|
Op grond van artikel 3.1.2 van de Wet ruimtelijke ordening dienen bestemmingsplannen eenmaal in de tien jaar te worden herzien. De gemeente Heerhugowaard heeft recent een grote inhaalslag gemaakt en beschikt nu over een groot aantal recente plannen.
De maatschappij en landelijke wetgeving blijft echter in ontwikkeling. Omdat de plannen recentelijk zijn aangepast zou het verwerken van die ontwikkeling pas over langere tijd meegenomen kunnen worden. Om na de intensieve inhaalslag ervoor te zorgen dat de bestemmingsplannen actueel blijven is er besloten om een jaarlijkse herziening voor te bereiden (indien nodig) waarbij recente ontwikkelingen gebundeld worden voor besluitvorming. Er is daarom vanuit efficiëntie oogpunt besloten om de diverse punten die naar voren zijn gekomen uit de praktijk te bundelen en gezamenlijk in een partiële herziening op te nemen.
Deze partiële herziening heeft betrekking op enkele verspreide aanpassingen in de regels van geldende bestemmingsplannen en aanpassingen op de verbeelding (plankaart). De locaties liggen verspreid over het gehele grondgebied van Heerhugowaard. In de regels wordt in de aanhef aangegeven of de regel geldt voor heel Heerhugowaard, voor het plangebied van een bepaald bestemmingsplan of voor een specifieke locatie.
Met de herziening van het bestemmingsplan wordt een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande activiteiten opgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met mogelijke toekomstige wensen. Daarnaast wordt rekening gehouden met een aantal voorziene ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.
Vanuit efficiëntie oogpunt is besloten om diverse punten op kavelniveau of een klein deel van bestaande regels, die naar voren zijn gekomen uit de praktijk te bundelen en gezamenlijk in een partiële herziening op te nemen. Het gaat daarbij om de volgende onderwerpen:
Het bestemmingsplan 'Actualisatieplan Heerhugowaard 2017'vult diverse planologische regelingen aan. In de regels wordt in de aanhef aangegeven of de regel geldt voor heel Heerhugowaard, voor het plangebied van een bepaald bestemmingsplan of voor een specifieke locatie.
In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal-, regionaal- en lokaal niveau samengevat, voor zover deze documenten relevant beleid en/of besluiten omvatten ten aanzien van dit bestemmingsplan.
Naast de hier onder besproken documenten zijn er nog een aantal beleidsstukken waarmee bij de opstelling van het bestemmingsplan rekening is gehouden. Samenvattingen van deze stukken kunt u lezen op de gemeentelijke website: www.heerhugowaard.nl/beleidskaders_bestemmingsplannen
Ook kunt u via deze site de meeste stukken downloaden.
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening,
de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. Dit deel van het besluit is momenteel alleen nog in ontwerp gereed.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen regels opgenomen die van belang zijn voor het onderhavige project.
In het programma 'Duurzaam Veilig' wordt gestreefd naar het wegnemen van de oorzaken van de verkeersonveiligheid. In deze visie wordt een integrale benadering voorgestaan waarbij functie, vorm en gebruik van de weg op elkaar zijn afgestemd. Voor de weggebruiker zal duidelijk moeten zijn tot welke categorie een weg behoort. Er worden drie wegcategorieën onderscheiden:
Per wegcategorie is een aantal operationele eisen opgenomen voor wegvakken en kruispunten binnen en buiten de bebouwde kom.
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die op 22 december 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Kader Richtlijn Water. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Tevens is een separate samenvatting opgesteld van de vier Stroomgebiedbeheerplannen. Deze maken alle onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Het Nationaal Waterplan beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Een goede waterkwaliteit is voor Nederland van groot belang. Maar omdat water zich weinig aantrekt van landsgrenzen, is het voor een belangrijk deel ook een internationale zaak. Daarom is sinds eind 2000 de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Deze moet er voor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is, onder meer door lozingen aan te pakken. Verder is het de bedoeling het duurzaam gebruik van water te bevorderen, de verontreiniging van het grondwater aanzienlijk te verminderen en de Europese waterwetgeving te harmoniseren. Dit laatste moet uiterlijk in 2013 gereed zijn. De uitvoering van de Kaderrichtlijn Water vraagt een enorme inspanning van de lidstaten van de Europese Unie. Naar verwachting zal het halen van de doelen in 2015 een te grote opgave blijken en zal fasering van de doelstelling onvermijdelijk zijn. De kaderrichtlijn biedt daarvoor ruimte.
Met het door het Rijk in 1998 in gang gezette proces van modernisering van de AWBZ heeft de vermaatschappelijking van de zorg een sterke impuls gekregen. Het beleid is gericht op minder opnames in instellingen (verzorgingshuis) en veel meer op extramurale voorzieningen om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. In de brief van VROM (Wonen en zorg op maat) wordt aangegeven, dat het Rijk mensen met een zorgbehoefte en andere sociaal zwakkeren, waaronder sommige ouderen, lichamelijk en / of verstandelijk gehandicapten en (ex)psychiatrische patiënten, optimale keuzemogelijkheden wil bieden en de kwaliteit van zorg wil vergroten. Deze mensen kiezen er meer en meer voor zo lang mogelijk zelfstandig te wonen en daar zorg te ontvangen of, als dit niet mogelijk is, in kleinschaligere zorginstellingen in de wijk te verblijven. Dit vraagt om een toenemende omvang en variatie van zorg- en woonzorgarrangementen.
Noord-Holland is een mooie provincie om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De provincie is veelzijdig met een aantal belangrijke economische motoren van Nederland, bruisende steden, natuurparken, het strand en open grasland vol weidevogels. Dit bijzondere karakter wil de provincie bewaken. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met deze ontwikkelingen en keuzes omgaat en schets ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien.
In de structuurvisie geeft de provincie Noord-Holland aan op welke manier de ruimte benut en ontwikkeld zou moeten worden. De drie hoofdbelangen zijn daarbij ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil bebouwing in steden verder verdichten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw. Verder helpt Noord-Holland gemeenten bij het optimaliseren van het gebruik van bestaand bebouwd gebied, vooral daar waar het gaat om stationsomgevingen, bedrijventerreinen, ondergronds bouwen en hoogbouw. Aan de hand van de structuurvisie kunnen uitvoeringsplannen worden opgesteld. Gemeentelijke bestemmingsplannen moeten overeenkomen met de verordening die bij de structuurvisie hoort.
'Vlot en veilig door Noord-Holland' is het motto van het Provinciaal Verkeers-en Vervoerplan (PVVP). In dit plan maakt de provincie haar beleid duidelijk op het gebied van verkeer en vervoer voor de periode 2007-2013.
Het rapport bevat informatie over:
Vlot en veilig
De provincie ontwikkelt plannen voor verbetering van de infrastructuur en voert ze
uit. De uitbreiding van de weginfrastructuur is niet genoeg om de groei van het autogebruik
bij te houden. Daarom werkt de provincie ook aan andere beleidsonderdelen. De bedoeling
is dat het totaal van netwerken efficiënter wordt gebruikt. Daarnaast stimuleert de
provincie alternatieven voor het autogebruik.
Ruimtelijke ontwikkelingen
De provincie werkt per speerpunt acties en projecten uit. Daarnaast wijst ze corridors
en gebieden aan voor infrastructurele projecten.
Het Provinciaal Waterplan geeft de provincie, haar partners en belanghebbenden duidelijkheid over de strategische waterdoelen tot 2040 en de acties tot 2015. De strategische waterdoelen zijn:
Een belangrijk middel voor het realiseren van deze waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling pro-actief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan staan de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid. Alle ruimtelijke opgaven uit het Waterplan worden integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie. Het collegeprogramma ‘Krachtig, in Balans’ vormt het uitgangspunt voor dit Waterplan. Het motto van het Waterplan is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkelingen
In het Waterplan wordt per thema behandeld wat de provincie tot en met 2015 zelf doet en wat ze verwacht van Rijk, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders en bedrijfsleven.
Leven in een gezonde, schone en veilige omgeving is hét uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan dit Provinciaal Milieubeleidsplan. In dit milieubeleidsplan wordt beschreven wat de Provincie gaat doen om bij te dragen aan deze langetermijnvisie.
De activiteiten in de komende vier jaar moeten er in ieder geval toe leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren.
Er zijn twee overkoepelende doelen:
Om de doelen te bereiken worden activiteiten uitgevoerd op de volgende acht thema’s:
De keuze voor de activiteiten is gebaseerd op enerzijds de wettelijke taken, en anderzijds op de rol die de provincie kan spelen. Ook sluiten de activiteiten aan bij onze doelen en de gesignaleerde trends en knelpunten. De omvang en aard van de activiteiten verschillen hierdoor per thema.
Waar meerdere milieuproblemen tegelijk spelen of milieuproblemen samenhangen met andere ontwikkelingen in een gebied, kiest de provincie voor een gebiedsgerichte aanpak.Verder wordt in het PMP aangegeven hoe de provincie vergunningverlening en handhaving inzet bij de uitvoering van de milieutaken.
Voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan maakt de provincie tweejaarlijkse uitvoerings- en monitoringprogramma’s. Gedeputeerde Staten hebben eind 2009 het uitvoerings- en monitoringprogramma Milieu 2010-2011 vastgesteld. Door middel van het monitoringprogramma volgt de provincie de voortgang van het milieubeleid en stuurt bij waar nodig.
Op 27 september 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Woonvisie "Goed Wonen in Noord-Holland 2010-2020" vastgesteld. In deze visie staat als doelstelling: "In 2020 beschikken de inwoners van Noord-Holland over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu". De Regionale Actieprogramma’s (RAP’s) zijn voor de provincie het instrument om dit doel te bereiken. De RAP voor de regio Alkmaar is gereed en begin 2012 door de gemeenten vastgesteld.
In 2005 hebben de regiogemeenten de regionale Woonvisie 2005-2015 vastgesteld. Sindsdien is er veel veranderd. De gegevens van de RAP geven een actueler beeld van de woningmarkt en de nieuwbouwprojecten die in voorbereiding zijn. Daarom is, aan de hand van de RAP, gewerkt aan een
nieuwe Regionale Woonvisie regio Alkmaar 2013-2020. Deze is medio 2013 vastgesteld in de 8 gemeenten van de regio.
In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015
voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de
uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water.
Het kerndoel is vierledig:
Het hoogheemraadschap hanteert bij zijn beleid de volgende uitgangspunten:
De Keur is een speciale verordening van het Hoogheemraadschap waarin de regels voor het beheer, gebruik en onderhoud van waterstaatswerken zijn opgenomen. Particulieren, bedrijven en andere overheden zijn verplicht zich aan de Keur te houden. De huidige Keur is in december 2009 vastgesteld. Een nieuw artikel dat relevant is voor ruimtelijke plannen is Artikel 4.2 Verbod versnelde afvoer door verhard oppervlak. Uitbreidingen van verharding boven 800 m2 dienen te worden gecompenseerd. Meer informatie over de Keur is te vinden op de website van het Hoogheemraadschap.
De gemeenteraad heeft op 13 september 2011 de Structuurvisie Heerhugowaard 2020, met uitgangspunten en richtlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente voor de komende 10 jaar, vastgesteld. De structuurvie is een verplichting, die voortvloeit uit de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 van kracht is geworden en is een brede visie op de toekomst van de gemeente die het kader vormt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen. De structuurvisie geeft richting aan zowel de wijze waarop delen van het gemeentelijk grondgebied worden ontwikkeld, als aan de eisen die daaraan worden gesteld. In de structuurvisie komen de ambities van de verschillende beleidsterreinen samen. De doelen en wensen worden vervolgens vertaald in een uitvoeringsprogramma.
De nieuwe structuurvisie is een actualisering van het Structuurbeeld Heerhugowaard 2005-2015. Het structuurbeeld is vastgesteld in 2004 als ruimtelijke vertaling van de stadsvisie ‘Heerhugowaard, Stad van Kansen’, die in 2001 en 2002 in samenspraak met inwoners, belangenorganisaties en ondernemers tot stand is gekomen.
In dat structuurbeeld zijn de volgende kansen voor Heerhugowaard uitgewerkt:
Deze kansen zijn in het structuurbeeld vertaald naar acties en projecten. Anno 2011 zijn al veel van deze acties uitgevoerd. Heerhugowaard heeft aantrekkelijke woonmilieus, een goed werkklimaat, een Stadshart in ontwikkeling en veel ruimte, water en groen. Hoewel de thema’s uit de stadsvisie nog steeds actueel zijn, is het structuurbeeld aan een actualisatie toe.
Heerhugowaard is de afgelopen jaren mede in het kader van het VINEX-beleid sterk gegroeid. Naar verwachting zal het inwoneraantal groeien tot 57.000 in 2020. Heerhugowaard gaat een nieuwe fase in. Het groeitempo neemt af. De bevolking is kinderrijk en de leeftijdsgroep tussen de 30 en 40 jaar is groot. Het aantal ouderen groeit de komende jaren fors, waarmee Heerhugowaard sterker vergrijst dan gemiddeld in Nederland. Dit heeft zijn weerslag op het woningbouwprogramma en de voorzieningenstructuur van Heerhugowaard.
Kaart Structuurvisie Heerhugowaard 2020
In de beleidsnota Wonen is het woonbeleid van de gemeente Heerhugowaard geformuleerd voor de periode van 2007 tot 2015. Het is een nadere invulling van de regionale kaders die zijn vastgelegd in de Regionale Woonvisie Noord-Kennemerland 2005-2015. De speerpunten van beleid hebben betrekking op:
De eigen woningbehoefte is de komende jaren nog omvangrijk. Deze woningvraag wordt vooral veroorzaakt door starters (daling gemiddelde woningbezetting) en senioren die een beter passende woning zoeken. Verder ontstaat een toenemende behoefte door de in gang gezette deconcentratie vanuit de zorginstellingen en de wens de wachtlijsten in de bijzondere zorg terug te dringen. In het collegeprogramma is de basisbehoefte geraamd op tenminste 250 woningen per jaar exclusief de aanvullende woningvraag door de zorgsector (deconcentratie en terugdringen wachtlijsten)
RIGO Research en Advies BV heeft onderzoek verricht naar de woningbehoefte in Heerhugowaard (mei 2003. Dit onderzoek laat zien dat er tot 2030 minimaal 1.850 woningen gebouwd dienen te worden om de eigen woningbehoefte op te kunnen vangen. Uitgangspunten hierbij zijn een migratiesaldo in de regio van 0 en de bouw van voldoende woningen in de regio. De maximale woningbehoefte tot 2030 bedraagt 5.150 woningen. Mede op basis van de resultaten van het uitgevoerde woningbehoeftenonderzoek kan worden geconcludeerd dat de komende jaren (vanaf 2007) een gemiddelde bouwproductie noodzakelijk is voor de eigen woningbehoefte van tenminste 310 woningen per jaar inclusief een 60-tal woningen ten behoeve van de deconcentratie. Het woningbehoeftenonderzoek geeft een duidelijk signaal dat het verstandig is, gelet op de enorme demografische verschuiving, na de voltooiing van de VINEX-taak, al voor te sorteren op de vergrijzinggolf van na 2015 alsmede op de grote toename van het aantal een- en tweepersoonshuishoudens:
Tot 2007 zijn er in Heerhugowaard nog een aanzienlijk aantal woningen gebouwd, waardoor een instroom van huishoudens van overwegend 25 tot 45 jarigen was verzekerd. Dit is de belangrijkste doelgroep voor nieuwbouwwoningen op VINEX-locaties. Vanaf 2007 wordt met de nieuwbouw ingespeeld op de demografische ontwikkelingen in Heerhugowaard en de bijbehorende woningbehoefte. In de periode 2007 tot 2015 neemt vooral de leeftijdsgroep van 45 jaar en ouder nog in omvang toe. Dit houdt in dat de komende jaren een aanzienlijke kwaliteitsvraag kan worden verwacht van doorstromers. De vraag naar starterswoningen zal daarentegen nauwelijks toenemen, omdat het aantal starters na 2006 ongeveer gelijk blijft. Na 2015 neemt de vergrijzing, die al voor die tijd op gang is gekomen, aanzienlijk toe. De toename in het aantal huishoudens doet zich bijna alleen voor onder huishoudens van 65 jaar en ouder en dan ook nog voor een belangrijk deel onder de 75-plussers. In deze groep neemt de behoefte aan zorg en daarop aangepaste woningen toe. Ook is voor deze groep de bereikbaarheid van voorzieningen belangrijk.
Gelet op het bovenstaande is het verstandig te gaan bouwen voor de groep van 45 tot 65 jarigen, oftewel de ouderen van de toekomst. Deze groep neemt in deze periode nog in omvang toe en is meer geneigd tot verhuizen dan de ouderen van nu. Door tegemoet te komen aan hun vraag naar luxe eengezinswoningen en ervoor te zorgen dat deze woningen levensloopbestendig zijn, wordt een deel van de toekomstige vraag naar ouderenwoningen na 2006 al afgevangen. De woningen moeten de mogelijkheid bieden om op de begane grond een slaapkamer en badkamer te realiseren. Gelet op het voorgestane sociaalduurzame wijkenbeleid van de gemeente Heerhugowaard zal er sprake moeten zijn van een gevarieerd woningaanbod (diversiteit in woningtypologieën en bijbehorende “prijskaartjes”) zodat eveneens een gevarieerde wijkpopulatie ontstaat. De gemeente streeft er naar in de periode vanaf 2007 maximaal in te zetten op capaciteitsuitbreiding binnen het bestaande stedelijke gebied. Echter, gelet op de mogelijke capaciteit van bestaande locaties, is een nieuwe woningbouwlocatie noodzakelijk.
Voor de groenstructuur van Heerhugowaard is een visie opgesteld die door de gemeenteraad op 23 maart 2010 is vastgesteld. Deze visie is opgenomen in het bestuurlijk traject Structuurvisie 2010 – 2020. De groenstructuurvisie is een leidraad voor de sociale, ruimtelijke en stedenbouwkundige ontwikkeling van de gemeente waar groene ruimten in het geding zijn. De groenstructuur visie bestaat uit vijf deelvisies te weten:
door de aanwezigheid van uniforme boomlinten op ontginningsassen en verbindingswegen wordt de historische structuur van de droogmakerij zichtbaar gemaakt.
het contrast tussen polderlandschap en stedelijk gebied is zichtbaar doordat er zichtlijnen naar het polderlandschap zijn die een doorkijk bieden naar de open ruimte. Daarnaast hebben de belangrijkste entrees van de stad een verhoogde sierwaarde.
de groeninrichting heeft een zo groot als mogelijke natuurwaarde door het zoveel als mogelijk toepassen van ecologisch groenbeheer en door het verbinden van gebieden met een hoge ecologische waarde of potentie.
de groengebieden met een recreatieve (neven)functie hebben recreatiewaarde doordat de groeninrichting is aangepast aan de recreatieve behoeften van de diverse gebruikers met de nadruk op bruikbaarheid, reinheid en veiligheid.
de groeninrichting heeft een zo groot als mogelijke mate van duurzaamheid, waarbij de gemeente is opgedeeld in drie zones die elk de mate waarmee dit wordt nagestreefd weerspiegelen.
Het groenstructuurplan bouwt voort op de groenstructuurvisie van 1999. De 8 speerpunten van het structuurplan uit 1999 zijn gebruikt voor de 5 visies die nu in de nieuwe Groenstructuurvisie zijn opgenomen. Deze visies dienen weer als uitgangspunt voor het Groenbeleidsplan 2010 – 2015 en het Groenbeheerplan 2010 – 2012.
Met betrekking tot het groen in de woonwijken wordt opgemerkt dat op sommige plaatsen de inrichtring gedateerd en inmiddels wat versleten is, waardoor de karakteristiek van de woonwijk niet overal meer optimaal herkenbaar is. Daarbij zijn in veel wijken beplantingssoorten aangebracht die in het buitengebied beter tot hun recht komen en daardoor minder goed aansluiten bij het huidige stedelijke karakter van Heerhugowaard. Per wijk zal de groenkwaliteit moeten worden onderzocht en in overeenstemming worden gebracht met de ruimtelijke, stedenbouwkundige- en architectonische karakteristiek. Het groen in de wijken zal daarbij in structurerende zin ondergeschikt worden gemaakt aan de beplanting die de orthogonale structuur zal begeleiden.
In januari 2008 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) vastgesteld. Het GVVP heeft verkeersknelpunten en problemen in kaart gebracht en geeft een visie voor de toekomst van Heerhugowaard op het gebied van verkeer en vervoer. Binnen die visie worden de mogelijke oplossingsrichtingen aangegeven. Alle in Heerhugowaard lopende infrastructurele projecten worden met elkaar in verband gebracht en op elkaar afgestemd. Zo wil de gemeente doorgaand autoverkeer zoveel mogelijk aan de randen van de stad laten rijden: de N508, N242 en de nog aan te leggen Westfrisiaweg ten noorden van Heerhugowaard. Bestemmingsverkeer (autoverkeer dat in Heerhugowaard moet zijn), moet in eerste instantie gebruik maken van de lokale hoofdwegenstructuur: Zuid-, Oost en Westtangent, Smaragd-Amstel en Beukenlaan-Vondellaan. Dat blijven 50 kilometerwegen. Veel gebieden daarbinnen worden een 30 kilometerzone. Daar hoort bij dat het 'binnengebied' aantrekkelijker gemaakt kan worden voor voetgangers en fietsers. De gemeente verbetert de fietsinfrastructuur en wil fietsgebruik stimuleren.
Het Gemeentelijk Verkeersveiligheidsplan is op 22 januari 2013 vastgesteld. Heerhugowaard heeft in de afgelopen jaren goede stappen gezet op weg naar een situatie waarin er geen vermijdbare slachtofferongevallen meer gebeuren in Heerhugowaard. We zijn er echter nog niet. Bovendien wordt vanuit het Rijk van ons gevraagd hogere ambities na te streven. Dat vraagt om een diepe analyse van de verkeersveiligheid in Heerhugowaard en daaraan gekoppeld nieuw beleid voor de komende decennia.
De doelen van dit plan zijn:
De gemeenschappelijke visie van de gemeente Heerhugowaard en het Hoogheemraadschap staat beschreven in het ‘Waterplan Heerhugowaard 2006 – 2015’. Door de integrale aanpak worden het water (kwalitatief en kwantitatief), wonen, werken, recreatie en de natuur in hun onderlinge relaties in het waterplan in beeld gebracht, met een bijbehorende aanpak en invulling in de vorm van streefbeelden.
Belangrijk in het streefbeeld voor het stedelijk gebied is de beleving van water. Niet alleen water als zichtbaar element, maar ook de beleving van water door erop of eraan te recreëren. Hiertoe worden mogelijkheden gecreëerd door het opheffen van barrières. De waterkwaliteit in dit streefbeeld voldoet aan de eisen voor een gezond watersysteem en zodoende aan de eisen die recreatie op en aan het water mogelijk maakt.
Dit Actualisatieplan verbeterd de bestemmingen van enkele specifieke percelen en past slechts beperkt regels aan voor de bestemmingsplannen. Daardoor is de impact op milieu en omgeving zeer beperkt. De aanpassingen zijn vooral gericht op het op een goede manier vastleggen van de bestaande situatie. Er zijn door het specifieke karakter van het plan geen algemeen aan te duiden effecten voor geluid, milieuzoneringen, water, luchtkwaliteit, bodem, cultuurhistorie en archeologie, ecologie, duurzaamheid en energie, externe veiligheid en andere belemmeringen.
Bij de specifieke planbeschrijving zullen deze onderwerpen nog benoemd worden indien daar aanleiding voor is.
De partiële herziening heeft slechts zeer beperkte ruimtelijke gevolgen. De inhoudelijke wijzigingen hebben geen negatieve effecten voor het waterbeheer. Veel wijzigingen zorgen vooral voor wijzigingen gebruik van bestaande bebouwing, maar zorgen niet voor uitbreiding van bebouwing of verharding. Voor de projecten waarbij er wel wijzigingen zijn is er op projectbasis al eerder overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap. Er wordt daarom geen vooroverleg gevoerd of voorafgaand een watertoets opgesteld. Wel wordt het Hoogheemraadschap geïnformeerd over de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan.
In het kader van de modernisering van het instrumentarium geluidsbeleid is per 1 januari 2007 de Wet geluidhinder (Wgh) gewijzigd. De nieuwe wet heeft vooral gevolgen bij wijzigingen of aanleg van voorzieningen met gevolgen voor geluidhinder.
Zo moet volgens de wet worden voorkomen dat bij reconstructie van wegen de geluidhinder toeneemt. Heerhugowaard treft in bestaande situaties soms maatregelen om de geluidhinder te verminderen, zoals het aanleggen van stillere wegdekken bij groot onderhoud. In een protocol of een beleidstuk wordt vastgelegd wanneer een locatie hiervoor in aanmerking komt.
De gemeente is in 2008 begonnen met het opstellen van een Geluidkaart waarop weg-, rail- en industrielawaai zijn aangegeven en de aantallen woningen met een bepaalde geluidbelasting. Deze kaart moet uiterlijk 2012 gereed zijn.
Dit bestemmingsplan is een consoliderend plan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De huidige bouw- en bestemmingsplangrenzen worden gehandhaafd. Nu akoestisch onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan alleen maar betrekking heeft op de bestaande situatie, kan het achterwege blijven.
Voor de nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied met betrekking tot gevoelige bestemmingen (zoals woningen) is advies van de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland ingewonnen en is akoestisch onderzoek verricht indien dit noodzakelijk was.
Van de lucht kun je niet leven, maar zonder schone lucht evenmin. Om dit laatste te bewerkstelligen moet bij ruimtelijke plannen, verkeersplannen en milieuvergunningen het aspect luchtkwaliteit volwaardig in de beoordeling en besluitvorming worden meegenomen. Op 15 november 2007 is daarom de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking getreden. Met de nieuwe ‘Wet luchtkwaliteit’, bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De wet kent op het gebied van de luchtkwaliteit eisen, welke zijn opgenomen in Hoofdstuk 5 titel 2 van de ‘Wet milieubeheer’. Deze luchtkwaliteitseisen hebben betrekking op plaatsen waar naar redelijke verwachting mensen blootgesteld staan aan luchtverontreiniging. De luchtkwaliteitseisen zijn vastgelegd in normen in de vorm van grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels.
Omdat in Heerhugowaard de komende jaren diverse ruimtelijke plannen worden ontwikkeld, waarbij de luchtkwaliteit voor problemen kan zorgen, heeft de gemeente Heerhugowaard besloten voor de gehele gemeente een Luchtkwaliteitplan (LKP) op te stellen. Dit om de luchtkwaliteit in de gemeente te verbeteren en om in 2010 op alle locaties binnen de gemeente te voldoen aan de normen.
Ook het gebied, waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, is in het gemeentelijk luchtkwaliteitplan getoetst aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Daaruit is gebleken dat de wettelijke luchtkwaliteitsnormen in dit gebied voor de komende jaren niet zullen worden overschreden.
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming in werking getreden. In de gewijzigde Wbb is een nieuwe formulering opgenomen van de saneringsdoelstelling (‘functiegericht saneren’) en het saneringscriterium (‘wanneer met spoed saneren’). Het bevat een saneringsplicht voor bedrijven en een basis voor een subsidieregeling. Er zijn diverse procedurele aanpassingen doorgevoerd waarvan een aantal leiden tot vereenvoudiging en andere bijdragen aan versterking van de handhaving. De wet bevat een basis voor algemene regels voor eenvoudige saneringen.
Voor de nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied is advies van de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland ingewonnen. Er zijn geen situaties waarin er nader onderzoek naar de bodemkwaliteit vereist is.
Het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta) is ingevoerd middels een wijziging van de Monumentenwet (Wet op de archeologische monumentenzorg, WAMZ) die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het Verdrag heeft tot doel om archeologie te laten fungeren als inspiratiebron en toevoeging van kwaliteit aan de ruimtelijke ontwikkeling van stad en land, ook wel culturele planologie genoemd. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het archeologisch onderzoek en de juridisch – planologische vertaling daarvan een volwaardige plaats heeft gekregen in het planologisch afwegingsproces. De WAMZ gaat uit van: het zoveel mogelijk bewaren van archeologische waarden in de bodem, het bevorderen van een in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening rekening houden met archeologische waarden en het principe “de verstoorder betaald” voor het archeologisch onderzoek en de eventuele opgraving.
De WAMZ kent drie verschillende regimes:
De regeling voor m.e.r. plichtige projecten is voor dit bestemmingsplan niet van toepassing.
Artikel 38a van de Monumentenwet verplicht de gemeenteraad om bij vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Dat betekent dat er een archeologisch onderzoek moet plaats vinden. De conclusie van het onderzoek kan zijn dat de bestemming zich verdraagt met de archeologische waarden, maar dat zal zelden het geval zijn. Gebieden met archeologische verwachtingswaarden zullen in veel gevallen dan ook de dubbelbestemming “Waarde –Archeologie” krijgen. In de voorschriften worden naast de categorie van het gebied, de relevante begrippen gedefinieerd en de archeologiegebieden als dubbelbestemming met voorrangsbepaling aangegeven. Voor gebieden met deze bestemming geldt met betrekking tot het bouwen, dat herbouw bij recht is toegestaan, mits de bestaande fundering niet wordt gewijzigd. Voor de overige bouwwerken die op grond van de andere bestemming in principe zijn toegestaan en waarvoor een reguliere bouwvergunning is vereist, geldt een bouwverbod waarvan met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. De omgevingsvergunning wordt verleend als:
Die regels zijn:
Deze omgevingsvergunning is niet nodig voor vergunningvrije bouwwerken. Voor ontgrondingen is een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden vereist. Deze omgevingsvergunning wordt onder dezelfde voorwaarden verleend als beschreven bij de omgevingsvergunning voor bouwen. De aanvraag van een omgevingsvergunning gaat vergezeld van een rapport, waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 41a van de Monumentenwet bepaalt dat voornoemde regeling niet van toepassing is op projecten kleiner dan 100 m2. De gemeenteraad kan hiervan afwijken en een andere oppervlakte vaststellen.
Het gemeentebestuur heeft een globale inventarisatie van archeologische waarden voor de hele gemeente laten uitvoeren als bedoeld in artikel 38a van de Monumentenwet. De resultaten van het onderzoek zijn weergeven op de “Beleidskaart Archeologie”, die als onderlegger dient voor bestemmingsplannen. De archeologische verwachtingswaarde voor de Middenweg en de Rustenburgerweg is op perceelsniveau beoordeeld, waardoor er voor een strook langs de Middenweg en de Rustenburgerweg met een breedte van 150 meter, m.u.v. een perceel t.h.v. Middenweg 214 (nr.15) en de percelen Middenweg 192 (nr.18), Middenweg 190 (nr.16) Middenweg 164 (nr.17) en Middenweg 44 (nr.20) nu een milder regime geldt. Alleen bij plannen groter dan 500 m2 en een ontgraving dieper dan 40 cm1 is een archeologisch onderzoek vereist. Voor de hiervoor genoemde percelen geldt een zwaarder regime en moet bij plannen groter dan 50 m2 en een ontgraving dieper dan 40 cm1 een inventariserend veldonderzoek worden uitgevoerd, om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van resten van oude bewoning.
Voor het overige plangebied geldt volgens de archeologie nota een verwachtingswaarde categorie 5 (archeologisch onderzoek vereist bij plannen groter dan 10.000 m2 en een diepte groter dan 0,40 meter) Het bestemmingsplan Heerhugowaard – Oost is echter een conserverend plan dat zulke grote ontwikkelingen niet mogelijk maakt. Gelet hierop is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 niet opgenomen. Voor binnenstedelijke herontwikkelingen wordt een herziening van het bestemmingsplan opgesteld. Als deze binnenstedelijke herontwikkeling groter is dan 10.000 m2 zal in het kader van de herziening van het bestemmingsplan, conform de archeologienota, een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Het gebied waarop het Bestemmingsplan Actualisatieplan Heerhugowaard 2017 betrekking heeft is getoetst aan de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland. In het gebied liggen geen rijksmonumenten en komen geen bouwkundige punten, lijnen of vlakken van enige waarde voor.
De Cultuur Compagnie heeft voor het hele grondgebied van de gemeente Heerhugowaard een
historisch - geografische inventarisatie, inclusief de karakteristieke bebouwing, gemaakt. Dit rapport is
als pdf-bestand (3,6 MB) te downloaden vanaf de website van gemeente Heerhugowaard via onderstaande link: http://www.heerhugowaard.nl/fileadmin/bestanden/AH/Monumenten/Historisch-geografische_inventaris a t ie_-_lite_rapport.pdf
Als bijlage bij dit rapport is een overzicht van cultuurhistorisch waardevolle en karakteristieke panden en objecten in Heerhugowaard gevoegd. Deze kunt u downloaden via onderstaande link:
http://www.heerhugowaard.nl/fileadmin/bestanden/AH/Monumenten/Historisch-geografische_inventaris a t ie_-_lite__bijlagen.pdf
In de gemeente Heerhugowaard komen diverse objecten met monumentale waarde voor, zoals rijks-, provinciaal en gemeentelijke monumenten. Heerhugowaard heeft vijftig gemeentelijke monumenten, één provinciaal monument en 5 rijksmonumenten. Er liggen geen monumenten binnen het plangebied van dit bestemmingsplan.
bij Kerkweg 26 | luidklok |
bij Kerkweg 28 | brug |
Hasselaarsweg 2-4 | café |
Huygendijk 14-16 | polderhuis |
Huygendijk 17 | gemaal |
Jan Glijnisweg 15 | kop-rompboerderij |
Jan Glijnisweg 30 | Rooms-Katholieke kerk met pastorie |
Jan Glijnisweg 59 | onderwijzerswoning |
Middenweg 155 | rentenierswoning met kantoor |
Middenweg 166 | pastorie |
Middenweg 168 | hervormde kerk |
Middenweg 179 | raadhuis |
Middenweg 200 | bejaardenhuis |
Middenweg 206 | burgemeesterswoning |
Middenweg 212 | kassierswoning |
Middenweg 252 | woonhuis |
Middenweg 273 | rentenierswoning |
Middenweg 28 | stolpboerderij |
Middenweg 30 | stolpboerderij |
Middenweg 307 | boerderij |
Middenweg 354-356 | dubbel woonhuis |
Middenweg 401-403 | dubbele arbeiderswoning |
Middenweg 411 | stolpboerderij |
Middenweg 433 | kop-romp boerderij met paardenstal |
Middenweg 433a | woonhuis |
Middenweg 451 | tuinderswoning met koolschuur |
Middenweg 454 | boerderij met twee schuren |
Middenweg 523 | stolpboerderij met koolschuur |
Middenweg 541 | Rooms-Katholieke kerk met pastorie |
Middenweg 584 | stolpboerderij |
naast oostdijk 5 | aardappelhut |
Oostdijk 23 | bakkerij |
Oostdijk 25 | woning met molenmakerswerkplaats |
Oostdijk 51 | stolpboerderij |
Oterlekerweg 3 | stolpboerderij met kapschuur |
Rustenburgerweg 126 | kop-romp boerderij |
Rustenburgerweg 149 | o.l. school met onderwijzerswoning |
Rustenburgerweg 235 | stolpboerderij met kleinveeschuur |
Stationsweg 48 | woonhuis |
Stationsweg 52 | woonhius |
Stationsweg 53 | gereformeerde kerk |
Verlaat 1 | bakkerij |
Verlaat 30 | woonhuis |
Verlaat 46-48 | herberg |
Westdijk 32-34-36 | maalderij met kunstmestpakhuis |
Jan Glijnisweg 57 | stolpboerderij |
Kerkweg 28 | o.l. school met onderwijzerswoning |
Middenweg 479 | onderwijzerswoning |
Molenweg 8 | stolpboerderij |
Planologische relevante buisleidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. De bestemming leiding wordt gecombineerd met de bestemming van de gronden waarin de leiding is gelegen en beperkt de rechten en het gebruik van die gronden (de zogenaamde dubbelbestemming).
Planologisch relevante leidingen zijn:
Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming/regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen (riool(pers)leidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) vervullen uitsluitend een functie voor de aanwezige functies in het gebied (kavelaansluitingen) en kunnen ook zonder planologische regeling worden aangelegd. Deze leidingen zijn veelal aangelegd langs en/of in combinatie met aanwezige infrastructuur. Bij de technische uitwerking van het plan wordt de veiligheid van deze kabels en leidingen gewaarborgd via het KLIC-systeem.
Dit bestemmingsplan bevat een algemene wijzigingsbevoegdheid voor het verleggen van leidingen. De wijzigingsbevoegdheid is echter uitsluitend van toepassing voor het verleggen van het tracé van bestaande leidingen met de bijbehorende dubbbelbestemming. Dit om te voorkomen dat gedurende de planperiode leidingen worden verlegd terwijl de bestemmingsplannen ongewijzigd blijven. Daardoor kunnen ongewenste situaties ontstaan. Enerzijds het niet adequaat beschermen van de leiding op het nieuwe tracé en anderzijds een beperking voor eigenaren terwijl de betreffende leiding niet meer aanwezig is.
Toepassing van de wijzigingdbevoegdheid is uitsluitend mogelijk na onderzoek naar de planologische effecten en met instemming van de leidingbeheerder.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke aanpassingen zijn vertaald naar de inhoud van het plan. Er wordt gemotiveerd aangegeven wat in het bestemmingsplan geregeld wordt en op welke wijze. Hieronder is een korte opsomming van de diverse aanpassingen. Deze worden in dit hoofdstuk per punt nader uitgewerkt:
Bij het kanaal Alkmaar - Kolhorn ligt een haven die oorspronkelijk bedoeld was om te gebruiken voor onderhoud van het kanaal en als berging voor schepen die weggesleept zouden worden. Deze haven is nooit in gebruik genomen door de waterbeheerder (Provincie Noord-Holland). Deze haven is nooit in gebruik genomen, er waren voldoende voorzieningen elders.
De haven met een omliggende strook grond is recentelijk aangekocht door een initiatiefnemer voor de ontwikkeling van een recreatieve voorziening. Met een omgevingsvergunning is medewerking verleend aan dit initiatief, de Hassebas. De recreatieve voorziening bestaat uit: het verhuren van (elektrische) bootjes voor dagtochten, de mogelijkheid om aan te leggen en te overnachten tijdens het recreatieve vaarseizoen met de bijbehorende bebouwing en beperkte horeca-voorzieningen.
De gronden hebben een recreatieve bestemming gekregen. Het water van de haven heeft een waterbestemming.
Een bestaand kantoorgebouw dat niet meer kon voorzien in de moderne eisen is omgezet naar woningbouw. In het kantoorgebouw zijn kleine appartementen gerealiseerd. Deze markt werd tot nu toe in Heerhugowaard maar beperkt voorzien, terwijl er gedurende enige jaren een overaanbod was van kantoorvoorzieningen. Voor de omzetting naar woningbouw is een omgevingsvergunning verleend.
In verband met de verwachting dat wonen en werken steeds meer zullen vervlechten is er een flexibiliteitsbepaling opgenomen die het mogelijk maakt om op termijn 25 % van het bebouwd oppervlakt weer om te zetten naar kantoorvoorzieningen.
Het realiseren van de ongelijkvloerse aansluiting van de Westerweg (N242) en de Zuidtangent heeft ervoor gezorgd dat er ook geluidsschermen geplaatst zijn die ervoor zorgen dat het geluid ter hoogte van de Monniksrob is afgenomen.
Vanwege de afname van het geluid kon er ook een nieuwe kavel worden gerealiseerd aan de Monniksrob. Deze kavel sluit aan bij het stedenbouwkundige patroon van de al aanwezige woningen en zet het bestaande straatbeeld voort.
De geïnteresseerde in de kavel wil graag woning met een T-vormige kap bouwen. Omdat de bouwplannen nog niet volledig zijn uitgewerkt is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de bouwgrens te overschrijden, mocht de vormgeving van de nieuwe woning dit noodzakelijk maken. Ter bescherming van de belangen van omwonenden is bepaald dat deze afwijking niet tot gevolg mag hebben dat de nieuwe woning dichterbij de naastgelegen bestaande woning (Monniksrob 13) mag komen te staan.
Bij het perceel Veenhuizerweg 49 is een bedrijfsbestemming aanwezig. Een bedrijfsbestemming zorgt voor veel verkeer en heeft effecten voor de omgeving. Het streven is om in het buitengebied niet-agrarische functies te verplaatsen en/of te beëindigen.
De door de Provincie ingestelde Ruimte-voor-Ruimteregeling is bedoeld voor agrarische functies. Het initiatief voor de Veenhuizerweg 49 is aan de Provincie voorgelegd en deze kon zich vinden in het gelijk toepassen van deze regeling voor deze bedrijfsbestemming. Er is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. De effecten voor de directe omgeving is beoordeeld. Daarbij is gekeken naar de effecten voor de directe omgeving. Er is een grondgebonden agrarisch bedrijf agrarisch bedrijf aan de overzijde van de weg. En een kleine bedrijfsbestemming op meer dan 60 meter van de Veenhuizerweg. Geen van deze beide bedrijven worden beperkt. Ook de effecten voor omliggende woningen zijn beoordeeld. De woningbouw sluit aan bij het beeld van het lint. De woningen komen dichterbij de bestaande woningen dan voorheen. Het huidige bestemmingsplan staat echter al woningbouw op deze locatie toe. De nieuwe ontwikkeling is dan ook niet nadeliger ten opzichte van de huidige planologische regeling.
De bestaande woning met de bedrijfsopstallen worden gesloopt. Daarvoor in de plaats worden twee woningen gerealiseerd. Een woning ter vervanging van de bestaande woning en een woning ter compensatie van de gesloopte opstallen en het vervallen van de bedrijfsbestemming. I
Op de locatie Bergmolen van het Huygenscollege wordt een nieuw schoolgebouw gerealiseerd. De nieuwe school wordt naast de bestaande school gebouwd, waarna het oude gebouw zal worden gesloopt. De nieuwe school kan met een reguliere procedure vergund worden, waarbij echter wel wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan Heerhugowaard Oost.
Het nieuwe schoolgebouw wordt positief bestemd. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee wordt het college bevoegd om een extra bouwlaag toe te staan. Om de belangen voor de omgeving goed af te wegen is er gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid zodat, als deze wens bestaat, er een aanvullende procedure doorlopen moet worden en de betrokken belangen op dat moment afgewogen kunnen worden.
In het bestemmingsplan Zuidoosthoek zijn nu regels opgenomen voor dakterrassen. Daarbij is bepaald dat, in verband met de privacy van omwonenden, het hekwerk bij het dakterras op tenminste 1 meter vanaf de dakrand moet komen te staan. Daarmee wordt direct zicht op omliggende tuinen voorkomen. Er zijn echter een aantal gevallen waarbij er een klein terras aan de voorzijde is gerealiseerd op een erker. Daarbij is het zicht niet op de omliggende tuinen maar op de openbare ruimte. Bovendien gaat het om relatief kleine terrassen, zodat het terugplaatsen van het hekwerk met 1 meter een grote beperking oplevert. Er wordt daarom opgenomen dat hekwerken bij dakterrassen aan de voorzijde van een woning op de dakrand geplaatst mogen worden.
Er zijn een aantal kleine stukken groen (met bestemmingen Groen/Verkeer) verkocht in de nieuwe wijken. Deze kleinere percelen waren bij de uiteindelijke inrichting van de wijk niet (meer) nodig. Deze percelen zijn in veel gevallen verkocht aan de eigenaren van de naastgelegen woningen. Bij die verkoop is er wel rekening gehouden met de stedenbouwkundige uitgangspunten en de afwezigheid van leidingen.
De gronden zijn echter vaak nog bestemd als Groen of Verkeer. Hierdoor worden de nieuwe eigenaren beperkt in de mogelijkheden die zij hebben op deze gronden. Vooral bij het oprichten van bijgebouwen, terwijl er vanuit stedenbouwkundig en praktisch oogpunt geen bezwaar is tegen deze mogelijkheden.
De diverse percelen zijn daarom gebundeld en worden door middel van dit Actualisatieplan
voorzien van een passende bestemming.
In het bestemmingsplan Zandhorst e.o. is zeer terughoudend omgegaan met het positief bestemmen van bestaande bedrijfswoningen. Bij twijfel is een betreffende aanduiding niet opgenomen. Op het perceel James Wattstraat 10 is nader onderzoek gedaan naar aanleiding van een handhavingsactie ten aanzien van het zonder vergunning in gebruik nemen van bedrijfsgebouwen voor wonen. Daar blijkt de betreffende bedrijfswoning aanwezig te zijn en in het verleden vergund. Deze wordt alsnog op de verbeelding vastgelegd.
In het verleden zijn er vergunningen verleend voor bebouwing achter de Middenweg. Het gaat om twee percelen die naast elkaar liggen. Middenweg 243B en Bickerstraat 56A. Op het perceel Middenweg 243 B wordt de kap op een opslagloods die met vrijstelling is vergund in het verleden, positief bestemd. Op het perceel Bickerstraat 56A wordt het gebruik van de bijgebouwen voor (bedrijfs)opslag die met vrijstelling is vergund positief bestemd.
Op het perceel Veenhuizerweg 14 wordt het bouwvlak gewijzigd van vorm, maar met hetzelfde oppervlak voor het efficiënter benutten van de bouwmogelijkheden.
De verbeelding voor het perceel Straalsteen 41 wordt gewijzigd, in het oorspronkelijke bestemmingsplan was een deel van de woning niet meegenomen in het bouwvlak.
Op het perceel Beukenlaan 1 B wordt de bestemmingsgrens aangepast. Er is een bestaande fietsenstalling op het perceel aanwezig tussen de Waardergolf en het Trinitas College. Bij het trekken van de bestemmingsgrenzen is deze fietsenstalling niet meegenomen, waardoor dat gebouw nu deels binnen de bestemming Sport en deels binnen de bestemming Maatschappelijk valt. De grens wordt zodanig aangepast dat het gebouw binnen de bestemming Maatschappelijk valt.
In het Actualisatieplan 2015 is vastgelegd dat het bestaand aantal woningen niet gewijzigd mag worden. Daarvoor is gekozen omdat veel bestemmingsplannen alleen grotere bouwvlakken opgenomen zonder dat is vastgelegd hoeveel woningen hier binnen gerealiseerd kunnen worden. Dat is een flexibele regeling, maar heeft als nadeel dat er daardoor onbeperkt gesplitst kan worden. Het splitsen van woningen kan aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor de woonkwaliteit. Omliggende woningen worden immers geconfronteerd met meer personen die zicht hebben op hun perceel. Daarnaast worden ruimten in de oorspronkelijke woning die voorheen niet als gebruiksruimte werden benut, na splitsing vaak wel als verblijfsruimte benut. Hierdoor ontstaat aantasting van de privacy. Bovendien heeft splitsing gevolgen voor de parkeerdruk. Een toename van het aantal bewoners heeft immers ook gevolgen voor het aantal auto's in de wijk.
In het Actualisatieplan 2015 is daarom vastgelegd dat bij de bestemming Wonen het bestaand aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaand aantal, waarbij het bestaand aantal woningen. Deze regeling voldoet aan de verwachtingen, maar er is geconstateerd dat er ook andere bestemmingen zijn met woningen (bijvoorbeeld Centrum, Gemengd, etc.) waar deze regeling voor van toepassing zou moeten zijn. De argumenten tegen het onbeperkt splitsen gelden hier immers ook. Daarom wordt de tekst van de algemene regels aangepast. Bij alle bestemmingen die de functie wonen bevatten zijn de algemene regels nu van toepassing.
In het kader van deregulering en het streven naar eenduidige regels is ervoor gekozen om geen eigen regels vast te leggen voor steigers bij woningen, maar om aan te sluiten bij de regels die nu al gesteld worden door de waterbeheerder, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Wij willen voorkomen dat steigers die wij toestaan, geweigerd worden door de waterbeheerder en omgekeerd. De steigers die op grond van de regels van het Hoogheemraadschap zijn toegestaan hebben door de aard en maximale toegestane omvang ruimtelijk gezien geen grote impact. Bovendien hebben burgers op basis van de afstemming van deze regels de zekerheid dat als zij aan deze regels voldoen, zij bij beide instanties een vergunning kunnen ontvangen.
Daarbij is echter wel van belang dat deze regels alleen van toepassing zijn voor steigers die in het water worden aangebracht direct grenzend aan de eigen grond. Er moet een directe verbinding zijn met de eigen kavel zodat het eigen gebruik gegarandeerd is. Daarmee willen wij voorkomen dat er in de openbare ruimte steigers worden aangebracht waardoor schade aan de openbare ruimte kan ontstaan. De regels van het Hoogheemraadschap zijn niet overgenomen, maar er wordt alleen naar verwezen. Dat is gedaan om te voorkomen dat er verschillen ontstaan bij een latere aanpassing. Dit sluit aan bij de gedachte van de in voorbereiding zijnde Omgevingswet.
Er is gekozen voor het opnemen in de algemene regels omdat de begrenzing van de oever en het water in de praktijk niet altijd precies evenwijdig loopt aan bestemmingsgrenzen. De bestemming Water en de bestemming Wonen sluiten niet altijd precies op elkaar aan. Daarnaast is er in sommige gevallen nog sprake van een Wonen - Uit te Werken bestemming, waarbij voorafgaand op de uitwerking nog niet bepaald is waar een groenbestemming en een woonbestemming wordt gerealiseerd.
De bestemming Bedrijf-2 in het bestemmingsplan Zandhorst e.o. wordt gewijzigd om duidelijker aan te geven dat ABCgoederen binnen deze bestemming toegestaan zijn. Er zijn al een groot aantal bedrijven aanwezig. De afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het vestigen van deze voorzieningen komt te vervallen. In de praktijk was vooral de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid de belangrijkste afwegingsfactor. In de algemene regels is al vastgelegd dat nieuwe ontwikkelingen altijd moeten voorzien in de eigen parkeerbehoefte, zodat de bestaande afwegingsruimte ondervangen is.
De bestemming Agrarisch en Agrarisch - met Waarden in het bestemmingsplan Buitengebied wordt tekstueel aangevuld, bij de bepalingen over ondersteunende teelt is de term "achtergevel" weggevallen.
Op dit moment is in de bouwregels behorend bij de bestemming Agrarisch en de bestemming Agrarisch - met Waarden de volgende tekst opgenomen:
"o. ten behoeve van de teeltondersteuning bij een duurzaam op de vollegrondstuinbouw of bollenteelt gericht bedrijf mogen kassen worden gebouwd achter (het verlengde van) de bedrijfswoning, waarvan:"
Deze tekst bij beide bestemmingen wordt aangepast:
"o. ten behoeve van de teeltondersteuning bij een duurzaam op de vollegrondstuinbouw of bollenteelt gericht bedrijf mogen kassen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning, waarvan:"
Door het woordje achtergevel toe te voegen zijn de regels beter te interpreteren en zijn de regels meer in overeenstemming met de overige regels in het bestemmingsplan, waarbij wel steeds verwezen is naar het verlengde van de achtergevel.
In het bestemmingsplan is bij de bestemming Centrum - 3 opgenomen dat woningen vanaf de tweede bouwlaag zijn toegestaan. Daarmee wordt bedoeld dat woningen op de tweede bouwlaag en hoger zijn toegestaan. Het woordje "vanaf" zorgt voor onduidelijkheid. Daarom wordt deze bestemming gewijzigd om duidelijker te maken dat woningen toegestaan zijn op de tweede bouwlaag en hoger.
De bestaande situatie bij Middenweg 475 wordt positief bestemd. Een deel van het perceel met de bestemming Bedrijf wordt omgezet naar de bestemming Wonen. Gebleken is dat bij het opnemen van de bestemming het bestaande gebruik onjuist is vertaald.
De begrenzing van het bouwvlak bij de Middenweg 455 wordt gewijzigd voor het efficiënter benutten van de bouwmogelijkheden. Er is voor het perceel een postzegelbestemmingsplan opgesteld. De omvang van het plangebied blijkt bij de praktische invulling te krap getrokken te zijn. Er is een hui
Er is een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor de vestiging van een aantal appartementen op dit adres. De aanwezige kantoorruimte is hiermee (tijdelijk) herbestemd. Deze herbestemming sluit aan bij ontwikkeling van het Stationsgebied. Vooruitlopend op herontwikkeling van percelen wordt met tijdelijke bestemmingen voorkomen dat leegstand ontstaat, met het risico op kwalitatieve achteruitgang. Bij de vergunningverlening is als voorwaarde opgenomen dat het terrein rondom het perceel en de entree van de appartementen ook een kwalitatieve verbetering moet ondergaan om uit te stralen dat het gebied langzamerhand een ander karakter zal krijgen.
Bij de vergunningverlening is afgewogen dat woningbouw op dit perceel zich niet verhoudt met de maximale invulling van de bedrijfsbestemming. Op dit moment zijn er op dit perceel bedrijven mogelijk tot en met categorie 3 van de Staat van Bedrijven en Inrichtingen. De afstanden die aangehouden moeten worden bij dergelijke bedrijven en woningen is gebaseerd op het referentiekader van een rustige woonwijk. De vestiging van bedrijven in de milieucategorie 3 verhoudt zich echter niet met de aanwezigheid van woningen op hetzelfde perceel, ook al is er sprake van een omgeving met een sterk bedrijfsmatig karakter in plaats van een rustige woonwijk. Conform de in het kader van de vergunningverlening met de ontwikkelaar gemaakte afspraken wordt daarom de bedrijfsbestemming teruggebracht naar bedrijven tot en met categorie 2.
In het bestemmingsplan De Draai 2014 wordt aan de noordzijde twee gebieden met de Groen verkleind. De bestemming wordt omgezet in de bestemming Wonen - Uit te werken om meer flexibiliteit te hebben bij het uitwerken van de plannen voor de nieuwe woonwijk. De regels ten aanzien van de uit te werken bestemming worden inhoudelijk niet gewijzigd.
Daarnaast wordt bij de Van Veenweg een achter de bestaande woningen gelegen bestemming Wonen - 1 en Tuin - 2 gewijzigd in Wonen - Uit te Werken. Deze rechtstreekse bestemming is in het verleden opgenomen vanwege de verwachte ontsluiting van het gebied. Door de gewijzigde planvorming is ook de ontsluiting gewijzigd, zodat deze bestemming nu niet meer aansluit op de nieuwe verkaveling. De percelen worden daarom bestemd als Wonen - Uit te Werken om aan te sluiten bij de plannen voor de nieuwe woonwijk. De regels ten aanzien van de uit te werken bestemming worden inhoudelijk niet gewijzigd.
Bij twee kleine horecavoorzieningen is verzocht om in de openbare ruimte een terras aan te leggen. Omdat terrassen het reguliere gebruik van de openbare ruimte kunnen belemmeren en deze effecten kunnen hebben voor omwonenden zijn terrassen niet overal toegestaan. In deze twee gevallen (Raadhuisplein 12a en Middenwaard 1B) gaat het om kleine terrassen bij horecavoorzieningen die beperkte openingstijden hebben en ondersteunend dienen voor de aanwezige detailhandel. De locatie is zodanig gekozen dat fietsers en voetgangers niet belemmerd worden. Deze terrassen wijken daarmee niet af van de al eerder toegestane terrassen bij Centrumwaard en Middenwaard. Er wordt daarom een aanduiding op de verbeelding opgenomen die het mogelijk maakt om een terras ter plaatse te exploiteren onder dezelfde voorwaarden die nu ook al gelden voor overige terrasexploitanten.
In februari 2013 is het bestemmingsplan "Heerhugowaard Oost" vastgesteld door de raad. In het bestemmingsplan is een bedrijvenlijst toegevoegd waar (beperkt) kwetsbare objecten in zijn opgenomen (onder andere een kinderdagverblijf). Langs de Rustenburgerweg staat een tankstation. Op deze locatie verkoopt men ook LPG. LPG kent een veiligheidsrisico, vooral tijdens het vullen van de voorraadtank door een LPG tankwagen. Op 28 juni 2016 is de Circulaire effectafstanden externe veiligheid bij LPG tankstations van kracht geworden. Hierin is aangegeven dat binnen een cirkel van 160 meter rondom een vulpunt geen kwetsbare objecten zouden moeten worden gesitueerd. Afwijken kan, maar vraagt een zware motivering van het bevoegd gezag.
Naar aanleiding van een afgegeven vergunning is geconstateerd dat er op basis van de staat van de bedrijfsactiviteiten in het bestemmingsplan zeer kwetsbare of(beperkt) kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd in bestaande gebouwen in het groepsrisicogebied (160 meter contour), zonder dat er een afweging plaatsvindt over de aanvaardbaarheid daarvan.
In het Actualisatieplan 2017 wordt de risicocontour opgenomen en wordt vastgelegd dat binnen deze zone geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan. Deze correctie is in overeenstemming met het eerder door de raad genomen voorbereidingsbesluit.
Omdat de risicocontour over een groot aantal percelen valt met veel verschillende
bestemmingen is deze correctie opgenomen in de algemene regels (artikel 30.2.). Hierdoor
is het mogelijk om de gewenste veiligheidszone in het bestemmingsplan op te nemen
zonder dat alle onderliggende bestemmingen overgenomen worden.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen. Deze toelichting dient als uitleg over de wijze waarop de bestemmingsregels moeten worden uitgelegd en de reden waarom deze zijn opgenomen. In de paragraaf over het juridisch systeem wordt nader uitleg gegeven over de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan. In de handhavingparagraaf is aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt gehandhaafd.
Ruimtelijke ordening is niet een eigen zelfstandig belang, maar de belangenafweging zelf. Het doel is te komen tot een afstemming van alle ruimtelijk relevante beslissingen. De Wet ruimtelijke ordening heeft geen primaat boven andere ruimtelijk relevante wetgeving. Het is van belang dat de facetlijnen tijdig worden uitgezet, zodat andere beleidsvelden daarop kunnen inspelen. Conflicterende ruimteclaims kunnen worden voorkomen als er duidelijke dwarsverbanden worden gelegd. Een probleem vormt de planningsstructuur in de diverse beleidsvelden, die vaak anders verloopt dan die in de ruimtelijke ordening. Een andere complicerende factor is dat de besluitvorming vaak dwars door de overheidsniveaus heen loopt.
Onderkent moet worden dat er naast de Wet ruimtelijke ordening ook behoefte is aan wetgeving die de bij een bepaalde ingreep in de bodem betrokken belangen afweegt (bijvoorbeeld de Ontgrondingenwet), of een bepaald gebruik in het bijzonder beschermd (bijvoorbeeld de Boswet). Niet ieder belang, waaraan een aspect van ruimtelijke ordening is verbonden, kan door de Wet ruimtelijke ordening worden beheerst. Het uitgangspunt is ‘afstemming op maat’, waarbij een creatief gebruik van het beschikbare instrumentarium wordt nagestreefd. Dit geldt in het bijzonder voor de milieuwetgeving die vele raakvlakken heeft met de ruimtelijke ordeningswetgeving. Het milieubelang klinkt steeds vaker door als randvoorwaarde bij het formuleren van het ruimtelijk beleid.
Een bestemmingsplan moet worden aangemerkt als recht in de zin van artikel 99 van de Wet op de rechtelijke organisatie. Bij conflicterende regelgeving gelden de algemene voorrangsregels voor wetten; een hogere wet gaat voor lagere wet en een bijzondere wet gaat voor een algemene wet.
Dit bestemmingsplan is een conserverend plan. De nadruk ligt op de beheersfunctie van het plan. Daarvoor is een gedetailleerde bestemmingsregeling de aangewezen planvorm. Een gedetailleerd plan biedt directe rechtszekerheid aan de belanghebbenden en is een duidelijk toetsingskader voor het beoordelen van (bouw) aanvragen. De bestemmingen zijn gedetailleerd in de regels en in de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.
In dit bestemmingsplan wordt tevens gewerkt met functieaanduidingen.Voor veel bestemmingen kan worden volstaan met de naam van een hoofdgroep van bestemming. Het kan echter gewenst zijn in het belang van een goede ruimtelijke ordening en van de leesbaarheid van het bestemmingsplan om specificaties aan te brengen. Bij een bestemming die meerdere functies kent kan worden gespecificeerd door middel van een functieaanduiding. Op deze wijze kan tot uitdrukking worden gebracht dat ter plaatse alleen een bepaalde, met name genoemde functie is toegestaan. Functieaanduidingen lenen zich er ook voor om op een bepaalde locatie een specifieke, niet bij de bestemming passende functie mogelijk te maken.
Verder lenen functieaanduidingen zich ook goed voor het bestemmen in meerdere lagen (ondergronds, begane grond, verdieping enz.).
Ook het niet toestaan van een bepaalde functie kan via een functieaanduiding (met een -teken ervoor) worden aangegeven.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Veel voorkomende bouwaanduidingen zijn: vrijstaand, aaneengebouwd, twee-aaneen, gestapeld, onderdoorgang, nokrichting, plat dak, kap, antennemast, karakteristiek, en bijgebouwen. Deze bouwaanduidingen zijn opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP). Bij het opstellen van een bestemmingsplan kan – voor zover van toepassing – van deze bouwaanduidingen gebruik worden gemaakt. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan het echter nodig zijn om ook met andere dan de daar genoemde bouwaanduidingen te werken. Dit kan door gebruik te maken van een verzamelaanduiding die aangeeft dat het hier om een specifieke bouwaanduiding (sba) gaat, dat wil zeggen een bouwaanduiding die niet in de lijst in de SVBP is opgenomen.
Sinds 1 oktober 2010 geldt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) Artikel 2.1 is het kernartikel van de wet en noemt in de eerste plaats de activiteiten waarvoor op grond van de wet een omgevingsvergunning is vereist. Voor het bestemmingsplan zijn met name de in lid 1 onder a, (bouwen) b (aanleggen) en c (gebruik) genoemde activiteiten van belang. De vergunningsplicht vloeide, voor het grootste deel van de activiteiten, die in het eerste lid worden genoemd, voor de inwerkingtreding van de Wabo voort, uit afzonderlijke wetten, zoals de Woningwet (bouwvergunning), Wet milieubeheer (milieuvergunning) en het bestemmingsplan (vrijstelling). Deze vergunningstelsels zijn nu volledig geïntegreerd in de Wabo. Een bouwvergunning heet sinds het in werkingtreden van de Wabo een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het artikel voorziet in lid 3 ook in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur uitzonderingen te maken op de omgevingsvergunningplicht (vergunningsvrije activiteiten)
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt in het algemeen op twee punten aan het bestemmingsplan getoetst namenlijk:
Als aan de eisen van het bestemmingsplan wordt voldaan, is het bestemmingsplan geen grond om de vergunning te weigeren. Wordt niet aan de eisen van het bestemmingsplan voldaan dan kunnen Burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan. Afwijken van het bestemmingsplan kan zowel voor de omvang als voor het gebruik. Het is aan Burgemeester en wethouders om te beoordelen of zij van die bevoegdheid gebruik maken.
De uitzonderingen op de omgevingsvergunningplicht worden genoemd in artikel 2.3 van de Wabo, juncto bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Artikel 2.3 lid 1 van het Bor heeft alleen betrekking op het verbod dat wordt genoemd in artikel 2.1 onder a (bouwen) van de Wabo. Het tweede lid van het artikel heeft zowel betrekking op het verbod genoemd onder a als onder c (bouwen en gebruik). Dat betekent dat de onder lid 1 genoemde categorieën alleen vergunningvrij zijn als het gebruik conform het bestemmingsplan is of met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het gebruik van het bestemmingsplan. De in lid 2 genoemde catgorieën zijn altijd, ongeacht het gebruik, vergunningvrij. In bijlage II artikel 3 worden de activiteiten genoemd die alleen vergunning vrij zijn als het gebruik confom het bestemmingsplan is. danwel met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het gebruik van het bestemmingsplan. In artikel 2 van bijlage worden de activiteiten genoemd die ongeacht het gebruik vergunningvrij zijn.
In artikel 5 van bijlage II wordt de reikwijdte van de uitzonderingen waarvoor geen vergunning is vereist weer beperkt. Deze beperkingen gelden o.a voor illegaal gebruik, voor monumenten als bedoeld artikel 1 onder d van de Monumentenwet, veiligheidszones rondom een munitieopslag of een inrichting voor activiteiten met ontplofbare stoffen en voor veiligheidszones vanwege het overschrijden van het plaatsgebonden risico van 10 tot de macht -6 als gevolg van de aanwezigheid van een transportroute, buisleiding of inrichting danwel vanwege de ligging in een belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding.
Vergunningvrij betekent niet regelvrij. Ook bouwwerken die vergunningvrij zijn moeten voldoen aan het bouwbesluit, redelijke eisen van welstand, het Burgelijk Wetboek enz. De burger is zelf verantwoordelijk voor de toetsing van zijn bouwinitiatief aan de regelgeving. Handhaving door het bevoegd gezag gebeurt achteraf.
In het eerste hoofdstuk van de planregels worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en wordt ook aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. Begripsbepalingen zijn nodig om een planologisch - juridische precisering ten opzichte van het algemeen spraakgebruik te verkrijgen. In beginsel dient er voor gewaakt te worden een begrip een sterk van het spraakgebruik afwijkende betekenis te geven. Begripsbepalingen zijn alleen dan nodig indien het begrip gebruikt wordt in de planregels en dit begrip zonder nadere definitie tot verwarring zou kunnen leiden. Men kan voorts een definitie nodig hebben indien een term of woord in verschillende wettelijke regelingen niet dezelfde betekenis heeft, of wanneer men een woord wil afzetten tegen een ander woord (bijvoorbeeld woning tegenover zomerhuis). Een aantal begrippen is vastgegd in de RO - Standaarden, een uitgave van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Van de definiëring van deze begrippen, mag niet worden afgeweken.
In het artikel ‘Wijze van meten’ is aangegeven hoe moet worden gemeten. Het betreft hier technische zaken die deels landelijk zijn voorgeschreven en deels aanvullend zijn opgenomen. Daar waar het in het algemeen spraakgebruik wel duidelijk is wat wordt bedoeld met bijvoorbeeld de hoogte van een gebouw, is het in juridische zin toch van belang om aan te geven dat daarbij gemeten moet worden vanaf het 'peil' tot het hoogste punt van het gebouw. Daarbij wordt het begrip 'peil' uitgelegd onder de begripsbepalingen. Over de wijze waarop in algemene zin 'gemeten' moet worden bestaat zo dus geen verschil van mening.
Voor het bepalen van de bouwhoogte worden onderschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend. Bij het bepalen van de goothoogte worden incidentele verhoogde goten, zoals bij dakkapellen, wolfseinden en dergelijke buiten beschouwing gelaten. Omdat dit niet in de RO - Standaarden is geregeld, is in de bouwregels is opgenomen dat deze goten niet aan de goothoogte worden getoetst.
Voor de dakhelling is aangegeven dat deze alleen geldt voor het dakvlak. Incidentele doorbrekingen van het dakvlak zijn voor het bestemmingsplan van minder belang. De doorbreking van het dakvlak kan wel onderdeel uitmaken van een welstandstoetsing.
De oppervlakte moet buitenwerks worden gemeten en op het peil. Het vloeroppervlak in gebouwen is niet van belang. Voorts is aangegeven dat bovengrondse bouwonderdelen vanaf één meter boven peil moeten worden meegerekend. Hiermee wordt oneigenlijke uitbreiding van gebouwen boven de toegestane oppervlakte voorkomen. De inhoud moet boven peil worden gemeten. Ondergrondse ruimten tellen niet mee voor het bepalen van de inhoud.
De systematiek van de planregels zijn zoveel mogelijk gebaseerd op de modelregels van de gemeente Heerhugowaard. In hoofdstuk 5 Planbeschrijving is een beschrijving opgenomen van de verschillende onderwerpen die in deze partiële herziening zijn opgenomen. Omdat dit grotendeels om zeer gedetailleerde wijzigingen gaat, vaak voor het positief bestemmen van bestaande of reeds vergunde situaties, worden deze niet herhaald maar wordt verwezen naar de beschrijving die is opgenomen in hoofdstuk 5.
Deze bestemming is opgenomen in verband met de ontwikkelingen aan de Veenhuizerweg 49 (genoemd in paragraaf 5.3), de Veenhuizerweg 14 (genoemd in paragraaf 5.11) en de Middenweg 475 (genoemd in paragraaf 5.19).
Deze bestemming is opgenomen om de regels van het bestemmingsplan tekstueel aan te vullen, bij de bepalingen over ondersteunende teelt is de term "achtergevel" weggevallen (genoemd in paragraaf 5.17).
Deze bestemming is opgenomen om de regels van het bestemmingsplan tekstueel aan te vullen, bij de bepalingen over ondersteunende teelt is de term "achtergevel" weggevallen (genoemd in paragraaf 5.17).
Deze bestemming is opgenomen omdat op het perceel James Wattstraat 10 een aanduiding op de verbeelding is opgenomen voor de bestaande bedrijfswoning (genoemd in paragraaf 5.9.).
Deze bestemming is opgenomen omdat op het perceel Nijverheidsstraat 2a met een tijdelijke omgevingsvergunning woningbouw is toegestaan. Als gevolg hiervan zijn de bedrijfsmogelijkheden beperkt naar maximaal milieucategorie 2 (genoemd in paragraaf 5.21).
Deze bestemming is opgenomen voor het verduidelijken dat ABCgoederen toegestaan zijn binnen de bestemming Bedrijf-2 van het bestemmingsplan Zandhorst e.o. (genoemd in paragraaf 5.16).
Deze bestemming is opgenomen omdat bij een eerdere wijziging van het bestemmingsplan bij de Middenweg 163, de ter plaatse geldende bouw- en goothoogten niet waren overgenomen. Deze ommissie wordt met dit plan rechtgezet.
Deze bestemming is opgenomen in verband met de verduidelijking dat woningen binnen de bestemming Centrum-3 in het bestemmingsplan Oud Centrum toegestaan zijn op de tweede bouwlaag en hoger (genoemd in paragraaf 5.18).
Deze bestemming is opgenomen in verband met de bouw van een nieuw schoolgebouw op de locatie Bergmolen van het Huygenscollege. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het geval op termijn een uitbreiding gewenst is in de vorm van een extra bouwlaag (genoemd in paragraaf 5.6.).
Deze bestemming is opgenomen in verband met de ontwikkeling van een recreatieve functie nabij de Waarddijk in een voormalige provinciale haven. Het Recreatiebedrijf De Hassebas is hiermee positief bestemd (genoemd in paragraaf 5.2.).
Deze bestemming is opgenomen in verband met het positief bestemmen van snippergroen (genoemd in paragraaf 5.8).
Deze bestemming is opgenomen in verband met het positief bestemmen van snippergroen (genoemd in paragraaf 5.8.) en de ontwikkeling van een nieuwe kavel aan de Monniksrob (genoemd in paragraaf 5.4.).
Deze bestemming is opgenomen zodat er op twee locaties een aanduiding op de verbeelding is opgenomen voor het realiseren van een terras in de openbare ruimte (genoemd in paragraaf 5.23.).
Deze bestemming is opgenomen in verband met de ontwikkeling van een recreatieve functie nabij de Waarddijk in een voormalige provinciale haven. Het Recreatiebedrijf De Hassebas is hiermee positief bestemd (genoemd in paragraaf 5.2.).
Deze bestemming is opgenomen in verband met de verkoop van diverse stukken snippergroen. Daarnaast is de bestemming opgenomen in verband met de ruimte-voor-ruimte-ontwikkeling van de Veenhuizerweg 49 (genoemd in paragraaf 5.3) en de correctie van de verbeelding bij de Veenhuizerweg 14 (genoemd in paragraaf 5.11) .
Deze bestemming is opgenomen in verband met de ontwikkeling van een nieuwe kavel aan de Monniksrob (genoemd in paragraaf 5.4.). De geïnteresseerde in de kavel wil graag woning met een T-vormige kap bouw en. Omdat de bouwplannen nog niet volledig zijn uitgewerkt is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de bouwgrens te overschrijden, mocht de vormgeving van de nieuwe woning dit noodzakelijk maken. Ter bescherming van de belangen van omwonenden is bepaald dat deze afwijking niet tot gevolg mag hebben dat de nieuwe woning dichterbij de naastgelegen bestaande woning (Monniksrob 13) mag komen te staan.
Deze bestemming is opgenomen in verband met de omzetting van het kantoorgebouw naar een appartementencomplex (genoemd in paragraaf 5.3.). Voor de flexibiliteit is opgenomen dat tot 25 % van het gebouw in gebruik genomen kan worden als kantoor, mocht dat in de toekomst wenselijk zijn.
Deze bestemming is opgenomen voor de bestaande bijgebouwen en garageboxen achter de bestaande bebouwing aan de Middenweg in het bestemmingsplan Oud Centrum. Het gaat om twee percelen die naast elkaar liggen. Middenweg 243B en Bickerstraat 56A. Op het perceel Middenweg 243 B wordt de kap op een opslagloods die met vrijstelling is vergund in het verleden, positief bestemd. Op het perceel Bickerstraat 56A wordt het gebruik van de bijgebouwen voor (bedrijfs)opslag die met vrijstelling is vergund positief bestemd.
Deze bestemming is opgenomen in verband met de ontwikkeling van de Draai, waarbij gebleken is dat de keuze voor twee percelen groen en een kavel nabij de Van Veenweg niet meer aansluiten op de gewijzigde indeling van de nieuwe wijk (genoemd in paragraaf 5.22). De bestemming is identiek aan de uit te werken bestemming die is opgenome
n in bestemmingsplan De Draai 2014.
Deze bestemming is opgenomen omdat de bestemming van enkele percelen wijzigt waar deze dubbelbestemming al op aanwezig is. Als de bestemming wijzigt moet ook de aanduiding opnieuw worden opgenomen om te voorkomen dat deze vervalt.
Deze bestemming is opgenomen omdat de bestemming van enkele percelen wijzigt waar deze dubbelbestemming al op aanwezig is. Als de bestemming wijzigt moet ook de aanduiding opnieuw worden opgenomen om te voorkomen dat deze vervalt.
Deze bestemming is opgenomen zodat in het bestemmingsplan Zuid Oosthoek binnen deze zone hekwerken bij dakterrassen aan de voorzijde van de woning niet meer terug hoeven te liggen, maar op de dakrand geplaatst mogen worden (zoals toegelicht in paragraaf 5.7.).
De formulering van deze planregels is wettelijk vastgelegd en heeft betrekking op de algemene regels die voor het hele plangebied gelden ongeacht de specifieke bestemming.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
In het bestemmingsplan wordt de bestaande risicocontour opgenomen rondom het tankstation aan de Rustenburgerweg en wordt vastgelegd dat binnen deze zone geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan. Deze correctie is in overeenstemming met het eerder door de raad genomen voorbereidingsbesluit.
Omdat de risicocontour over een groot aantal percelen valt met veel verschillende bestemmingen is deze correctie opgenomen in de algemene regels (artikel 30.2.). Hierdoor is het mogelijk om de gewenste veiligheidszone in het bestemmingsplan op te nemen zonder dat alle onderliggende bestemmingen overgenomen worden.
Dit artikel biedt o.a. de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het bestemmingsplan voor kleine maatoverschrijdingen die het gevolg zijn van standaardmaten, waardoor het bouwwerk net niet past binnen de maatvoering van het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning kan worden verleend tot maximaal 10 procent van de in het bestemmingsplan gegeven maten. Het is niet de bedoeling dat de omgevingsvergunning wordt gebruik om standaard 10 procent groter te bouwen dan op de verbeelding staat aangegeven. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient aanvrager gemotiveerd aan te geven waarom van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden gemaakt.
Het kan zijn dat het toepassen van deze algemene afwijkingsmogelijkheid vanuit stedenbouwkundig oogpunt, vanwege de belangen van omwonenden of vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening, ongewenst is. Mocht dit het bij een bepaalde maximale maat het geval zijn, dan zal in de bestemmingsregels worden aangegeven dat de algemene afwijkingsbevoegdheid niet toegepast kan worden.
De omgevingsvergunning, waarbij wordt afgeweken van de regels van het bestemmingsplan, kan ook worden verleend voor utilitaire bouwwerken en voorzieningen ten dienste van het ontvangen van telefoon- radio- en televisiesignalen. Bij utilitaire bouwwerken gaat meestal om bouwwerken van nutsbedrijven, waarvan de oppervlakte te klein is om deze op de verbeelding als een afzonderlijke bestemming aan te geven of waarvan de situering op voorhand niet bekend is.
Met de komst van het mobiele netwerk is er grote behoefte aan zendmasten. Om een woud van masten te voorkomen, streeft de gemeente naar een gemeenschappelijk gebruik van de zendmasten door de diverse, elkaar beconcurrerende bedrijven. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend, indien de noodzaak wordt aangetoond en de aanvrager de bereidheid uitspreekt ook anderen in de gelegenheid te stellen van deze voorziening gebruik te maken.
Aan de algemene wijzigingsregels wordt een artikel toegevoegd waardoor het mogelijk wordt om voor bestaande leidingen het tracé zoals dat op de verbeelding staat te verleggen, als ook de leiding zelf wordt verlegd. Het gaat daarbij om de volgende leidingen:
In de geest van de Omgevingswet wordt de juridische mogelijkheid gecreëerd, waarbij de noodzakeljike onderzoeksplicht ontstaat op het moment dat de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast. Door deze wijzigingsbevoegdheid op te nemen kan er snel gereageerd worden op veranderingen zodat omwonenden van een leiding niet lang beperkt worden door de beschermingszone van een niet meer aanwezige leiding op het oude tracédeel, terwijl het nieuwe tracédeel snel van een passende bescherming kan worden voorzien.
Overgangsregels zijn van toepassing op situaties (gebruik) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan van het nieuwe plan afwijken, dan wel op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden (bouwwerken). Met deze overgangsregels wordt duidelijk dat die afwijking toegestaan is, maar wel begrensd is tot de bestaande afwijking.
Tenslotte wordt in de regels vastgelegd op welk moment het bestemmingsplan is vastgesteld en onder welke titel het plan heeft.
Ingevolge artikel 3.1.6. onder f van het Besluit ruimtelijke ordening, dienen in de toelichting bij een bestemmingsplan de uitkomsten van het onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan weergegeven te worden. Die uitvoerbaarheid kan onderscheiden worden in maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid.
Ten aanzien van de maatschappelijke uitvoerbaarheid is in de eerste plaats een breed draagvlak nodig voor de regels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Deze regels komen gedeeltelijk voort uit wettelijke verplichtingen. Daarnaast is bestuurlijk draagvlak van belang. Dit wordt bevorderd door het bestemmingsplan goed af te stemmen op het gewenste ruimtelijk beleid van het rijk en de provincie, als ook op de wensen en ambities van het lokale bestuur. Zij zijn het immers die na vaststelling ook de handhaving van het plan ter hand moeten nemen. Behalve door de wet gestelde eisen en bestuurlijke overeenstemming over het plan, is het maatschappelijk draagvlak onder de bevolking en met name onder de bewoners en gebruikers van de wijken van groot belang.
Dit bestemmingsplan is een partiële herziening waarin de beperkte wijzigingen zijn opgenomen.
Overeenkomstig artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is vooroverleg met instanties gewenst als belangen die de instanties bewaken bij het plan betrokken zijn. Vanwege de zeer beperkte impact die deze partiële herziening heeft is er geen aanleiding om dit vooroverleg te voeren.
Om dezelfde reden is er eveneens afgezien van inspraak. Er zijn slechts zeer beperkt
rechtstreekse gevolgen. Bovendien wordt het ontwerp van deze partiële herziening gedurende
zes weken ter inzage gelegd. Een ieder die wil reageren kan ook gedurende deze periode
reageren.
Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening worden de bouwwerken genoemd waarvoor een exploitatieplan moet worden opgesteld. Met enkele partijen is zorgvuldigheidshalve een exploitatie-overeenkomst afgesloten. Voor het plan is dan ook geen exploitatieplan opgesteld.
Handhaving en toezicht op de uitvoering zijn geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet ruimtelijke ordening. Burgemeester en wethouders zijn primair verantwoordelijk voor de bestuursrechtelijke handhaving. Aan de aan burgemeester en wethouders opgedragen zorgplicht tot handhaving ligt de in de rechtspraak ontwikkelde ‘beginselplicht tot handhaving’ ten grondslag. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal ingeval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen.
Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening is evenwel gebleken dat er onvoldoende garanties zijn voor het op adequaat niveau uitvoeren van het handhavingsbeleid van gemeenten. Er wordt vooral gecontroleerd en opgetreden op verzoek van derden. De Wro is er op gericht om deze geconstateerde tekortkomingen bij toezicht en handhaving weg te nemen. Om inzicht te bieden in het (gemeentelijk) handhavingsbeleid is in de Wro voorzien in verplichte rapportages, zoals een jaarlijks handhavingsplan en een handhavingsverslag.
Voor de sectoren Stadsbeheer en Stadsontwikkeling (waar ruimtelijke ordening onder valt) is daarom de kadernota ‘Handhaving’ opgesteld. Deze kadernota is de eerste aanzet tot een verdere, integrale professionalisering van de handhaving en vormt de basis voor de uitvoeringsnota’s Milieu, Bouwen, Brandveiligheid en Overige vergunningen.
In deze uitvoeringsnota’s is voor de desbetreffende werkvelden concreet aangegeven hoe tot een goede en adequate uitvoering van de handhavingstaken gekomen wordt, met als voornaamste doel het verbeteren van de naleving van regelgeving door burgers en bedrijven. Per taakveld zal jaarlijks een (onderling afgestemd) handhavingprogramma worden vastgesteld, waarin staat aangegeven welke doelen zijn gesteld. De handhavingprogramma’s vinden op hun beurt weer een vertaling in werkplannen.
Per 1 februari 2008 is de handhaving van de vergunningverlening gescheiden en als zelfstandig taakveld ondergebracht in de afdeling Handhaving. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.
Bij wet van 30 juni 2004 zijn de strafbepalingen van de Wet ruimtelijke ordening overgeheveld naar de Wet op de economische delicten. Onder deze wet zijn de volgende delicten gebracht:
Deze normoverschrijdingen zullen worden aangemerkt als overtreding en als een economisch delict. Strafrechtelijk optreden is ook mogelijk bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, overtredingen die zich telkens weer herhalen en kortdurende overtredingen.
Er kan maximaal een geldboete worden opgelegd van € 45.000,-. Tevens biedt de wet de mogelijkheid de overtreder de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken. Het openbaar ministerie is belast met de uitvoering van de Wet op de economische delicten en voert daarin een geheel eigen beleid. Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden.
In de gemeente Heerhugowaard heeft de gemeenteraad op 28 juni 2016 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld, welke nota op 13 juli 2016 in werking is getreden. Op basis hiervan bestaat het beleid van de gemeente Heerhugowaard uit drie hoofdzaken: het Economisch domein, Sociaal domein en het Fysieke domein. Ingrepen op één van de drie domeinen heeft invloed op de andere twee domeinen.
Met de nieuwe nota wil de gemeente drie onderdelen verwezenlijken:
1. Het beleid vereenvoudigen, minder regels en daar waar het kan vrij laten;
2. De minst kwetsbare gebieden, zoals de bestaande woonwijken en de bestaande industrieterreinen de meeste vrijheid te geven door het welstandsvrije achtererfgebied te introduceren;
3. Bij de meer kwetsbare gebieden zoals de historische linten de ruimtelijke kwaliteit zoveel mogelijk behouden, maar wel door middel van een minimale set van regels.
Aansluitend.zijn vier specifieke deelgebieden bepaald:
De diverse percelen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft liggen verspreid in Heerhugowaard. De op de terreinen van toepassing zijnde welstandsregels worden toegepast bij de toetsing van eventuele Omgevingsvergunningen.
Het bestemmingsplan bestaat voor het overgrote deel uit reeds ingericht terrein. Het bestemmingsplan maakt beperkt nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is dan ook niet aan de orde. Met enkele partijen is zorgvuldigheidshalve een exploitatie-overeenkomst afgesloten. Voor het plan is dan ook geen exploitatieplan opgesteld.
Overeenkomstig artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is vooroverleg met instanties gewenst als belangen die de instanties bewaken bij het plan betrokken zijn. Vanwege de zeer beperkte impact die deze partiële herziening heeft is er geen aanleiding om dit vooroverleg te voeren.
Om dezelfde reden is er eveneens afgezien van inspraak. Er zijn slechts zeer beperkt
rechtstreekse gevolgen. Bovendien wordt het ontwerp van deze partiële herziening gedurende
zes weken ter inzage gelegd. Een ieder die wil reageren kan ook gedurende deze periode
reageren.
Het bestemmingsplan Actualisatieplan Heerhugowaard 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0398.BP70ACTUALISATIE4-VA01 van de gemeente Heerhugowaard.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijk effect of ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Auto's, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij het bewerken, verwerken en/of bewaren van die gewassen en/of dieren op het eigen bedrijf is toegestaan, daaronder medebegrepen het bewerken, verwerken en/of bewaren van gewassen en/of dieren van derden als aanvulling op het eigen productieniveau, waarbij het eigen productieniveau niet mag worden overschreden en waarbij naar vorm onderscheid wordt gemaakt in:
een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie geheel of nagenoeg geheel wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (grondgebonden agrarisch bedrijf), danwel een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie niet of nauwelijks wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (niet grondgebonden agrarisch bedrijf) en naar omvang in:
een agrarisch bedrijf met volledige werkgelegenheid voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;
een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor ten minste een halve arbeidskracht, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd en dat als doelstelling heeft door te groeien naar een volwaardig agrarisch bedrijf;
een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor minder dan een halve arbeidskracht, maar wel met marktoriëntatie, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;
een bedrijf met een omvang van ten minste 1,5 hectare land, het erf daarbij inbegrepen, in eigendom, pacht of een combinatie daarvan en dat een agrarische productie ontplooit van minimaal 5 standaardbedrijfseenheden of een gelijke productieomvang uitgedrukt in soortgelijke eenheden;
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op de levering van goederen, het verrichten van werkzaamheden voor opslag, verwerking en of het vervoer van goederen en / of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven.
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.
De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
Het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of de legale bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel nog gebouwd kan worden met gebruikmaking van een reeds verleende vrijstelling op grond van de WRO, een ontheffing op basis van de Wro of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo.
Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig is en/of in uitvoering is krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen en/of gebruiken van een woning, dan wel nog gebouwd kan worden met gebruikmaking van een reeds verleende vrijstelling op grond van de WRO, een ontheffing op basis van de Wro of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo.
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Een bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten.
Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
Constructie voor het afscheiden van een erf of een gedeelte daarvan bij een hoofdgebouw, waarbij er sprake moet zijn van een functionele relatie tussen de erfafscheiding en het hoofdgebouw.
Een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
Evenement als bedoeld in de begripsbepalingen van de 'Algemene Plaatselijke Verordening' van de gemeente Heerhugowaard, zoals die luidt op de dag van de ter visie legging van dit bestemmingsplan.
Die vormen van openluchtrecreatie waarbij rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is;
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het overwegend in kassen telen van gewassen;
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel personen ter aanwending in een ander bedrijf.
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden:
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen niet of nauwelijks storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant).
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van lunches of snacks (bijvoorbeeld een cafetaria, lunchroom, tearoom, broodjeszaak of ijssalon).
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het (vrijwel) uitsluitend verstrekken van dranken (bijvoorbeeld een café, bar, café-restaurant en zaalverhuur)
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het dansen en het verstrekken van dranken (discotheek).
Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een hotel, pension of jeugdherberg).
De bewoning van een woning door een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voeren en waarbij sprake is van zelfstandige bewoning.
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het, overwegend binnen bedrijfsgebouwen, telen van gewassen en/of houden, mesten of fokken van dieren;
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van instellingen en bedrijven.
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, voor het kweken van vruchten, bloemen of planten en dergelijke.
Uiting van één der beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
Dieren die, als ze volwassen zijn, een schofthoogte van 50 cm of meer hebben.
Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
Oever zonder of met een gedeeltelijk verwijderde beschoeiing en een niet afgewerkt talud.
Een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent.
Een als zodanig ingerichte openbare locatie voor het ontmoeten van personen, al dan niet met voorzieningen, gebouwen en / of bouwwerken geen gebouw zijnde.
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Constructie voor het afscheiden van een perceel of een gedeelte daarvan zonder dat er sprake is van een relatie tot bebouwing.
Detailhandel in volumineuze goederen die wegens aard en omvang en de specifieke vestigingseisen, met name op het gebied van bereikbaarheid en parkeren, niet thuishoort in het kernwinkelgebied of bestaande winkelcentra, zoals detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting en meubelen.
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
De bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden.
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
de voorgevellijn van een woning of woningrij, welke de voorgevellijn van de dwars daarop geplaatste woningrij kruist;
Een door burgemeester en wethouders aangewezen ruimte op of aan de weg voor het te koop aanbieden, verkopen of verstrekken van goederen, waren of diensten.
Een gebouw, dat dient voor de uitstalling van goederen ten behoeve van detail- en/of groothandel.
een gebouw van eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;
Een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel (let op: dit is dus de nettovloeroppervlakte).
De naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw / het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Alle naar de naastgelegen wegen toegekeerde bouwgrenzen van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan of de lijn die op de verbeelding is opgenomen als 'gevellijn'.
Het door het hoogheemraadschap vastgestelde streefpeil voor het desbetreffende peilvlak zoals dat geldt op de dag van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Uitoefening van detailhandel waarbij goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse ter hand worden gesteld.
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, valbeveiligingen voor dakterrassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Bij het bepalen van de bouwhoogte wordt gebruik gemaakt van de bijlage bij de regels.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c. q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Bij het bepalen van de goothoogte wordt gebruik gemaakt van de bijlage bij de regels.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn bestemd voor:
met als nevenfuncties:
met daarbij behorende
Voor het bouwen van hoofdgebouwen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:
Buiten het bouwvlak mogen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
Buiten het bouwvlak mogen geen bouwwerken geen gebouw zijnde worden geplaatst / aangelegd, behoudens:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
De omgevingsvergunning voor de afwijking genoemd onder e wordt niet verleend als het bouwwerk komt te liggen binnen een straal van 100 meter van de bestemming "Natuur" en /of de dubbelbestemmingen "Waterstaat - Waterkering", "Waarde - Cultuurhistorie" en/of de "Waarde Ecologie"
Naast een gebruik van de bedrijfswoning en de plattelandswoning met bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Voor nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf geldt dat:
en is alleen toegestaan van 1 maart tot en met 31 oktober.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
De regels ten aanzien van de bestemming Agrarisch, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2014, worden als volgt gewijzigd:
De in artikel 3.2.2. opgenomen regels onder o:
"o. ten behoeve van de teeltondersteuning bij een duurzaam op de vollegrondstuinbouw of bollenteelt gericht bedrijf mogen kassen worden gebouwd achter (het verlengde van) de bedrijfswoning, waarvan:"
wordt als volgt aangepast:
"o. ten behoeve van de teeltondersteuning bij een duurzaam op de vollegrondstuinbouw of bollenteelt gericht bedrijf mogen kassen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning, waarvan:"
De in artikel 3.2.2. opgenomen regels onder o:
"o. ten behoeve van de teeltondersteuning bij een duurzaam op de vollegrondstuinbouw of bollenteelt gericht bedrijf mogen kassen worden gebouwd achter (het verlengde van) de bedrijfswoning, waarvan:"
wordt als volgt aangepast:
"o. ten behoeve van de teeltondersteuning bij een duurzaam op de vollegrondstuinbouw of bollenteelt gericht bedrijf mogen kassen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning, waarvan:"
De voor Bedrijf - 1aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bouwen van vrijstaande of aangebouwde kleine gebouwtjes zoals rijwieloverkappingen, portiersloges, traforuimten, wachthuisjes en dergelijke, met een maximum oppervlakte van 30 m2 en geen grotere hoogte dan 3,0 m, mits voldaan kan worden aan de eigen parkeerbehoefte;
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het overschrijden van het bebouwingspercentage tot ten hoogste 80%, mits middels een bedrijfsvervoersplan aangetoond kan worden dat op eigen terrein in de parkeerbehoefte kan worden voorzien;
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het overschrijden van de maximale hoogte van reclametekens ten behoeve van vlaggenmasten met een maximale hoogte van 12,0 meter;
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het verhogen van de bouwhoogte tot 21 meter onder de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van een bedrijfsgebouw, mits:
Het parkeren ten behoeve van de bedrijfsbestemming dient plaats te vinden op eigen erf.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.1 sub a onder 1 ten behoeve van:
met dien verstande dat het verzoek om ontheffing mede wordt beoordeeld op de milieu, ontsluitings- en parkeersituatie;
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bestemmingsplan voor:
het bouwen van vrijstaande of aangebouwde kleine gebouwtjes zoals rijwieloverkappingen, portiersloges, traforuimten, wachthuisjes en dergelijke, met een maximum oppervlakte van 30 m2 en geen grotere hoogte dan 3,0 m, mits voldaan kan worden aan de eigen parkeerbehoefte;
het overschrijden van het bebouwingspercentage tot ten hoogste 80%, mits middels een bedrijfsvervoersplan aangetoond kan worden dat op eigen terrein in de parkeerbehoefte k
an worden voorzien;
het overschrijden van de maximale hoogte van reclametekens ten behoeve van vlaggenmasten met een maximale hoogte van 12 ,0 meter;
het verhogen van de bouwhoogte tot 21 meter onder de volgende voorwaarden:
het realiseren van bebouwing tot op de waterlijn onder de volgende voorwaarden:
Voor kavels met een breedte van 25.00 m. of minder geldt het volgende:
het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van een bedrijfsgebouw, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van:
met dien verstande dat het verzoek om af te wijken mede wordt beoordeeld op de milieu-, ontsluitings- en parkeersituatie;
De regels ten aanzien van de bestemming Bedrijf -2 , zoals opgenomen in het bestemmingsplan Zandhorst e.o., worden als volgt gewijzigd:
Aan de in artikel 8.1. opgenomen regels onder a wordt toegevoegd:
"4. detailhandel in ABCgoederen zoals bedoeld in de begripsbepalingen van bestemmingsplan Zandhorst e.o. ;"
De in artikel 7.6. opgenomen afwijkingsbevoegdheid onder b:
"het vestigen van een detailhandel in ABCgoederen, zoals bedoeld in de begripsbepalingen van bestemmingsplan Zandhorst e.o."
vervalt.
De voor 'Centrum' aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2015 zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
De regels ten aanzien van de bestemming Centrum-3, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Oud Centrum, worden als volgt gewijzigd:
De in artikel 3.1. opgenomen regels onder 3:
"3. woningen vanaf de tweede bouwlaag;"
wordt als volgt aangepast:
"3. woningen op de tweede bouwlaag en hoger"
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.1. onder a. voor een bed en breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed en breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is.
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak.
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de bij de bestemming behorende:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van utilitaire gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
De in lid 12.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
De voor 'Tuin' aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn bestemd voor:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van:
De realisering van een carport ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' met een maximale breedte van 3,0 meter en een maximale lengte van 6,0 meter onder de voorwaarde dat:
De ivoor 'Tuin - 2' aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn bestemd voor:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van:
De realisering van een carport ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' met een maximale breedte van 3,0 meter en een maximale lengte van 6,0 meter onder de voorwaarde dat:
De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.2 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 10 meter mag bedragen, mits de privacy van omliggende woningen niet wordt geschaad.
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Naast een gebruik van het woonschip en de molen en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor "Wonen" aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor het (her)bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het gebruik en (her)bouwen van gebouwen ten behoeve van het hobby agrarisch bedrijf gelden de volgende regels;
Burgemeester en wethouders kunnen, indien afgeweken wordt van de in het beeldkwaliteitsplan Veenhuizerweg 49 vastgelegde uitgangspunten en afstanden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:
Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden in het Actualisatieplan 2017 zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwgrenzen worden overschreden op het nieuwe perceel aan de Monniksrob indien dit noodzakelijk is voor de gewenste vormgeving van de woning. Deze afwijking mag niet tot gevolg hebben dat de nieuw te bouwen woning dichter bij de naastgelegen woning op het perceel Monniksrob 13 komt te staan.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type A bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.3.1 onder b voor een bed & breakfastaccomodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij de oppervlakte van de bed & breakfastaccomodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf aanwezig is.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.3.2 en meer woningen toestaan onder de voorwaarden dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod om de woning te gebruiken voor meer dan één huishouden als bedoeld lid 18.3.3 onder c, voor een gebruik van de woning voor, afhankelijk van de grootte van de woning, maximaal vijf éénpersoonshuishoudens per woning of onzelfstandige bewoning door maximaal vijf personen ten behoeve van maatschappelijke opvang.
Afwegingscriteria
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning betrekken Burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende aspecten:
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn bestemd voor:
met de bij de bestemming behorende:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
In iedere woning of bijgebouw is de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan onder de voorwaarden dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.1 Bestemmingsomschrijving onder a. en toestaan dat maximaal 25% van het gebouw benut wordt voor zelfstandige kantoorruimte.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type A bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van één of meer motorvoertuigen en/of berging voor een huishouden.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor Wonen - Uit te werken gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Burgemeester en wethouders werken de in lid (21.1 )omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken kan worden verleend zodra het desbetreffende uitwerkingsplan of een concept daarvoor ter inzage is gelegd, dan wel nog niet ter inzage is gelegd maar voldoende concreet is en naar verwachting rechtskracht zal verkrijgen.
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 22.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 22.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 22.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 22.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:
Voor zover de in lid 22.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.3.1 is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 23.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 23.2.1, omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 23.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 23.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren, voor:
Voor zover de in lid 23.3.1 genoemde werken geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.3.1 is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 24.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 24.2.1, omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 24.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 24.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren, voor:
Voor zover de in lid 24.3.1 genoemde werken geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.3.1 is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden in het bestemmingsplan Actualisatieplan 2017 zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken.
De bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is secundair ten opzichte van de bestemming 'Waarde - Archeologie' en primair ten opzichte van de andere bestemmingen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 onder a en b voor het realiseren van een kleinere of grotere goot- en bouwhoogte en breedte van het hoofdgebouw onder de voorwaarde dat:
Het is verboden op of in de in lid 25.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 25.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 25.4.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:
De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 25.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de waarde cultuur historie, zoals vastgelegd het rapport 'Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)'.
Alvorens over een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden (lid 25.4.1) te beslissen, winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een deskundige op het gebied van cultuur omtrent de vraag of door de voorgenomen werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden de waarde cultuur, zoals vastgelegd het rapport 'Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)' niet onevenredig wordt geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bij bestemmingen die de functie wonen bevatten bedraagt het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal.
Waarbij het bestaand aantal woningen gedefinieerd wordt als:
"Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig
is en het aantal woningen dat:
Bouwwerken , zoals steigers, oeverbeschermingen en dergelijke in het water zijn toegestaan indien:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van de bouwregels en toestaan dat:
en afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen afwijken voor het bouwen van tijdelijke woonruimte voor mantelzorg onder de voorwaarde dat;
Burgemeester en wethouders zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - 1' te wijzigen in een bestemming 'Tuin', 'Tuin - 1', 'Tuin - 2', 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of in een combinatie van die bestemmingen, waarbij de volgende regels in acht worden genomen:
De regels ten aanzien van de bestemming Wro-zone dakkapellen, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Zuidoosthoek in de algemene aanduidingsregels in artikel 33 worden als volgt gewijzigd:
Aan de regels wordt toegevoegd onder d:
"d. in afwijking van het bepaalde onder c. geldt er geen minimum afstand tussen de dakrand en het te plaatsen hekwerk aan de voorzijde van een woning;"
Binnen de veiligheidszone - LPG zijn bedrijven en inrichtingen, zoals bedoeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten behorend bij bestemmingsplan Heerhugowaard Oost, niet toegestaan als deze bedrijven en inrichtingen behoren tot de zeer kwetsbare, kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zoals bepaald in de Circulaire effectafstanden LPGtankstations.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 31.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 31.1.1 met maximaal 10%.
Lid 31.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar gebouwd zijn zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in lid 31.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, als bedoeld in lid 31.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 31.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.