Inhoudsopgave Blz.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 2
Artikel 1 Begrippen 2
Artikel 2 Wijze van meten 8
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 9
Bestemmingen 9
Artikel 3 Centrum (C) 9
Artikel 4
Groen (G) 10
Artikel 5 Maatschappelijk - 1 (M-1) 11
Artikel 6 Maatschappelijk - 2 (M-2) 12
Artikel 7 Tuin - 1 (T-1) 13
Artikel 8 Tuin - 2 (T-2) 15
Artikel 9 Tuin - 3 (T-3) 16
Artikel 10
Verkeer (V) 17
Artikel 11
Verkeer - Railverkeer (V-RV) 18
Artikel 12
Verkeer - Verblijf
(V-VB) 19
Artikel 13 Water (WA) 20
Artikel 14 Wonen - 1 (W-1) 22
Artikel 15
Wonen - 2 (W-2) 26
Artikel 16
Wonen - 3 (W-3) 29
Artikel 17
Woongebied (WG) 32
Dubbelbestemming 35
Artikel 18 Leiding - Riool (L-R) 35
Hoofdstuk 3 Algemene regels 37
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel 37
Artikel 20 Algemene bouwregels 38
Artikel 21 Algemene gebruiksregels 39
Artikel 22 Algemene ontheffingsregels 40
Artikel 23 Algemene procedureregel 41
Artikel 24 Overige regels 42
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotregels 43
Artikel 25 Overgangsrecht 43
Artikel 26 Slotregel 44
Bijlage bij de planregels 45
Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst 46
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan:
het bestemmingsplan "Broekpolder Heemskerk 2009" van de gemeente Heemskerk;
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0396.BPbroekpolder2009-OH01;
1.3 Aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;
1.6 Achterste bebouwingslijn:
de grens tussen de achtergevel van het hoofdgebouw van een woning en het aangrenzende erf;
1.7 Archeologie:
de
aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende
archeologische relicten;
1.8 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 Bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.10 Begane grond:
een bouwlaag
waarvan het vloerpeil ten hoogste
1.11 Bedrijf
aan huis:
een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder aan huis gebonden beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in de bijlage van deze planregels.
1.12 Aan huis
gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep , dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatie-adviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundig en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in de bijlage bij deze planregels vallen niet onder aan huis gebonden beroep;
1.13 Bestaand:
a. bij bouwwerken: zoals die zijn of rechtens mogen zijn op het tijdstip dat het plan rechtskracht krijgt;
b. bij gebruik: zoals dat is of rechtens mag zijn op het tijdstip dat het plan rechtskracht krijgt;
1.14 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 Bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.17 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 Bouwlaag:
doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder, met dien verstande dat een souterrain of
kelderverdieping niet als bouwlaag wordt beschouwd indien de bovenkant van de
vloer waarmee het souterrain wordt afgedekt maximaal
1.20 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 Bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 Dakkapel:
een opbouw dat het hellende dakvlak
onderbreekt, waarin een raamkozijn is opgenomen en dat voorzien is van
zijwanden;
1.25 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 Dienstverlening:
het beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:
a. zakelijke dienstverlening: het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
b. publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;
1.27 Eengezinswoning:
een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneengebouwd, gebouw dat één woning omvat;
1.28 Eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.29 Eerste verdieping:
tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.30 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 Hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, indeling en/of afmetingen, als het belangrijkste valt aan te merken;
1.32 Horeca:
a. het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren, overwegend voor gebruik ter plaatse;
b. het bedrijfsmatig exploiteren van (zaal)accommodatie;
1.33 Mantelzorg:
langdurige, niet-professionele en onbetaalde zorg voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, familielid, vriend of kennis;
1.34 Meergezinswoning:
woning, waarboven of waaronder één of meer andere woningen of delen daarvan gelegen zijn;
1.35 Nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de
telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede
soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden
begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen,
telefooncellen en ondergrondse afvalcontainers;
1.36 (Straat)peil:
a.
bij ligging op een afstand van
minder dan
b. bij ligging anderszins: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.37 Scheidingslijn:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aangeeft tussen delen van bestemmings- en/of bouwvlakken, waarvoor verschillende, in deze planregels nader aangegeven, regelingen van toepassing zijn;
1.38 Seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.39 Serre
een aan- of uitbouw ten behoeve van de woonfunctie, waarvan tenminste de buitenwanden overwegend uit glas bestaan;
1.40 Souterrain of kelderverdieping:
een gedeelte van
een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan
1.41 Standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten;
1.42 Steiger:
civielkundige constructie langs of dwars op een oever, als aanlegplaats voor schepen;
1.43 Terras:
plek met houten verharding in een tuin waar je kunt zitten, al dan niet deels boven water;
1.44 Uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.45 Verbeelding:
a. de analoge verbeelding
van het bestemmingsplan “Broekpolder Heemskerk 2009" bestaande uit de
kaart met het tekeningnummer NL.IMRO.0396.BPbroekpolder2009-OH01;
b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan “Broekpolder Heemskerk 2009";
1.46 Verdieping:
een boven de begane grond gelegen bouwlaag;
1.47 Vlonder:
civielkundige constructie, zoals een houten plank, die doorgang verschaft naar water;
1.48 Voorgevelrooilijn:
de langs de weg gelegen bouwgrens waarin zich de voorgevel van de woning bevindt;
1.49 Voorste bebouwingslijn:
de bebouwingslijn
gelegen op
1.50 Woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.51 Woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.52 Zijdelingse
bebouwingslijn:
de grens tussen de zijgevel van het hoofdgebouw van een woning en het aangrenzende erf;
1.53 Zorgwoning:
woning geschikt voor mensen met een intensieve zorgvraag.
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale
vlak;
2.1.2 de oppervlakte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q.
de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Een dakkapel wordt niet meegenomen bij het bepalen van de goothoogte;
2.1.5 de (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw
of van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
2.1.6 de lengte, breedte en diepte van
gebouwen
tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren;
2.1.7 de lengte, breedte en diepte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
2.1.8 de afstand tot zijdelingse
bouwperceelsgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk, waar die afstand het kleinst is.
2.1.9 de verticale diepte van een bouwwerk
van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet
meegerekend.
2.2 Bij de toepassing van deze planregels
wordt gemeten tot of vanuit het hart
van
de lijn.
2.3 Bij
de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of
bestemmingsvlakken worden
ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers,
balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q.
bestemmingsvlakken met niet meer dan
De op de verbeelding voor "Centrum" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
a. detailhandel;
b. dienstverlening;
c. horeca;
d. kantoor;
e. cultuur en ontspanning;
f. wonen;
g. verblijfsgebied;
alsmede voor:
h. parkeervoorzieningen;
i. ondergrondse parkeergarage, inclusief in- en uitritten ten behoeve van motorvoertuigen;
j. ingang van de ondergrondse parkeergarage ten behoeve van voetgangers ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van centrum - ingang parkeergarage";
k. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
l. gebouwen;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden.
3.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden naast het bepaalde in lid 3.2.1 de volgende regels:
a. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
b. een bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden;
c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
d. wonen is uitsluitend toegestaan op de verdieping;
e. het aantal woningen mag maximaal 27 bedragen;
3.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 3.2.1 de volgende regel:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan
3.2.4 Voor het bouwen van de ondergrondse parkeergarage gelden naast het
bepaalde in lid 3.2.1 de volgende regel:
a.
de verticale diepte mag niet meer
bedragen dan
4.1.1 De op de verbeelding voor "Groen" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. water;
c. fiets- en voetpaden;
alsmede voor:
d. geluidwerende voorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. kunstobjecten;
g. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. gebouwen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
j. werken, geen bouwwerken zijnde, zoals bermen.
4.1.2 De gronden die op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "archeologische waarden" zijn bestemd tot archeologisch waardevol gebied voor de bescherming van de ter plaatse te verwachten, dan wel voorkomende, archeologische waarden.
4.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden.
4.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden naast het bepaalde in lid 4.2.1 de volgende regels:
a.
de oppervlakte van een gebouw mag
ten hoogste
b.
de bouwhoogte mag ten hoogste
4.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt naast het bepaalde in lid 4.2.1 de volgende regel:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen en kunstobjecten zijnde, mag niet meer dan
4.2.4 Ten aanzien van de gronden die op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "archeologische waarden" gelden de regels uit de Monumentenwet.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als erf.
De op de verbeelding voor "Maatschappelijk-1" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
a. voorzieningen inzake onderwijs, sport- en gymzalen, welzijn, jeugd- en kinderopvang, openbare dienstverlening en verenigingsleven;
alsmede voor:
b. erven;
c. fietsenstallingen;
d. parkeervoorzieningen;
e. geluidwerende voorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. kunstobjecten;
h. nutsvoorzieningen;
i. groen;
j. water;
met de daarbij behorende:
k. gebouwen;
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
m. werken, geen bouwwerken zijnde.
5.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1 omschreven doeleinden.
5.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden naast het bepaalde in lid 5.2.1 de volgende regels:
a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
b.
de goot- en bouwhoogte van het
hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan
c.
de goot- en bouwhoogte van
bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
5.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 5.2.1 de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan
b.
de bouwhoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen en kunstobjecten zijnde, mag niet meer dan
De op de verbeelding voor "Maatschappelijk-2" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
a. voorzieningen inzake gezondheidszorg, welzijn, jeugd- en kinderopvang, openbare dienstverlening en verenigingsleven;
b. zorgwoningen;
met de daarbij behorende:
c. gebouwen;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
e. werken, geen bouwwerken zijnde.
6.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven doeleinden.
6.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden naast het bepaalde in lid 6.2.1 de volgende regels:
a. het bestemmingsvlak mag voor 100% bebouwd worden;
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
c. de zorgwoningen zijn uitsluitend toegestaan op de verdieping.
6.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt naast het bepaalde in lid 6.2.1 de volgende regel:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De op de verbeelding voor "Tuin - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor het gebruik ten dienste van de aangrenzende en bijbehorende eengezinswoningen voor:
a. tuinen en erven;
b. parkeerplaatsen op inritten voor garages, mits de inrit voldoende lang is om de auto op eigen erf te kunnen parkeren
c. paden;
met de daarbij behorende:
d. uitbouwen;
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1 omschreven doeleinden.
7.2.2 Voor het bouwen van uitbouwen gelden naast het bepaalde in lid 7.2.1 de volgende regels:
a. uitbouwen zijn uitsluitend toegestaan aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
b.
de diepte van de uitbouw tot de
gevel mag niet meer bedragen dan
c. de uitbouw wordt over ten hoogste 60% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw gebouwd;
d.
de afstand tot de openbare gronden
mag niet minder bedragen dan
e. de goot- en bouwhoogte en dakhelling hebben de volgende maten:
Dak |
Goothoogte (max. in meters) |
Bouwhoogte (max. in meters) |
Dakhelling (min.-max. in graden) |
Plat |
3 dan wel de hoogte van de 1e
bouwlaag van het hoofdgebouw plus |
3 dan wel de hoogte van de 1e
bouwlaag van het hoofdgebouw plus |
0 |
Hellend |
3 dan wel de hoogte van de 1e
bouwlaag van het hoofdgebouw plus |
4,5 |
15-45 |
f. plaatsing van de uitbouw mag niet ten koste gaan van een parkeerplaats op eigen erf.
7.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 7.2.1 de volgende regels:
a.
de diepte van een luifel tot de
gevel mag niet meer bedragen dan
b. de luifel wordt niet meegerekend in de bepaling van de 60% bebouwing van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, zoals bepaald in lid 7.2.2 sub c;
c.
voor zover gelegen vóór de
voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan
d.
voor zover gelegen achter de
voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan
e.
de hoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
7.2.4 Ten aanzien van parkeren gelden naast het bepaalde in lid 7.2.1 de volgende regels:
a. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
b. als parkeernorm geldt het bepaalde in het gemeentelijk Parkeerbeleidsplan;
c. in tegenstelling tot het bepaalde in lid 7.2.4 onder b geldt dat ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding-1" en de "specifieke bouwaanduiding-2"het aantal parkeerplaatsen per bouwperceel niet minder dan 2 mag bedragen, met dien verstande dat deze niet in de bebouwingsvrije zone, zoals bepaald in artikel 14, lid 2.3, onder b, 2e aandachtstreepje, gerealiseerd worden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van het aanleggen van (een) parkeerplaats(en) op eigen erf, mits:
a. de tuin voldoende diep en breed is om deze parkeerplaats(en) te realiseren;
b. dit niet ten koste gaat van (een) parkeerplaats(en) in het openbare gebied;
c. ontsluiting op het openbare gebied mogelijk is in relatie tot:
- de inrichting en het gebruik van het aangrenzende openbare gebied;
- de verkeersveiligheid;
d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De op de verbeelding voor "Tuin - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
8.2.1 Bouwen is niet toegestaan, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 8.2.1 de volgende regels:
a.
voor zover gelegen vóór de
voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan
b.
voor zover gelegen achter de
voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan
c.
de hoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De op de verbeelding voor "Tuin - 3" aangewezen gronden zijn bestemd voor het gebruik ten dienste van de aangrenzende en bijbehorende vrijstaande woningen voor:
a. tuinen en erven;
b. parkeerplaatsen, met dien verstande dat:
-
per hoofdgebouw tenminste één parkeerplaats op gronden
met deze bestemming beschikbaar is en blijft voor parkeren op eigen terrein,
tenzij op de bij hetzelfde hoofdgebouw behorende gronden met de bestemming
“Wonen – 3" één of meer parkeerplaats(en) op onbebouwd terrein is (zijn)
gerealiseerd;
-
ten hoogste één parkeerplaats mag worden gerealiseerd
vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, tenzij op de bij hetzelfde hoofdgebouw
behorende gronden met de bestemming “Wonen – 3" één parkeerplaats op
onbebouwd terrein vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is gerealiseerd, in
welk geval op de bij het hoofdgebouw behorende gronden met de bestemming “Tuin
– 3" geen parkeerplaats vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mag worden
gerealiseerd;
met de daarbij behorende:
c. erkers, aan-
en uitbouwen;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze bouwvergunningvrij mogen worden gebouwd.
9.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 9.1
omschreven doeleinden.
9.2.2 Voor het bouwen van erkers, aan- en uitbouwen
gelden naast het bepaalde in lid 9.2.1 de volgende regels:
a. erkers, aan-
en uitbouwen zijn uitsluitend toegestaan aan de naar de weg gekeerde gevel van
het hoofdgebouw
b. de diepte
van de erker, aan- of uitbouw tot de gevel mag niet meer bedragen dan
c. de erker,
aan- of uitbouw mag over ten hoogste 60% van de breedte van de gevel van het
hoofdgebouw worden gebouwd;
b. de hoogte
van de erker, aan- of uitbouw moet ten hoogste gelijk zijn aan die van de
eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
c. plaatsing
van de erker, aan- of uitbouw mag niet ten koste gaan van de parkeerplaats op
eigen erf, onverminderd het bepaalde in lid 9.1, sub b, eerste aandachtstreepje.
9.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, geldt naast het bepaalde in lid 9.2.1 de volgende regel:
a. op of in deze gronden mogen geen
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd, met uitzondering van bouwvergunningvrije bouwwerken.
De op de verbeelding voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
a. afwikkeling van het doorgaande verkeer;
b. verblijfsgebied;
c. voet- en fietspaden;
d. parkeervoorzieningen;
alsmede voor:
e. bermen en groenvoorzieningen;
f. water;
g. geluidwerende voorzieningen;
h. nutsvoorzieningen;
i. kunstobjecten;
met de daarbij behorende:
j. gebouwen, zoals abri's;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen;
l. werken, geen bouwwerken zijnde.
10.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1
omschreven doeleinden.
10.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden naast het bepaalde in lid 10.2.1 de volgende regels:
a.
de oppervlakte van een gebouw mag
ten hoogste
b.
de hoogte van een gebouw mag ten
hoogste
10.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt naast het bepaalde in lid 10.2.1 de volgende regel:
a. de hoogte van geluidwerende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
b.
de hoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen en kunstobjecten zijnde, mag niet meer dan
10.2.4 Ten aanzien van parkeervoorzieningen geldt een parkeernorm, zoals bepaald in het gemeentelijk Parkeerbeleidsplan.
De op de verbeelding met “Verkeer - Railverkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
spoorwegvoorzieningen;
alsmede voor:
a. overwegen;
b. paden;
c. parkeervoorzieningen;
d. geluidwerende voorzieningen;
e. openbare nutsvoorzieningen;
f. infrastructurele voorzieningen;
g. groenvoorzieningen;
h. bermstroken;
i. taluds;
j. water;
met de daarbijbehorende:
k. gebouwen;
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1
omschreven doeleinden.
11.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden naast het bepaalde in lid 11.2.1 de
volgende regels:
a.
de gezamenlijke oppervlakte van de
gebouwen mag niet meer dan
b.
de bouwhoogte van een gebouw mag
niet meer dan
11.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het
bepaalde in lid 11.2.1 de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van
portaalconstructies, bovenleidingen, overwegvoorzieningen en masten mag niet
meer dan
b.
de bouwhoogte van de overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De op de verbeelding voor "Verkeer - Verblijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsgebied;
b. wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied;
c. voet- en fietspaden;
d. parkeervoorzieningen;
e. bergingen ten dienste van de bijbehorende gestapelde woningen ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - bergingen";
alsmede voor:
f. bermen en groenvoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. water;
i. geluidwerende voorzieningen;
j. nutsvoorzieningen;
k. kunstobjecten;
l. inritten, al dan niet onder maaiveld aangelegd;
met de daarbij behorende:
m. gebouwen, zoals abri's;
n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen;
o. werken, geen bouwwerken zijnde.
12.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 12.1 omschreven doeleinden.
12.2.2 Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bergingen, gelden naast het bepaalde in lid 12.2.1 de volgende regels:
a.
de oppervlakte van een gebouw mag niet
meer bedragen dan
b.
de hoogte van een gebouw mag niet
meer bedragen dan
12.2.3 Voor het bouwen van bergingen gelden naast het bepaalde in lid 12.2.1 de volgende regels:
a. het aantal mag niet meer bedragen dan 24;
b.
de hoogte mag niet meer bedragen
dan
12.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt naast het bepaalde in lid 12.2.1 de volgende regel:
a. de hoogte van geluidwerende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan
b.
de hoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen en kunstobjecten zijnde, mag niet meer bedragen dan
12.2.5 Ten aanzien van parkeervoorzieningen geldt een parkeernorm, zoals bepaald in het gemeentelijk Parkeerbeleidsplan.
De op de verbeelding voor "Water" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
a. watergangen en -partijen;
b. (ecologische) oevers;
c. groenvoorzieningen;
alsmede voor:
d. recreatief medegebruik;
e. kunstobjecten;
f. terrassen en vlonders ter plaatse van de aanduiding "terras";
met de daarbij behorende:
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
h. werken, geen bouwwerken zijnde, zoals bermen.
13.2.1 Op de gronden zoals bedoeld in lid 13.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. waterbouwkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals oeverbeschoeiingen, functionele hekwerken, duikers, steigers, bruggen en stuwen, voorzover deze bouwwerken ter plaatse noodzakelijk zijn in het kader van de waterbeheersing, verkeersdoeleinden of recreatief medegebruik;
b. terrassen en vlonders voor het gebruik ten dienste van de aangrenzende en bijbehorende eengezinswoningen.
13.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 13.2.1 de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van functionele hekwerken mag niet meer bedragen dan
b.
steigers hebben een maximale breedte van
c.
balustrades
hebben een maximale hoogte van
d.
de
breedte van een watergang, zoals bepaald in artikel 13.1, mag na het realiseren
van (een) steiger(s), vlonder(s) of terras(sen) niet minder bedragen dan
e.
de
breedte van een vlonder mag niet meer bedragen dan 2 m;
f.
terrassen
worden op minimaal
g.
vlonders
en terrassen mogen de oeverbeschoeiing met maximaal
h.
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen of kunstobjecten zijnde, mag niet meer bedragen dan 2
m.
13.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van oevers:
a. het ophogen van gronden;
b. het wijzigen van het profiel van de gronden;
c. het plaatsen van oeverbeschoeiingen hoger dan 0,20 m gemeten vanaf het (gemiddelde) waterpeil, voor zover dit geen bouwwerken zijn;
d. het ontgronden of het afgraven van de gronden.
13.3.2 Het in lid 13.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer van de gronden.
13.3.3 De in lid 13.3.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen afbreuk wordt gedaan
aan de waterstaatkundige en landschappelijke functie van de gronden.
14.1.1 De op de verbeelding voor "Wonen -
1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, met inbegrip van een aan
huis gebonden beroep of bedrijf;
b. mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
met de daarbij behorende:
c. gebouwen;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
e. tuinen en erven;
f.
onderdoorgang
ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”;
g. bijgebouwen ten behoeve van opslag
van mobiele kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen";
h. kelders ten behoeve van parkeervoorzieningen
en bergingen ter plaatse van de aanduiding "gestapeld".
14.1.2 De uitoefening van een aan huis gebonden
beroep of bedrijf in samenhang
met
het wonen:
a. mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
b. mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
c. dient de woonfunctie te ondersteunen, d.w.z. dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
d. mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
e. dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
- maximaal
30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde
activiteiten, met een maximum van
- het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
f. er
mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een
klein bord, met een maximum oppervlak van
g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
h. er mag geen horeca plaatsvinden;
i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
14.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 14.1
omschreven doeleinden.
14.2.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden naast het bepaalde in lid
14.2.1 de volgende regels:
a. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
b. het bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden;
c.
de goot- en bouwhoogte mogen niet
meer bedragen dan 6 respectievelijk
d. in tegenstelling tot het bepaalde in lid 14.2.2 onder c mag ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding-1" de goothoogte niet minder bedragen dan 5,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m;
e. in tegenstelling tot het bepaalde in lid 14.2.2 onder c mag ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding-2" de goothoogte niet minder bedragen dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m;
f. ter plaatse van de aanduiding “vrijstaand" zijn vrijstaande woningen toegestaan;
g. ter plaatse van de aanduiding “twee-aan-een" zijn twee-onder-één-kap woningen toegestaan;
h. ter plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd" zijn aaneengebouwde woningen toegestaan waarbij geldt dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van het symbool “maximum aantal wooneenheden";
i. ter plaatse van de aanduiding “gestapeld" zijn gestapelde woningen toegestaan;
j.
de hoogte van de onderdoorgang ter
plaatse van de aanduiding “onderdoorgang" mag niet minder bedragen dan
k. onder hoofdgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 3,3 m;
l. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding-1" en de "specifieke bouwaanduiding-2" dient een hoofdgebouw in de voorgevelrooilijn te worden geplaatst.
14.2.3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen gelden naast het bepaalde in 14.2.1 de volgende regels:
a.
aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak
gebouwd worden, met dien verstande dat een ruimte tot
b.
in
tegenstelling tot het bepaalde in lid 14.2.4 onder a gelden de volgende regels
ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding-1" en de
"specifieke bouwaanduiding-2":
-
aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet minder dan 6 m achter de
voorgevelrooilijn gebouwd worden;
-
er
dient per bouwperceel één bebouwingsvrije zone van 3 m breed te zijn over de
gehele lengte van het bouwperceel;
c.
alle
gebouwde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen tezamen niet
meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, het bouwvlak niet
meegerekend, in beslag nemen, met een maximum van
d.
in
tegenstelling tot het bepaalde in lid 14.2.3 onder a en c geldt dat:
-
ter
plaatse van de "specifieke bouwaanduiding-1" en de "specifieke bouwaanduiding-2" geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan
binnen het bouwvlak;
-
ter
plaatse van de aanduiding "bijgebouwen uitgesloten" geen aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan;
-
ter
plaatse van de "specifieke bouwaanduiding-1"de gezamenlijke
oppervlakte per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 36 m2;
-
ter
plaatse van de "specifieke bouwaanduiding-2"geen maximale oppervlakte
per bouwperceel geldt;
e.
de
goothoogte mag niet meer dan
f.
de
bouwhoogte mag niet meer dan
g.
de
dakhelling dient gelijk te zijn aan die van het hoofdgebouw;
h.
de
hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer dan
i.
onder
aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte
van maximaal 3,3 m.
14.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
voor zover gelegen vóór de
voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan
b.
voor zover gelegen achter de
voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan
c.
de hoogte van pergola's mag niet
meer dan
d.
de hoogte van vlaggenmasten mag
niet meer dan
e.
de hoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
14.2.5 Ten aanzien van parkeren gelden naast het bepaalde in lid 14.2.1 de volgende regels:
a. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
b. als parkeernorm geldt het bepaalde in het gemeentelijk Parkeerbeleidsplan;
c. in tegenstelling tot het bepaalde in lid 14.2.5 onder b geldt dat ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding-1" en de "specifieke bouwaanduiding-2" het aantal parkeerplaatsen per bouwperceel niet minder dan 2 mag bedragen, met dien verstande dat deze niet in de bebouwingsvrije zone, zoals bepaald in lid 14.2.3 onder b, 2e aandachtstreepje, gerealiseerd worden.
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening ten aanzien van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep wordt in elk geval gerekend:
a. aanwenden van een groter percentage dan wel een grotere oppervlakte voor de uitoefening van aan huis gebonden beroep, dan in lid 14.1.2 onder e is bepaald;
b. uitoefening van een aan huis gebonden beroep op een wijze die hinder voor de omgeving veroorzaakt.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
a. ontheffing te verlenen voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis, mits:
- de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 14.1.2 onder a t/m i;
- de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
- geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
- wordt uitgeweken naar een bedrijvenlocatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving.
a.
ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 14.4 onder a tot een oppervlak van maximaal
- de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 14.1.2, met uitzondering van 14.1.2 onder e ;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.1.1 De op de verbeelding voor "Wonen -
2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
woonwagens
ter plaatse van de aanduiding “woonwagenstandplaats”, met inbegrip van een aan
huis gebonden beroep of bedrijf;
met
de daarbij behorende:
b.
gebouwen;
c.
tuinen
en erven;
d.
parkeerplaatsen;
e.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
15.1.2 De uitoefening van een aan huis gebonden
beroep of bedrijf in samenhang met het wonen:
a. mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
b. mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
c. dient de woonfunctie te ondersteunen, d.w.z. dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
d. mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
e. dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
- maximaal
30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde
activiteiten, met een maximum van
- het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
f.
er mag geen reclame gemaakt worden
aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum
oppervlak van
g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
h. er mag geen horeca plaatsvinden;
i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
15.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 15.1 omschreven doeleinden.
15.2.2 Voor het bouwen van woonwagens gelden naast het bepaalde in lid 15.2.1 de volgende regels:
a. bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
b.
per uitgegeven standplaats mag
er maximaal één woonwagen geplaatst worden;
c.
de oppervlakte van een
woonwagen zonder bijgebouwen mag maximaal
d.
de woonwagens mogen slechts
uit één bouwlaag bestaan tot een maximale hoogte van
e.
de woonwagen dient in de
gevellijn te worden geplaatst;
15.2.3 Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelden naast het bepaalde in
lid 15.2.1 de
volgende regels:
a.
de
maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
b.
de oppervlakte van een woonwagen, inclusief
bijgebouwen en aanbouwen, mag niet meer bedragen dan maximaal 120 m2.
15.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het
bepaalde in lid 15.2.1 de volgende regels:
a.
voor zover gelegen vóór de
voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan
b.
voor
zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en
terreinafscheidingen niet meer dan
c.
de
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
15.2.5 Ten aanzien van parkeren geldt naast het bepaalde in lid 15.2.1 de volgende regel:
a.
er dient één
parkeerplaats op eigen terrein met een afmeting van minimaal 2,5 bij
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 15.2.2 onder
a en toestaan dat er gebouwd wordt buiten het bouwvlak, in die zin dat woonwagens
onderling minder dan
a.
ter beoordeling aangetoond kan
worden dat met betrekking tot brandoverslag dezelfde
mate van brandveiligheid wordt bereikt als met een afstandseis van
b.
voldaan wordt aan de overige bouwregels,
zoals opgenomen in artikel 15.2.2
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening ten aanzien van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep wordt in elk geval gerekend:
a. aanwenden van een groter percentage dan wel een grotere oppervlakte voor de uitoefening van aan huis gebonden beroep, dan in lid 15.1.2 onder e is bepaald;
b. uitoefening van een aan huis gebonden beroep op een wijze die hinder voor de omgeving veroorzaakt.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
a. ontheffing te verlenen voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis, mits:
- de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 15.1.2 onder a t/m i;
- de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
- geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
- wordt uitgeweken naar een bedrijvenlocatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving.
b.
ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 15.4 onder a tot een oppervlak van maximaal
- de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 15.1.2, met uitzondering van 15.1.2 onder e ;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
16.1.1 De op de verbeelding voor "Wonen -
3" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. vrijstaande woningen, met inbegrip
van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
met de daarbij behorende:
b. gebouwen;
c. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde;
d. tuinen en
erven;
e. parkeervoorzieningen
ten dienste van het op deze gronden gelegen hoofdgebouw, met dien verstande
dat:
-
binnen het bestemmingsvlak tenminste één parkeerplaats
op onbebouwd terrein beschikbaar dient te zijn en te blijven voor parkeren op
eigen terrein, tenzij op de bij hetzelfde hoofdgebouw behorende gronden met de
bestemming “Tuin-3" één of meer parkeerplaats(en) is (zijn) gerealiseerd;
-
ten hoogste één parkeerplaats op onbebouwd terrein mag
worden gerealiseerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, tenzij op de bij
hetzelfde hoofdgebouw behorende gronden met de bestemming “Tuin-3" één
parkeerplaats vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is gerealiseerd, in welk
geval op de bij het hoofdgebouw behorende gronden met de bestemming "Wonen
– 3" geen parkeerplaats op onbebouwd terrein vóór de voorgevel van het
hoofdgebouw mag worden gerealiseerd.
16.2.2 De uitoefening
van een aan huis gebonden beroep of bedrijf in samenhang
met
het wonen:
a. mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
b. mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
c. dient de woonfunctie te ondersteunen, d.w.z. dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
d. mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
e. dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
- maximaal
30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde
activiteiten, met een maximum van
- het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
f.
er mag geen reclame gemaakt worden
aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum
oppervlak van
g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
h. er mag geen horeca plaatsvinden;
i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
16.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 16.1 omschreven
doeleinden.
16.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden
naast het bepaalde in lid 16.2.1 artikel de volgende regels:
a. per
bestemmingsvlak mag als hoofdgebouw uitsluitend één vrijstaande woning worden
gebouwd;
b. de afstand
van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient tenminste
c. van het
bestemmingsvlak mag ten hoogste 75% worden bebouwd met het hoofdgebouw en
bijgebouwen;
d. bijgebouwen,
niet zijnde bouwvergunningvrije bouwwerken, mogen hetzij aan het hoofdgebouw
worden aangebouwd, hetzij op een afstand van tenminste
e. de afstand
van een bijgebouw, niet zijnde een bouwvergunningvrij bouwwerk, tot het
denkbeeldig verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw op hetzelfde perceel
dient tenminste
f.
de afstand van een bijgebouw, niet zijnde een
bouwvergunningvrij bouwwerk, tot de zijdelingse perceelgrens dient hetzij
g. de goot- en
bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is
aangegeven;
h. hoofdgebouwen
dienen te worden afgedekt met een kap, waarbij de dakhelling niet meer mag
bedragen dan 36 graden;
i.
onder hoofdgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van maximaal
16.2.3 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden naast het bepaalde in lid
16.2.1 de volgende regels:
a. de
goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
b. bijgebouwen,
niet zijnde bouwvergunningvrije bouwwerken, dienen plat te zijn afgedekt of te
zijn voorzien van een kap, waarbij de dakhelling niet meer mag bedragen dan 36
graden;
16.2.4 Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt naast het bepaalde in lid 16.2.1 de volgende regel:
a. de
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3
m
bedragen.
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening ten aanzien van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep wordt in elk geval gerekend:
a. aanwenden van een groter percentage dan wel een grotere oppervlakte voor de uitoefening van aan huis gebonden beroep, dan in lid 16.1.2 onder e is bepaald;
b. uitoefening van een aan huis gebonden beroep op een wijze die hinder voor de omgeving veroorzaakt.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
a. ontheffing te verlenen voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis, mits:
- de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 16.1.2 onder a t/m i;
- de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
- geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
- wordt uitgeweken naar een bedrijvenlocatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving.
b.
ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 16.3 onder a tot een oppervlak van maximaal
- de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 16.1.2, met uitzondering van 16.1.2 onder e ;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
17.1.1 De op de verbeelding voor "Woongebied"
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, met inbegrip van een aan
huis gebonden beroep of bedrijf;
b. groenvoorzieningen;
c. wegen en paden;
d. verblijfsgebied;
e. water;
f.
parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
g. tuinen en
erven;
h. gebouwen;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
17.1.2 De uitoefening van een aan huis gebonden
beroep of bedrijf in samenhang
met het wonen:
a. mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
b. mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
c. dient de woonfunctie te ondersteunen, d.w.z. dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
d. mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
e. dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
- maximaal
30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde
activiteiten, met een maximum van
- het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
f. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij
het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van
g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
h. er mag geen horeca plaatsvinden;
i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
17.2.1 Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 17.1 omschreven
doeleinden.
17.2.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen
gelden naast het bepaalde in lid 17.2.1 artikel de volgende regels:
a. hoofdgebouwen
zijn alleen binnen het bouwvlak toegestaan;
b. hoofdgebouwen
zijn toegestaan als vrijstaande, twee-aaneen, aaneengebouwde en/of gestapelde
woningen;
c. het aantal
wooneenheden mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
d. de goot- en
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
e. onder
hoofdgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van maximaal
17.2.3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden naast het bepaalde in lid 17.2.1 de
volgende regels:
a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;
b. indien er vrijstaande, twee-aaneen en/of aaneengebouwde
woningen gebouwd worden, mogen alle gebouwde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tezamen
niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, het hoofdgebouw niet
meegerekend, in beslag nemen, met een maximum van
c. indien er gestapelde woningen gebouwd worden, mogen alle gebouwde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tezamen
niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, het hoofdgebouw niet
meegerekend, in beslag nemen;
d. de goothoogte mag niet meer dan
e. de bouwhoogte mag niet meer dan
f.
de afstand van een bijgebouw, niet zijnde een
bouwvergunningvrij bouwwerk, tot de voorste en zijdelingse perceelgrenzen mag
niet minder bedragen dan
g.
de
dakhelling dient gelijk te zijn aan die van het hoofdgebouw;
h.
de
hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer dan
i.
onder
aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte
van maximaal
17.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
voor zover gelegen vóór de
voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan
b.
voor zover gelegen achter de
voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan
c.
de hoogte van pergola's mag niet
meer dan
d.
de hoogte van vlaggenmasten mag
niet meer dan
e.
de hoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening ten aanzien van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep wordt in elk geval gerekend:
a. aanwenden van een groter percentage dan wel een grotere oppervlakte voor de uitoefening van aan huis gebonden beroep, dan in lid 17.1.2 onder e is bepaald;
b. uitoefening van een aan huis gebonden beroep op een wijze die hinder voor de omgeving veroorzaakt.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
a. ontheffing te verlenen voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis, mits:
- de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 17.1.2 onder a t/m i;
- de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
- geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
- wordt uitgeweken naar een bedrijvenlocatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving.
b.
ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 17.3 onder a tot een oppervlak van maximaal
- de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 17.1.2, met uitzondering van 17.1.2 onder e ;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
De op de verbeelding als dubbelbestemming voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen tevens bestemd voor een ondergrondse rioolwaterpersleiding;
met de daarbijbehorende:
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. werken, geen bouwwerken zijnde.
18.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming "Leiding - Riool".
18.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
18.2.3 De
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
18.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 18.1 en toe te staan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de bestemmingen.
18.3.2 De
in lid 18.3.1 genoemde ontheffing wordt
verleend, mits:
a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig
en veilig functioneren van de ondergrondse rioolwaterpersleiding;
b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet
in gevaar wordt gebracht;
c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken
leidingbeheerder.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:
a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse rioolwaterpersleiding en de risico’s die ermee verbonden zijn;
b. de permanente opslag van goederen.
18.5.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
e. het aanbrengen of verwijderen van bomen of andere beplantingen, welke diep wortelen;
f. het afgraven of ophogen van gronden;
g. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins in de bodem drijven van voorwerpen;
h. het aanbrengen van een gesloten verharding.
18.5.2 Het in lid 18.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
d. het normale onderhoud betreffen;
e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
f. noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer van de gronden ten behoeve van de rioolwaterpersleiding.
18.5.3 De in lid 18.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:
a. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse rioolwaterpersleiding;
b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Met
betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
a.
de
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen
dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als
ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
b.
de
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen
dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als
ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
c.
in
geval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de
herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
De bouwgrenzen/ voorgevelrooilijnen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 worden
overschreden door:
a.
tot
gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,
hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits
de overschrijding niet meer dan
b.
tot
gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan
c.
andere
ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, mits de overschrijding
niet meer dan
Het is verboden op enig terrein of bouwperceel, waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, zodanig te bouwen dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die ter plaatse niet meer met de planregels van het betreffende bestemmingsplan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de betreffende planregels bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan:
a. een gebruik van gronden als stort- en / of opslagplaats van grond en / of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b. het gebruik van de gronden voor het opslaan van kampeermiddelen, roei-, motor- en zeilboten en al of niet gedemonteerde strandhuisjes;
c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
22.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, percentages en afstandseisen waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, percentages en afstandseisen;
b.
de planregels en toestaan dat
bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot
maximaal
c.
de planregels en toestaan dat de
bestemmingsgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is
toegestaan tot maximaal
d.
de planregels en toestaan dat de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten,
geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt
vergroot tot maximaal
e.
de planregels en toestaan dat de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal
22.2 Ontheffing als bedoeld in artikel 22.1 kan slechts worden verleend, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Bij toepassing van een ontheffing ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
De voorschriften van de Bouwverordening zoals deze gelden ten tijde van
de terinzagelegging van dit plan, ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2
van de Woningwet buiten toepassing, behalve voor de volgende onderwerpen:
a. de richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
e. de ruimte tussen bouwwerken.
Waar in dit plan verwezen
wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals
zij luiden op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het
bestemmingsplan.
a.
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b.
na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
25.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen
eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
25.1.3. Het eerste lid is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
25.2.2 Het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of
te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
25.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het
eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
25.2.4 Het
eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Deze regels worden aangehaald onder de naam:
Regels van het bestemmingsplan Broekpolder Heemskerk 2009.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 29 oktober 2009.
De voorzitter, |
De griffier, |
................................ |
................................ |
VNG bedrijvenlijst: selectie van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder categorie 1 van de VNG bedrijvenlijst en in aanmerking komen voor ontheffing als kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis ingevolge lid 5 onder a van artikel 14 en artikel 15 en lid 4 onder a van artikel 16 en artikel 17 van deze planregels.
Omschrijving bedrijfsmatige activiteit |
Onderstaande afstanden in
meters |
||||||
|
Geur |
Stof |
Geluid |
Gevaar |
Verkeer |
Afstand |
Cat. |
Uitgeverijen (kantoren) |
0 |
0 |
10 |
0 |
1 |
10 |
1 |
Grafische afwerking |
10 |
0 |
10 |
0 |
1 |
10 |
1 |
Reproduktiebedrijven opgenomen media |
10 |
0 |
10 |
0 |
1 |
10 |
1 |
Handelsbemiddeling (kantoren) |
0 |
0 |
10 |
0 |
1 |
10 |
1 |
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) |
10 |
0 |
10 |
10 |
1 |
10 |
1 |
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) |
0 |
0 |
10 |
0 |
2 |
10 |
1 |
Reisorganisaties |
0 |
0 |
10 |
0 |
1 |
10 |
1 |
Verhuur van en handel in onroerend goed |
0 |
0 |
10 |
0 |
1 |
10 |
1 |
Computerservice- en informatietechnologie-bureau’s e.d. |
0 |
0 |
10 |
0 |
1 |
10 |
1 |
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven |
10 |
0 |
10 |
0 |
2 |
10 |
1 |
Consultatiebureaus |
0 |
0 |
10 |
0 |
1 |
10 |
1 |
Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. |
0 |
0 |
10 |
0 |
2 |
10 |
1 |
Schoonheidsinstituten en kappers |
0 |
0 |
10 |
0 |
1 |
10 |
1 |