Donkereweg 6a    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Dit wijzigingsplan 'Donkereweg 6a' betreft een verzoek om uitbreiding van het agrarisch bouwblok t.b.v. het groenteteeltbedrijf Ursem-Zuurbier C.V. Het verzoek om uitbreiding is in 2013 ingediend. Vervolgens is in 2014 in principe medewerking toegezegd en zou de uitbreiding van het agrarisch bouwblok worden meegenomen bij de herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2014" onder de voorwaarde dat er een exploitatieovereenkomst en een planschade overeenkomst wordt afgesloten. Uiteindelijk is verzuimd de uitbreiding van het bouwblok mee te nemen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2014".

Op grond artikel 40 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2014" zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming "Agrarisch" te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een agrarisch bouwperceel.

Met het wijzigingsplan wordt alsnog een actueel juridisch-planologisch kader opgesteld voor de uitbreiding van het agrarisch bouwperceel.

Het wijzigingsplan is als digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar plan opgezet.

1.2 Plangebied     

Het perceel Donkereweg 6a is gelegen aan de noordkant van de gemeente Heerhugowaard tussen de Veenhuizerweg en de Middenweg.

Het wijzigingsplan bestaat uit

  • een plantoelichting met bijlagen;
  • planregels met bijlagen;
  • een verbeelding.

verplicht

Figuur 1 Ligging van het plangebied

1.3 Geldende planologische regelingen     

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Buitengebied 2014" en heeft de grond een enkelbestemming "Agrarisch" en een dubbelbestemming "Waarde-Archeologie 3".

1.4 Toepassing wijzigingsbevoegdheid     

Wijzigingsbevoegdheid:

Op grond van artikel 40 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2014 kunnen

burgemeester en wethouders met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de (dubbel)bestemming(en):

  1. "Agrarisch" of "Agrarisch met waarden" wijzigen voor het van vorm veranderen en/of vergroten van een agrarisch bouwperceel, indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf, waarbij:
    1. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel na vergroting voor het open middengebied en de Veenhuizerpolder niet meer dan 2 hectare en voor de overige gebieden niet meer dat 1,5 hectare mag bedragen;

en

  1. het areaal en de productie van het bedrijf buiten Heerhugowaard meetellen voor het bepalen van de omvang van het bedrijf;
  2. voor het van vorm veranderen en/of vergroten van een agrarisch bouwperceel de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering van het volwaardig agrarisch bedrijf door een rapport van een agrarisch deskundige wordt onderbouwd;
  3. het bepaalde in artikel 3.1 t/m 3.3.4 is overeenkomstig van toepassing

Het college heeft in principe ingestemd met het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid en besloten medewerking te verlenen aan een vergroting van het agrarisch bouwblok tot 2 hectare. Aan de medewerking is de voorwaarde verbonden dat een exploitatieovereenkomst wordt gesloten.

Daarnaast blijft de in artikel 4.2.1 genoemde voorwaarde van toepassing dat geen omgevingsvergunning wordt verleend indien de aanvraag leidt tot een toevoeging van het verhard oppervlak van meer dan 800 m2 en de aanvrager geen overeenkomst met de waterbeheerder kan overleggen, waaruit de overeenstemming met de waterbeheerder blijkt over het te compenseren oppervlak voor de waterberging.

1.5 Status wijzigingsplan     

Wanneer een te wijzigen bestemming is verwerkt in een wijzigingsplan, maakt het wijzigingsplan onderdeel uit van het bestemmingsplan; in dit geval het bestemmingsplan "Buitengebied 2014". Dit betekent onder andere dat de overige regels van het bestemmingsplan eveneens onverkort op de betreffende gronden van toepassing blijven.

1.6 Huidige en toekomstige situatie     

Het groenteteeltbedrijf van de Ursem-Zuurbier C.V. is gevestigd aan de Donkereweg 6a. Op het perceel is een bedrijfswoning, diverse schuren, kapschuur en bedrijfsruimte aanwezig. Het huidige bouwblok is groot 80m. x 125 m.

De activiteiten zijn de laatste jaren zodanig uitgebreid dat op dit moment het volledige bouwblok wordt benut. De ondernemers willen de mogelijkheid behouden om hun bedrijf uit te breiden.

De fa. Ursem-Zuurbier is er van overtuigd dat zonder een vergroting van het bouwblok een uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten of een verandering van de wijze van telen zeer moeilijk te verwezenlijken zal zijn.

Uitbreiding kapschuur

In de bestaande kapschuur staan veel machines en werktuigen opgesteld. Het aantal machines en werktuigen is inmiddels zo omvangrijk, dat deze te klein is. De ondernemers willen daarom de kapschuur naar twee zijden uitbreiden.

Uitbreiding bedrijfsruimte

De bestaande bedrijfsruimte zal naar achter toe worden uitgebreid. Qua bedrijfsvoering als ook uit het oogpunt van eventuele hinder naar de buren is dit de beste optie.

De uitbreiding van de hiervoor omschreven kapschuur onttrekt zich aan het oog van de directe buren en zal naar verwachting eveneens geen hinder opleveren.

Op de bijgevoegde plattegrond is een en ander aangegeven.

verplicht

Hoofdstuk 2 Beleidskaders     

2.1 Inleiding     

Voor de beleidskaders wordt verwezen naar het bestemmingsplan Buitengebied 2014 en naar de gemeentelijke website: www.heerhugowaard.nl/beleidskaders_bestemmingsplannen

Ook kunt u via deze site de meeste stukken downloaden.

Hoofdstuk 3 Milieu- en omgevingsaspecten     

3.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de milieu-aspecten die van belang zijn voor dit wijzigingsplan. Het bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, alsmede de resultaten van een aantal onderzoeken. Daarbij komen onder andere de volgende aspecten aan de orde: geluid, water (waterparagraaf), cultuurhistorie en archeologie.

3.2 Geluidhinderaspecten     

In verband met de gewenste toekomstige uitbreidingen bij Groentekwekerij Ursem-Zuurbier is in

relatie tot de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan door de gemeente Heerhugowaard aangegeven dat hiervoor een akoestisch onderzoek benodigd is. De gewenste uitbreiding zal in twee fases worden gerealiseerd.

Naast de akoestische consequenties ten gevolge van de nieuwe bedrijfsruimtes (binnengeluidsniveau en technische installaties) zullen de verkeersbewegingen en aanverwante activiteiten beschouwd worden. In het kader van het onderzoek is de representatieve bedrijfssituatie inclusief de gewenste uitbreiding per fase vastgesteld. Vervolgens zijn op basis van binnen ons bureau aanwezige kengetallen in combinatie met gegevens van leveranciers (technische installaties etc.) de bij de activiteiten behorende geluidvermogens bepaald. Het bestaande rekenmodel is met de toekomstige situaties aangevuld, waarna de geluidsniveaus op de vergunningspunten zijn berekend.

Uit de onderzoeksresultaten volgt dat de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus de grenswaarden in fase I in de avondperiode marginaal met 1 dB overschrijden. Deze overschrijding wordt ten gevolge van het steeds verder afnemende aantal tractorbewegingen in fase II sowieso ongedaan gemaakt. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat de uitbreidingen (luchtbehandelinginstallatie) een geringe toename van de geluidniveaus in de nachtperiode veroorzaken. Indien de nieuwe luchtbehandelinginstallaties naast de nieuwe bedrijfsruimtes (oostgevel) op maaiveldniveau geplaatst worden, kan de toename in de nachtperiode voorkomen worden. Tevens zal bij plaatsing van de koelmachines op maaiveldniveau de overschrijding van de normstelling in fase I achterwege blijven.

Verder kan worden geconcludeerd dat de optredende piekniveaus LAmax niet veranderen ten

opzichte van de reeds vergunde huidige situatie. Opgemerkt dient te worden dat het aantal pieken ten gevolge van de tractoren wel zal afnemen, dit gezien het feit dat het aantal tractoren significant zal afnemen in de toekomstige situatie.

Tenslotte kan gesteld worden dat de indirecte hinder (verkeersaantrekkende werking van de inrichting) aan de voorkeursgrenswaarde 50 dB(A) etmaalwaarde kan voldoen. De indirecte hinder zal door de reductie van het aantal tractorbewegingen in de toekomstige situatie enigszins afnemen.

3.3 Water     

3.3.1 Algemeen     

Het waterbeleid op rijksniveau is verwoord in het Nationaal Waterplan. Het provinciaal waterbeleid is verwoord in het Waterplan 2010 - 2015. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft het Waterbeheersplan 4 opgesteld. Dit is enerzijds een voortzetting van het lopende beleid, anderzijds anticipeert het op een tijdige en doelmatige realisatie van de KRW en het NBW. De gemeenschappelijke visie van de gemeente Heerhugowaard en het Hoogheemraadschap staat beschreven in het ‘Waterplan Heerhugowaard 2006 – 2015’. Door de integrale aanpak worden het water (kwalitatief en kwantitatief), wonen, werken, recreatie en de natuur in hun onderlinge relaties in het waterplan in beeld gebracht, met een bijbehorende aanpak en invulling in de vorm van streefbeelden.

3.3.2 Watertoets     

Op bestemmingsplannen is de watertoets van toepassing. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Het proces van de watertoets voorziet erin dat rekening wordt gehouden met de eisen zoals die vanuit het waterbeheer worden gesteld. Dit is niet alleen van belang voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem, maar ook om zoveel mogelijk te voorkomen dat er problemen met water ontstaan nadat er is gebouwd.

In de van toepassing bestemmingsregel "Agrarisch" (artikel 4) is vastgelegd dat geen omgevingsvergunning wordt verleend, indien door het verlenen van de vergunning meer dan 800 m2 aan bebouwing en/of gesloten verharding kan worden gerealiseerd en de aanvrager geen document van de waterbeheerder kan overleggen, waaruit blijkt dat, in het kader van de watertoets, het door de beheerder te bepalen voldoende oppervlak of volume aan waterberging ten hoeve van de waterhuishouding wordt gerealiseerd.

Het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft het volgende aangegeven:

Gebiedsbeschrijving

Het plangebied is gelegen in peilgebied 03150-06 in de polder Heerhugowaard. Ter plaatse geldt een streefpeil van NAP –3,10 meter. Het gebied watert via een lager gelegen peilgebied en de Oostertocht af richting het gemaal aan de Huygendijk. Daar wordt het water via het gemaal op de Huigenvaart uitgeslagen.

Verhardingstoename

Uit de ingediende gegevens blijkt dat het gaat om verschillende uitbreidingen van bebouwing op het terrein. De verharding zal daarmee substantieel toenemen. Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Zonder compenserende maatregelen zal de waterhuishoudkundige situatie hierdoor verslechteren. Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren zal het wateroppervlak in het desbetreffende peilgebied uitgebreid moeten worden.

Compensatie open water

In het desbetreffende peilgebied hebben wij een compensatiepercentage berekend van 15%. Hierbij hebben we als uitgangspunt gewerkt met een peilstijging van 0,24 meter eens in de 25 jaar en een gescheiden rioolstelsel. Op basis van de verstrekte gegevens is het voor ons nog niet geheel duidelijk om welke toename het precies gaat. Bij de aanvraag voor een watervergunning moet deze informatie wel beschikbaar zijn. De compensatie wordt bij voorkeur zo dicht mogelijk bij het lozingspunt van het hemelwater gerealiseerd, maar tenminste in hetzelfde peilgebied als waarin de lozing plaatsvindt. Graag ontvangt het hoogheemraadschap op termijn aanvullende informatie over de wijze waarop in de compenserende waterberging zal worden voorzien.

Waterkwaliteit / Riolering

Het is waarschijnlijk dat de hemelwaterafvoer van het dak rechtstreeks aangesloten wordt op het oppervlaktewater. Dit is conform het beleid van het hoogheemraadschap. Wij vragen u echter wel om in de nieuwe bebouwing kritisch te kijken naar de toepassing van uitloogbare materialen.

Vergunningen en ontheffingen

Voor werkzaamheden in en rondom open water is een watervergunning van het hoogheemraadschap benodigd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aanbrengen van verharding of bebouwing, het verbreden van waterlopen, de aanleg van beschoeiing en/of de aanleg van lozingspunten.

Tot slot

De initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor de regeling, financiering en de realisatie van alle maatregelen die voortvloeien uit het plan.

3.4 Cultuurhistorie en archeologie     

3.4.1 Archeologie algemeen     

Het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta) is ingevoerd middels een wijziging van de Monumentenwet (Wet op de archeologische monumentenzorg, WAMZ), die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het Verdrag heeft tot doel om archeologie te laten fungeren als inspiratiebron en toevoeging van kwaliteit aan de ruimtelijke ontwikkeling van stad en land, ook wel culturele planologie genoemd. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het archeologisch onderzoek en de juridisch – planologische vertaling daarvan een volwaardige plaats heeft gekregen in het planologisch afwegingsproces. De WAMZ gaat uit van: het zoveel mogelijk bewaren van archeologische waarden in de bodem, het bevorderen van een in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening rekening houden met archeologische waarden en het principe “de verstoorder betaald” voor het archeologisch onderzoek en de eventuele opgraving.

De WAMZ kent drie verschillende regimes:

  • voor m.e.r. plichtige projecten;
  • voor het bouwen en uitvoering van werken in het kader van bestemmingsplannen en projectbesluiten;
  • voor ontgrondingen.

De regeling voor m.e.r. plichtige projecten is voor dit bestemmingsplan niet van toepassing.

De gemeente heeft voor haar hele grondgebied onderzoek laten verrichten naar de archeologische verwachtingswaarde. Op basis van dit onderzoek is de verwachtingswaarde voor de onderscheidenlijke gebieden met het daarbij behorende beschermingsregime in het bestemmingsplan vastgelegd.

3.4.2 Regime voor het bouwen en ontgrondingen     

Artikel 38a van de Monumentenwet verplicht de gemeenteraad om bij vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Dat betekent dat er een archeologisch onderzoek moet plaats vinden. De conclusie van het onderzoek kan zijn dat de bestemming zich verdraagt met de archeologische waarden, maar dat zal zelden het geval zijn. Gebieden met archeologische verwachtingswaarden zullen in veel gevallen dan ook de dubbelbestemming “Waarde –Archeologie” krijgen. In de voorschriften worden naast de categorie van het gebied, de relevante begrippen gedefinieerd en de archeologiegebieden als dubbelbestemming met voorrangsbepaling aangegeven. Voor gebieden met deze bestemming geldt met betrekking tot het bouwen, dat herbouw bij recht is toegestaan, mits de bestaande fundering niet wordt gewijzigd. Voor de overige bouwwerken die op grond van de andere bestemming in principe zijn toegestaan en waarvoor een reguliere bouwvergunning is vereist, geldt een bouwverbod waarvan met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken.

De omgevingsvergunning wordt verleend als na archeologisch onderzoek blijkt dat:

  • er geen archeologische waarden in het geding zijn;
  • de archeologische waarden in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade voorkomen kan worden door het verbinden van regels aan de omgevingsvergunning;

Die regels zijn:

  • het treffen maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem behouden kunnen blijven;
  • het doen van opgravingen;
  • de begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

Deze omgevingsvergunning is niet nodig voor vergunningvrije bouwwerken. Voor ontgrondingen is een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden vereist. Deze omgevingsvergunning wordt onder dezelfde voorwaarden verleend als beschreven bij de omgevingsvergunning voor bouwen. De aanvraag van een omgevingsvergunning gaat vergezeld van een rapport, waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Artikel 41a van de Monumentenwet bepaalt dat voornoemde regeling niet van toepassing is op projecten kleiner dan 100 m2. De gemeenteraad kan hiervan afwijken en een andere oppervlakte vaststellen.

3.4.3 Archeologische waarden in het plangebied     

Het gemeentebestuur heeft een globale inventarisatie van archeologische waarden voor de hele gemeente laten uitvoeren als bedoeld in artikel 38a van de Monumentenwet. De resultaten van het onderzoek zijn weergeven op de “Beleidskaart Archeologie”, die als onderlegger dient voor bestemmingsplannen. Op basis daarvan is voor dit wijzigingsplan een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd.

3.4.4 Archeologisch bureau - en booronderzoek     

Samenvatting en advies bureauonderzoek

In februari 2016 is, in opdracht van de gemeente Heerhugowaard, door Archeologenbureau Argo een

archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Donkereweg 6A te Heerhugowaard. Het onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de richtlijnen van de vigerende Kwaliteitsnorm

Nederlandse Archeologie (KNA 3.3). De aanleiding tot het bureauonderzoek werd gevormd door geplande bodemverstorende werkzaamheden die een bedreiging vormden voor eventueel aanwezige archeologische waarden. Het doel van het onderhavige onderzoek was het verwerven van informatie aan de hand van bestaande bronnen over bekende of te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied een kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten. Er wordt een booronderzoek geadviseerd om de intactheid van de bodemopbouw te controleren en indien mogelijk de aanwezigheid van archeologische resten vast te stellen dan wel uit te sluiten. Er wordt in het bijzonder gelet op de aanwezigheid van voor bewoning geschikte bodemlagen (bijvoorbeeld een oeverwal). Aan de hand daarvan zal een nieuw advies worden uitgebracht over de noodzaak nader onderzoek uit te voeren of juist over het eventueel vrijgeven van het plangebied. Er moet hier wel rekening worden gehouden met de beperkingen van archeologische booronderzoeken bij het opsporen van prehistorische resten.

Samenvatting en advies booronderzoek

In februari 2016 is door Archeologenbureau Argo een verkennend booronderzoek uitgevoerd in het plangebied Donkereweg 6A te Heerhugowaard. Uit het onderzoek is gebleken dat onder de 35 tot 65 centimeter dikke bouwvoor een zavelpakket aanwezig is. Dit pakket, mogelijk het restant van een oude oeverwal, is in principe geschikt voor prehistorische of middeleeuwse bewoning. De bovenkant van het zavelpakket is echter opgenomen in de huidige bouwvoor of verdwenen door egalisaties. In hoeverre daarmee ook alle (eventuele) archeologische sporen zijn verdwenen is onbekend. De ontgravingsdiepte van de geplande bouwwerkzaamheden is 80 centimeter onder het huidige maaiveld. Bij handhaving van deze diepte zullen eventuele archeologische overblijfselen worden vernietigd. Er wordt daarom een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven aanbevolen. Voornaamste doel hiervan zal zijn het controleren of er (nog) archeologische overblijfselen aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn.

De beslissing om bovenstaand advies al dan niet over te nemen (een selectiebesluit) dient door de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Heerhugowaard, te worden genomen.

Tot slot dient te worden vermeld dat, ongeacht dit advies en het selectiebesluit, er een wettelijke meldingsplicht bestaat (Monumentenwet 1988) mochten er onverhoopt toch archeologische overblijfselen worden aangetroffen.

Op basis van de voorgaande informatie heeft het college besloten geen verder onderzoek te doen. Uit informatie van de Cultuurcompagnie blijkt dat wanneer de uit te voeren werkzaamheden zich beperken tot 5/ 10 % van het totale te bouwen oppervlakte dat dieper gaat dan 40/ 50 cm, je geen archeologisch vervolgonderzoek hoeft te doen. Uit de plannen blijkt dat slechts de funderingsbalk dieper gaat dan 50cm, waarmee binnen het percentage van het totaal te bebouwen oppervlak dat dieper gaat dan 40/50 cm wordt gebleven.

3.4.5 Cultuurhistorie     

De Cultuur Compagnie heeft voor het hele grondgebied van de gemeente Heerhugowaard een

historisch - geografische inventarisatie, inclusief de karakteristieke bebouwing, gemaakt. Dit rapport is

als pdf-bestand (3,6 MB) te downloaden vanaf de website van gemeente Heerhugowaard via onderstaande link: http://www.heerhugowaard.nl/fileadmin/bestanden/AH/Monumenten/Historisch-geografische_inventaris a t ie_-_lite_rapport.pdf

Als bijlage bij dit rapport is een overzicht van cultuurhistorisch waardevolle en karakteristieke panden en objecten in Heerhugowaard gevoegd. Deze kunt u downloaden via onderstaande link:

http://www.heerhugowaard.nl/fileadmin/bestanden/AH/Monumenten/Historisch-geografische_inventaris a t ie_-_lite__bijlagen.pdf

Hoofdstuk 4 Financieel-economische uitvoerbaarheid     

4.1 Financieel-economische uitvoerbaarheid     

Voor de onderhavige ontwikkeling worden de proceskosten en de ontwikkelingskosten en het risico op planschade gedragen door de ontwikkelende partij. Er zijn geen bijzondere kosten voor de aanleg van ontsluitingen, kabels en leidingen. Met de ontwikkelende partij is een exploitatieovereenkomst afgesloten.

Planregels     

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

Het bestemmingsplan Donkereweg 6a met identificatienummer NL.IMRO.0398.BP57DONKEREWEG6A-VA01 van de gemeente Heerhugowaard.

1.2 Bestemmingsplan:     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding:     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan-huis-gebonden beroep:     

Een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijk effect of ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 ABC goederen:     

Auto's, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

1.7 Agrarisch bedrijf:     

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij het bewerken, verwerken en/of bewaren van die gewassen en/of dieren op het eigen bedrijf is toegestaan, daaronder medebegrepen het bewerken, verwerken en/of bewaren van gewassen en/of dieren van derden als aanvulling op het eigen productieniveau, waarbij het eigen productieniveau niet mag worden overschreden en waarbij naar vorm onderscheid wordt gemaakt in:

1.7.1 Grondgebonden agrarisch bedrijf / niet grondgebonden agrarisch bedrijf     

een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie geheel of nagenoeg geheel wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (grondgebonden agrarisch bedrijf), danwel een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie niet of nauwelijks wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (niet grondgebonden agrarisch bedrijf) en naar omvang in:

a Volwaardig agrarisch bedrijf     

een agrarisch bedrijf met volledige werkgelegenheid voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;

b Reëel agrarisch bedrijf     

een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor ten minste een halve arbeidskracht, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd en dat als doelstelling heeft door te groeien naar een volwaardig agrarisch bedrijf;

c Deeltijd agrarisch bedrijf     

een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor minder dan een halve arbeidskracht, maar wel met marktoriëntatie, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;

d Hobby agrarisch bedrijf     

een bedrijf met een omvang van ten minste 1,5 hectare land, het erf daarbij inbegrepen, in eigendom, pacht of een combinatie daarvan en dat een agrarische productie ontplooit van minimaal 5 standaardbedrijfseenheden of een gelijke productieomvang uitgedrukt in soortgelijke eenheden;

1.8 Agrarisch hulp- en handelsbedrijf:     

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op de levering van goederen, het verrichten van werkzaamheden voor opslag, verwerking en of het vervoer van goederen en / of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven.

1.9 Bebouwing:     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage:     

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.11 Bed & breakfast:     

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.

1.12 Bedrijfsgebouw:     

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde een kas

1.13 Bedrijfsvloeroppervlakte:     

De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 Bedrijfswoning / dienstwoning:     

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.15 Bestaand gebruik     

Het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of de legale bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel nog gebouwd kan worden met gebruikmaking van een reeds verleende vrijstelling op grond van de WRO, een ontheffing op basis van de Wro of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo.

1.16 Bestaand aantal woningen     

Het aantal woningen dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig is en/of in uitvoering is krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen en/of gebruiken van een woning, dan wel nog gebouwd kan worden met gebruikmaking van een reeds verleende vrijstelling op grond van de WRO, een ontheffing op basis van de Wro of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo.

1.17 Bestemmingsgrens:     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 Bestemmingsvlak:     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bijgebouw:     

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 Bouwen:     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 Bouwgrens:     

De grens van een bouwvlak.

1.22 Bouwlaag:     

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 Bouwperceel:     

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 Bouwperceelgrens:     

De grens van een bouwperceel.

1.25 Bouwvlak:     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 Bouwwerk:     

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 Dak:     

Iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk.

1.28 Detailhandel:     

Een bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten.

1.29 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:     

Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.30 Dienstverlening:     

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.31 Eerste bouwlaag:     

De begane grondlaag.

1.32 Erfafscheiding     

Constructie voor het afscheiden van een erf of een gedeelte daarvan bij een hoofdgebouw, waarbij er sprake moet zijn van een functionele relatie tussen de erfafscheiding en het hoofdgebouw.

1.33 Erotisch getinte vermaakfunctie:     

Een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.34 Evenement:     

Evenement als bedoeld in de begripsbepalingen van de 'Algemene Plaatselijke Verordening' van de gemeente Heerhugowaard, zoals die luidt op de dag van de ter visie legging van dit bestemmingsplan.

1.35 Extensieve dagrecreatie:     

Die vormen van openluchtrecreatie waarbij rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is;

1.36 Gebouw:     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 Glastuinbouwbedrijf:     

Een agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het overwegend in kassen telen van gewassen;

1.38 Groothandel:     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel personen ter aanwending in een ander bedrijf.

1.39 Hoofdgebouw:     

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.40 Horecabedrijf:     

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden:

1.40.1 Horeca van categorie 1     

Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen niet of nauwelijks storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant).

1.40.2 Horeca van categorie 2     

Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van lunches of snacks (bijvoorbeeld een cafetaria, lunchroom, tearoom, broodjeszaak of ijssalon).

1.40.3 Horeca van categorie 3     

Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het (vrijwel) uitsluitend verstrekken van dranken (bijvoorbeeld een café, bar, café-restaurant en zaalverhuur)

1.40.4 Horeca van categorie 4     

Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het dansen en het verstrekken van dranken (discotheek).

1.40.5 Horeca van categorie 5     

Horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een hotel, pension of jeugdherberg).

1.41 Huishouden:     

De bewoning van een woning door een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voeren en waarbij sprake is van zelfstandige bewoning.

1.42 Intensief agrarisch bedrijf:     

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het, overwegend binnen bedrijfsgebouwen, telen van gewassen en/of houden, mesten of fokken van dieren;

1.43 Kampeermiddel:     

  1. Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.44 Kampeerplaats:     

een terreingedeelte bestemd voor het plaatsen van één kampeermiddel;

1.45 Kantoor:     

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van instellingen en bedrijven.

1.46 Kas:     

Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, voor het kweken van vruchten, bloemen of planten en dergelijke.

1.47 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:     

De in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.48 Kunstobject:     

Uiting van één der beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.49 Kunstwerk:     

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.50 Landbouwhuisdieren     

Dieren die, als ze volwassen zijn, een schofthoogte van 50 cm of meer hebben.

1.51 Ligplaats:     

Een door de gemeente aangewezen ligplaats die door een woonschip wordt ingenomen.

1.52 Mantelzorg:     

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.53 Natuurvriendelijke oever:     

Oever zonder of met een gedeeltelijk verwijderde beschoeiing en een niet afgewerkt talud.

1.54 Onderkomen:     

Een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent.

1.55 Ontmoetingsplaats:     

Een als zodanig ingerichte openbare locatie voor het ontmoeten van personen, al dan niet met voorzieningen, gebouwen en / of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.56 Pand:     

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.57 Peil:     

  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdingang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil.

1.58 Perceelsafscheiding     

Constructie voor het afscheiden van een perceel of een gedeelte daarvan zonder dat er sprake is van een relatie tot bebouwing.

1.59 Perifere detailhandel     

Detailhandel in volumineuze goederen die wegens aard en omvang en de specifieke vestigingseisen, met name op het gebied van bereikbaarheid en parkeren, niet thuishoort in het kernwinkelgebied of bestaande winkelcentra, zoals detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting en meubelen.

1.60 Productiegebonden detailhandel:     

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.61 Prostitutie:     

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.62 Recreatief medegebruik:     

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.63 Recreatieve bewoning:     

De bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden.

1.64 Seksinrichting:     

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.65 Snijdende voorgevellijn:     

de voorgevellijn van een woning of woningrij, welke de voorgevellijn van de dwars daarop geplaatste woningrij kruist;

1.66 Standplaats voor ambulante handel:     

Een door burgemeester en wethouders aangewezen ruimte op of aan de weg voor het te koop aanbieden, verkopen of verstrekken van goederen, waren of diensten.

1.67 Toonzaal/showroom:     

Een gebouw, dat dient voor de uitstalling van goederen ten behoeve van detail- en/of groothandel.

1.68 Trekkershut:     

een gebouw van eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.69 Verkoopvloeroppervlakte:     

Een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel (let op: dit is dus de nettovloeroppervlakte).

1.70 Voorgevel:     

De naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw / het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.71 Voorgevelrooilijn:     

Alle naar de naastgelegen wegen toegekeerde bouwgrenzen van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan of de lijn die op de verbeelding is opgenomen als 'gevellijn'.

1.72 Waterpeil:     

Het door het hoogheemraadschap vastgestelde streefpeil voor het desbetreffende peilvlak zoals dat geldt op de dag van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.73 Webwinkel:     

Uitoefening van detailhandel waarbij goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse ter hand worden gesteld.

1.74 Woning:     

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.75 Woongebouw:     

Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.76 Woonhuis:     

Een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.77 Woonschip:     

  1. Elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot als hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één huishouden;
  2. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in opbouw;
  3. een casco dat tot vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;
  4. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
  5. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. tot en met c.

1.78 Zomerhuis:     

Een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Lengte, breedte en diepte van gebouwen:     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.2 De dakhelling:     

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk:     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, valbeveiligingen voor dakterrassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Bij het bepalen van de bouwhoogte wordt gebruik gemaakt van Bijlage 1 Wijze van meten.

2.4 De goothoogte van een bouwwerk:     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c. q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Bij het bepalen van de goothoogte wordt gebruik gemaakt van Bijlage 1 Wijze van meten

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De inhoud van een bouwwerk:     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 Afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:     

Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend hoofdgebouw, waar die afstand het kortst is.

2.8 De hoogte van een windturbine     

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van het grondgebonden volwaardig, reëel of in deeltijd uitgeoefend agrarisch bedrijf en uitsluitend op de locaties die in gebruik zijn of waren voor de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij";
  3. bedrijfsgebouwen;
  4. kassen ten behoeve van teeltondersteuning;
  5. boog- en gaaskassen uitsluitend toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 15 oktober;
  6. bedrijfswoningen;
  7. bijbehorende bouwwerken;
  8. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  9. plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning" met uitsluiting van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten";
  10. nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";

met als nevenfuncties:

  1. bed and breakfast accommodatie;
  2. dagrecreatieve voorzieningen zoals een theetuin;
  3. kamperen binnen het bouwvlak;
  4. trekkershutten;
  5. webwinkel;
  6. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte soortgelijke agrarische producten;

met daarbij behorende

  1. erven en terreinen;
  2. wegen, fiets- en voetpaden;
  3. water;
  4. groen.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Algemene bouwregel     

De omgevingsvergunning wordt tevens, wegens strijd met het bestemmingsplan, geweigerd, indien door het verlenen van de vergunning meer dan 800 m2 aan bebouwing en/of gesloten verharding kan worden gerealiseerd en de aanvrager geen document van de waterbeheerder kan overleggen, waaruit blijkt dat, in het kader van de watertoets, het door de beheerder te bepalen voldoende oppervlak of volume aan waterberging ten hoeve van de waterhuishouding wordt gerealiseerd.

3.2.2 Hoofdgebouwen binnen het bouwvlak     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen mogen alleen ten behoeve van het volwaardig- en het reëel agrarisch bedrijf gebouwd, verbouwd en/of herbouwd en ten behoeve van het in deeltijd uitgeoefend agrarisch bedrijf verbouwd en/of herbouwd worden;
  2. per volwaardig agrarisch bedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
  3. ten aanzien van aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ten behoeve van een nieuwe agrarische bedrijfswoning vragen burgemeester en wethouders advies aan een deskundige met betrekking tot de omvang en de continuïteit van het bedrijf, waarbij de omvang van het bedrijf mag worden uitgedrukt in SBE, NGE, SO of andere grootheden die hiervoor geschikt zijn en bij de continuïteit leeftijd, opleiding, ervaring en vakkennis van de ondernemer en het aanwezig zijn of het meewerken van een bedrijfsopvolger in beschouwing worden genomen;
  4. bestaande tweede bedrijfswoningen mogen worden gehandhaafd en conform deze bouwvoorschriften verbouwd en/of uitgebreid worden;
  5. bestaande tweede bedrijfswoningen mogen, zolang er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf, worden herbouwd mits de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen binnen één jaar na de sloop van onderhavige woning wordt ingediend; daarbij blijft het aantonen van de noodzaak van een tweede agrarische bedrijfswoning achterwege;
  6. bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning;
  7. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  8. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 9,50 meter;
  9. de goothoogte van een agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  10. de bouwhoogte van een agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
  11. de inhoud van een agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  12. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte;
  13. de bedrijfswoning of plattelandswoning mag aan de voorzijde worden uitgebreid met een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter, ongeacht de situering van de uitbouw of entree, binnen of buiten het bouwvlak en/of een uitbouw aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter waarbij de inhoud van de uitbouw of entree niet wordt gerekend tot de inhoud van de woning;
  14. met de bouw van een bedrijfswoning mag worden begonnen, als de bedrijfsgebouwen zijn gerealiseerd of naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders de bouw van de bedrijfsgebouwen voldoende is gevorderd;
  15. ten behoeve van de teeltondersteuning bij een duurzaam op de vollegrondstuinbouw of bollenteelt gericht bedrijf mogen kassen worden gebouwd achter (het verlengde van) de bedrijfswoning, waarvan:
    1. de goothoogte niet meer dan 5.00 meter mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 8,00 meter mag bedragen;
  16. het aantal trekkershutten mag niet meer bedragen dan 2;
  17. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 28 m2
  18. de goothoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  19. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. bij iedere agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijk oppervlakte niet meer dan 70 m2 mag bedragen;
  2. bij een kampeerterrein mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan het gezamenlijk oppervlak niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5,50 meter.
3.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde binnen het bouwvlak     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van kunstmest- of voerdersilo's mag niet meer dan 15,00 meter bedragen;
  2. de wandhoogte van water- en mestbassins mag niet meer dan 4,00 meter bedragen;
  3. de hoogte van erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 1,30 meter bedragen;
  4. de hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning ter plaatse van de oprit mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
  5. de hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  6. de hoogte van andere bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
  7. de hoogte van een omheining rond bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
3.2.5 Gebouwen buiten het agrarisch bouwvlak     

Buiten het bouwvlak mogen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  1. te herbouwen bestaande agrarische bedrijfsgebouwen waarvan
    1. het oppervlak van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan het oppervlak van het bouwwerk dat is /wordt gesloopt;
    2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter;
    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,00 meter;
  2. boog- en gaaskassen waarvan:
    1. de hoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter
3.2.6 Bouwwerken geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak     

Buiten het bouwvlak mogen geen bouwwerken geen gebouw zijnde worden geplaatst / aangelegd, behoudens:

  1. perceelsafscheidingen waarvan:
    1. de hoogte van perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
    2. ter plaatse van de toegang tot percelen de hoogte van perceelsafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2,00 meter;

3.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  1. de situering van de in lid 3.2.5 b van dit artikel genoemde bouwwerken.

3.4 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2.2 onder f voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor (het verlengde van) de achtergevel, indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  2. het bepaalde in lid 3.2.2 onder g en h voor een goothoogte van maximaal 7,00 en een bouwhoogte van maximaal 12.00 meter, mits het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
  3. het bepaalde in lid 3.2.4 onder b voor een wandhoogte van mest- en waterbassins binnen het bouwvlak tot een hoogte van 5,50 meter, mits het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;

3.5 Specifieke gebruiksregels     

3.5.1 Gebruik van de bedrijfswoning     

Naast een gebruik van de bedrijfswoning en de plattelandswoning met bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  1. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij bijhorende bouwwerken, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  2. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen omwonenden en bedrijven;
    3. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  3. bed en breakfast voor ten hoogste 2 kamers en maximaal 4 slaapplaatsen in de woning en/of in de bijbehorende bouwwerken van de woning voor een oppervlakte van maximaal 50 m2.
3.5.2 Nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf     

Voor nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf geldt dat:

  1. het gezamenlijk oppervlak van de in lid 3.1 onder k t/m o van dit artikel genoemde nevenfuncties, uitgezonderd het kamperen binnen het bouwvlak, niet meer mag bedragen dan 300 m2 en mogen alleen worden uitgeoefend in combinatie met de hoofdfunctie;
  2. het maximum verkoopvloeroppervlakte binnen de bestaande gebouwen voor detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander bedrijf voortgebrachte agrarische producten niet meer mag bedragen dan 70 m2 en maximaal 10 m2 aan de weg;
  3. het aantal kampeerplaatsen op een kampeerterrein binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 15, onder de voorwaarde dat er:
    1. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is
    2. geen sprake is van vaste kampeermiddelen;

en is alleen toegestaan van 1 maart tot en met 31 oktober.

3.5.3 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel, anders dan bij deze regels is toegestaan;
  3. het gebruik van een agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning voor meer dan één huishouden;
  4. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor wonen.
3.5.4 Voorwaardelijke verplichting     

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt tevens gerekend:

  • het niet aanbrengen van opgaande beplanting rond het perceel zo spoedig mogelijk na gereedkoming van de bouwwerkzaamheden.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van huisvesting voor tijdelijke werknemers onder voorwaarde dat:
    1. de huisvestingsvoorziening wordt gesitueerd binnen het agrarisch bouwvlak;
    2. de huisvesting plaatsvindt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
    3. het een ondergeschikte functie ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
    4. de tijdelijke werknemers noodzakelijk zijn voor een goede agrarische bedrijfsvoering;
    5. het aantal te huisvesten werknemers niet meer bedraagt dan 40 personen;
  2. het bepaalde in lid 3.5.1 onder c voor een bed en breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed en breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is en de activiteiten geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. van het bepaalde in lid 3.5.2 onder b voor het situeren van het kampeerterrein of een deel daarvan buiten het bouwvlak, maar wel aansluitend aan het bouwvlak, waarbij burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen stellen aan de situering en landschappelijke inpassing van het kampeerterrein.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Bouwverbod     

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 4.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. ver-/herbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), als het bestaande bruto vloeroppervlak en of de inhoud van het gebouw, gelegen onder peil en tot 1,00 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;
  2. bouwplannen, waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter;
  3. bouwplannen kleiner dan 500 m² en waarvoor dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter.
4.2.2 Geen bouwverbod bij het niet verstoren van archeologische waarden     

Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1, omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

4.2.3 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden     

Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.4 Rapport     

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

4.3.1 Werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren, voor:

  1. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, voor een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,40 meter;
  2. bemalen.
4.3.2 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden     

Voor zover de in lid 4.3.1 genoemde werken geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  3. de verplichting de werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3.3 Rapport     

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

4.3.4 Geen omgevingsvergunning vereist     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 is niet vereist voor:

  1. werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken.

De bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is secundair ten opzichte van de bestemming 'Waarde - Archeologie' en primair ten opzichte van de andere bestemmingen.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Hoofdgebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de maximale en minimale goot- en bouwhoogte is de goot- en bouwhoogte welke ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is / was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
  2. de maximale breedte van het hoofdgebouw is de breedte van het hoofdgebouw welke ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is / was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
  3. als voorgevelrooilijn geldt de voorgevelrooilijn welke ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is / was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c mag, op voorwaarde dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, de voorgevelrooilijn overschreden worden ten behoeve van:
    1. goot- en dakoverstekken met een maximale diepte van 0,60 meter;
    2. erkers met een maximale diepte van 0,80 meter;
    3. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, zonneschermen, overstekende daken en vergelijkbare onderdelen van gebouwen;
  5. de toegestane dakhelling is de dakhelling welke ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is / was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend.

5.3 Afwijken van de bouwregels     

 

Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a en b voor het realiseren van een kleinere of grotere goot- en bouwhoogte en breedte van het hoofdgebouw onder de voorwaarde dat:

  1. de bij de regels van de onderliggende bestemming aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en maximale breedte niet wordt overschreden en;
  2. het hoofdgebouw wordt vernieuwd of verbouwd waarbij een restauratieve aanpak van de voorgevel en het dak voorop staat;
  3. de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van de omgeving niet in onevenredige mate worden aangetast.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

5.4.1 Werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is     

Het is verboden op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 5.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  3. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  4. diepploegen;
  5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
5.4.2 Uitzonderingsregel     

Het verbod als bedoeld in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  1. vallen onder normaal beheer en onderhoud;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.4.3 Toetsingscriteria voor het verlenen van de vergunning     

De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de waarde cultuur historie, zoals vastgelegd het rapport 'Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)' dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

5.4.4 Adviesprocedure     

Alvorens over een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden (lid 5.4.1) te beslissen, winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een deskundige op het gebied van cultuur omtrent de vraag of door de voorgenomen werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden de waarde cultuur, zoals vastgelegd het rapport 'Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)' niet onevenredig wordt geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

'

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 6 Overige regels     

6.1 Relatie met het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2014     

Ten aanzien van het wijzigingsplan geldt dat, naast het bepaalde in dit plan, de regels behorende bij het moederplan (bestemmingsplan "Buitengebied 2014") onverkort van toepassing zijn.

Artikel 7 Vrijwaringszone - straalpad     

7.1 Aanduidingsomschrijving     

Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - straalpad" met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2014" geldt dat die gronden, naast de andere aangewezen bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van het straalpad.

7.2 Bouwregels     

7.2.1 Bouwregels binnen het straalpad     

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - straalpad' geldt dat indien op grond van de onderliggende bestemming(en) een grotere bouwhoogte is toegestaan, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, op die gronden niet meer mag bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven, tenzij uit overleg met de straalpad- beheerder blijkt dat tegen een grotere hoogte dan op de verbeelding staat aangegeven, uit hoofde van de straalverbinding geen bezwaar bestaat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels     

Artikel 8 Overgangsrecht     

8.1 Overgangsrecht bouwwerken     

8.1.1 Bouwregels     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1.1 met maximaal 10%.

8.1.3 Illegale bouwwerken     

Lid 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar gebouwd zijn zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik     

8.2.1 Voortzetten van strijdig gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2 Veranderen van strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in lid 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.2.3 Hervatten van strijdig gebruik     

Indien het gebruik, als bedoeld in lid 8.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4 Illegaal gebruik     

Lid 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel     

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Donkereweg 6a' van de gemeente Heerhugowaard.

Bijlagen regels