4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage, onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2” uitsluitend bedrijven die zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2 zijn toegestaan;
-
de opwekking van energie uit hernieuwbare energiebronnen en de opwekking van duurzame elektriciteit, waarbij:
-
de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit minder bedraagt dan 50 MW;
-
de gezamenlijke capaciteit van de productie-installaties voor het opwekken van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie minder bedraagt dan 5 MW;
-
voor zover uit het genoemde onder a detailhandel voortvloeit tevens voor productiegebonden detailhandel/detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van (groot)handel;
-
kringloopwinkels met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 250 m²;
-
webwinkels;
-
perifere detailhandel;
-
voor zover uit het genoemde onder a tot en met f de kantoorfunctie voortvloeit tevens voor productie-/bedrijfsgebonden kantoren;
-
een facilitycenter, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “centrum”;
-
een bedrijfsverzamelgebouw, met units van minimaal 150 m² en bedrijfsverzamelgebouwen, met in het plangebied gezamenlijk ten hoogste 50 units van minimaal 75 m²;
-
zelfstandige kantoren, met dien verstande dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m² per kantoor; en:
-
een kantoor uitsluitend op de verdieping van een bedrijfsverzamelgebouw is toegestaan,
met de daarbij behorende:
-
wegen, straten en paden, met dien verstande dat wegen en paden worden ingericht in overeenstemming met de profielen weergegeven in paragraaf 4.5 van de plantoelichting;
-
parkeervoorzieningen;
-
sloten en waterpartijen;
-
nutsvoorzieningen;
-
groenstroken en beplanting;
-
erven en terreinen, met dien verstande dat voor de bedrijven langs de noordelijke ontsluitingsstructuur geen auto-uitritten langs deze structuur zijn toegestaan. Toegang tot deze terreinen verloopt via de secundaire structuur;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers, bruggen, dammen en duikers.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet minder of meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding “minimale - maximale bouwhoogte (m)”, waarbij de minimale bouwhoogte niet van toepassing is voor het verkooppunt voor motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding “centrum”;
-
de diepte van parkeergarages en kelders mag niet meer bedragen dan 15 m;
-
het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 45% en niet meer bedragen dan 80%;
-
de afstand van de niet-aaneengebouwde zijde van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
-
de afstand van bedrijfsgebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare weg mag, onverminderd het bepaalde in lid 4.2.1 onder a, niet meer dan 4 m bedragen, dan wel mag, met uitzondering van de kwalitatieve ruimtes, meer dan 12 m bedragen, waarbij de kwalitatieve ruimtes worden gevormd door:
-
de centrale waterpartij (noord en zuid);
-
de entree vanaf de Westfrisiaweg;
-
de weg richting de Rijweg;
-
de weg parallel aan de Rijweg;
-
de fietsverbinding Bangert/Oosterpolder - Zwaagdijk;
-
de meest zuidelijk gelegen weg, parallel aan de Westfrisiaweg.
4.2.3 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, voor zover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan ten hoogste 2 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de rotoroppervlakte van gebouwgerelateerde windturbines mag niet meer bedragen dan 2 m² en de masthoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, gemeten vanaf het dak;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.2.4 Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken kan uitsluitend worden verleend wanneer door middel van een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning voldoende is verzekerd dat:
-
geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt;
-
het gebruik van daken ten behoeve van een duurzame functie voldoende is verzekerd;
-
indien een vegetatiedak of een daktuin op een gebouw wordt toegepast, de substraatdikte niet minder bedraagt dan 0,20 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de zuidoriëntatie van bebouwing, dakhellingen, nokrichtingen en onderlinge oriëntatie van bebouwing ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van passieve en actieve zonne-energie.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.2.1. sub b en toestaan dat voor de realisatie van opbouwen ten behoeve van installaties, liftschachten en dergelijke de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot met ten hoogste 3 m;
-
het bepaalde in lid 4.2.1. sub b en toestaan dat met ten hoogste 2 m wordt afgeweken van de minimale bouwhoogte;
-
het bepaalde in lid 4.2.3. sub e en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven met een bruto kavel- of perceelsgrootte van meer dan 1,5 ha per bedrijf;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven in de sector transport, distributie en logistiek;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven in de sector agribusiness;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, met uitzondering van de horecabedrijven, zoals een restaurant en daghoreca, ter plaatse van de aanduiding “centrum”;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen en overige bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor partijverkopen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijfsverzamelgebouw met units kleiner dan 150 m², met uitzondering van bedrijfsverzamelgebouwen, met gezamenlijk ten hoogste 50 units van minimaal 75 m²;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “centrum” een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG is toegestaan indien:
-
het vulpunt en de voorraadtank ter plaatse van de aanduiding “vulpunt lpg” zijn gesitueerd;
-
de afstand van de afleverzuil tot beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten ten minste 15 m bedraagt;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor vuurwerkbedrijven;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijfswoningen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – vervoer gevaarlijke stoffen” ten behoeve van kwetsbare objecten en de aanwezigheid van verminderd zelfredzame personen;
-
het, vanuit de openbare ruimte zichtbaar, opslaan van materiaal.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.1, sub a, en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage, onder de categorie 4.1, die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage, onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, met dien verstande dat,
-
het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2” uitsluitend bedrijven mogen worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage, onder de categorieën 1 en 2;
-
het bepaalde in lid 4.1, sub j en toestaan dat de oppervlakte van bestaande kantoren wordt vergroot tot ten hoogste 250 m²;
-
het bepaalde in lid 4.5, sub a, voor het vestigen van een bedrijf met een bruto kavel- of perceelsgrootte van meer dan 1,5 ha;
-
het bepaalde in lid 4.5, sub b, voor het vestigen van een bedrijf in de sector transport, distributie en logistiek;
-
het bepaalde in lid 4.5, sub c, voor het vestigen van een bedrijf in de sector agribusiness;
-
het bepaalde in lid 4.5, sub g, en toestaan dat in bedrijfsverzamelgebouwen, met gezamenlijk ten hoogste 50 units met een oppervlakte van 75 m² tot 150 m², worden gerealiseerd;
-
het bepaalde in lid 4.5, sub i en toestaan dat tevens risicovolle inrichtingen worden gevestigd, mits:
-
de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, gelegen is:
-
binnen het perceel van de risicovolle inrichting, of;
-
op gronden met de bestemming ‘Groen’, ‘Groen - Uilengebied’, ‘Tuin’, ‘Verkeer’, ‘Water’ en ‘Bedrijventerrein’;
-
een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
