REGELS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



 

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1   Inleidende regels  5

Artikel 1      Begrippen  5

Artikel 2     Wijze van meten  12

Hoofdstuk 2   BestemmingsRegels  14

Artikel 3     Bedrijf-1  14

Artikel 4     Gemengd-13  17

Artikel 5     Groen  20

Artikel 6     Kantoor 21

Artikel 7     Tuin  23

Artikel 8     Verkeer 24

Artikel 9     Wonen  26

Artikel 10        Leiding-Gas  29

Artikel 11        Leiding-Water 31

Artikel 12        Waarde-Archeologie 2  33

Artikel 13        Waarde-Archeologie 5  36

Artikel 14        Waarde-Archeologie 6  39

Artikel 15        Waterstaat-Waterkering  42

Artikel 16        Anti-dubbeltelregel 43

Artikel 17        Algemene afwijkingsregels  43

Artikel 18        Algemene wijzigingsregels  43

Artikel 19        Overige regels  43

Hoofdstuk 4   Overgangs- en slotregels  44

Artikel 20        Overgangsrecht 44

Artikel 21        Slotregel 45

BIJLAGEN  47

Staat van bedrijfsinrichtingen  49

 



Hoofdstuk 1    Inleidende regels

 

Artikel 1              Begrippen   

 

Plan:

het bestemmingsplan “Bedrijventerreinen” van de gemeente Heemstede;

 

Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het NL.IMRO.0397.BPbedrijven-0201

met de bijbehorende regels.

 

Aan-huis-gebonden-beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied dat door de gebruiker van een woning in die woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

Aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat en waaraan het in architectonisch opzicht ondergeschikt is;

 

Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar

ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het

bebouwen van deze gronden;

 

Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

Achtergevel:

gevel aan de achterzijde van een huis of gebouw;

 

Archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende cultuurhistorische overblijfselen;

Balustrade:

afscheiding van een vloer, balkon of dak zoals bijvoorbeeld een hekwerk;

 

Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

Bebouwingspercentage:
een in de regels of met een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

Bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

Bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

 

Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming of het toegelaten gebruik van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

 

Beschoeiing:

constructies die een oever of waterkant beschermen tegen afkalven, golfkrachten en andere invloeden die de stabiliteit van de waterkant in gevaar brengen;

 

Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

Bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat daaraan ondergeschikt is;

 

Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het

vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen

of veranderen van een standplaats;

 

Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

Bouwlaag:

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 meter in hoogte verschillen, zulks met uitsluiting van kelder, onderbouw en uitsluitend voor berging geschikte zolder;

 

Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij

elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

Bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

 

 

Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

Consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

 

Dakhelling:

de hoek van een dakvlak ten opzichte van de horizontale (verdiepings)vloer;

 

Dakkapel:

constructie ter vergroting van een gebouw dat tenminste aan de boven- en onderzijde door het dakvlak wordt omsloten;

 

Dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie boven de oorspronkelijke goothoogte uitkomt en de onderzijde van de constructie in het platte dakvlak is geplaatst;

 

Dakterras:

een afgescheiden buitenruimte op een plat dak;

 

Dakvlak:

een vlak van het dak of de kap;

 

Detailhandel:

het bedrijfsmatig ter plaatse te koop of te huur aanbieden waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen en het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

Detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in goederen die vanwege hun omvang en/of aard een groot uitstallingsoppervlak nodig hebben, zoals bijvoorbeeld:

a.       detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;

b.      detailhandel in auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;

c.       tuincentra;

d.      grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;

e.       bouwmarkten;

 

Dienstverlenend bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks, al dan niet via een balie, te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld reisbureaus, kapsalons, pedicures, makelaarskantoren en bankfilialen;

 

 

Erf (woningwet):

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct hoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;

 

Perceel- en terreinafscheiding:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bedoeld is om (een gedeelte van) een perceel of een terrein af te scheiden;

 

Erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling, ondergeschikt in het gevelbeeld;

 

Fitness

het geheel van sportieve activiteiten die tot doel hebben de algehele conditie, de fitheid en/of gezondheid en/of de conditionele voorwaarden van mensen te verbeteren en/of te onderhouden, door individuele trainingen of groepslessen;

 

Fitnessruimte

De ruimte ten behoeve van fitness;

 

Garage:

gebouwen ten behoeve van het stallen van vervoermiddelen en andere niet voor de (detail)handel bestemde goederen;

 

Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk

met wanden omsloten ruimte vormt;

 

Geluidszoneringsplichtige inrichting:

inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

 

Gevel:

het van buitenaf zichtbare deel van de muur van een gebouw;

 

Gevellijn:

een geometrisch bepaalde lijn, al dan niet gemarkeerd door een nadere aanduiding ter plaatse, die door bebouwing naar de wegzijde, dan wel de van de weg afgekeerde zijde en naar de zijdelingse perceelsgrens toe niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan en die tevens dient als (hoofd)oriëntatie voor hoofdgebouwen;

 

Haagondersteunende constructie:

perceel- of terreinafscheiding, bestaande uit een gaaswerk aan palen en die bedoeld is om volledig begroeid te zijn met groenblijvende planten;

 

Hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

Kampeermiddelen:

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

 

Kantoor:

(deel van een) gebouw voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

 

Kapopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst;

 

Kelder:

(het deel van) een gebouw dat binnen het bouwvlak en volledig onder het peil ligt;

 

Landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met zijn verschijningsvorm en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen;

 

Lessenaarsdak:

een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;

 

Maaiveld:

bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

 

Maatschappelijke instelling/voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en/of levensbeschouwelijke voorziening, voorziening ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorziening ten behoeve van openbare dienstverlening;

 

NEN:

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;

 

Nutsvoorziening:

een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, het wegverkeer of de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

 

Onderbouwing:

(deel van) een bouwwerk dat buiten het bouwvlak en volledig onder het maaiveld ligt;

 

Overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en waarvan de oppervlakte groter is dan 1 m²;

 

Perceelsgrens:

de scheidslijn van een perceel met de naastgelegen percelen;

 

Productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

 

(Raam)Prostitutie:

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander;

 

Recreatief medegebruik

beperkt recreatief gebruik op gronden met een niet-recreatieve hoofdfunctie;

 

Restauratieve voorziening:

horecavoorziening die voor wat betreft de exploitatievorm behoort bij en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie (bijvoorbeeld maatschappelijke, sociaal-culturele, kantoor- of bedrijfsfunctie) en waarvan de hoofddoelstelling is niet het commercieel voeren van een horecabedrijf is, zoals bijvoorbeeld een bedrijfskantine of –restaurant, kantines van maatschappelijke of sociaal-culturele instellingen en sportkantines;

 

Risicovolle inrichting:

inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico, c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

Seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten, c.q. Inrichtingen die onderdeel uitmaakt van deze regels;

 

Steiger

constructie aan of loodrecht op een oever;

 

Topgevel:

een gevel met een in een punt uitlopend geveldeel, doorgaans gesitueerd aan de korte zijde van een gebouw, zoals bijvoorbeeld een halsgevel, een klokgevel, een puntgevel, een tuitgevel of een trapgevel;

 

Tuin, terrein:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

Uitbouw:
een gebouw dat ter vergroting van een bestaande ruimte zonder scheidende tussenwanden is gebouwd aan een hoofdgebouw en waaraan het in architectonisch opzicht ondergeschikt is;

 

 

Uitstalling:

voorziening voor de tentoonstelling van te verkopen waren;

 

Verblijfsgebied:

dat deel van de openbare ruimte, waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld in woonwijken en winkelgebieden;

 

Voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

 

Waterbeheerder:

het betreffende waterschap verantwoordelijk voor het integrale waterbeheer in Heemstede;

 

Werkplaats

plaats met machines en gereedschappen waar men (ambachtelijk) werk doet

 

Windturbine

moderne hoge windmolen om elektriciteit op te wekken

 

Woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van

personen;

 

Woongebouw:

een voor bewoning door één of meer huishoudens bestemd gebouw;

 

Zijgevel

een gevel die de voor- en achtergevel met elkaar verbindt.


Artikel 2     Wijze van meten

 

2.1     Peil

 

Bij de toepassing van deze regels wordt onder peil verstaan:

a.       bij ligging op een afstand van minder dan 10 meter uit de as van de weg: de kruin van de weg;

b.      bij aan- of uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;

c.       bij ligging anderszins: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

d.      indien in of boven het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

 

2.2     Wijze van meten en berekenen

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.       de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

b.      de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel (in het geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak);

c.       de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

d.      de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,  geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen (in geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte aan de hoge zijde van het dak);

e.       de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,

neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

f.        afstanden tussen bouwwerken onderling en tussen bouwwerken en perceelgrenzen:

daar waar de betreffende afstand het kleinst is;

g.       de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens;

h.       vloeroppervlakte:

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580;

i.         de diepte van een onderbouwing:
vanaf het peil tot aan het laagste punt van een onderbouwing, funderingspalen niet meegerekend.

 

2.3     Overschrijding bouwgrenzen en hoogtematen

 

2.3.1  Ondergeschikte bouwdelen

a.       Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden buiten beschouwing gelaten:

1.      plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, reclameobjecten, ventilatiekanalen, schoorstenen, (schotel)antennes en daarmee naar hun ruimtelijke invloed gelijk te stellen ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 1m bedraagt;

2.      ondergeschikte bouwdelen als liftkokers, ventilatiekanalen, schoorstenen en (schotel) antennes op een dakvlak, mits die bouwdelen niet verder dan 2 meter buiten dat dakvlak steken;

3.      ondergeschikte bouwdelen als lichtstraten, dakramen, en zonne(warmte)-collectoren op een dakvlak, mits lichtstraten niet verder dan 0,6 meter buiten dat dakvlak steken en overige ondergeschikte bouwdelen niet verder dan 0,2 meter;

4.      funderingen, stoepen, stoeptreden, hellingbanen, erkers, toegangsportalen, veranda's, balkons, luifels en overstekende daken, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt;

5.      wieken van een windturbine;

6.      topgevels.

 

b.      Bij de toepassing van deze regels worden dakkapellen, dakopbouwen en dakterrassen niet aangemerkt als ondergeschikte bouwdelen; op deze bouwdelen zijn de bouwregels van de betreffende bestemming van toepassing.

 

2.3.2  Kapopbouwen en dakopbouwen

De goothoogte van een gebouw mag worden overschreden ten behoeve van kapopbouwen en dakopbouwen indien:

a.       de met de maatvoeringsaanduiding in het bouwvlak aangegeven (bouw)hoogte hoger is dan de met de maatvoeringsaanduiding in het bouwvlak aangegeven goothoogte en;

b.      geen deel van het gebouw waarvan de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte is bepaald, mag uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken die de betreffende gevels snijden ter hoogte van de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte en terugvallen onder hoeken van 70° met de horizon. Deze bepaling is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, topgevels en dakkapellen.


Hoofdstuk 2    BestemmingsRegels

 

Artikel 3     Bedrijf-1

 

3.1     Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1   De voor “Bedrijf-1” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (staat van bedrijfsactiviteiten) onder categorie 1, 2 tot en met 3.1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

b.      het openbaar nut zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en de CAI ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”;

c.       een waterwinbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf';

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      parkeervoorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        restauratieve voorzieningen;

g.       water;

h.       openbare nutsvoorzieningen;

i.         (ontsluitings)wegen, straten en paden;

met de daarbij behorende:

j.        tuinen en terreinen;

k.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2     Bouwregels

 

3.2.1   Voor het bouwen op de in artikel 3.1.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

a.       gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.       de goothoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de (bouw)hoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.

e.       de dakhelling mag niet meer bedragen dan 70°.

f.        dakkapellen zijn toegestaan op:

1.      het achterdakvlak en op zijdakvlakken die niet aan de weg of openbaar groen zijn gelegen;

2.      het voordakvlak en op zijdakvlakken die aan de weg of openbaar groen zijn gelegen, mits de breedte niet meer bedraagt dan 50 % van de gevel onder het betreffende dakvlak;

 

g.       dakkapellen zijn niet toegestaan:

1.      op 2 verschillende hoogtes in een dakvlak;

2.      op een dakvlak met een helling van minder dan 30°.

 

3.2.2   Voor het bouwen van de in artikel 3.1.1 onder k. bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen achter de gevellijn/voorgevel, mag ten hoogste 2 meter bedragen;

b.      de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen vóór de gevellijn/voorgevel mag ten hoogste 1 meter bedragen, met dien verstande dat een haagondersteunende constructie ten hoogste 2 meter mag bedragen;

c.       de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of masten zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. Indien met een maatvoeringsaanduiding een andere hoogte is aangeduid, mag de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de hoogte van masten mag ten hoogste 7 meter bedragen;

e.       de hoogte van windturbines mag ten hoogste 25 meter bedragen.

 

3.2.3   Voor ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

a.       een kelder moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.      de maximale diepte is 4 meter;

c.       buiten het bouwvlak mag geen onderbouwing worden gebouwd;

d.      burgemeester en wethouders vragen de waterbeheerder om advies.

 

 

3.4     Gebruiksregels

 

3.4.1   Binnen deze bestemming worden in ieder geval niet toegestaan:

a.       het gebruik van gronden ten behoeve van geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen;

b.      het gebruik van gronden en bouwwerken als (bedrijfs)woning;

c.       het gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

d.      het gebruik van gronden en gebouwen voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

e.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, waaronder detailhandel in volumineuze goederen, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;

f.        het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;

g.       gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

h.       het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

i.         het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

j.        activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

 

3.5     Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1   Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder a. voor de vestiging van de in bijlage I genoemde bedrijven, die zijn opgenomen in categorie 3.2, dan wel bedrijven die naar aard en omvang van de te verrichten bedrijfsactiviteiten en naar invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) gelijkwaardig zijn aan deze categorieën.

 


Artikel 4     Gemengd-13

 

4.1     Bestemmingsomschrijving

 

4.1.1   De voor “Gemengd-13” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (staat van bedrijfsactiviteiten) onder categorie 1, 2, tot en met 3.1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

b.      kantoren;

c.       wonen, ter plaatse van de specifieke functieaanduiding ‘wonen’;

d.      bedrijfswoning, ter plaatse van de specifieke functieaanduiding ‘bedijfswoning’;

e.       toegangsportaal, ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘toegangsportaal toegestaan’;

f.        fitnessruimte, ter plaatse van de specifieke functieaanduiding ‘sportzaal’;

g.       zend-/ontvangstinstallatie, ter plaatse van de specifieke aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’;

h.       garagebedrijf met showroom, ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-garagebedrijf met showroom’;

i.         verkooppunt voor motorbrandstoffen en lpg, ter plaatse van de functieaanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen en lpg’;

j.        jongeren ontmoetingsplek ter plaatse van de functieaanduiding ‘jongeren ontmoetingsplek’;

k.       het openbaar nut zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en de CAI ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”;

 

met daaraan ondergeschikt:

l.         parkeervoorzieningen;

m.     groenvoorzieningen;

n.       restauratieve voorzieningen;

o.       fysiotherapie ter plaatse van de aanduiding ‘sportzaal’;

p.      water;

q.      openbare nutsvoorzieningen;

r.        (ontsluitings)wegen, straten en paden;

met de daarbij behorende:

s.       tuinen en terreinen;

t.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2     Bouwregels

 

4.2.1   Voor het bouwen op de in artikel 4.1.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

a.       gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.       de goothoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de (bouw)hoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.

e.       de dakhelling mag niet meer bedragen dan 70°.

f.        dakkapellen zijn toegestaan op:

a.       het achterdakvlak en op zijdakvlakken die niet aan de weg of openbaar groen zijn gelegen;

b.      het voordakvlak en op zijdakvlakken die aan de weg of openbaar groen zijn gelegen, mits de breedte niet meer bedraagt dan 50 % van de gevel onder het betreffende dakvlak;

g.       dakkapellen zijn niet toegestaan:

a.       op 2 verschillende hoogtes in een dakvlak;

b.      op een dakvlak met een helling van minder dan 30°.

 

4.2.2      Voor het bouwen van de in artikel 4.1.1 onder t. bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen achter de gevellijn/voorgevel, mag ten hoogste 2 meter bedragen;

b.      de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen vóór de gevellijn/voorgevel mag ten hoogste 1 meter bedragen, met dien verstande dat een haagondersteunende constructie ten hoogste 2 meter mag bedragen;

c.       de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of masten zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. Indien met een maatvoeringsaanduiding een andere hoogte is aangeduid, mag de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de hoogte van masten mag ten hoogste 7 meter bedragen;

e.       de hoogte van windturbines mag ten hoogste 25 meter bedragen.

f.        De hoogte van de mast ter plaatse van de specifieke aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ mag ten hoogste 40 meter bedragen;

 

4.2.3  Voor het bouwen van het in artikel 4.1.1. onder e. genoemde bouwwerk gelden de volgende regels:

a.       de hoogte van een toegangsportaal mag ten hoogste 2,4 meter bedragen;

b.      de diepte van een toeganspartaal mag ten hoogste  2,75 meter bedragen.

 

4.2.4   Voor ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

a.       een kelder moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.      de maximale diepte is 4 meter;

c.       buiten het bouwvlak mag geen onderbouwing worden gebouwd;

d.      burgemeester en wethouders vragen de waterbeheerder om advies.

 

4.3     Gebruiksregels

 

4.3.1   Wonen is uitsluitend toegestaan in de verdiepingslaag.

 

4.3.2   Voor de onder 4.1.1. onder f. genoemde fitnessruimte gelden de volgende regels:

a.       fitnessruimte is uitsluitend toegestaan in de verdiepingslaag;

b.      het maximaal oppervlakte is 1490 m²;

c.       binnen de in b. genoemde oppervlakte is maximaal 30 m² fysiotherapie zoals bedoeld in artikel 4.1.1 onder o. toegestaan.

 

4.3.3   Binnen deze bestemming worden in ieder geval niet toegestaan:

a.       het gebruik van gronden ten behoeve van geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen;

b.      het gebruik van gronden en bouwwerken als (bedrijfs)woning onverminderd het bepaalde in artikel 4.1.1. onder c.;

c.       het gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

d.      het gebruik van gronden en gebouwen voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

e.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, waaronder detailhandel in volumineuze goederen, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, onverminderd het bepaalde in artikel 4.1.1. onder h.;

f.        het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke doeleinden;

g.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen onverminderd het bepaalde in artikel 4.1.1. onder h.;

h.       gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

i.         het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

j.        het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

k.       activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

 

4.4     Afwijken van de gebruiksregels

 

4.4.1   Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder a. voor de vestiging van de in bijlage I genoemde bedrijven, die zijn opgenomen in categorie 3.2, dan wel bedrijven die naar aard en omvang van de te verrichten bedrijfsactiviteiten en naar invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) gelijkwaardig zijn aan deze categorieën.


Artikel 5     Groen

 

5.1     Bestemmingsomschrijving

 

5.1.1   De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       groenvoorzieningen;

b.      paden;

c.       water;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      (ontsluitings)wegen en straten;

e.       tuinen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.       speelvoorzieningen;

h.       openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

i.         verhardingen;

j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2     Bouwregels

 

5.2.1  Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

5.2.2   Voor het bouwen van de in artikel 5.1.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;

b.      de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of masten zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. Indien met een maatvoeringsaanduiding een andere hoogte is aangeduid, mag de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

c.       de hoogte van masten mag ten hoogste 7 meter bedragen.

 


Artikel 6     Kantoor

 

6.1     Bestemmingsomschrijving

 

6.1.1  De voor “Kantoor” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       kantoren;

b.      tandarts, ter plaatse van de specifieke aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - tandarts’;

c.       gebouwen voor opslag van materialen en goederen;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.      parkeervoorzieningen;

e.       groenvoorzieningen;

f.        restauratieve voorzieningen;

g.       werplaats, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf –werkplaats’;

h.       water;

i.         openbare nutsvoorzieningen;

j.        (ontsluitings)wegen, straten en paden;

met de daarbij behorende:

k.       gebouwen en overkappingen;

l.         tuinen en terreinen;

m.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.2     Bouwregels

 

6.2.1   Voor het bouwen op de in artikel 6.1.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

a.       een gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.       de goothoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de (bouw)hoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

e.       de dakhelling mag niet meer bedragen dan 70°;

 

6.2.3   Voor het bouwen van de in 6.1.1 onder m. bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen achter de gevellijn/voorgevel, mag ten hoogste 2 meter bedragen;

b.      de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen vóór de gevellijn/voorgevel mag ten hoogste 1 meter bedragen, met dien verstande dat een haagondersteunende constructie ten hoogste 2 meter mag bedragen;

c.       de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of masten zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. Indien met een maatvoeringsaanduiding een andere hoogte is aangeduid, mag de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de hoogte van masten mag ten hoogste 7 meter bedragen;

e.       de hoogte van windturbines mag ten hoogste 25 meter bedragen.

 

 

6.2.4   Voor ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

e.       een kelder moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;

f.        de maximale diepte is 4 meter;

g.       buiten het bouwvlak mag geen onderbouwing worden gebouwd;

h.       burgemeester en wethouders vragen de waterbeheerder om advies.

 

6.2.5   Voor het bouwen van dakterrassen gelden de volgende regels:

a.       het dak van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping mag worden gebruikt als dakterras, met dien verstande dat de afstand van het dakterras tot de perceelsgrens tenminste 2 meter dient te bedragen;

b.      de in artikel 6.2.2, onder a. bepaalde goothoogte en de onder e. bepaalde goot- en bouwhoogte mag worden overschreden door een balustrade, met dien verstande dat de bouwhoogte van de balustrade niet meer dan 1,20 meter bedraagt, gemeten vanaf de bovenzijde van de (on)afgewerkte vloer van het dakterras.

 

6.3     Gebruiksregels

 

6.3.1   Binnen deze bestemming worden in ieder geval niet toegestaan:

a.       het gebruik van gronden ten behoeve van geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen;

b.      het gebruik van gronden en bouwwerken als (bedrijfs)woning;

c.       het gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

d.      het gebruik van gronden en gebouwen voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

e.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, waaronder detailhandel in volumineuze goederen, met uitzondering van productiegebonden detailhandel,

f.        het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;

g.       gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

h.       het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

i.         het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

j.        activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

 

 


Artikel 7    Tuin

 

7.1     Bestemmingsomschrijving

 

7.1.1   De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

 

met daaraan ondergeschikt:

b.      parkeervoorzieningen;

c.       groenvoorzieningen;

d.      paden en verhardingen;

e.       water;

f.        openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

g.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2     Bouwregels

7.2.1   Op of in deze gronden mogen geen gebouwen, overkappingen of onderbouwingen worden gebouwd.

 

7.2.2   Voor het bouwen van de in artikel 7.1.1 onder g. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen achter de gevellijn/voorgevel, mag ten hoogste 2 meter bedragen;

b.      de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen vóór de gevellijn/voorgevel mag ten hoogste 1 meter bedragen, met dien verstande dat een haagondersteunende constructie ten hoogste 2 meter mag bedragen;

c.       de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of masten zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. Indien met een maatvoeringsaanduiding een andere hoogte is aangeduid, mag de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de hoogte van masten mag ten hoogste 7 meter bedragen.

 


Artikel 8    Verkeer

 

8.1     Bestemmingsomschrijving

 

8.1.1  De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       wegverkeer;

b.      wegen met ten hoogste 2 maal 1 doorgaande rijstrook met bijbehorende opstelstroken en voorsorteervakken, busstroken, voet- en fietspaden;

c.       jongeren ontmoetingsplek ter plaatse van de functieaanduiding ‘jongeren ontmoetingsplek’;

d.      verblijfsgebieden;

 

met daaraan ondergeschikt:

e.       parkeervoorzieningen;

f.        groenvoorzieningen;

g.       speelvoorzieningen;

h.       water;

i.         openbare nutsvoorzieningen;

j.         (ontsluitings)wegen, straten en paden;

met de daarbij behorende:

k.       gebouwen en overkappingen;

l.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2     Bouwregels

 

8.2.1   Voor het bouwen op de in artikel 8.1.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

a.       een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.       de goothoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de (bouw)hoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

e.       de dakhelling mag niet meer bedragen dan 70°.

 

8.2.2   Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte mogen ten hoogste de ter plaatse van de aanduidingen “maximale goothoogte (m)” en “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogtes bedragen;

b.      voor zover de gronden zijn aangeduid met een maatvoeringsaanduiding, mag buiten het bouwvlak per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage worden gebouwd;

c.       In afwijking van het bepaalde onder a. mogen de goot- en bouwhoogte, voor zover gelegen op minder dan 3 meter achter de achtergevel van het hoofdgebouw en tussen het verlengde van de zijgevels en/of van het hoofdgebouw scheidende wanden, niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m, met een maximum van 4 m, gemeten vanaf het aansluitende terrein.

 

8.2.3   Voor het bouwen van de in artikel 8.1.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;

b.    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of masten zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. Indien met een maatvoeringsaanduiding een andere hoogte is aangeduid, mag de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

c.     de hoogte van masten mag ten hoogste 7 meter bedragen.

 

8.3     Gebruiksregels

 

8.3.1   Binnen deze bestemming worden in ieder geval niet toegestaan:

a.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven.

 


 Artikel 9   Wonen

 

10.1   Bestemmingsomschrijving

 

9.1.1   De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;

 

met daaraan ondergeschikt:

b.      groenvoorzieningen;

c.       parkeervoorzieningen;

d.      paden en verhardingen;

e.       water;

f.        openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

g.       niet voor bewoning bestemde gebouwen en overkappingen;

h.       tuinen en terreinen;

i.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2     Bouwregels

 

9.2.1   Voor het bouwen op de in artikel 9.1.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

a.       een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.      de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.       de goothoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de (bouw)hoogte van een gebouw in een bouwvlak mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

e.       de dakhelling mag niet meer bedragen dan 70°;

f.        dakkapellen zijn toegestaan op:

1.      het achterdakvlak en op zijdakvlakken die niet aan de weg of openbaar groen zijn gelegen;

2.      het voordakvlak en op zijdakvlakken die aan de weg of openbaar groen zijn gelegen, mits de breedte niet meer bedraagt dan 50 % van de gevel onder het betreffende dakvlak;

g.       dakkapellen zijn niet toegestaan:

1.      op 2 verschillende hoogtes in een dakvlak;

2.      op een dakvlak met een helling van minder dan 30°.

 

9.2.2   Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.       de goot- en bouwhoogte mogen ten hoogste de ter plaatse van de aanduidingen “maximale goothoogte (m)” en “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogtes bedragen;

 

9.2.3   Voor het bouwen van de in 9.1.1 onder i. bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen achter de gevellijn/voorgevel, mag ten hoogste 2 meter bedragen;

b.      de hoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen vóór de gevellijn/voorgevel mag ten hoogste 1 meter bedragen, met dien verstande dat een haagondersteunende constructie ten hoogste 2 meter mag bedragen;

c.       de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of masten zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. Indien met een maatvoeringsaanduiding een andere hoogte is aangeduid, mag de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

d.      de hoogte van masten mag ten hoogste 7 meter bedragen;

e.       de hoogte van windturbines mag ten hoogste 25 meter bedragen.

 

9.2.4   Voor ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

a.       een kelder moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.      de maximale diepte is 4 meter;

c.       buiten het bouwvlak mag geen onderbouwing worden gebouwd;

d.      burgemeester en wethouders vragen de waterbeheerder om advies.

 

9.2.5   Voor het bouwen van dakterrassen gelden de volgende regels:

a.       het dak van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping mag worden gebruikt als dakterras, met dien verstande dat de afstand van het dakterras tot de perceelsgrens tenminste 2 meter dient te bedragen;

b.      de in artikel 9.2.2, onder a. bepaalde goothoogte en de onder e. bepaalde goot- en bouwhoogte mag worden overschreden door een balustrade, met dien verstande dat de bouwhoogte van de balustrade niet meer dan 1,20 meter bedraagt, gemeten vanaf de bovenzijde van de (on)afgewerkte vloer van het dakterras.

 

9.3     Gebruiksregels

 

9.3.1   Binnen deze bestemming worden in ieder geval niet toegestaan:

a.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

b.      het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

c.       het gebruik van een bijgebouw voor bewoning;

d.      het gebruik van een bijgebouw voor een aan-huis-gebonden beroep.

 

9.3.2   Voor de omvang van een aan-huis-gebonden beroep geldt de volgende regel:

de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep mag niet meer bedragen dan 25 % van de vloeroppervlakte van de desbetreffende woning, inclusief de daarbij behorende aan- en uitbouwen, met een maximum van 75 m².

 

9.5     Afwijken van de gebruiksregels

 

9.5.1   Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4.1 onder b. ten behoeve van de vestiging van een seksinrichting, indien:

a.       met de vestiging van een seksinrichting het totale aantal seksinrichtingen in de gemeente van twee niet wordt overschreden;

b.      de onderlinge afstand tussen het pand, waarin de seksinrichting wordt gevestigd en enig ander pand, gemeten waar die afstand het kortst is, minimaal 25 meter is;

c.       de seksinrichting wordt geëxploiteerd in aaneengesloten ruimten, waarvan de totale bruto vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 25 % van de vloeroppervlakte van het betreffende gebouw, inclusief de  daarbij behorende aan- en uitbouwen, met een maximum van 75 m²;

d.      voor bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein of perceel behorende tot de seksinrichting, dan wel voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving aanwezig is;

e.       de seksinrichting niet wordt geëxploiteerd in de vorm van raamprostitutiebedrijf;

f.        de seksinrichting niet wordt gevestigd en geëxploiteerd in een bijgebouw.


Artikel 10   Leiding-Gas

 

10.1   Bestemmingsomschrijving

 

10.1.1  De voor “Leiding-Gas” aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar

voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding.

 

10.2  Bouwregels

 

Voor het bouwen op de in artikel 10.1.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

a.       op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;

b.      ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken,waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

10.3  Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1, onder b. en toestaan dat gebouwd wordt overeenkomstig hetgeen is toegestaan op grond van het bepaalde in de andere voor die gronden geldende bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding.

 

10.3.2 Een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in artikel 10.3.1 wordt slechts verleend nadat advies is gevraagd aan de betreffende leidingbeheerder.

 

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen de in artikel bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.       het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;

b.      het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

c.       het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;

d.      diepploegen;

e.       het aanbrengen van gesloten verhardingen;

f.        het indrijven van voorwerpen in de bodem;

g.       het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

 

10.4.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 wordt slechts verleend indien het belang en het functioneren van de leidingen door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.

 

10.4.3 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 wordt slechts verleend nadat vooraf advies is gevraagd van de desbetreffende leidingbeheerder.

 

10.4.4 Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen voor de in artikel 10.4.1 onder g. genoemde activiteiten vragen burgemeester en wethouders de waterbeheerder om advies.

 

10.4.5  Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1, is vereist voor:

a.       werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer en in het geval van een calamiteit;

b.      werken en werkzaamheden welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

c.       werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in artikel 10.3.1, is verleend;

d.      werken en werkzaamheden die, gelet op de in artikel 10.1.1 opgenomen doeleinden, kunnen worden beschouwd als zijnde van ondergeschikte betekenis.


Artikel 11   Leiding-Water

 

11.1  Bestemmingsomschrijving

 

11.1.1 De voor “Leidingen-Water” aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een watertransportleiding.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Voor het bouwen op de in artikel 11.1.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

a.       op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;

b.      ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.1, onder b. en toestaan dat gebouwd wordt overeenkomstig hetgeen is toegestaan op grond van het bepaalde in de andere voor die gronden geldende bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding.

 

11.3.2 Een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in artikel 11.3.1 wordt slechts verleend nadat advies is gevraagd van de desbetreffende leidingbeheerder.

 

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen de in artikel 11.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.       het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting, dieper dan 30cm;

b.      het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

c.       het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk,dieper dan 30cm;

d.      diepploegen;

e.       het aanbrengen van gesloten verhardingen;

f.        het indrijven van voorwerpen in de bodem, dieper dan 30cm;

g.       het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

 

11.4.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 wordt slechts verleend indien het belang en het functioneren van de leidingen door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.

 

11.4.3 Een omgevingsvergunning , als bedoeld in artikel 11.4.1 wordt slechts verleend nadat vooraf advies is gevraagd van de desbetreffende leidingbeheerder.

 

11.4.4 Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen voor de in artikel 11.4.1 onder g. genoemde activiteiten vragen burgemeester en wethouders de waterbeheerder om advies.

 

11.4.5 Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1, is vereist voor:

a.       werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer en in het geval van een calamiteit;

b.      werken en werkzaamheden welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

c.       werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in artikel 11.3.1, is verleend;

d.      werken en werkzaamheden die, gelet op de in artikel 11.1.1 opgenomen doeleinden, kunnen worden beschouwd als zijnde van ondergeschikte betekenis.


Artikel 12   Waarde-Archeologie 2

 

12.1   Bestemmingsomschrijving

 

12.1.1            De voor “Waarde-Archeologie 2” aangewezen gronden zijn -behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en)- mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden-categorie 2;

 

12.1.2            Voor zover de in artikel 12.1.1 bedoelde bestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met voor deze gronden geldende bestemmingen, waarop een stelsel van toepassing is voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden  of met andere dubbelbestemmingen, gelden de in dit artikel bepaalde regels met voorrang.

 

12.2   Bouwregels

 

12.2.1            Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:

a.       in het geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden met de aanduiding “Waarde-Archeologie 2”, waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering of sloop van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die:

1.      een oppervlakte hebben, groter dan 70 m² en;

2.      verder gaan dan een diepte van 0,4 m,

eisen burgemeester en wethouders dat alvorens de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;

b.      het bepaalde onder a. is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

12.3   Nadere eisen

 

12.3.1            Burgemeester en wethouders zijn -als uit een archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de voorgenomen bouw zullen worden verstoord- bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a.       het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b.      het doen van opgravingen;

c.       begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.


12.3.2            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming “Waarde- Archeologie 2”, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

 

12.4  Afwijken van de bouwregels

 

12.4.1            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 12.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels en voorts onder de voorwaarden, dat:

a.       de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan de hand van andere informatie, dan het archeologisch rapport, als bedoeld in artikel 12.2.1, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende heeft aangetoond dat door grondroerende werkzaamheden of andere bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden, of;

b.      de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan de hand van andere informatie, dan het archeologisch rapport, als bedoeld in artikel 12.2.1, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende heeft aangetoond dat aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, dan wel dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels regels te verbinden, gericht op:

1.      het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.      het doen van opgravingen;

3.      begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

 

12.5   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.5.1            Het is verboden op of in op de in artikel 12.1.1 bedoelde gronden gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,4 meter waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;

b.      het ophogen van gronden met meer dan 0,3 meter;

c.       het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, met een diepte van 0,4 meter of meer;

d.      het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;

e.       het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

f.        het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

g.       het vellen en rooien van houtopstanden;

h.       het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;

i.         het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.

 

12.5.2          Het verbod, als bedoeld in artikel 12.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a.       betrekking hebben op een bouwplan met een oppervlakte van minder dan 70 m²;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;

d.      noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 12.4.1, is verleend;

e.       ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

12.5.3            Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.5.1 wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

 

12.5.4            Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.5.1 wordt voorts verleend indien de betrokken archeologische waarden, gelet op het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 12.5.2, onder e., door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

a.       het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b.      het doen van opgravingen;

c.       begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.


Artikel 13   Waarde-Archeologie 5

 

13.1   Bestemmingsomschrijving

 

13.1.1            De voor “Waarde-Archeologie 5” aangewezen gronden zijn -behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en)- mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden-categorie 5;

 

13.1.2            Voor zover de in artikel 13.1.1 bedoelde bestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met voor deze gronden geldende bestemmingen, waarop een stelsel van toepassing is voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden  of met andere dubbelbestemmingen, gelden de in dit artikel bepaalde regels met voorrang.

 

13.2   Bouwregels

 

13.2.1            Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:

a.       in het geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden met de aanduiding “Waarde-Archeologie 5”, waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering of sloop van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die:

1.      een oppervlakte hebben, groter dan 2500 m² en;

2.      verder gaan dan een diepte van 0,4 m,

eisen burgemeester en wethouders dat alvorens de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;

b.      het bepaalde onder a. is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

13.3   Nadere eisen

 

13.3.1            Burgemeester en wethouders zijn -als uit een archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de voorgenomen bouw zullen worden verstoord- bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a.       het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b.      het doen van opgravingen;

c.       begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.


13.3.2            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming “Waarde- Archeologie 5”, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

 

13.4  Afwijken van de bouwregels

 

13.4.1            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 13.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels en voorts onder de voorwaarden, dat:

a.       de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan de hand van andere informatie, dan het archeologisch rapport, als bedoeld in artikel 13.2.1, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende heeft aangetoond dat door grondroerende werkzaamheden of andere bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden, of;

b.      de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan de hand van andere informatie, dan het archeologisch rapport, als bedoeld in artikel 13.2.1, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende heeft aangetoond dat aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, dan wel dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels regels te verbinden, gericht op:

1.      het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.      het doen van opgravingen;

3.      begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

 

13.5   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.5.1            Het is verboden op of in op de in artikel 13.1.1 bedoelde gronden gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,4 meter waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;

b.      het ophogen van gronden met meer dan 0,3 meter;

c.       het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, met een diepte van 0,4 meter of meer;

d.      het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;

e.       het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

f.        het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

g.       het vellen en rooien van houtopstanden;

h.       het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;

i.         het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.

 

13.5.2          Het verbod, als bedoeld in artikel 13.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a.       betrekking hebben op een bouwplan met een oppervlakte van minder dan 70 m²;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;

d.      noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 13.4.1, is verleend;

e.       ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

13.5.3            Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.5.1 wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

 

13.5.4            Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.5.1 wordt voorts verleend indien de betrokken archeologische waarden, gelet op het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 13.5.2, onder e., door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

a.       het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b.      het doen van opgravingen;

c.       begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.


Artikel 14   Waarde-Archeologie 6

 

14.1   Bestemmingsomschrijving

 

14.1.1            De voor “Waarde-Archeologie 6” aangewezen gronden zijn -behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en)- mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden-categorie 6;

 

14.1.2            Voor zover de in artikel 14.1.1 bedoelde bestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met voor deze gronden geldende bestemmingen, waarop een stelsel van toepassing is voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden  of met andere dubbelbestemmingen, gelden de in dit artikel bepaalde regels met voorrang.

 

14.2   Bouwregels

 

14.2.1            Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:

a.       in het geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden met de aanduiding “Waarde-Archeologie 6”, waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering of sloop van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die:

1.      een oppervlakte hebben, groter dan 10.000 m² en;

2.      verder gaan dan een diepte van 0,4 m,

eisen burgemeester en wethouders dat alvorens de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;

b.      het bepaalde onder a. is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

14.3   Nadere eisen

 

14.3.1            Burgemeester en wethouders zijn -als uit een archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de voorgenomen bouw zullen worden verstoord- bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a.       het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b.      het doen van opgravingen;

c.       begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.


14.3.2            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming “Waarde- Archeologie 6”, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

 

14.4 Afwijken van de bouwregels

 

14.4.1            Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 14.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels en voorts onder de voorwaarden, dat:

a.       de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan de hand van andere informatie, dan het archeologisch rapport, als bedoeld in artikel 14.2.1, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende heeft aangetoond dat door grondroerende werkzaamheden of andere bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden, of;

b.      de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan de hand van andere informatie, dan het archeologisch rapport, als bedoeld in artikel 14.2.1, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende heeft aangetoond dat aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, dan wel dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels regels te verbinden, gericht op:

1.      het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.      het doen van opgravingen;

3.      begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

 

14.5   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.5.1            Het is verboden op of in op de in artikel 14.1.1 bedoelde gronden gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,4 meter waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;

b.      het ophogen van gronden met meer dan 0,3 meter;

c.       het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, met een diepte van 0,4 meter of meer;

d.      het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;

e.       het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

f.        het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

g.       het vellen en rooien van houtopstanden;

h.       het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;

i.         het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.

 

14.5.2          Het verbod, als bedoeld in artikel 14.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a.       betrekking hebben op een bouwplan met een oppervlakte van minder dan 70 m²;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;

d.      noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 14.4.1, is verleend;

e.       ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

14.5.3            Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.5.1 wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

 

14.5.4            Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.5.1 wordt voorts verleend indien de betrokken archeologische waarden, gelet op het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 14.5.2, onder e., door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

a.       het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b.      het doen van opgravingen;

c.       begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.


Artikel 15   Waterstaat-Waterkering

 

15.1   Bestemmingsomschrijving

 

15.1.1 De voor “Waterstaat-waterkering” aangewezen gronden zijn -behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en)- mede bestemd voor waterkering en waterbeheersing.

 

15.2   Bouwregels

 

15.2.1            Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen ten behoeve van de andere aldaar voorkomende bestemming(en) worden gebouwd.

 

15.2.2            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op of in deze gronden gelden de volgende regels:

a.       er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering worden gebouwd;

b.      de hoogte van de onder a. bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.

 

15.3   Afwijken van de bouwregels

 

15.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van

het bepaalde in de artikelen 15.2.1 en 15.2.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels en voorts onder de voorwaarde, dat:

a.       door de waterbeheerder schriftelijk is verklaard dat tegen de afwijking uit oogpunt van waterbeheersing en onderhoud van de waterkering geen bezwaar bestaat.

 

15.4   Gebruiksregels

 

15.4.1            Binnen deze bestemming is het niet toegestaan om gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van de andere aldaar voorkomende bestemming(en).

 

15.4.2          De uitvoering van werken of werkzaamheden binnen deze bestemming is toegestaan onder de voorwaarde, dat:

a.       vooraf schriftelijk advies is gevraagd aan de waterbeheerder;

b.      voor de werken of werkzaamheden door de waterbeheerder ontheffing van de desbetreffende verbodsbepalingen uit de Keur wordt verleend.

 

 

15.5   Afwijken van de gebruiksregels

 

15.5.1            Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.4.1. met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels en voorts onder de voorwaarde, dat:

a.       door de waterbeheerder schriftelijk is verklaard dat tegen de afwijking uit oogpunt van waterbeheersing en onderhoud van de waterkering geen bezwaar bestaat.

 

 


Hoofdstuk 3    Algemene regels

 

Artikel 16   Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 17   Algemene afwijkingsregels

 

17.1    Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a.       de bij recht in dit plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10 % van die maten, afmetingen en percentages;

b.      de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;

c.       de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, worden overschreden, indien een meetverschil als gevolg van de inpassing van bouwwerken in het terrein daartoe aanleiding geeft.

 

17.2    De in 17.1 genoemde omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien:

a.       de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

b.      de afwijking geen onevenredige afbreuk doet aan het straat en bebouwingsbeeld;

c.       de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;

d.      de betreffende woonsituatie niet onevenredig wordt aangetast;

e.       de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;

f.        geen bestemmingsgrenzen worden overschreden.

 

 

Artikel 18   Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voorzover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt verkleind of vergroot.

 

Artikel 19   Overige regels

 

19.1   Voor de aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbonden strafbepaling geldt de volgende regel:

In deze bepaling wordt overtreding van de gebruiksregels en het niet hebben van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.1 (indien nodig) wordt aangeduid als een strafbaar feit en daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.

 

19.2    Voor de werking van de wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, geldt de volgende regel:

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.


Hoofdstuk 4    Overgangs- en slotregels

 

Artikel 20   Overgangsrecht

 

20.1   Overgangsrecht bouwwerken

 

20.1.1          Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

20.1.2            Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

20.1.3            Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

20.2   Overgangsrecht gebruik

 

20.2.1            Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

20.2.2            Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

20.2.3          Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

20.2.4            Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


 

20 3   Hardheidsclausule

 

20.3.1 Indien toepassing van het overeenkomstig in artikel  20.1 opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

 

 

Artikel 21   Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald  als “Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen”.

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad op ,

 

De voorzitter,                                                               De griffier,



BIJLAGEN



Staat van bedrijfsinrichtingen



 

OMSCHRIJVING

              AFSTANDEN IN METERS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GEUR

STOF

GELUID

GEVAAR

 

GROOTSTE AFSTAND

 

CATEGORIE

 

VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Slachterijen en overige vleesverwerking:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- slachterijen en pluimveeslachterijen

100

0

100

50

R

100

D

3.2

 

- bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval

300

0

100

50

R

300

 

4.2

 

- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m²

100

0

100

50

R

100

 

3.2

 

- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m²

50

0

50

30

 

50

 

3.1

 

- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²

30

0

50

10

 

50

 

3.1

 

- loonslachterijen

50

0

50

10

 

50

 

3.1

 

- vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m²

50

0

50

10

 

50

 

3.1

 

Visverwerkingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- conserveren

200

0

100

30

 

200

 

4.1

 

- roken

300

0

50

0

 

300

 

4.2

 

- verwerken anderszins: p.o.> 1000 m²

300

10

50

30

 

300

D

4.2

 

- verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m²

100

10

50

30

 

100

 

3.2

 

- verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²

50

10

30

10

 

50

 

3.1

 

Aardappelprodukten fabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- vervaardiging van aardappelproducten

300

30

200

50

R

300

 

4.2

 

- vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²

50

10

50

50

R

50

 

3.1

 

Groente- en fruitconservenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- jam

50

10

100

10

 

100

 

3.2

 

- groente algemeen

50

10

100

10

 

100

 

3.2

 

- met koolsoorten

100

10

100

10

 

100

 

3.2

 

- met drogerijen

300

10

200

30

 

300

 

4.2

 

- met uienconservering (zoutinleggerij)

300

10

100

10

 

300

 

4.2

 

Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 250.000 t/j

200

30

100

30

R

200

 

4.1

 

- p.c. >= 250.000 t/j

300

50

300

50

R

300

 

4.2

 

Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 250.000 t/j

200

10

100

100

R

200

 

4.1

 

- p.c. >= 250.000 t/j

300

10

300

200

R

300

 

4.2

 

Margarinefabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 250.000 t/j

100

10

200

30

R

200

 

4.1

 

- p.c. >= 250.000 t/j

200

10

300

50

R

300

 

4.2

 

Zuivelprodukten fabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j

50

0

100

50

R

100

 

3.2

 

- melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j

100

0

300

50

R

300

 

4.2

 

- overige zuivelprodukten fabrieken

50

50

300

50

R

300

 

4.2

 

Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²

50

0

100

50

R

100

 

3.2

 

- consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²

10

0

30

0

 

30

 

2

 

Meelfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. >= 500 t/u

200

100

300

100

R

300

 

4.2

 

- p.c. < 500 t/u

100

50

200

50

R

200

 

4.1

 

Grutterswarenfabrieken

50

100

200

50

 

200

D

4.1

 

Zetmeelfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 10 t/u

200

50

200

30

R

200

 

4.1

 

- p.c. >= 10 t/u

300

100

300

50

R

300

 

4.2

 

Veevoerfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water

300

100

200

30

 

300

 

4.2

 

- mengvoeder, p.c. < 100 t/u

200

50

200

30

 

200

 

4.1

 

- mengvoeder, p.c. >= 100 t/u

300

100

300

50

R

300

 

4.2

 

Vervaardiging van voer voor huisdieren

200

100

200

30

 

200

 

4.1

 

Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens

30

10

30

10

 

30

 

2

 

- v.c. >= 7500 kg meel/week

100

30

100

30

 

100

 

3.2

 

Banket, biscuit- en koekfabrieken

100

10

100

30

 

100

 

3.2

 

Suikerfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m²

100

30

50

30

 

100

 

3.2

 

- Suikerwerkfabrieken met suiker branden

300

30

50

30

R

300

 

4.2

 

- Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m²

100

30

50

30

R

100

 

3.2

 

Deegwarenfabrieken

50

30

10

10

 

50

 

3.1

 

Koffiebranderijen en theepakkerijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- theepakkerijen

100

10

30

10

 

100

 

3.2

 

Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden

200

30

50

10

 

200

 

4.1

 

Vervaardiging van overige voedingsmiddelen

200

30

50

30

 

200

D

4.1

 

Bakkerijgrondstoffenfabrieken

200

50

50

50

R

200

 

4.1

 

Soep- en soeparomafabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- zonder poederdrogen

100

10

50

10

 

100

 

3.2

 

- met poederdrogen

300

50

50

50

R

300

 

4.2

 

Bakmeel- en puddingpoederfabrieken

200

50

50

30

 

200

 

4.1

 

Destilleerderijen en likeurstokerijen

300

30

200

30

 

300

 

4.2

 

Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 5.000 t/j

200

30

200

30

R

200

 

4.1

 

- p.c. >= 5.000 t/j

300

50

300

50

R

300

 

4.2

 

Bierbrouwerijen

300

30

100

50

R

300

 

4.2

 

Mouterijen

300

50

100

30

 

300

 

4.2

 

Mineraalwater- en frisdrankfabrieken

10

0

100

50

R

100

 

3.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERWERKING VAN TABAK

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabakverwerkende industrie

200

30

50

30

 

200

 

4.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN TEXTIEL

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bewerken en spinnen van textielvezels

10

50

100

30

 

100

 

3.2

 

Weven van textiel:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- aantal weefgetouwen < 50

10

10

100

0

 

100

 

3.2

 

- aantal weefgetouwen >= 50

10

30

300

50

 

300

 

4.2

 

Textielveredelingsbedrijven

50

0

50

10

 

50

 

3.1

 

Vervaardiging van textielwaren

10

0

50

10

 

50

 

3.1

 

Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken

100

30

200

10

 

200

 

4.1

 

Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen

0

10

50

10

 

50

 

3.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vervaardiging kleding van leer

30

0

50

0

 

50

 

3.1

 

Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont

50

10

10

10

 

50

 

3.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lederfabrieken

300

30

100

10

 

300

 

4.2

 

Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)

50

10

30

10

 

50

D

3.1

 

Schoenenfabrieken

50

10

50

10

 

50

 

3.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Houtzagerijen

0

50

100

50

R

100

 

3.2

 

Houtconserveringsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- met creosootolie

200

30

50

10

 

200

 

4.1

 

- met zoutoplossingen

10

30

50

10

 

50

 

3.1

 

Fineer- en plaatmaterialenfabrieken

100

30

100

10

 

100

 

3.2

 

Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout

0

30

100

0

 

100

 

3.2

 

Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2

0

30

50

0

 

50

 

3.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vervaardiging van pulp

200

100

200

50

R

200

 

4.1

 

Papier- en kartonfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 3 t/u

50

30

50

30

R

50

 

3.1

 

- p.c. 3 - 15 t/u

100

50

200

50

R

200

 

4.1

 

- p.c. >= 15 t/u

200

100

300

100

R

300

 

4.2

 

Papier- en kartonwarenfabrieken

30

30

100

30

R

100

 

3.2

 

Golfkartonfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 3 t/u

30

30

100

30

R

100

 

3.2

 

- p.c. >= 3 t/u

50

30

200

30

R

200

 

4.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Drukkerijen van dagbladen

30

0

100

10

 

100

 

3.2

 

Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)

30

0

100

10

 

100

 

3.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aardolieraffinaderijen

1500

100

1500

1500

R

1500

 

6

 

Smeeroliën- en vettenfabrieken

50

0

100

30

R

100

 

3.2

 

Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie

300

0

100

50

R

300

 

4.2

 

Aardolieproduktenfabrieken n.e.g.

300

0

200

50

R

300

D

4.2

 

Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven

10

10

100

1500

 

1500

D

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vervaardiging van industriële gassen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kleur- en verfstoffenfabrieken

200

0

200

200

R

200

D

4.1

 

Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn"

100

30

300

300

R

300

D

4.2

 

Organ. chemische grondstoffenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn"

300

10

200

300

R

300

D

4.2

 

Methanolfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 100.000 t/j

100

0

200

100

R

200

 

4.1

 

- p.c. >= 100.000 t/j

200

0

300

200

R

300

 

4.2

 

Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 50.000 t/j

300

0

200

100

R

300

 

4.2

 

Landbouwchemicaliënfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verf, lak en vernisfabrieken

300

30

200

300

R

300

D

4.2

 

Farmaceutische grondstoffenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 1.000 t/j

200

10

200

300

R

300

 

4.2

 

Farmaceutische produktenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- formulering en afvullen geneesmiddelen

50

10

50

50

R

50

 

3.1

 

Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken

300

100

200

100

R

300

 

4.2

 

Parfumerie- en cosmeticafabrieken

300

30

50

50

R

300

 

4.2

 

Lijm- en plakmiddelenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- zonder dierlijke grondstoffen

100

10

100

50

 

100

 

3.2

 

Fotochemische produktenfabrieken

50

10

100

50

R

100

 

3.2

 

Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken

50

10

50

50

R

50

 

3.1

 

Overige chemische produktenfabrieken n.e.g.

200

30

100

200

R

200

D

4.1

 

Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken

300

30

300

200

R

300

 

4.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rubberbandenfabrieken

300

50

300

100

R

300

 

4.2

 

Loopvlakvernieuwingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- vloeropp. < 100 m2

50

10

30

30

 

50

 

3.1

 

- vloeropp. >= 100 m2

200

50

100

50

R

200

 

4.1

 

Rubber-artikelenfabrieken

100

10

50

50

R

100

D

3.2

 

Kunststofverwerkende bedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- zonder fenolharsen

200

50

100

100

R

200

 

4.1

 

- met fenolharsen

300

50

100

200

R

300

 

4.2

 

- productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen

50

30

50

30

 

50

 

3.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Glasfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j

30

30

100

30

 

100

 

3.2

 

- glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j

30

100

300

50

R

300

 

4.2

 

- glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j

300

100

100

30

 

300

 

4.2

 

Glasbewerkingsbedrijven

10

30

50

10

 

50

 

3.1

 

Aardewerkfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW

30

50

100

30

 

100

 

3.2

 

Baksteen en baksteenelementenfabrieken

30

200

200

30

 

200

 

4.1

 

Dakpannenfabrieken

50

200

200

100

R

200

 

4.1

 

Cementfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kalkfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 100.000 t/j

30

200

200

30

R

200

 

4.1

 

Gipsfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 100.000 t/j

30

200

200

30

R

200

 

4.1

 

Betonwarenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- zonder persen, triltafels en bekistingtrille

10

100

200

30

 

200

 

4.1

 

- met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d

10

100

300

30

 

300

 

4.2

 

Kalkzandsteenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 100.000 t/j

10

50

100

30

 

100

 

3.2

 

- p.c. >= 100.000 t/j

30

200

300

30

 

300

 

4.2

 

Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken

50

50

100

30

 

100

 

3.2

 

Betonmortelcentrales:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 100 t/u

10

50

100

10

 

100

 

3.2

 

- p.c. >= 100 t/u

30

200

300

10

 

300

 

4.2

 

Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 100 t/d

10

50

100

50

R

100

 

3.2

 

- p.c. >= 100 t/d

30

200

300

200

R

300

 

4.2

 

Natuursteenbewerkingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²

10

30

100

0

 

100

D

3.2

 

- zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²

10

30

50

0

 

50

 

3.1

 

- met breken, zeven of drogen,   v.c. < 100.000 t/j

10

100

300

10

 

300

 

4.2

 

Slijp- en polijstmiddelen fabrieken

10

30

50

10

 

50

D

3.1

 

Bitumineuze materialenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 100 t/u

300

100

100

30

 

300

 

4.2

 

Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- steenwol, p.c. >= 5.000 t/j

100

200

300

30

 

300

 

4.2

 

- overige isolatiematerialen

200

100

100

50

 

200

 

4.1

 

Minerale produktenfabrieken n.e.g.

50

50

100

50

 

100

D

3.2

 

Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur

100

50

200

30

 

200

 

4.1

 

- asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur

200

100

300

50

 

300

 

4.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN METALEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ruwijzer- en staalfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. >= 1.000 t/j

1500

1000

1500

300

R

1500

 

6

 

IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.o. < 2.000 m2

30

30

300

30

 

300

 

4.2

 

Non-ferro-metaalfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 1.000 t/j

100

100

300

30

R

300

 

4.2

 

Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 4.000 t/j

100

50

300

30

R

300

 

4.2

 

Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.c. < 4.000 t/j

100

50

300

30

R

300

 

4.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Constructiewerkplaatsen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- gesloten gebouw

30

30

100

30

 

100

 

3.2

 

- gesloten gebouw, p.o. < 200 m2

30

30

50

10

 

50

 

3.1

 

- in open lucht, p.o. < 2.000 m2

30

50

200

30

 

200

 

4.1

 

- in open lucht, p.o. >= 2.000 m2

50

200

300

30

 

300

 

4.2

 

Tank- en reservoirbouwbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.o. < 2.000 m2

30

50

300

30

R

300

 

4.2

 

Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels

30

30

200

30

 

200

 

4.1

 

Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven

10

30

200

30

 

200

 

4.1

 

Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.

50

30

100

30

 

100

D

3.2

 

Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2

30

30

50

10

 

50

D

3.1

 

Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- algemeen

50

50

100

50

 

100

 

3.2

 

- stralen

30

200

200

30

 

200

D

4.1

 

- metaalharden

30

50

100

50

 

100

D

3.2

 

- lakspuiten en moffelen

100

30

100

50

R

100

D

3.2

 

- scoperen (opspuiten van zink)

50

50

100

30

R

100

D

3.2

 

- thermisch verzinken

100

50

100

50

 

100

 

3.2

 

- thermisch vertinnen

100

50

100

50

 

100

 

3.2

 

- mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)

30

50

100

30

 

100

 

3.2

 

- anodiseren, eloxeren

50

10

100

30

 

100

 

3.2

 

- chemische oppervlaktebehandeling

50

10

100

30

 

100

 

3.2

 

- emailleren

100

50

100

50

R

100

 

3.2

 

- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed)

30

30

100

50

 

100

 

3.2

 

Overige metaalbewerkende industrie

10

30

100

30

 

100

D

3.2

 

Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2

10

30

50

10

 

50

D

3.1

 

Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.o. < 2.000 m2

30

50

200

30

 

200

 

4.1

 

Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.

30

30

100

30

 

100

 

3.2

 

Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2

30

30

50

10

 

50

 

3.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.o. < 2.000 m2

30

30

100

30

 

100

D

3.2

 

- p.o. >= 2.000 m2

50

30

200

30

 

200

D

4.1

 

- met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW

50

30

300

30

 

300

D

4.2

 

VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie

30

10

30

10

 

30

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie

200

30

30

50

 

200

 

4.1

 

Schakel- en installatiemateriaalfabrieken

200

10

30

50

 

200

 

4.1

 

Elektrische draad- en kabelfabrieken

100

10

200

100

R

200

D

4.1

 

Accumulatoren- en batterijenfabrieken

100

30

100

50

 

100

 

3.2

 

Lampenfabrieken

200

30

30

300

R

300

 

4.2

 

Koolelektrodenfabrieken

1500

300

1000

200

R

1500

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d.

30

0

50

30

 

50

D

3.1

 

Fabrieken voor gedrukte bedrading

50

10

50

30

 

50

 

3.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie

30

0

30

0

 

30

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Autofabrieken en assemblagebedrijven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- p.o. < 10.000 m2

100

10

200

30

R

200

D

4.1

 

- p.o. >= 10.000 m2

200

30

300

50

R

300

 

4.2

 

Carrosseriefabrieken

100

10

200

30

R

200

 

4.1

 

Aanhangwagen- en opleggerfabrieken

30

10

200

30

 

200

 

4.1

 

Auto-onderdelenfabrieken

30

10

100

30

R

100

 

3.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- houten schepen

30

30

50

10

 

50

 

3.1

 

- kunststof schepen

100

50

100

50

R

100

 

3.2

 

- metalen schepen < 25 m

50

100

200

30

 

200

 

4.1

 

Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- algemeen

50

30

100

30

 

100

 

3.2

 

- met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW

50

30

300

30

R

300

 

4.2

 

Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- zonder proefdraaien motoren

50

30

200

30

 

200

 

4.1

 

Rijwiel- en motorrijwielfabrieken

30

10

100

30

R

100

 

3.2

 

Transportmiddelenindustrie n.e.g.

30

30

100

30

 

100

D

3.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Meubelfabrieken

50

50

100

30

 

100

D

3.2

 

Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2

0

10

10

0

 

10

 

1

 

Fabricage van munten, sieraden e.d.

30

10

10

10

 

30

 

2

 

Muziekinstrumentenfabrieken

30

10

30

10

 

30

 

2

 

Sportartikelenfabrieken

30

10

50

30

 

50

 

3.1

 

Speelgoedartikelenfabrieken

30

10

50

30

 

50

 

3.1

 

Sociale werkvoorziening

0

30

30

0

 

30

 

2

 

Vervaardiging van overige goederen n.e.g.

30

10

50

30

 

50

D

3.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VOORBEREIDING TOT RECYCLING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Puinbrekerijen en -malerijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- v.c. < 100.000 t/j

30

100

300

10

 

300

 

4.2

 

Rubberregeneratiebedrijven

300

50

100

50

R

300

 

4.2

 

Afvalscheidingsinstallaties

200

200

300

50

 

300

 

4.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- kerncentrales met koeltorens

10

10

500

1500

 

1500

D

6

 

bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie

100

50

100

30

R

100

 

3.2

 

- vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa

50

50

100

30

R

100

 

3.2

 

Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- < 10 MVA

0

0

30

10

 

30

 

2

 

- 10 - 100 MVA

0

0

50

30

 

50

 

3.1

 

- 100 - 200 MVA

0

0

100

50

 

100

 

3.2

 

- 200 - 1000 MVA

0

0

300

50

 

300

 

4.2

 

Gasdistributiebedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- gascompressorstations vermogen < 100 MW

0

0

300

100

 

300

 

4.2

 

- gasontvang- en -verdeelstations, cat. D

0

0

50

50

R

50

 

3.1

 

Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- stadsverwarming

30

10

100

50

 

100

 

3.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling

10

0

50

30

 

50

 

3.1

 

Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- < 1 MW

0

0

30

10

 

30

 

2

 

- 1 - 15 MW

0

0

100

10

 

100

 

3.2

 

- >= 15 MW

0

0

300

10

 

300

 

4.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BOUWNIJVERHEID

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m²

10

30

100

10

 

100

 

3.2

 

- bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m²

10

30

50

10

 

50

 

3.1

 

Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m²

10

30

50

10

 

50

 

3.1

 

- aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²

0

10

30

10

 

30

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Groothandel in vrachtauto's (incl. import)

10

10

100

10

 

100

 

3.2

 

Autoplaatwerkerijen

10

30

100

10

 

100

 

3.2

 

Autospuitinrichtingen

50

30

30

30

R

50

 

3.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders

30

30

50

30

R

50

 

3.1

 

Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer

100

100

300

50

R

300

 

4.2

 

Grth in bloemen en planten

10

10

30

0

 

30

 

2

 

Grth in levende dieren

50

10

100

0

 

100

 

3.2

 

Grth in huiden, vellen en leder

50

0

30

0

 

50

 

3.1

 

Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen

30

10

30

50

R

50

 

3.1

 

Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën

10

0

30

50

R

50

 

3.1

 

Grth in dranken

0

0

30

0

 

30

 

2

 

Grth in tabaksprodukten

10

0

30

0

 

30

 

2

 

Grth in suiker, chocolade en suikerwerk

10

10

30

0

 

30

 

2

 

Grth in koffie, thee, cacao en specerijen

30

10

30

0

 

30

 

2

 

Grth in overige voedings- en genotmiddelen

10

10

30

10

 

30

 

2

 

Grth in overige consumentenartikelen

10

10

30

10

 

30

 

2

 

Grth in vuurwerk en munitie:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton

10

0

30

10

V

30

 

2

 

- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton

10

0

30

50

V

50

 

3.1

 

- munitie

0

0

30

30

 

30

 

2

 

Grth in vaste brandstoffen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- klein, lokaal verzorgingsgebied

10

50

50

30

 

50

 

3.1

 

Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3

50

0

50

200

R

200

D

4.1

 

- tot vloeistof verdichte gassen

50

0

50

300

R

300

D

4.2

 

Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen)

100

0

30

50

 

100

 

3.2

 

Grth in metaalertsen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- opslag opp. < 2.000 m2

30

300

300

10

 

300

 

4.2

 

Grth in metalen en -halffabrikaten

0

10

100

10

 

100

 

3.2

 

Grth in hout en bouwmaterialen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- algemeen: b.o. > 2000 m²

0

10

50

10

 

50

 

3.1

 

- algemeen: b.o. <= 2000 m²

0

10

30

10

 

30

 

2

 

zand en grind:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- algemeen: b.o. > 200 m²

0

30

100

0

 

100

 

3.2

 

- algemeen: b.o. <= 200 m²

0

10

30

0

 

30

 

2

 

Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- algemeen: b.o. > 2.000 m²

0

0

50

10

 

50

 

3.1

 

- algemeen: b.o. < = 2.000 m²

0

0

30

0

 

30

 

2

 

Grth in chemische produkten

50

10

30

100

R

100

D

3.2

 

Grth in kunstmeststoffen

30

30

30

30

R

30

 

2

 

Grth in overige intermediaire goederen

10

10

30

10

 

30

 

2

 

Autosloperijen: b.o. > 1000 m²

10

30

100

30

 

100

 

3.2

 

- autosloperijen: b.o. <= 1000 m²

10

10

50

10

 

50

 

3.1

 

Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m²

10

30

100

10

 

100

D

3.2

 

- overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m²

10

10

50

10

 

50

 

3.1

 

Grth in machines en apparaten:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- machines voor de bouwnijverheid

0

10

100

10

 

100

 

3.2

 

- overige

0

10

50

0

 

50

 

3.1

 

Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.

0

0

30

0

 

30

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERVOER OVER LAND

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bus-, tram- en metrostations en -remises

0

10

100

0

 

100

D

3.2

 

Touringcarbedrijven

10

0

100

0

 

100

 

3.2

 

Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m²

0

0

100

30

 

100

 

3.2

 

- Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m²

0

0

50

30

 

50

 

3.1

 

Pomp- en compressorstations van pijpleidingen

0

0

30

10

 

30

D

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- stukgoederen

0

30

300

100

R

300

D

4.2

 

- tankercleaning

300

10

100

200

R

300

 

4.2

 

Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- containers

0

10

300

50

R

300

 

4.2

 

- tankercleaning

300

10

100

200

R

300

 

4.2

 

- stukgoederen

0

10

100

50

R

100

D

3.2

 

- ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m²

30

200

300

30

 

300

 

4.2

 

- granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u

50

300

200

50

R

300

 

4.2

 

- steenkool, opslagopp. < 2.000 m2

50

300

300

50

 

300

 

4.2

 

Distributiecentra, koelhuizen

30

10

50

50

R

50

D

3.1

 

Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)

0

0

30

10

 

30

 

2

 

Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)

10

0

100

30

 

100

 

3.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

POST EN TELECOMMUNICATIE

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Post- en koeriersdiensten

0

0

30

0

 

30

 

2

 

Telecommunicatiebedrijven

0

0

10

0

 

10

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's)

10

0

50

10

 

50

D

3.1

 

Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen

10

0

50

10

 

50

D

3.1

 

Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.

10

10

30

10

 

30

D

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Datacentra

0

0

30

0

 

30

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reinigingsbedrijven voor gebouwen

50

10

30

30

 

50

D

3.1

 

Foto- en filmontwikkelcentrales

10

0

30

10

 

30

 

2

 

Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten

50

30

200

50

R

200

 

4.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

MILIEUDIENSTVERLENING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- < 100.000 i.e.

200

10

100

10

 

200

 

4.1

 

- 100.000 - 300.000 i.e.

300

10

200

10

 

300

 

4.2

 

rioolgemalen

30

0

10

0

 

30

 

2

 

Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d.

50

30

50

10

 

50

 

3.1

 

Gemeentewerven (afval-inzameldepots)

30

30

50

30

R

50

 

3.1

 

Vuiloverslagstations

200

200

300

30

 

300

 

4.2

 

Afvalverwerkingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- kabelbranderijen

100

50

30

10

 

100

 

3.2

 

- verwerking radio-actief afval

0

10

200

1500

 

1500

 

6

 

- pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)

50

10

30

10

 

50

 

3.1

 

- oplosmiddelterugwinning

100

0

10

30

R

100

D

3.2

 

- afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW

300

200

300

50

 

300

D

4.2

 

- verwerking fotochemisch en galvano-afval

10

10

30

30

R

30

 

2

 

Vuilstortplaatsen

300

200

300

10

 

300

 

4.2

 

Composteerbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- belucht v.c. < 20.000 ton/jr

100

100

100

10

 

100

 

3.2

 

- belucht v.c. > 20.000 ton/jr

200

200

100

30

 

200

 

4.1

 

- GFT in gesloten gebouw

200

50

100

100

R

200

 

4.1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OVERIGE DIENSTVERLENING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wasserijen en strijkinrichtingen

30

0

50

30

 

50

 

3.1

 

Tapijtreinigingsbedrijven

30

0

50

30

 

50

 

3.1

 

Chemische wasserijen en ververijen

30

0

30

30

R

30

 

2

 

Wasverzendinrichtingen

0

0

30

0

 

30

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

E-COMMERCE

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afhaalpunt van via internet bestelde goederen

 

 

 

 

 

 

 

1

 

Postorderbedrijf

 

 

 

 

 

 

 

3.1

 

Post- en bezorgdiensten

 

 

 

 

 

 

 

2