer dan 50% wordt overschreden.
Nutsvoorzieningen
4.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 15 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het
plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale hoogte,
oppervlakte en inhoud van respectievelijk 5 meter, 25 m² en 75 m³.
Wonen
in dorpslint
1.
Burgemeester
en wethouders zijn op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, voor zover de percelen zijn gelegen aan het oude dorpslint
(Zuideinde, Kerkbuurt en Noordeinde, dan wel daarmee vergelijkbare situaties),
bevoegd de bestemmingsgrenzen tussen de bestemming "Wonen - Vrijstaand"
en "Tuin", alsmede het op het perceel aanwezige bouwvlak, te
wijzigen, indien het realiseren van een woning die voldoet aan hedendaagse
eisen ten aanzien van woon- en leefcomfort dat noodzakelijk maakt.
2.
Bij
het toepassen van de in het vorige lid genoemde wijzigingsbevoegdheid gelden de
volgende randvoorwaarden:
a.
het
aantal woningen mag daardoor niet toenemen;
b.
de
afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2 meter tenzij een kleinere
afstand reeds bestond ten tijde van het in ontwerp ter visie liggen van dit
bestemmingsplan;
c.
de
(doorgetrokken) voorgevelrooilijn van belendende panden wordt niet
overschreden, tenzij die overschrijding reeds bestond ten tijde van het in
ontwerp ter visie liggen van dit bestemmingsplan;
d.
de
hoogte mag met niet meer dan 2
meter toenemen ten opzichte van de vigerende
planologische situatie.
Procedure vrijstellingsbevoegdheid
1.
Op
de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van vrijstelling op grond
van:
Artikel 3, lid 12;
Artikel 4, lid 7;
Artikel 9, lid 6;
Artikel 14, lid 4;
Artikel 24, lid 9;
Artikel 27, lid 3 t/m 5;
Artikel 29, lid 1 t/m 4;
Artikel 33, lid 2,
is de procedure van Afdeling 3.4
van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare
voorbereidingsprocedure).
Procedure uitwerkings- en
wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4, lid 9;
Artikel 4, lid 11;
Artikel 5, lid 7;
Artikel 6, lid 4;
Artikel 7, lid 6;
Artikel 11, lid 6;
Artikel 18, lid 2;
Artikel 19, lid 7;
Artikel 23, lid 3;
Artikel 24, lid 1 t/m 7;
Artikel 30, lid 1,
is de procedure van Afdeling
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare
voorbereidingsprocedure).
Overtreding van het bepaalde in:
1.
artikel
3, lid 7;
2.
artikel
3, lid 11;
3.
artikel
12, lid 5;
4.
artikel
17, lid 7;
5.
artikel
18, lid 4;
6.
artikel
19, lid 4;
7.
artikel
20, lid 4;
8.
artikel
21, lid 4;
9.
artikel
22, lid 4;
10.
artikel
23, lid 2;
11.
artikel
27, lid 1;
wordt aangemerkt als een strafbaar feit als
bedoeld in artikel 1a van de Wet Economische Delicten.
Bouwwerken
1.
Bouwwerken,
welke op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan
bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van
het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan
afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet
worden vergroot:
a.
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b.
na
het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na
het tenietgaan.
Vrijstellingsbevoegdheid
2.
Burgemeester
en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1, dat de
bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat
een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 1 toegelaten
bouwwerken met niet meer dan 10%.
Gebruik
3.
Het
gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor
zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik
overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt
vergroot.
Uitzonderingen
4.
Het
bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan
op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn
gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
5.
Het
bepaalde in lid 3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
Persoonsgebonden
overgangsrecht
6.
In
afwijking van het bepaalde in lid 5 mag het gebruik dat reeds in strijd was met
het voorheen geldende bestemmingsplan, maar waartegen niet meer wordt opgetreden,
ter plaatse van het adres Zuideinde 7, alleen worden voortgezet door degene die
gebruiker was van grond en opstallen tijdens de inwerkingtreding van het plan
(persoonsgebonden overgangsrecht).
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als
"Voorschriften bestemmingsplan Kom".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der
gemeente Oostzaan, gehouden op ............
...., voorzitter
...., griffier