Artikel 3 Wonen (W)  

 

 

1. Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor “Wonen (W)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. woningen;

b. aanbouwen en bijgebouwen;

c.waterlopen en sierwater;

met daarbij behorende:

d.erven;

e. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

2. Bouwvoorschriften

 

2.1     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;

b. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte vermeerderd met 10%;

d. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte vermeerderd 10%;

e. bouwwerken die voorkomen op de A-lijst, B-lijst en Raillijst (lijsten die opgesteld zijn in kader van een saneringsregeling op grond van de Wet geluidhinder) mogen alleen uitgebreid of herbouwd worden, indien de geluidsbelasting op de gevel binnen de bandbreedte van de Wet geluidhinder blijft.

 

2.2     

Voor het bouwen van bijgebouwen op de gearceerde bestemmingsvlakken (te bebouwen erven) gelden de volgende bepalingen:

a. de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1/3e deel van het bij het hoofdgebouw behorende bouwvlak, mits het gezamenlijke oppervlak van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 40 m²;

b. voor zover de onder het vorige lid bedoelde grond een oppervlakte heeft van meer dan 120 m², mag 10% van het oppervlak meer dan 120m² worden bebouwd tot ten hoogste 20m² boven de onder a genoemde maximum oppervlakte.

c. de bouwhoogte van een aanbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte vermeerderd met 10%;

d. de goothoogte van aanbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte vermeerderd 10%;

e. de goothoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is.

f. ten aanzien van vrijstaande bijgebouwen geldt dat:

1. de bouwhoogte niet meer dan 4,5 meter mag bedragen;

2. de goothoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.

 

2.3     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de hoogte niet meer dan 2.00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de hoogte niet meer dan 1,00 meter mag bedragen.

            

3. Gebruiksvoorschriften

 

3.1

In iedere woning en/of bijgebouw is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling toegestaan onder de voorwaarden dat:

 

a. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;

b. geen vergunning- en/of meldingplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;

c. bij het gebruik van een garage, er voor parkeergelegenheid op het eigen erf wordt gezorgd.

 

3.2

Detailhandel is uitsluitend toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd.

 

3.3     

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.

 

3.4

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

 

3.5

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.4, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

b. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

3.6     

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

4. Afstemming waterkering

 

Indien de in lid 1 bedoelde gronden samenvallen met de gronden als bedoeld in artikel 20 (Waterkering), zullen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de desbetreffende beheerder alvorens bouwvergunning te verlenen.

 

5. Strafbepaling

 

Overtreding van het bepaalde in lid 3.4 en 3.5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2º van de Wet economische delicten.