De op de plankaart
voor “Woongebied 1” (WG-1) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen al dan
niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
b. aanbouwen en
bijgebouwen;
met daarbij
behorende:
c. tuinen en erven;
alsook voor:
d. woonstraten en
paden;
e. openbare
nutsvoorzieningen;
f.
groenvoorzieningen;
g.
parkeervoorzieningen;
h.
speelvoorzieningen;
i. waterlopen en
sierwater;
j. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde;
k.bruggen en
duikers.
Voor het bouwen van
hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. als hoofdgebouw
mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
b. een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen een bouwperceel worden gebouwd;
c. de
voorgevelrooilijn dient op minimaal 5 meter uit de perceelsgrens te liggen;
d. de oppervlakte
van een hoofdgebouw mag niet meer dan 25% van het kaveloppervlak bedragen, met
een maximum van 300m²;
e. de bouwhoogte
van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9,32 meter bedragen voorzover gelegen
binnen een straal van 200 meter van de molen zoals op de plankaart aangegeven,
en 12 meter bedragen indien de afstand meer dan 200 meter bedraagt, en mag
maximaal bestaan uit twee lagen en een kapverdieping;
f. de goothoogte
van een hoofdgebouw mag niet meer dan 7 meter bedragen;
g. de afstand van
de zijkant van hoofdgebouw tot de perceelgrens bedraagt minimaal 15% van de
kavelbreedte, met een minimum van 3 meter;
2.2
Voor het bouwen van
aanbouwen of bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. de aanbouwen of
bijgebouwen moeten minimaal 11 meter achter de voorzijde van de perceelgrens en
minimaal 1 meter van de zijperceelgrens zijn gelegen;
b. de totale
oppervlakte van aanbouwen en/of bijgebouwen mag niet meer dan 10% van het kaveloppervlak
bedragen, met een maximum van 100m²;
c. de goothoogte en bouwhoogte van aanbouwen
en bijgebouwen mag ten hoogste bedragen:
|
goothoogte |
bouwhoogte |
1. aanbouw |
zie lid d. |
7,5 meter; |
2. bijgebouw |
3,5 meter |
7,5 meter; |
d. de goothoogte
van een aanbouw mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van
het hoofdgebouw waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en
isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is;
Zie figuur 1: Bouwvlakbepaling
3.
Gebruiksvoorschriften
3.1
In iedere woning
en/of bijgebouw is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of
dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling toegestaan onder de
voorwaarden dat:
a. niet meer dan
1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte
van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m²,
voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
b. geen vergunning-
en/of meldingplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving
vereist is;
3.2
Detailhandel is
uitsluitend toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel
zijn vervaardigd.
3.3
Burgemeester en
wethouders kunnen ontheffing verlenen van de voorwaarde dat de uitoefening van
een beroep en/of bedrijf niet meldingplichtig mag zijn in het kader van de Wet
milieubeheer of andere milieuwetgeving, indien blijkt dat deze activiteit niet
of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.
Parkeren dient op
eigen terrein plaats te vinden. Per twee-onder-een-kap woning en vrijstaande
woning dient een opstelplaats voor twee auto´s aanwezig te zijn.
3.5
Het is verboden de
gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot
een doel, strijdig met deze bestemming.
3.6
Tot een gebruik,
strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.5, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van
vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van
bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
3.6
Burgemeester en
wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3.5, indien strikte toepassing
daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke
beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
4. Afstemming waterkering
Indien de in lid 1 bedoelde gronden samenvallen met de gronden als bedoeld in artikel 20 (Waterkering), zullen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de desbetreffende beheerder alvorens bouwvergunning te verlenen.
5.
Strafbepaling
Overtreding van het
bepaalde in lid 3.4 en 3.5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin
van artikel 1a onder 2º van de Wet economische delicten.