HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan Vronermeerweg 8 - 10 in Sint Pancras van de gemeente Langedijk;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0416.BPBGK2008herz003-va01 met bijbehorende regels en bijlage;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aan-geduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan-/uitbouw:
een gebouw gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en door ligging, constructie en/of afmeting daaraan ondergeschikt is;
-
agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van agrarische producten, door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestaand:
die situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een op zich zelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmetingen, en gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatieve bewoning;
-
kampeerseizoen:
het kampeerseizoen begint op 15 maart en loopt door tot en met 31 oktober van elk kalenderjaar;
-
mestbassin/folie:
voorziening, bedoeld voor de opslag van mest, welke niet als een bouwwerk, geen gebouw zijnde kan worden aangemerkt;
-
mobiel en/of demontabel kampeermiddel:
tent, tentwagen, caravan en kampeerauto met de bedoeling deze te plaatsen op een kleinschalig kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
-
peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
-
reëel agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met de omvang van een halve tot één volledige arbeidskracht, die het bedrijf als hoofdberoep uitoefent, waarvan de ontwikkeling tot volwaardig agrarisch bedrijf binnen een afzienbare termijn een reëel perspectief is;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksauto-matenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
silo:
bouwwerk, geen gebouw zijnde voor de opslag van mest dan wel ruwvoeder (voor eigen gebruik);
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
veredelingstak:
een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ondergeschikt aan de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, in de vorm van het houden van dieren;
-
volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht, die het bedrijf als hoofdberoep uitoefent, waarvan de continuïteit op langere termijn verzekerd is;
-
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
-
woonschip:
een zich op het water bevindend object dat (nagenoeg) voortdurend dient als woning.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouw-werk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een
bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, galerijen, trappen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch met natuurlijke en recreatieve waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Agrarisch gebied met natuurlijke en recreatieve waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgronden;
-
reële en volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven;
-
landbouwontsluitingswegen;
-
gebied met natuurwetenschappelijke, landschappelijke en recreatieve waarde, voortvloeiend uit natuurwaarden die zijn gerelateerd aan bermen, slootkanten en watergangen met de daarin voorkomende flora en fauna,
en tevens voor:
-
een loonbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – loonbedrijf”;
-
groen- en grondopslag ten behoeve van het loonbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “opslag”,
met daaraan ondergeschikt:
-
voet-, fiets- en ruiterpaden;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
water;
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding “groen” ten minste 75% van de oppervlakte is gericht op de realisatie en behoud van opgaande beplanting,
met dien verstande dat:
-
houtteelt niet in de bestemming is begrepen;
-
mestopslag buiten het bouwvlak niet in de bestemming is begrepen.
In de bestemming zijn voorzieningen ten behoeve van de geleiding, beveiliging of regeling van het verkeer begrepen.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:
- de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken binnen het bouwvlak mag ten hoogste 10.000 m² bedragen.
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
2. binnen één bouwvlak, is slechts bebouwing toegestaan voor 1 (agrarisch) bedrijf;
3. bedrijfsgebouwen dienen op een afstand van minimaal 10 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
4. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
5. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 11 m bedragen;
6. de dakhelling van bedrijfsgebouwen dient minimaal 15° te bedragen, met uitzondering van aan- en uitbouwen bij bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte van 100 m².
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. het aantal bedrijfswoningen mag ten hoogste 1 bedrijfswoning per bouwperceel bedragen;
2. de goothoogte van vrijstaande of aangebouwde bedrijfswoningen mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
3. de bouwhoogte van vrijstaande of aangebouwde bedrijfswoningen mag ten hoogste 8,5 m bedragen;
4. de dakhelling van vrijstaande of aangebouwde bedrijfswoningen dient tenminste 30° en ten hoogste 60° te bedragen;
5. de inhoud van vrijstaande of aangebouwde bedrijfswoningen mag ten hoogste 750 m³ bedragen.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen dienen op een afstand van minimaal 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
2. de goothoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag ten hoogste 3 m bedragen;
3. de bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag ten hoogste 6,5 m bedragen;
4. de oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag ten hoogste 50 m² per bedrijfswoning bedragen.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en de waterhuishouding gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en de waterhuishouding mag ten hoogste 3 m bedragen;
2. de inhoud van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en de waterhuishouding mag ten hoogste 50 m³ bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;
2. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
3. er mogen geen silo’s, mestsilo’s en sleufsilo’s worden gebouwd;
4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag ten hoogste 6 m bedragen;
5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag ten hoogste 3 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, met in acht neming van het bepaalde in bijlage 1 bij de regels, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 3 voor een afwijkende situering van gebouwen ten opzichte van de bedrijfswoning;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub f, onder 3 ten behoeve van de bouw van silo's tot een bouwhoogte van niet meer dan 25 m;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub f, onder 3 voor de bouw van mestsilo's buiten het bebouwingsvlak, tot een bouwhoogte van niet meer dan 4 m (exclusief afdekking) en tot een inhoud van niet meer dan 3.000 m³ per bedrijf;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub f, onder 3 voor de bouw van sleufsilo's buiten het bebouwingsvlak, met een oppervlak van niet meer dan 750 m², mits de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik en/of inrichten ten behoeve van exploitatie van diepe delfstoffen (met uitzondering van seismologisch onderzoek);
-
bodembewerkingen in de vorm van bezanden, omzetten en omspuiten;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor groen- en grondopslag ten behoeve van het loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding “opslag” voor meer dan 5.000 m²;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor opslag, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “opslag”.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, met in acht neming van het bepaalde in bijlage 1 bij de regels, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 voor het plaatsen van kampeermiddelen onder de volgende voorwaarden:
-
er mag alleen op erven bij agrarische bedrijven (binnen het bouwvlak en op maximaal 2500 m² buiten het bouwvlak indien deze grond aansluitend aan het bouwvlak is gelegen) worden gekampeerd;
-
additionele voorzieningen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
-
er mogen mobiele en/of demontabele en vaste kampeermiddelen worden geplaatst in de vorm van tenten en/of trekkershutten;
-
de bouwhoogte van trekkershutten mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
-
de oppervlakte van trekkershutten mag ten hoogste 30 m² bedragen;
-
er mag alleen worden gekampeerd in de periode 15 maart tot en met 31 oktober van een kalenderjaar;
-
het kampeerterrein dient in het landschap te worden ingepast;
-
er mogen ten hoogste 15 kampeermiddelen per agrarisch bedrijf worden geplaatst,
met dien verstande dat deze mogelijkheid niet van toepassing is op de gronden in een zone van 500 m ten westen van de Westelijke Randweg, vanaf de Pieter Zeemanweg tot aan de Provinciale weg (N504), alsmede het gebied ten noorden van de Provinciale weg.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen van landbouwontsluitingswegen (breder dan 3 m), voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen.
-
De onder a. bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor normaal onderhoud.
-
Alvorens over de onder a. bedoelde omgevingsvergunning te beslissen plegen het bevoegd gezag overleg met de eigenaar/gebruikers van de aangrenzende gronden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
VORM BOUWVLAK
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en met in acht neming van het bepaalde in bijlage 1 bij de regels, het plan wijzigen in die zin dat de vorm van het bouwvlak kan worden veranderd, zonder dat de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot.
FUNCTIEVERANDERING NAAR BEDRIJVIGHEID
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en met in acht neming van het bepaalde in bijlage 1 bij de regels, de bestemming wijzigen in die zin dat de bestemming van (agrarische) bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven na bedrijfsbeëindiging kan worden veranderd ten behoeve van een dagrecreatie- of natuurgelieerd bedrijf, met dien verstande dat de wijzigingsbevoegdheid alleen wordt toegepast indien door middel van het minimaal zes maanden te koop aanbieden van het bedrijf tegen de taxatiewaarde (en minimaal drie keer adverteren) is aangetoond dat de bestaande functie niet te handhaven is.
FUNCTIEVERANDERING NAAR WONEN
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en met in acht neming van het bepaalde in bijlage 1 bij de regels, de bestemming wijzigen in die zin dat de bestemming van (agrarische) bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven na bedrijfsbeëindiging kan worden veranderd met het oog op een gebruik, inrichting en bebouwing ten behoeve van het wonen, met dien verstande dat:
-
er één nieuwe vrijstaande woning van maximaal 650 m³ gebouwd mag worden indien minimaal 1000 m² van de (agrarische) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3 m en 8,5 m mag bedragen.
FUNCTIEVERANDERING NAAR RECREATIE
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en met in acht neming van het bepaalde in bijlage 1 bij de regels, de bestemming wijzigen in die zin dat de bestemming van (agrarische) bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven na bedrijfsbeëindiging kan worden veranderd met het oog op een gebruik, inrichting en bebouwing ten behoeve van recreatieve bewoning, met dien verstande dat:
-
de recreatieve functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing;
-
er maximaal 6 recreatieve wooneenheden mogen worden gerealiseerd in een vrijkomend (agrarisch) bedrijf;
-
de recreatieve wooneenheden niet mogen worden gebruikt voor permanente bewoning.
ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONE
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in die zin dat ecologische verbindingszones kunnen worden gerealiseerd met een breedte van ten hoogste 10 m langs binnen de bestemming voorkomende watergangen, wegen en paden.
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor :
-
water en oeverstroken;
-
dag- en waterrecreatie;
-
de waterhuishouding.
De bestemming is mede gericht op behoud en versterking van de natuurlijke waarden van water, rietlanden en oevers.
4.2 Bouwregels
-
Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding toegestaan, waarvan:
1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, en wordt in tegenstelling tot wat is gesteld in artikel 2, gemeten vanaf het boezempeil;
2. de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. er mogen geen bruggen worden gebouwd;
2. er mogen geen steigers worden gebouwd;
3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, met in acht neming van het bepaalde in bijlage 1 bij de regels, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, sub b voor de bouw van nieuwe bruggen en van steigers, als openbare voorziening.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen;
-
het aanbrengen van bruggen, dammen en duikers, voor zover niet bestaand;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen voor kampeermiddelen.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van walbeschoeiing, dammen, duikers, kaden en dijken;
- het aanbrengen van opgaande beplanting;
- het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse leidingen;
- het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen.
-
De onder a. bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor normaal onderhoud, gebruik en beheer.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti–dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan, met in acht neming van het bepaalde in bijlage 1 bij de regels, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 15 m mag bedragen;
5. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte per gebouwtje niet meer dan 3 m bedraagt.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%
-
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Vronermeerweg 8 – 10 in Sint Pancras”.
