9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Stolpboerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, hoofdgebouwen niet meegerekend, mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het erf.
9.2.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
per bouwvlak mag ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
-
de bestaande uitwendige hoofdvorm, bepaald door de bestaande goothoogte, nokrichting en dakvorm dient gehandhaafd te blijven.
9.2.3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen”, tenzij het erkers of carports betreft in welk geval de volgende regels gelden:
-
erkers mogen worden gebouwd over maximaal 85% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
-
de diepte van een erker mag ten hoogste 1,5 m bedragen;
-
carports mogen worden gebouwd op ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw mag ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf bedragen tot:
-
115 m², indien het bouwperceel kleiner of gelijk is dan 750 m²;
-
135 m², indien het bouwperceel kleiner of gelijk is dan 1.000 m²;
-
155 m², indien het bouwperceel groter is dan 1.000 m²,
met dien verstande dat maximaal 75% van deze oppervlakte mag worden benut voor bijgebouwen;
-
de afstand van een aan-, uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de insteek van een waterloop dient ten minste 1 m te bedragen;
-
de breedte van een aan- of uitbouw of een overkapping aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
-
een aan -of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan achter de achtergevel van een hoofdgebouw mag worden voorzien van een kap die minimaal 2 m minder hoog is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mogen niet meer dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m bedragen;
-
de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 4 m bedragen;
-
indien een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping is voorzien van een plat dak, mogen op het dak geen afscheidingen worden gebouwd.
9.2.5 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande, dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m, met uitzondering van antennes, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in sublid 9.2.2 sub d en toestaan dat wordt afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de bestaande uitwendige hoofdvorm, mits:
-
het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit;
-
de handhaving van het bouwwerk in redelijkheid niet kan worden gevergd en door middel van financiële tegemoetkomingen of anderszins de onevenredig nadelige gevolgen niet opgeheven kunnen worden;
-
de kappen worden uitgevoerd in piramidevorm, met een dakhelling van globaal 45°;
-
het bepaalde in sublid 9.2.3 sub a en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping buiten het gebied ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, mits:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de stolpboerderij;
-
het bepaalde in sublid 9.2.3 sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen mag worden vergroot met ten hoogste 30 m², mits:
-
de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de huisvesting van minder validen;
-
het bepaalde in sublid 9.2.3 sub d in die zin dat de breedte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping wordt vergroot, mits:
-
de breedte ten hoogste 1 m minder breed is dan de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de breedte van de aan- of uitbouw of de overkapping niet meer dan 6 m mag bedragen;
-
het bepaalde in sublid 9.2.3 sub e en toestaan dat de kap van een aan -of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw wordt verhoogd;
-
het bepaalde in sublid 9.2.3 sub h en toestaan dat de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping wordt vergroot tot ten hoogste 6 m.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
-
het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangepast;
-
de maximale bedrijfsvloeroppervlakte (met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen) meer dan 20 m²2 bedraagt;
-
de activiteit niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
-
er sprake is van detailhandels- en/of horeca activiteiten;
-
de activiteit een zodanige verkeersaantrekkende werking en verkeersoverlast tot gevolg heeft dat verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn;
-
onevenredige afbreuk plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
het woongenot en de privacy van omwonenden onevenredig wordt geschaad;
-
de activiteiten worden aangemerkt als inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (meldingsplichtige- of vergunningsplichtige inrichtingen);
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, horecadoeleinden en/of bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.1, sub b, en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor:
-
ambachtelijke bedrijven;
-
ateliers;
-
dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
-
logiesverstrekking,
mits:
-
de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
-
de activiteiten qua ruimtelijke uitstraling passend zijn in de omgeving;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit niet onevenredig toeneemt;
-
er geen sprake is van een onevenredige toename van de verkeersdruk in de naaste omgeving.
