Bestemmingsplan

Dorpsstraat 108 - 110 te Zwaag

REGELS

 

 


HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

ARTIKEL 1 Begrippen

 

1.1       plan

het bestemmingsplan Dorpsstraat 108-110 met identificatienummer NL.IMRO.0405. BPDorpsstraat108-va01 van de gemeente Hoorn;

 

1.2       bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

 

1.3       aanbouw

de toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een woonhuis;

 

1.4       aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.5       aanduidinggrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6       aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning (met inbegrip van aan- en uitbouwen), waarmee de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.7       ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waar het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven;

 

1.8       archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

 

1.9       atelier

een complex van ruimten (deels) bedoeld voor het vervaardigen van kunstzinnige producten en voorwerpen, in welke vorm dan ook;

 

1.10     bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw(en) zijnde;

 

1.11     bed & breakfast

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit.

 

1.12     bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, verhandelen en installeren van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten;


1.13     bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor de bedrijfsvoering benodigde bedrijfsruimte inclusief de verkoopvloeroppervlakte;

 

1.14     bestaand

a. ten aanzien van de bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:

- bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

b. ten aanzien van het overig gebruik:

- bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

1.15     bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.16     bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.17     bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan en vrijstaat van dat hoofdgebouw;

 

1.18     bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.19     bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.20     bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.21     bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.22     bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge  de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.23     bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.24     carport

een overkapping, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven geheel of gedeeltelijk afgesloten c.q. afgedekte, en van ten hoogste twee aaneengebouwde wanden voorzien en ruimte van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling van een voertuig;


1.25     consumentverzorgende  bedrijfsactiviteit

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis op de begane grond dan wel op de verdieping met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij het moet gaan om een in bijlage 1 genoemde bedrijfsactiviteit dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijfsactiviteit;

 

1.26     dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

1.27     detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.28     dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

 

1.29     erf

de oppervlakte van het bouwperceel voor zover 3.00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw gelegen, niet meegerekend de oppervlakte van het hoofdgebouw;

 

1.30     erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

 

1.31     erotisch getinte vermaaksindustrie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

1.32     frontbreedte

de breedte van de voorgevel van een (hoofd)gebouw;

 

1.33     gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.34     growshop

een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, mest- stoffen, bestrijdingsmiddelen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.35     hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;


1.36     kap

een dakconstructie bestaande uit een of meer hellingen;

 

1.37     logiesverstrekking

een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening uitsluitend is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies;

 

1.38     maatvoeringsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak dat binnen een bestemmingsvlak een onderscheid aangeeft tussen bijvoorbeeld gebruik, maximale bouwhoogten, maximaal bebouwingspercentage, maximum aantal wooneenheden e.d.;

 

1.39     overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

 

1.40     pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluit- baar is;

 

1.41     peil

a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c. voor een aan- of uitbouw bij een hoofdgebouw:

- de bovenkant van de afgewerkte vloer van het hoofdgebouw;

 

1.42     seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.43     smartshop

een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.44     totale frontbreedte

de totale frontbreedte van de met elkaar verbonden of in de directe nabijheid van elkaar gelegen gebouwen op een bouwperceel;

 

1.45     uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte van een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;


1.46     verticale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

 

1.47     voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

 

1.48     woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, zijnde een pand;

 

1.49     woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;


ARTIKEL 2  Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1.         afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;

 

2.         bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoor- stenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

3.         dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

4.         diepte van een erker

tussen de gevel van het hoofdgebouw en de buitenzijde van de gevel van de erker;

 

5.         goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druip-lijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

6.         inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

7.         lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

 

8.         oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.


HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

ARTIKEL 3  Wonen - Lintbebouwing

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Lintbebouwing’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis- verbonden beroep of een bed en breakfast of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit;

b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

 

met daarbij behorende:

c.   tuinen en erven;

d.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1. Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, hoofdgebouwen niet meegerekend, aan gebouwen mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bedragen.

 

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

De totale frontbreedte van de gebouwen per bouwperceel mag ten hoogste de in de aanduiding ter plaatse van de aanduiding ‘totale frontbreedte (m)’ aangegeven totale frontbreedte bedragen.

 

3.2.3 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.   als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.   een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

c.   per bouwvlak mag ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd;

d.   een hoofdgebouw dient vrijstaand te worden gebouwd;

e.   de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;

f.    de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de in de aanduiding “maxi- male goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;

g.   een hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 30˚ en ten hoogste 60˚.

h.   de frontbreedte van een hoofdgebouw mag ten hoogste de in de aanduiding ‘maximale frontbreedte (m), aangegeven frontbreedte bedragen.


3.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regels:

a.   de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij het erkers of carports betreft in welk geval de volgende regels gelden:

     - erkers mogen worden gebouwd over maximaal 85% van de breedte van de voorgevel

van het hoofdgebouw;

- de diepte van een erker mag ten hoogste 1.50 m bedragen;

- carports mogen worden gebouwd op tenminste 1,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan;

b.   de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkap- pingen bij een hoofdgebouw mag ten hoogste 40% van de oppervlakte van het erf bedragen tot:

1.   115 m², indien het bouwperceel kleiner of gelijk is dan 750 m²;

2.   135 m², indien het bouwperceel kleiner of gelijk is dan 1.000 m²;

met dien verstande dat maximaal 75% van de onder 1 en 2 genoemde oppervlaktematen mag worden benut voor bijgebouwen;

c.   de breedte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping aan de zijgevel van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3,50 m bedragen;

d.   een aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw mag worden voorzien van een kap die minimaal 2,00 m minder hoog is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

e.   de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m bedragen;

f.    de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkap- ping mag niet meer dan 3,00 m bedragen;

g.   de nokhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkap- ping mag niet meer dan 4,00 m bedragen;

h.   indien een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping is voorzien van een plat dak, mogen op het dak geen afscheidingen worden gebouwd;

 

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regels:

a.   de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

b.   de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen, met uitzondering van antennemasten, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15,00 m mag bedragen.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.   de woonsituatie;

b.   de verkeersveiligheid;

c.   de sociale veiligheid;

d.   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.


 

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmo- gelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij omgevingsvergunning afwijken van:

a.   het bepaalde in artikel 3.2.4 onder a in die zin dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 3,00 m achter dan wel in de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;

b.   het bepaalde in artikel 3.2.4 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen mag worden vergroot met ten hoogste 30 m² mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de huisvesting van minder validen;

c.   het bepaalde in artikel 3.2.4 onder c in die zin dat de breedte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping wordt vergroot, mits de breedte ten hoogste 1,00 m minder breed is dan de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de breedte van de aan- of uitbouw of de overkapping niet meer dan 6,00 m mag bedragen;

d.   het bepaalde in artikel 3.2.4 onder d in die zin dat de kap van een aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw wordt verhoogd;

e.   het bepaalde in artikel 3.2.4 onder g in die zin dat de nokhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m.


3.5 Specifieke  gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.   het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

b.   het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit zodanig dat:

1.   het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast;

2.   de maximale bedrijfsvloeroppervlakte (met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen) meer dan 20 m² bedraagt;

3.   de activiteit niet meer wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

4.   er sprake is van detailhandels- en/of horeca-activiteiten;

5.   de activiteit een zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat verkeersoverlast of verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn;

6.   onevenredige afbreuk plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

7.   het woongenot en de privacy van omwonenden onevenredig wordt geschaad;

8.   de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn.

c.   het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, horecadoel- einden en/of bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit;

d.   het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;

e.   het gebruik van een woonhuis anders dan in gezinsverband.

f.    het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bed and breakfast zodanig dat:

1.   er geen sprake is van kortdurend verblijf van maximaal zeven nachten;

2.   het maximale vloeroppervlak meer dan 40% bedraagt van het totale vloeroppervlak van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen voor een bed & breakfast waarbij het maximum van 50 m2 niet mag worden overschreden;

3.   er onevenredige afbreuk plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

4.   er onevenredige afbreuk plaatsvindt van het woongenot en de privacy van omwonenden;

5.   aan meer dan 4 volwassenen bedrijfsmatig nachtverblijf wordt aangeboden;

6.   de activiteit niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis;

7.   de woning niet door de hoofdgebruiker wordt bewoond en de hoofdgebruiker niet aanwezig is tijdens het nachtverblijf;

8.   de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering functioneert als een zelfstandige woning; een aparte kookgelegenheid aanwezig is;

9.   er niet geparkeerd wordt op eigen erf, tenzij in de onmiddellijke nabijheid voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.


 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor, ambachtelijke bedrijven, ateliers, dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen en logiesverstrekking, mits:

1.   de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;

2.   de activiteiten qua ruimtelijke uitstraling passend zijn in de omgeving;

3.   het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit niet onevenredig toeneemt;

4.   er geen sprake is van een onevenredige toename van de verkeersdruk in de naaste omgeving.

 

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de activiteiten qua ruimtelijke uitstraling passend zijn in de omgeving;

- de milieusituatie;

- het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit niet onevenredig toeneemt;

- er geen sprake is van onevenredige toename van de verkeersdruk in de naaste omgeving.


ARTIKEL 4 Waarde - Archeologie 2

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

-    het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de gronden.

 

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van het bouwen van bouwwerken niet dieper dan 30 cm beneden maaiveld.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

a.   Voor het bouwen van bouwwerken dieper dan 30 cm-mv, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

- verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en:

- bewaard en/of gedocumenteerd.

b.   Indien uit het in lid a, genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

a.   de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b.  de verplichting tot het doen van opgravingen;

c.   de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:

a.   het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

b.   het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 meter beneden maaiveld, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.

c.   het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

d.   het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.

 

4.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 4.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a.   het normale onderhoud betreffen;

b.   reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c.   in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van afgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;

d.   niet dieper gaan dan 0,30 meter beneden maaiveld en een kleiner oppervlakte dan 50 m2.


4.4.3 Toetsingscriteria

a.   De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

b.   Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

-     de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:

-     in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

4.4.4 Voorwaarden

Indien uit het in lid 4.4.3 lid b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

a.   de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b.   de verplichting tot het doen van opgravingen;

c.   de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.


HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

ARTIKEL 5  Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


ARTIKEL 6 Algemene bouwregels

 

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

In afwijking van het bepaalde in de regels mogen de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:

a.   plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

b.   gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

c.   ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.


ARTIKEL 7 Algemene gebruiksregels

 

7.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingen, wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving waaronder in ieder geval;

a.   evenementen;

b.   het storten van puin en/of afvalstoffen;

c.   het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

d.   het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;

e.   het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van smart- en growshops.


ARTIKEL 8 Algemene afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeerssituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij omgevingsvergunning afwijken van:

a.   de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b.   de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;

c.   de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aan- sluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeerssituatie en/of

-intensiteit daartoe aanleiding geeft;

d.   het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen in die zin dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits;

1.   de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak bedraagt;

2.   de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1.25 maal de maximale (bouw) hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.


ARTIKEL 9 Algemene procedureregels

 

9.1 Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning

Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.


HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

ARTIKEL 10 Overgangsrecht

 

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

a.   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevings- vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.   Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van 10.1 een omgevings- vergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%

c.   het bepaalde in 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op  het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2 Overgangsrecht gebruik

a.   het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.   het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.   indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.   het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met  het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


ARTIKEL 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

“regels van het bestemmingsplan Dorpsstraat 108 - 110” Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10 maart 2015