Regels
Inhoudsopgave
1. Inleidende
regels 1
Artikel 1
Begrippen
1
Artikel 2
Wijze van meten 7
2.
Bestemmingsregels 8
Artikel 3
Groen
8
Artikel 4
Groen - Landschappelijke waarden 9
Artikel 5
Maatschappelijk - 1 11
Artikel 6
Maatschappelijk - 2 14
Artikel 7
Maatschappelijk - 3 16
Artikel 8
Natuur 19
Artikel 9
Tuin
22
Artikel 10
Verkeer 24
Artikel 11
Verkeer - Railverkeer 25
Artikel 12
Wonen - 4
26
Artikel 13
Wonen - 5
28
Artikel 14
Woongebied
30
Artikel 15
Leiding - Water 34
Artikel 16
Waarde-Aardkundig 35
Artikel 17
Waarde-Archeologie-Hoog 36
Artikel 18
Waarde-Archeologie-Middelhoog 39
Artikel 19
Waarde-Cultuurhistorie 42
3.
Algemene regels 44
Artikel 20
Antidubbeltelregel 44
Artikel 21
Algemene bouwregels 45
Artikel 22
Algemene gebruiksregels 46
Artikel 23
Algemene aanduidingsregels 48
Artikel 24
Algemene afwijkingsregels 49
Artikel 25
Algemene wijzigingsregels 50
4.
Overgangs- en slotregels 51
Artikel 26
Overgangsrecht 51
Artikel 27
Slotregel
52
1.
Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan:
het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Monnikenberg'
van de gemeente Hilversum;
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in
het GML-bestand NL.IMRO.0402.18bp00monnikenberg-va01 met de bijbehorende regels
(en eventuele bijlagen);
1.3
aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen
van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door zijn
beperkte omvang in een woning en daarbij behorende erfbebouwing, met behoud van
de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft;
1.6
achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk
gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant, van het
hoofdgebouw;
1.7
antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een
antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen
apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.8
antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de
bevestiging van een antenne;
1.9
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen
zijnde;
1.10
bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage dat de
grootte van het deel van ofwel een bestemmingsvlak ofwel een bouwvlak aangeeft
dat maximaal mag worden bebouwd;
1.11
beperkt kwetsbaar object:
beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel
1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.12
beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt
gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf
of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten
en dergelijke;
1.13
beschermd monument:
beschermd rijksmonument als bedoeld in artikel 1,
onder d, van de Monumentenwet 1988, met uitzondering van een beschermd
archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, onder c, van die wet;
1.14
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming;
1.16
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,
daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.17
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats;
1.18
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19
bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een
vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen
inclusief aan- en uitbouwen;
1.20
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten;
1.23
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij
indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.24
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan
in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25
dienstverlening:
een onderneming of instelling gericht op het
verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een
balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel, reis- en
uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren,
internetwinkels en bankfilialen;
1.26
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte
daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht
is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een
bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die
inrichting niet verbieden;
1.27
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28
hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is
voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel
en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming
het belangrijkst is;
1.29
horeca(onderneming):
een onderneming, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren
voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies
wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een
vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.30
horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of
etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt
verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met
uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.31
huishouden:
een persoon die alleen woont en alleen in het
dagelijks onderhoud voorziet hetzij meerdere personen die samen in een
woonruimte wonen en samen in hun dagelijks onderhoud voorzien;
1.32
kamerbewoning:
het gebruik van een woning voor onzelfstandige
woonruimte;
1.33
kantoor:
een onderneming die bedrijfsmatig diensten
verleent of een instelling, waarbij het publiek niet of slechts in
ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder
congressen, vergaderaccommodatie;
1.34
kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van
een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling;
1.35
koekoek:
een uit keerwanden bestaand deel van een bouwwerk
ter plaatse van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de
licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag
zijn;
1.36
kwetsbaar object:
object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit
externe veiligheid inrichtingen;
1.37
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft
het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de
herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van
niet-levende en levende natuur;
1.38
logeerhuis:
een voorziening waar de gezinsleden van een
(ernstig) zieke patiënt tijdelijk kunnen wonen tijdens het verblijf van die
patiënt in het ziekenhuis;
1.39
maaiveld:
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van
het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;
1.40
maatschappelijke activiteiten:
het uitoefenen van activiteiten gericht op de
sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder
begrepen: gezondheidszorg en/of, zorg- en welzijn en/of, jeugd/kinderopvang
en/of, onderwijs en/of, religie en/of, bibliotheken en/of, openbare
dienstverlening en/of, verenigingsleven;
1.41
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut,
zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers,
bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor
telecommunicatie;
1.42
observatiehut:
een gebouwde voorziening voor het bespieden van
wild;
1.43
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de
vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.44
onzelfstandige woonruimte:
alle woonruimte die niet voldoet aan de definitie
van zelfstandige woonruimte;
1.45
openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b,
van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar
water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met
uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen
door langzaam verkeer;
1.46
personeelsflat:
een (onderdeel van een) gebouw waarin wooneenheden
zijn voor personeel (in opleiding) voor een zorginstelling;
1.47
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.48
recreatief medegebruik:
vorm van recreatie waarvoor geen specifieke
inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan
met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en
ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en
draaihekjes;
1.49
schotelantenne of satellietschotel:
een cirkelvormige of ovale reflector in de vorm
van een parabolische schotel en een ontvangst-kop, LNB (low noise block)
genaamd, die de eigenlijke antenne bevat, die -behalve voor het ontvangen van
signalen- ook wordt gebruikt voor het zenden van signalen naar satellieten;
1.50
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard
plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
(raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een
sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al
dan niet in combinatie met elkaar;
1.51
technische bouwlaag:
een bouwlaag waarin technische voorzieningen ten behoeve
van de daaronder gesitueerde bouwlagen zijn ondergebracht;
1.52
theehuis:
een horecaonderneming waarin in hoofdzaak
non-alcoholische dranken worden verstrekt, al of niet in combinatie met het
bereiden en verstrekken van etenswaren; de nadruk ligt echter op het
verstrekken van dranken.
1.53
traverse:
een ongelijkvloerse voetgangersoversteek die over
een andere verkeersader (weg, spoor, water etc.) heen kruist;
1.54
verbeelding
de gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring waarop
de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
1.55
voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.56
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of,
indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de
gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het
gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.57
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is
gelegen alsmede het verlengde daarvan;
1.58
voorgevelrooilijn
voorgevelrooilijn als bedoeld in het
bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke
bouwverordening;
1.59
woning aaneengebouwd:
een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande
uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.60
woning gestapeld:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder
een andere woning is gelegen, indien de bestemming dat toelaat, met één of meer
andere functies;
1.61
woning twee-aaneen:
een woning die onderdeel uitmaakt van een
bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
1.62
woning vrijstaand:
een woning met een bouwmassa bestaande uit één
vrijstaand hoofdgebouw;
1.63
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor
de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen eventueel
gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
1.64
woongroep:
een huishouden van twee of meer meerderjarige
personen die geen economische eenheid vormen, die voor een deel gebruik maken
van gemeenschappelijke ruimten in een woning;
1.65
zelfstandige woonruimte:
woonruimte die door één huishouden wordt bewoond
zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals keuken, douche
en toilet, buiten de woonruimte en beschikt over een eigen afsluitbare toegang,
al dan niet bereikbaar via een gemeenschappelijk trappenhuis of galerij;
1.66
zorghotel:
een voorziening waar gasten tijdelijk verblijven en
de mogelijkheid hebben om 24 uur per dag een beroep te doen op zorg- en
dienstverlening, waarbij de zorgverlening naar individuele behoefte wordt
geboden door verpleegkundigen en/of verzorgenden die de gehele dag (24 uur)
aanwezig zijn in het hotel en waarbij indien noodzakelijk op afroep een beroep
kan worden gedaan op (para)medici;
1.67
zorgwonen:
een bijzondere vorm van wonen, waarbij de bewoner
in een zelfstandige woonruimte woont, waarbij in de woning specifieke
voorzieningen zijn getroffen om de hulp van een zorgverlener in te roepen en
waarbij eventueel extra ruimte voor verzorging aanwezig is.
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale
vlak;
2.2
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot,
c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel;
2.3
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart
van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van
het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6
peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk
aan een weg, langzaamverkeersroute of voetpad grenst: de hoogte van die weg,
langzaamverkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang. In alle
andere gevallen en bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte
van het aangrenzende maaiveld;
2.7
verticale diepte van een gebouw
vanaf het peil tot aan het laagste punt van het
gebouw;
2.8
horizontale diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf
de direct naar de weg gekeerde gevel;
2.9
toepassing van maten
a.
de in deze regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van
toepassing op plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers,
koekoeken, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding van bouw-,
c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt, en dergelijke naar
aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen;
b.
een koekoek mag niet meer dan 1,00 meter uit de gevel gebouwd worden.
Gesitueerd aan de voorgevel mag de koekoek een maximale lengte van 60% van de
voorgevel hebben.
2.
Bestemmingsregels
Artikel 3
Groen
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a.
groen;
b.
speelvoorzieningen;
c.
waterpartijen, met onder andere een waterhuishoudkundige functie;
d. wegen;
e.
fiets- en wandelpaden;
f.
in- en uitritten;
g. horeca;
h.
geluidwerende voorzieningen,
met de daarbij behorende
voorzieningen.
3.2
Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
3.2.1.
ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
a.
deze niet zijn toegestaan, met uitzondering van:
1.
één gebouw voor horeca als bedoeld in lid 3.1, onder g met een
oppervlakte van niet meer dan 120 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 6
meter;
2.
gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor waterinfiltratie,
waterberging en bluswater;
3.2.2.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
de bouwhoogte van lantaarnpalen, vlaggenmasten en bewegwijzering
bedraagt niet meer dan 10,00 meter;
b.
de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt niet meer dan
5,00 meter;
c.
de hoogte van speelvoorzieningen bedraagt niet meer dan 4,00 meter;
d.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer
dan 2,00 meter bedraagt.
3.3
Specifieke gebruiksregels
a.
De aanleg van wegen als bedoeld in lid 3.1, onder d is uitsluitend
toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.
b.
Het gebruik voor horeca als bedoeld in lid 3.1, onder g, is uitsluitend
toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat:
1.
uitsluitend één theehuis is toegestaan;
2.
de oppervlakte van het terras niet meer dan 60 m² bedraagt.
Artikel 4
Groen - Landschappelijke waarden
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Landschappelijke waarden' aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a.
groen;
b.
behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen
zijnde landschappelijke- en natuurwaarden, in samenhang met de
waterhuishouding;
c.
waterpartijen;
d. wegen;
e.
fiets- en wandelpaden;
f.
in- en uitritten;
g.
geluidwerende voorzieningen,
met de daarbij behorende
voorzieningen.
4.2
Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
4.2.1.
ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
a.
gebouwen niet zijn toegestaan;
4.2.2.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
de bouwhoogte van lantaarnpalen en bewegwijzering bedraagt niet meer dan
10,00 meter;
b.
de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt niet meer dan
5,00 meter;
c.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer
dan 2,00 meter bedraagt.
4.3
Specifieke gebruiksregels
De aanleg van wegen als bedoeld in lid 4.1, onder
d is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.
4.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning
van burgemeester en wethouders (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
1.
het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van
gronden;
2.
het aanplanten van bomen en/of houtgewassen over een oppervlakte van
meer dan 500 m²;
3.
het vellen en rooien van bomen en ander houtgewas;
4.
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer
dan 200 m²;
5.
het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
6.
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik
en het educatief medegebruik;
7.
het aanbrengen van drainage;
8.
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport -, energie -
en/of communicatieleidingen;
9.
andere werken die een wijziging van de waterhuishouding of waterstand
beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
b.
Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden:
1.
welke het normale onderhoud of beheer betreffen;
2.
voor de aanleg van wegen als bedoeld in lid 4.3;
3.
die noodzakelijk zijn in verband met de waterhuishoudkundige functie van
de gronden.
4.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van
dit plan
5.
noodzakelijk zijn in verband met een onherroepelijke omgevingsvergunning
om te bouwen.
c.
De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de
gronden.
Artikel 5
Maatschappelijk - 1
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk -1' aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a. medische
voorzieningen;
b. educatieve
voorzieningen;
c.
kinderopvang;
d. zorggerelateerde
dienstverlening en detailhandel;
e.
onderzoeks- en ontwikkelingsinstellingen en instituten in de
gezondheidszorg;
f. een
zorghotel;
g. een logeerhuis;
h. wonen;
i.
nutsvoorzieningen;
j. ondergeschikte
detailhandel, aan detailhandel verwante dienstverlening en horeca uitsluitend
ten dienste en als onderdeel van functies genoemd onder a en b;
k.
verkeers- en parkeervoorzieningen;
l. de
bescherming en behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse
van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
m. voorzieningen ten
behoeve van de functie genoemd onder a tot en met g, zoals:
1.
tuinen;
2.
groen;
3.
fietsenstallingen;
4.
kantoren,
met de daarbij behorende
voorzieningen.
5.2
Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
5.2.1. ten
aanzien van gebouwen:
a. deze
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan ter plaatse met een aanduiding is aangegeven, met dien
verstande dat daarboven een technische bouwlaag waarvan de hoogte niet meer dan
5,00 meter bedraagt mag worden gebouwd;
c. de goothoogte
niet meer bedraagt dan ter plaatse met een aanduiding is aangegeven;
d.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende
bouwhoogte' geldt de in het bestemmingsvlak aangegeven bouwhoogte, zoals
bepaald onder b, voor 35% van dat bestemmingsvlak, voor het overige deel van
dit bestemmingsvlak bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 12 meter;
e.
het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan ter plaatse van de
aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven, met dien verstande dat
(half)verdiepte bouwlagen, die niet meer dan 1 meter boven peil liggen niet
worden meegerekend voor de bepaling van het bebouwingspercentage;
f.
in afwijking van het bepaalde onder a. gebouwen van ondergeschikte aard,
zoals een fietsenberging, buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
g.
in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding
'specifieke bouwaanduiding - traverse' één traverse toegestaan met dien
verstande dat:
1.
de bebouwingsvrije hoogte niet minder dan 4,50 meter mag bedragen;
2.
de breedte niet meer dan 5,00 meter mag bedragen;
3.
de bouwhoogte, gemeten vanaf peil, niet meer dan 10,00 meter mag
bedragen;
h.
in afwijking van het bepaalde onder a zijn buiten het bouwvlak
ondergrondse bouwlagen toegestaan;
i.
in afwijking van het bepaalde onder b en c de goot- en bouwhoogte van
hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' niet
meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte bedraagt.
5.2.2.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,00 meter
bedraagt;
b.
de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten, bewegwijzering en beeldende
kunst niet meer dan 10,00 meter bedraagt;
c.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan
3,00 meter bedraagt.
5.3
Specifieke gebruiksregels
Het gebruik ten behoeve van wonen als bedoeld in
lid 5.1, onder h is uitsluitend toegestaan:
a.
ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
b.
in verblijfsvoorzieningen voor medewerkers, met dien verstande niet meer
dan 30 afzonderlijke wooneenheden mogen worden gerealiseerd.
5.4
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. Het is verboden
op de in lid 5.1, onder l bedoelde gronden bouwwerken te slopen zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van
burgemeester en wethouders
b.
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning voor het
slopen van een bouwwerk, zoals bedoeld onder a uitsluitend, indien het slopen:
1.
noodzakelijk is in verband met een onherroepelijke omgevingsvergunning
om te bouwen;
2.
delen betreft van een hoofdgebouw die op zichzelf niet als
karakteristiek vallen aan te merken en door het slopen geen aantasting
plaatsvindt van de karakteristieke hoofdvorm van het hoofdgebouw.
c.
Bij het voornemen tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor het
slopen van een bouwwerk als bedoeld onder a vragen burgemeester en wethouders
de monumentencommissie van de gemeente Hilversum om advies.
5.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de
bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te
wijzigen en hier ook (zorg)wonen, met daarbijbehorende voorzieningen zoals
groen, verkeers- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, enzovoort,
mogelijk te maken met dien verstande dat:
a.
de (zorg)woningen op een zorgvuldige manier landschappelijk worden
ingepast, met dien verstande dat maximaal 175 (zorg)woningen mogen worden
gerealiseerd;
b.
voor de (zorg)woningen de geluidsbelasting op de gevel als gevolg van
het wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan:
1.
de voorkeursgrenswaarde, of
2.
de verleende hogere waarde;
tenzij een permanent
geluiddichte gevel wordt gerealiseerd;
c.
de initiatiefnemer:
1.
de relatie met de zorg op het zorgpark dient aan te tonen;
2.
dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Artikel 6 Maatschappelijk - 2
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk -2' aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a.
de huisvesting van een woongemeenschap;
b. de bescherming
en behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de
aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
met de daarbij behorende
voorzieningen, zoals een gastenverblijf en een bezinningscentrum, alsmede voor
tuinen, groen, verkeers- en parkeervoorzieningen.
6.2
Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
6.2.1.
ten aanzien van gebouwen:
a.
deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.
het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd;
c.
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' niet meer
dan de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte is toegestaan.
d.
in afwijking van het bepaalde onder c de goot- en bouwhoogte van
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' niet meer
dan de bestaande goot- en bouwhoogte bedraagt.
6.2.2.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,00 meter
bedraagt voor zover deze zijn gelegen op meer dan 1 meter achter de
voorgevelrooilijn dan wel op meer dan 1 meter van de openbare weg of het
openbaar groen;
b.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan
2,00 meter bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van palen en masten niet
meer dan 6 meter bedraagt;
c. ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-overkapping' een overkapping is
toegestaan;
d.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-hoogteaccent'
vier hoogteaccenten van 8 meter zijn toegestaan.
6.3
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. Het is verboden
op de in lid 6.1, onder b bedoelde gronden bouwwerken te slopen zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van
burgemeester en wethouders
b.
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning voor het
slopen van een bouwwerk, zoals bedoeld onder a uitsluitend, indien het slopen:
1.
noodzakelijk is in verband met een onherroepelijke omgevingsvergunning
om te bouwen;
2.
delen betreft van een hoofdgebouw die op zichzelf niet als
karakteristiek vallen aan te merken en door het slopen geen aantasting
plaatsvindt van de karakteristieke hoofdvorm van het hoofdgebouw.
c.
Bij het voornemen tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor het
slopen van een bouwwerk als bedoeld onder a vragen burgemeester en wethouders
de monumentencommissie van de gemeente Hilversum om advies.
Artikel 7
Maatschappelijk - 3
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 3' aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a.
sociaal-culturele voorzieningen;
b.
religieuze voorzieningen;
c.
educatieve voorzieningen;
d.
medisch-sociale voorzieningen;
e.
medische voorzieningen,
met daaraan ten dienste:
f.
wonen;
g.
groepsaccommodaties;
h.
verblijfsaccommodaties;
i. de
bescherming en behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse
van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden',
alsmede voor de bescherming van bijzondere
landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle kenmerken en structuren, zoals
de in het gebied aanwezige visuele relaties en de historisch gegroeide
samenhang tussen de verschillende (bebouwings)elementen, met de daarbij
behorende voorzieningen, zoals tuinen, groen, verkeers- en
parkeervoorzieningen.
7.2
Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
7.2.1. ten
aanzien van gebouwen:
a.
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer bedraagt dan 5.300 m²;
b. het aantal
woningen niet meer bedraagt dan 2, met dien verstande dat een woningen
uitsluitend mag worden herbouwd ter plaatse waar deze aanwezig was op het
tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;
c. de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan 9,00 meter;
d. de goothoogte
van woningen niet meer bedraagt dan 5,00 meter;
e.
in afwijking van het bepaalde onder c en d de goot- en bouwhoogte van
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' niet meer
dan de bestaande goot- en bouwhoogte bedraagt en de oppervlakte niet meer dan
de bestaande oppervlakte ten tijde van de ter inzage legging van het
bestemmingsplan.
7.2.2.
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken:
a.
bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de
woning worden gebouwd;
b.
de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50 m²
per woning;
c.
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 5,00
meter;
d.
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij woningen niet meer
bedraagt dan 3,00 meter;
e.
het geheel vervangen van de bestaande bijbehorende bouwwerken door één
nieuw bijbehorend bouwwerk dan wel het in aantal terugbrengen van de bestaande
bijbehorende bouwwerken tot één bijbehorend bouwwerk op een andere locatie
binnen het bestemmingsvlak is toegestaan met dien verstande dat:
1.
voor zover de bestaande bijbehorende bouwwerken, een oppervlakte hebben
van meer dan 50 m², maximaal 50% van de bestaande oppervlakte boven de 50 m²,
mag worden herbouwd waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende
bouwwerken niet meer dan 200 m² mag bedragen;
2.
een reële zekerheid moet worden verschaft dat de bestaande bijbehorende
bouwwerken worden afgebroken;
3.
het nieuwe bijbehorende bouwwerk niet voor de voorgevelrooilijn van de
woning mag worden gebouwd;
4.
dat niet leidt tot een onevenredige aantasting van ter plaatse aanwezige
cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.
7.2.3. ten
aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a. bij woningen:
bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hoogte van niet meer dan 2,00 meter en
een gezamenlijk oppervlakte van niet meer dan 20 m² ;
b.
bij overige hoofdgebouwen: geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn
toegestaan.
7.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten
aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen nadere eisen stellen
indien dit noodzakelijk is om onevenredige aantasting van de in lid 7.1 genoemde
bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken en structuren te
voorkomen.
7.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te
wijken van het bepaalde in:
a.
lid 7.2.1, onder b voor de herbouw van een woning op een andere locatie
binnen het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1.
de nieuwe locatie moet in ruimtelijk, milieuhygiënisch en/of
verkeerstechnisch opzicht een verbetering ten opzichte van de oude locatie
vormen;
2.
de maatvoering van de nieuwe woning moet voldoen aan het daaromtrent
bepaalde in lid 7.2.1 onder c en d;
3.
een reële zekerheid moet worden verschaft dat de bestaande woning wordt
afgebroken;
b.
lid 7.2.1, onder b, voor het uitbreiden van een woning tot een maximale
inhoud van 600 m³, een en ander met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1.
de maatvoering van de nieuwe woning moet voldoen aan het daaromtrent
bepaalde in lid 7.2.1 onder c en d;
2. de afstand van
de woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden minimaal
de breedte van de voorgevel van de woning en altijd meer dan 5,00 meter;
3.
indien ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan reeds
een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aanwezig is, dan genoemd
onder 2, mag deze afwijkende afstand worden aangehouden, mits de onbebouwde
ruimte tussen de woning en de andere zijdelingse perceelsgrens in zijn
totaliteit minimaal twee maal de breedte van de voorgevel van die woning is en
altijd meer dan 10,00 meter bedraagt;
4.
om de landschappelijke waarden te waarborgen dient twee derde deel van
de breedte van het perceel een groen karakter te hebben, waarbij minimaal een
groene robuuste erfbegrenzing van 5,00 meter breed in acht genomen dient te
worden, die vrij is van enige vorm van bebouwing danwel verharding, met
uitzondering van uitritten. Indien een perceel smaller is dan 20 meter en
indien redelijkerwijs uitgesloten kan worden, op basis van de bestemming, dat
op een naastgelegen perceel gebouwd zal worden, mag dit naastgelegen perceel
bij bovenstaande toets betrokken worden;
5.
de uitbreiding van de woningen mag geen onaanvaardbare invloed op de
aanwezige natuurwaarden hebben, zoals bedoeld in de Flora- en faunawet en/of de
Natuurbeschermingswet 1998;
c.
7.2.3, onder a voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van
bouwwerken geen gebouw zijnde tot maximaal 50 m², ten behoeve van een
onoverdekt zwembad.
7.5
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a.
Het is verboden op de in lid 7.1, onder i bedoelde gronden bouwwerken te
slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van
een bouwwerk van burgemeester en wethouders
b.
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning voor het
slopen van een bouwwerk, zoals bedoeld onder a uitsluitend, indien het slopen:
1.
noodzakelijk is in verband met een onherroepelijke omgevingsvergunning
om te bouwen;
2.
delen betreft van een hoofdgebouw die op zichzelf niet als
karakteristiek vallen aan te merken en door het slopen geen aantasting
plaatsvindt van de karakteristieke hoofdvorm van het hoofdgebouw.
c.
Bij het voornemen tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor het
slopen van een bouwwerk als bedoeld onder a vragen burgemeester en wethouders
de monumentencommissie van de gemeente Hilversum om advies.
Artikel
8 Natuur
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a.
duurzame instandhouding van natuurgebieden;
b.
behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen
zijnde landschappelijke- en natuurwaarden, in samenhang met de
waterhuishouding;
c.
agrarisch medegebruik;
d. wegen;
e. parkeervoorzieningen;
f.
fiets- en wandelpaden;
g.
water(partijen);
h.
maatschappelijke voorzieningen;
i.
geluidwerende voorzieningen,
met de daarbij behorende
voorzieningen.
8.2
Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
8.2.1.
ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
a.
deze niet zijn toegestaan, met uitzondering van gebouwen ten behoeve
van:
1.
voorzieningen en behoeve van waterinfiltratie, waterberging en
bluswater;
2.
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van
de aanduiding 'maatschappelijk', waarbij de goot- en bouwhoogte niet meer
bedraagt dan de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte;
8.2.2.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-overkapping'
een overkapping is toegestaan;
b.
de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt niet meer dan
5,00 meter;
c.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan
2,00 meter bedraagt.
8.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te
wijken van het bepaalde in lid 8.2 voor:
a.
de bouw van beheergebouwtjes ten behoeve van natuurbeheer met een hoogte
van niet meer dan 4 meter en een bebouwde oppervlakte van niet meer dan 50 m²;
b.
de bouw van maximaal 5 observatiehutten met een hoogte van niet meer dan
6,00 meter en een bebouwde oppervlakte van niet meer dan 10 m² per
observatiehut;
met inachtneming van de
volgende voorwaarden:
§ aangetoond dient te
worden dat de voorzieningen zoals genoemd onder a en b noodzakelijk zijn in het
kader van natuurbeheer, natuurwetenschappelijk onderzoek of natuureducatie;
§ de aard en omvang van
de voorzieningen zoals genoemd onder a en b mogen niet leiden tot een
onevenredige aantasting van de landschapswaarden ter plaatse.
8.4
Specifieke gebruiksregels
a. Uitsluitend de
gronden die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan in
gebruik zijn als wegen als bedoeld in lid 8.1, onder d, mogen worden gebruikt
als wegen.
b.
In afwijking van het bepaalde onder a, is de aanleg van nieuwe wegen als
bedoeld in lid 8.1, onder d uitsluitend toegestaan ter plaatse van de
aanduiding 'ontsluiting'.
c.
Uitsluitend de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'
mogen worden gebruikt ten behoeve van maatschappelijke functies als bedoeld in
artikel 6, lid 6.1.
8.5
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en
werkzaamheden uit te voeren:
1.
het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van
gronden;
2.
het aanplanten van bomen en/of houtgewassen over een oppervlakte van
meer dan 500 m²;
3.
het vellen en rooien van bomen en ander houtgewas;
4.
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer
dan 200 m²;
5.
het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
6.
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief
medegebruik en het educatief medegebruik;
7.
het aanbrengen van drainage;
8.
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport -, energie -
en/of communicatieleidingen;
9.
andere werken die een wijziging van de waterhuishouding of waterstand
beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
b.
Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden:
1.
welke het normale onderhoud of beheer betreffen;
2.
die noodzakelijk zijn in verband met de waterhuishoudkundige functie van
de gronden.
3.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van
dit plan
4.
noodzakelijk zijn in verband met een onherroepelijke omgevingsvergunning
om te bouwen.
c.
De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur en/of landschappelijke waarden
van de gronden.
Artikel 9
Tuin
9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a.
tuinen;
b.
waterpartijen;
c.
in- en uitritten;
d.
behoud van cultuurhistorische waarden;
met de daarbij behorende
voorzieningen.
9.2
Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
9.2.1.
ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
a.
de bouwhoogte van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een naastgelegen
bestemming) aangebouwde erker niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag
van het hoofdgebouw bedraagt;
b.
de diepte van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een naastgelegen
bestemming) aangebouwde erker vanuit de gevel waartegen wordt aangebouwd niet
meer dan 1,00 meter bedraagt;
c.
de totale breedte van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een
naastgelegen bestemming) aangebouwde erker niet meer dan 60% van de lengte van
de gevel waartegen wordt aangebouwd bedraagt;
d.
ter weerszijden van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een
naastgelegen bestemming) aangebouwde erker minimaal 1 meter tot de hoek of
gevelsprong, van de oorspronkelijke gevel waartegen wordt aangebouwd, vrij
blijft (van bebouwing).
9.2.2.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
de bouwhoogte niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
9.3
Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden ten dienste van het
opstellen van auto's is niet toegestaan.
9.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden
op ter plaatse van de aanduiding 'water' de navolgende werken (geen bouwwerken
zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning (Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van
burgemeester en wethouders:
1.
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten van waterpartijen;
2.
het aanleggen van leidingen dieper dan 40 cm onder maaiveld.
b.
Het bepaalde in lid 9.4, onder a. is slechts toelaatbaar, indien is
gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe
of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden
onomkeerbare aantasting van de cultuurhistorische waarden van de waterpartij;
c.
Het bepaalde in lid 9.4, onder a. is niet van toepassing:
1.
op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de
instandhouding van het onderhavige plangebied;
2.
op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming
van de cultuurhistorische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
d.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld
in lid 9.4, onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake
archeologie.
Artikel 10
Verkeer
10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd
voor (weg)verkeer met de daarbij behorende voorzieningen.
10.2
Bouwregels
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
10.2.1.
ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
a. geen gebouwen
zijn toegestaan;
10.2.2.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
de bouwhoogte van lantaarnpalen, vlaggenmasten en bewegwijzering
bedraagt niet meer dan 10,00 meter;
b.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer
dan 3,00 meter bedraagt.
Artikel 11 Verkeer
- Railverkeer
11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden
zijn bestemd voor railverkeer, met de daarbij behorende voorzieningen.
11.2
Bouwregels
Op de in artikel 11.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
11.2.1.
ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
a.
geen gebouwen zijn toegestaan.
11.2.2.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan
rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het
verkeer, niet meer dan 10,00 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de
spoorstaaf, bedraagt
b.
de bouwhoogte van lantaarnpalen, vlaggenmasten en bewegwijzering
bedraagt niet meer dan 10,00 meter;
c.
de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt niet meer dan
5,00 meter;
d.
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt niet
meer dan 3,00 meter.
Artikel 12
Wonen - 4
12.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd
voor het wonen in vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met de
uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit met de
daarbij behorende voorzieningen.
12.2
Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend
bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met
dien verstande dat:
12.2.1.
ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
a.
deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.
het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd;
c.
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' niet meer
dan de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte is toegestaan.
d.
woningen mogen niet worden gesplitst in meerdere woningen.
12.2.2.
ten aanzien van bijbehorend bouwwerk:
a.
het totaal bebouwd oppervlak van het achtererfgebied, behorend bij het
oorspronkelijke hoofdgebouw, niet meer dan 50% bedraagt met een maximum van 50
m²;
b.
de bouwhoogte, voor zover op een afstand van niet meer dan 4,00 meter
van het oorspronkelijke (hoofd)gebouw, niet meer dan 4,00 meter bedraagt, mits
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,30 meter boven de bovenkant van de
scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
c.
de bouwhoogte, voor zover op een afstand van meer dan 4,00 meter van het
oorspronkelijke (hoofd)gebouw, niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
d.
de bouwhoogte, in afwijking van het bepaalde in dit lid, onder b, niet
meer dan 4,00 meter bedraagt, indien het bijbehorend bouwwerk wordt voorzien
van een kap dient de dakhelling hiervan gelijk te zijn aan de dakhelling van
het hoofdgebouw;
e.
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3,00
meter bedraagt;
f.
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,50
meter bedraagt.
12.2.3.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,00 meter
bedraagt voor zover deze zijn gelegen op meer dan 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn
dan wel op meer dan 1,00 meter van de openbare weg of het openbaar groen;
b.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan
2.00 m bedraagt.
12.3
Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van ruimten in het (hoofd)gebouw ten
behoeve van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, wordt als
gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan
de voorwaarden dat:
a. het
vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige
activiteit niet meer dan 33% bedraagt van het vloeroppervlak van het
(hoofd)gebouw met een maximum van 50 m²;
b. de activiteit
wordt uitgeoefend door de hoofdbewoners van het desbetreffende pand;
c.
de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale
verkeersafwikkeling en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
d.
geen bedrijfsmatige activiteit buiten een gebouw plaatsvinden (behoudens
in- en uitladen);
e.
de activiteit zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten
ervan geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning en de
woonomgeving;
f. geen
aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt in de
functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken;
g.
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van
functionele ondergeschikte horeca en niet zelfstandige detailhandel.
12.4
Afwijken van de gebruiksregels
12.4.1.
aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit
Burgemeester en wethouders kan door middel van het
verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.3,
onder a en f, voor het toestaan van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige
activiteit in functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken, voor zover
wordt voldaan aan de voorwaarden dat:
a.
de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale
verkeersafwikkeling en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
b.
de activiteit zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten
ervan geen afbreuk mag doen aan het karakter van de woonomgeving.
12.4.2.
aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te
wijken van het bepaalde in lid 12.3, onder b, voor het toestaan van niet meer
dan één extra medewerker (1 fte; dienstverband), voor zover wordt voldaan aan
de voorwaarden dat:
a.
de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale
verkeersafwikkeling en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
b.
de activiteit zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten
ervan geen afbreuk mag doen aan het karakter van de woonomgeving.
Artikel 13
Wonen - 5
13.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn
bestemd voor het wonen in vrijstaande en/of twee-aaneengebouwde woningen, al
dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of
bedrijfsmatige activiteit met de daarbij behorende voorzieningen.
13.2
Bouwregels
Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
13.2.1.
ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
a.
deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' niet meer
dan de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte is toegestaan.
c.
de totale oppervlakte ten behoeve van hoofdgebouwen bedraagt niet meer
dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' is aangegeven.
13.2.2.
ten aanzien van bijbehorend bouwwerk:
a.
het totaal bebouwd oppervlak van het achtererfgebied, behorend bij het
oorspronkelijke hoofdgebouw, niet meer dan 50% bedraagt met een maximum van 50
m²;
b.
de bouwhoogte, voor zover op een afstand van niet meer dan 4,00 meter
van het oorspronkelijke (hoofd)gebouw, niet meer dan 4,00 meter bedraagt, mits
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,30 meter boven de bovenkant van de
scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
c.
de bouwhoogte, voor zover op een afstand van meer dan 4,00 meter van het
oorspronkelijke (hoofd)gebouw, niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
d.
de bouwhoogte, in afwijking van het bepaalde in dit lid, onder b, niet
meer dan 4,00 meter bedraagt, indien het bijbehorend bouwwerk wordt voorzien
van een kap dient de dakhelling hiervan gelijk te zijn aan de dakhelling van
het hoofdgebouw;
e.
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3,00
meter bedraagt;
f.
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,50
meter bedraagt.
13.2.3.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,00 meter
bedraagt voor zover deze zijn gelegen op meer dan 1,00 meter achter de
voorgevelrooilijn dan wel op meer dan 1,00 meter van de openbare weg of het
openbaar groen;
b.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan
2.00 m bedraagt.
13.3
Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van ruimten in het (hoofd)gebouw ten
behoeve van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, wordt als
gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan
de voorwaarden dat:
a.
het vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-verbonden beroeps- en/of
bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 33% bedraagt van het vloeroppervlak van
het (hoofd)gebouw met een maximum van 50 m²;
b.
de activiteit wordt uitgeoefend door de hoofdbewoners van het
desbetreffende pand;
c.
de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale
verkeersafwikkeling en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
d.
geen bedrijfsmatige activiteit buiten een gebouw plaatsvinden (behoudens
in- en uitladen);
e.
de activiteit zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten
ervan geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning en de
woonomgeving;
f.
geen aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit
plaatsvindt in de functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken;
g.
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van
functionele ondergeschikte horeca en niet zelfstandige detailhandel.
13.4
Afwijken van de gebruiksregels
13.4.1.
aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit
Burgemeester en wethouders kan door middel van het
verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.3, onder
a en f, voor het toestaan van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige
activiteit in functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken, voor zover
wordt voldaan aan de voorwaarden dat:
a.
de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale
verkeersafwikkeling en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
b.
de activiteit zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten
ervan geen afbreuk mag doen aan het karakter van de woonomgeving.
13.4.2.
aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te
wijken van het bepaalde in lid 12.3, onder b, voor het toestaan van niet meer
dan één medewerker (1 fte; dienstverband), voor zover wordt voldaan aan de
voorwaarden dat:
a.
de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale
verkeersafwikkeling en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
b.
de activiteit zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten
ervan geen afbreuk mag doen aan het karakter van de woonomgeving.
Artikel
14 Woongebied
14.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a.
(zorg)wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden
beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
b.
groen;
c.
verkeers- en parkeervoorzieningen;
d.
speelvoorzieningen;
e.
geluidwerende voorzieningen,
met de daarbij behorende voorzieningen.
14.2
Bouwregels
Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
14.2.1.
ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
a.
deze uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien
verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen -
landgoedwonen' mogen uitsluitend:
1.
gestapelde woningen worden gebouwd;
2.
gebouwde parkeervoorzieningen worden gebouwd, met uitzondering van
parkeerplaatsen ten behoeve bezoekersparkeren;
b.
het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan ter plaatse van de
aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven met dien verstande dat
(half)verdiepte bouwlagen, die niet meer dan 1 meter boven peil liggen niet
worden meegerekend voor de bepaling van het bebouwingspercentage;
c.
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan ter plaatse met een aanduiding is
aangegeven;
d.
het maximum aantal woningen bedraagt niet meer dan met ter plaatse van
de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
14.2.2.
ten aanzien van bijbehorende bouwwerken:
a.
het totaal bebouwd oppervlak van het achtererfgebied, behorend bij het
oorspronkelijke (hoofd)gebouw, niet meer dan 50% bedraagt met een maximum van
50 m²;
b.
de bouwhoogte, voor zover op een afstand van niet meer dan 4,00 meter
van het oorspronkelijke (hoofd)gebouw, niet meer dan 4,00 meter bedraagt en de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,30 meter boven de bovenkant van de
scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het (hoofd)gebouw;
c.
de bouwhoogte, voor zover op een afstand van meer dan 4,00 meter van het
oorspronkelijke (hoofd)gebouw, niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
d.
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3,00
meter bedraagt;
e.
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,50
meter bedraagt.
14.2.3.
ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,00 meter
bedraagt voor zover deze zijn gelegen op meer dan 1,00 meter achter de
voorgevelrooilijn dan wel op meer dan 1,00 meter van de openbare weg of het
openbaar groen;
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,00 meter
bedraagt;
c.
de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten, bewegwijzering en beeldende
kunst niet meer dan 10,00 meter bedraagt;
d.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan
2,00 meter bedraagt.
14.3
Specifieke gebruiksregels
14.3.1.
Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten
Gebruik van ruimten in het (hoofd)gebouw en
bijbehorend bouwwerk ten behoeve van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige
activiteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor
zover wordt voldaan aan de voorwaarden dat:
a. het
vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige
activiteiten mag niet meer dan 33% bedraagt van het gezamenlijke vloeroppervlak
van (hoofd)gebouwen en bijbehorend bouwwerk met een maximum van 50 m²;
b. de activiteiten
worden uitgeoefend door een bewoner van het desbetreffende pand;
c.
het beroep of de activiteit door de bewoner(s) wordt uitgeoefend; er is
niet meer dan 1 fte in dienstverband extra toegestaan.
d.
de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale
verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
e.
geen bedrijfsmatige activiteiten buiten een gebouw plaatsvinden
(behoudens in- en uitladen);
f. de
activiteiten zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan
geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
g.
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van
functionele ondergeschikte horeca en niet zelfstandige detailhandel.
14.4
Afwijken van de gebruiksregels
14.4.1.
aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit
Burgemeester en wethouders kan door middel van het
verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.3,
onder a en f, voor het toestaan van aan-huis-verbonden beroeps- of
bedrijfsmatige activiteit in functioneel ondergeschikte bijbehorende
bouwwerken, voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden dat:
a.
de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale
verkeersafwikkeling en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
b.
de activiteit zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten
ervan geen afbreuk mag doen aan het karakter van de woonomgeving.
14.4.2.
aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te
wijken van het bepaalde in lid 14.3, onder b, voor het toestaan van niet meer
dan één extra medewerker (1 fte; dienstverband), voor zover wordt voldaan aan
de voorwaarden dat:
a.
de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale
verkeersafwikkeling en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
b.
de activiteit zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten
ervan geen afbreuk mag doen aan het karakter van de woonomgeving.
Artikel 15
Leiding - Water
15.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Water" aangewezen gronden
zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor
de aanleg, de instandhouding en bescherming van (hoofd)transportleidingen, met
een strook van 1,5 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.
15.2
Bouwregels
Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen geen
bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat deze wel mogen worden gebouwd
indien die noodzakelijk zijn in verband met de bestemming (Leiding - Water).
15.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden
op de in lid 15.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden),
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te
doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit
van de leiding in gevaar kunnen brengen:
1.
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
2.
het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
3.
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
4.
het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;
5.
het vellen of rooien van houtgewas.
b.
Het in lid 15.3. onder a bedoelde verbod geldt niet voor de werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
1.
welke het normale onderhoud en beheer van de hoofdtransportleiding
betreffen;
2.
die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen in
uitvoering zijn.
c.
De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.3. onder a zijn slechts
toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan
hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige
aantasting van de belangen van de hoofdtransportleidingen ontstaat of kan
ontstaan.
d.
Alvorens te beslissen omtrent de vergunning als bedoeld in lid 15.3.
onder a wordt advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
Artikel 16 Waarde-Aardkundig
16.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Aardkundig' aangewezen gronden
zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor
de bescherming en instandhouding van aardkundige monumenten.
16.2
Bouwregels
a.
Op de in artikel 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en
bescherming van aardkundige waarden;
b.
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen
bestemmingen zijn op de artikel 16.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar,
indien het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande
bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet
wordt uitgebreid.
16.3
Afwijken van de bouwregels
a.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in
artikel 16.2 voor de bouw en/of uitvoering van overige bouwwerken die op de in
artikel 16.1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de
(bepalingen van de) andere aangewezen bestemming indien en voor zover het
belang van de aardkundige waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
16.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden
op de in artikel 16.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken
zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning (Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van
burgemeester en wethouders:
1.
het verlagen, afgraven, ophopen of egaliseren van de bodem;
2.
het aanbrengen van verhardingen.
b.
Het bepaalde in lid 16.4, onder a. is slechts toelaatbaar, indien is
gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe
of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot
een onevenredige aantasting van de bodemstructuur.
c.
Het bepaalde in lid 16.4, onder a. is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden
gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige
plangebied;
d.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld
in lid 16.4, onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake aardkundige
waarden.
Artikel 17 Waarde-Archeologie-Hoog
17.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie-Hoog' aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede
bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden
of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet
beschermd zijn ingevolge de Monumentenwet 1988.
17.2
Bouwregels
Op de in artikel 17.1 bedoelde gronden mogen geen
bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve
van de andere aangewezen bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd en
die bouwwerken in de betreffende grond niet dieper dan 40 cm reiken en de
omvang van het bouwwerk niet meer is dan 100 m².
17.3
Afwijken van de bouwregels
a. Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 17.2 voor de
bouw en/of uitvoering van overige bouwwerken die op de in artikel 17.1 bedoelde
gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere
aangewezen bestemming indien en voor zover het belang van de archeologische
waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
b. Bij de onder a.
bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake
archeologie.
c.
Voor zover de bouw en/of uitvoering van de overige bouwwerken die op de
gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere
aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische
waarden (hetgeen is gebleken uit het onder b. bedoelde advies) zijn
burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel
17.2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de
omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2.
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3.
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door
een deskundige inzake archeologie.
17.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden
op de in artikel 17.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken
zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning (Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van burgemeester
en wethouders:
1.
het uitvoeren van grondbewerkingen die dieper reiken dan 40 cm binnen en
een omvang van meer dan 100 m² hebben, aanleg of rooien van bos of
diepwortelende beplantingen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakte
verhardingen, aanlegen van drainage of het verwijderen van funderingen;
2.
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren
van waterlopen, sloten en greppels;
3.
het aanleggen van leidingen dieper dan 40 cm onder maaiveld.
b.
Het bepaalde in lid 17.4, onder a. is slechts toelaatbaar, indien is
gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe
of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot
een verstoring van het archeologisch materiaal.
c.
Het bepaalde in lid 17.4, onder a. is niet van toepassing:
1.
op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de
instandhouding van het onderhavige plangebied;
2.
op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming
van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
3.
indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen
sprake is van te beschermen archeologische waarden.
d.
Voor zover de in lid 17.4, onder a, genoemde werken of werkzaamheden dan
wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring
van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de
vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2.
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3.
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
e.
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de
gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende
mate is vastgesteld.
f.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld
in lid 17.4, onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake
archeologie.
17.5
Wijzigingsbevoegdheid
a. Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming
'Waarde-archeologie-Hoog' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is
gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde,
hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
b.
Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde
in lid 17.5, onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake
archeologie.
Artikel 18 Waarde-Archeologie-Middelhoog
18.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie-Middelhoog' aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede
bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden
of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet
beschermd zijn ingevolge de Monumentenwet 1988.
18.2
Bouwregels
Op de in artikel 18.1 bedoelde gronden mogen geen
bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve
van de andere aangewezen bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd en
die bouwwerken in de betreffende grond niet dieper dan 40 cm reiken en de
omvang van het bouwwerk niet meer is dan 500 m².
18.3
Afwijken van de bouwregels
a.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in
artikel 18.2 voor de bouw en/of uitvoering van overige bouwwerken die op de in
artikel 18.1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen
van de) andere aangewezen bestemming indien en voor zover het belang van de
archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
b.
Bij de onder a. bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een
deskundige inzake archeologie.
c.
Voor zover de bouw en/of uitvoering van de overige bouwwerken die op de
gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere
aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische
waarden (hetgeen is gebleken uit het onder b. bedoelde advies) zijn
burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel
18.2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de
omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2.
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3.
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door
een deskundige inzake archeologie.
18.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden
op de in artikel 18.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken
zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning (Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van
burgemeester en wethouders:
1.
het uitvoeren van grondbewerkingen die dieper reiken dan 40 cm binnen en
een omvang van meer dan 500 m² hebben, aanleg of rooien van bos of
diepwortelende beplantingen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakte
verhardingen, aanlegen van drainage of het verwijderen van funderingen;
2.
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren
van waterlopen, sloten en greppels;
3.
het aanleggen van leidingen dieper dan 40 cm onder maaiveld.
b.
Het bepaalde in lid 18.4, onder a. is slechts toelaatbaar, indien is
gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe
of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot
een verstoring van het archeologisch materiaal.
c.
Het bepaalde in lid 18.4, onder a. is niet van toepassing:
1.
op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de
instandhouding van het onderhavige plangebied;
2.
op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming
van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
3.
indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen
sprake is van te beschermen archeologische waarden.
d.
Voor zover de in lid 18.4, onder a., genoemde werken of werkzaamheden
dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een
verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend
indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2.
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3.
de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
e.
In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de
gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende
mate is vastgesteld.
f.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld
in lid 18.4, onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake
archeologie.
18.5
Wijzigingsbevoegdheid
a. Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming
'Waarde-archeologie-Middelhoog' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is
gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde,
hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
b.
Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde
in lid 18.5, onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake
archeologie.
Artikel 19 Waarde-Cultuurhistorie
19.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde-Cultuurhistorie"
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en),
mede bestemd voor het behoud en het herstel van de cultuurhistorische,
ruimtelijke en landschappelijke waarden.
19.2
Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere
aangewezen bestemmingen geldt dat de bouw van erfafscheidingen niet is
toegestaan.
19.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te
wijken van het bepaalde in lid 19.2 indien de landschappelijke en
cultuurhistorische waarden alsmede het groene karakter van bebouwing in het
groen niet in onevenredige mate worden aangetast.
19.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden
op de in lid 19.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken
zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of
in afwijking van een schriftelijke vergunning (Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van
burgemeester en wethouders:
1.
het rooien van bomen of andere opgaande houtgewassen;
2.
het beplanten van gronden met houtgewas;
3.
het beloop van de aanwezige lanen aan te passen of te verwijderen;
4.
het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
5.
het aanleggen en verharden van wegen, paden, het aanbrengen van andere
oppervlakte verhardingen, groter dan 200 m²;
b.
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, zoals
bedoeld in lid 19.4, onder a uitsluitend, indien:
1.
deze werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met een onherroepelijke
omgevingsvergunning om te bouwen;
2.
de beplanting door ziekte of anderszins ernstig is aangetast;
3.
de landschappelijke en cultuurhistorische waarden alsmede het groene
karakter van bebouwing in het groen niet in onevenredige mate worden aangetast.
c.
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 19.4, onder a is niet vereist
voor bomen en ander opgaand houtgewas, waarvan de stam doorsnede 20 cm of meer
mag bedragen.
d.
Bij het voornemen tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld
in lid 19.4, onder a vragen burgemeester en wethouders de monumentencommissie
van de gemeente Hilversum om advies.
3.
Algemene regels
Artikel 20 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan
van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene
bouwregels
21.1
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De bepalingen van de Bouwverordening van de
gemeente Hilversum ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard,
blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet,
buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a.
bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
b.
ruimte tussen bouwwerken;
c.
erf- en terreinafscheidingen, tenzij ten aanzien hiervan regels zijn
opgenomen.
21.2
Vervangende maat
De maten (goothoogte, bouwhoogte, vierkante meter,
kubieke meter) van bestaande gebouwen (waaronder begrepen herbouw of verbouw
van deze gebouwen dan wel uitbreiding van het bestaande gebouw binnen het
betreffende bouwvlak) zoals deze bestonden op het tijdstip van ter inzage
leggen van het ontwerp, voor zover deze ruimer zijn dan in deze regels is
bepaald, geldt de bestaande maat als vervangende maat. Deze vervangende maat
geldt niet als de bestaande gebouwen illegaal zijn gebouwd, dan wel niet in
overeenstemming waren met het vorige bestemmingsplan. Deze regel geldt ook voor
bestaande afstanden die op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp
meer of minder waren voorgeschreven.
Artikel 22 Algemene
gebruiksregels
22.1
Verboden gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in
strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van
gronden of bouwwerken:
a.
opslagplaats voor bagger en grondspecie;
b.
opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte
werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen,
afval, puin, grond- en brandstoffen;
c.
uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte
voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
d.
uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeer- en
verblijfsmiddelen;
e.
gebruik als motorcrossterrein of paardenbak;
f.
het opslaan en verkopen van vuurwerk;
g.
bouwwerken voor de exploitatie van een seksinrichting.
22.2
Toegelaten gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval niet
verstaan:
a.
het tijdelijk opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met
normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
b.
detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel
uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de bestemming, de
bestemmingsomschrijving en/of de overige planregels is toegestaan en de verkoop
van goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt in rechtstreeks verband met
de uitoefening van het bedrijf;
c.
uitstalling ten behoeve van de detailhandel, zoals bedoeld in onder b.;
d.
het uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf, voor zover dit een normaal
en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van een detailhandelsbedrijf, zoals
ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige planregels
toegestaan en de ambachtelijke bedrijfsvoering, gelet op de aard daarvan,
geschiedt in rechtstreeks verband met de uitoefening van het
detailhandelsbedrijf;
22.3
Parkeren
Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren
en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder
dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw
behoort, met dien verstande dat:
a. de juiste mate
van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn
opgenomen in de 'Beleidsregels Parkeernormen Hilversum 2009' zoals vastgesteld
door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hilversum op 17 november 2009,
behorende bij deze planregels;
b.
indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te
verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet in deze
behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel
op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
22.3.2.
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het
bepaalde in artikel 22.3.1 voor zover de initiatiefnemer heeft aangetoond dat
op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
22.3.3.
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd,
overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet
ruimtelijke ordening, de in artikel 22.3.1 bedoelde parkeernormen en bedragen
te wijzigen.
Artikel 23
Algemene aanduidingsregels
23.1
Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen
Ter plaatse van de aanduiding
'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen' mogen:
a.
geen nieuwe kwetsbare objecten zoals bedoeld in het besluit externe
veiligheid inrichtingen (bevi) worden gesitueerd;
b.
uitsluitend beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd indien het
plaatsgebonden risico minder bedraagt dan 10-6 per jaar.
23.2
Bouwregel
Ter
plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen' als
bedoeld in lid 23.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden
gebouwd.
23.3
Afwijking van de bouwregel
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 om beperkt kwetsbare
objecten te situeren ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke
stoffen', waarbij met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden rekening
wordt gehouden en het groepsrisico wordt afgewogen.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
24.1
Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kan door middel van het
verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit
bestemmingsplan voor:
a.
afwijkingen van maten (waaronder percentages), aantallen met niet meer
dan 10%, met dien verstande dat hoogtematen met niet meer dan 2,00 meter mogen
worden overschreden;
b.
overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, tot
maximaal 2,00 meter, voor zover zulks van belang is voor een technisch of
stedenbouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het
terrein, mits de totale hoeveelheid (volgens de betreffende regel) toegestane
m² bruto vloeroppervlak gelijk blijft;
c.
de bouw van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes,
gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen en abri's;
d.
de bouw van bouwwerken die ten behoeve van waterstaatkundige of
verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en verkeerssluizen,
mits de inhoud niet groter is dan 60 m³, de goothoogte niet meer mag bedragen
dan 3,00 meter en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,50 meter;
e.
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
straatmeubilair, kunstobjecten, informatievoorzieningen en/of reclame, mits de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,00 meter;
f.
het bouwen van poorten die de entrees van het gebied markeren, mits de
hoogte niet meer bedraagt dan 10,00 meter;
g.
de bouw van zend- en ontvangstmasten, mits de bouwhoogte niet meer mag
bedragen dan 55,00 meter.
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
25.1
Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het
plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van
bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere
realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen
mogen echter niet meer dan 5,00 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met
niet meer dan 10% worden vergroot.
4.
Overgangs- en slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk
dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning
voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
1.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd,
2.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd
gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk
als bedoeld onder a met maximaal 10%.
c.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld
onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in
strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregels van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan
Monnikenberg' van de gemeente Hilversum.