In deze
voorschriften wordt verstaan onder:
1. |
de plankaart: de plankaart van
het Bestemmingsplan “Broekhorn”, bestaande uit de kaart 226700-04; |
2. |
het plan: het Bestemmingsplan “Broekhorn” van de gemeente Heerhugowaard; |
3. |
aan-huis-verbonden beroep: een
dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij
het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke
uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; |
4. |
bebouwing: één of meer
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
5. |
bebouwingspercentage een op de kaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat het
gedeelte van het bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; |
6. |
bestaand bouwwerk: een bouwwerk dat: a. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit
plan bestaat of in uitvoering is; b. na dat tijdstip is, of mag worden gebouwd krachtens een
bouwvergunning waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend; |
7. |
beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte: de totale
vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden
beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling,
inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; |
8. |
bestemmingsgrens: een op de
plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak; |
9. |
bestemmingsvlak:
een op de
plankaart aangeven vlak met eenzelfde bestemming; |
10. |
bouwen: het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk; |
11. |
bouwlaag: een doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; |
12. |
bouwgrens: een op de
plankaart aangegeven lijn die de grens vormt van een bouwvlak en niet door
bebouwing mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens
deze voorschriften zijn toegestaan; |
13. |
bouwperceel: een door
eigendomsgrenzen omsloten stuk grond, waarop krachtens het plan, een
zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; |
14. |
bouwperceelgrens:
de grens van een
bouwperceel; |
15. |
bouwvlak: een op de
plankaart aangegeven, door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee de gronden zijn
aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten; |
16. |
bouwwerk: elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij
direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond; |
17. |
bijgebouw: een op zichzelf
staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan
worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw. |
18. |
dak: iedere
bovenbeëindiging van een gebouw; |
19. |
detailhandel: het bedrijfsmatig
te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit; |
20. |
dienstverlenend
bedrijf en/of dienstverlenende instelling: bedrijf of
instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische
en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken,
schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en
een seksinrichting; |
21. |
dienstverlening:
het verlenen van economische
en maatschappelijke diensten aan derden; |
22. |
eerste
bouwlaag: de bouwlaag op de
begane grond; |
23. |
gebouw: elk bouwwerk, dat
een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt; |
24. |
gestapelde woningen: een al dan niet
uit meerdere woonlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin
meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden
en/of naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige
toegankelijkheid gewaarborgd is. |
25. |
geluidbelasting
vanwege een industrieterrein: de etmaalwaarde
van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt
door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het
industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen
op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
|
26. |
geluidbelasting
vanwege het wegverkeer: de etmaalwaarde
van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt
door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie
van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder; |
27. |
geluidgevoelige
functies: bewoning of andere
geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het
Besluit geluidhinder binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit
grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
|
28. |
geluidgevoelige
gebouwen: gebouwen welke
dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als
bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder; |
29. |
geluidzoneringsplichtige
inrichting: een inrichting,
bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in
een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld; |
30. |
hogere
grenswaarde: een maximale
waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en
die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet
geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder; |
31. |
hoofdgebouw: een gebouw dat,
gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan
worden aangemerkt; |
32. |
horizontale
diepte van een gebouw: de lengte van een
gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; |
33. |
kantoor: een gebouw, dat
dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden
die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen,
het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen; |
34. |
kantoor-/
praktijkruimte in een woning: een gedeelte van
een woning, dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat in die woning
met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het
verlenen van diensten; |
35. |
kapverdieping een bijzondere bouwlaag, deel uitmakend van een woning, die geheel of
gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven en welke uit tenminste twee
elkaar snijdende, hellende vlakken bestaat; |
36. |
kunstobject: uiting van
beeldende kunst; |
37. |
kunstwerk: bouwwerk ten behoeve van weg- en waterbouw; |
38. |
ligplaats: een door de
gemeente aangewezen ligplaats die door een woonschip wordt ingenomen; |
39. |
maatschappelijke
voorzieningen: educatieve,
sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen,
voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen
ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel
en horeca ten dienste van deze voorzieningen; |
40. |
onderkomen: een voor verblijf
geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming
onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover
geen bouwwerk zijnde, evenals een tent. |
41. |
overkapping: een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of
slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven. |
42. |
peil: a. voor een
bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de
hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een
bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg
grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing
van de bouw; |
43. |
productiegebonden
detailhandel: detailhandel in
goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het
productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
|
44. |
prostitutie: het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding; |
45. |
recreatieve
bewoning: de bewoning die
plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie; |
46. |
seksinrichting:
de voor het
publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen
van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder
seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede
een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater,
een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische
massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; |
47. |
steiger: een aan de oever
en boven het water gebouwde constructie, bedoeld voor de aanleg van een
vaartuig; |
48. |
uitbouw: Een gebouw dat als
vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk
gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
49. |
verticale
diepte van een gebouw: de diepte van een
gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer; |
50. |
voorgevelrooilijn: de naar de weg
toegekeerde bouwgrens van het hoofdgebouw; |
51. |
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde
voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de
Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond
industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of
het Besluit geluidhinder spoorwegen; |
52. |
winkel: een gebouw, dat
een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden
gebruikt voor de detailhandel; |
53. |
woning: een complex van
ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden; |
54. |
woongebouw: een gebouw, dat
meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen
woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd
kan worden; |
55. |
woonschip: a. elk vaar- of
drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen
naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is
tot als hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen; b. een vaar- of
drijftuig, als bedoeld onder a. in opbouw; c. een casco dat
tot vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd; d. elk vaar- of
drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten
worden uitgeoefend of daartoe is ingericht; e. de
overblijfselen van een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. tot en met
d.; |