Deel

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

ARTIKEL 1 Begrippen

plan (digitaal):

het wijzigingsplan Schiphol verdubbeling taxibaan Quebec met identificatienummer NL.IMRO.0394.WPGspltaxibaanqb-C001.

 

verbeelding:

verbeelding van het wijzigingsplan ‘Schiphol verdubbeling taxibaan Quebec’

 

wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGEN

 

 

ARTIKEL 2 Van toepassing verklaring

  1. Dit wijzigingsplan is een wijziging, als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, van het bestemmingsplan ‘Schiphol’, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Haarlemmermeer op 22 november 2011 (nummer 2011.0038439).

  2. Dit wijzigingsplan vervangt het bestemmingsplan ‘Schiphol’ voor zover het betreft de geometrisch bepaalde planobjecten in het aangegeven gebied.

  3. Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan ‘Schiphol’ onveranderd gelden en zijn ze mede van toepassing op de geometrisch bepaalde planobjecten die deel uitmaken van dit wijzigingsplan.

 

 

ARTIKEL 3 Verkeer – Luchtverkeer 1 (V-LV1)

 

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer-Luchtverkeer 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de Wgh-inrichting Schiphol;

  2. start- en landingsbanen en taxibanen;

  3. opstelplaatsen voor vliegtuigen;

  4. voorzieningen ten behoeve van de luchtvaart en de luchtverkeersveiligheid, zoals radarinstallaties, rijbaanstations, een onderdoorgang voor bestemmingsverkeer en nutsvoorzieningen;

  5. wegen;

  6. voorzieningen voor openbaar vervoer;

  7. een spoortunnel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – spoortunnel’;

  8. een tunnel ter plaatse van de aanduiding ‘tunnel’;

  9. water;

  10. groen;

  11. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitsschermen;

  12. voorzieningen ten behoeve van riolering, waterhuishouding en nutsvoorzieningen;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. paden;

  3. bermen.

 

3.2. Bouwregels

3.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van gebouwen mag maximaal 20 meter bedragen;

  2. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 2.000 m.

 

3.2.2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 45 meter, met uitzondering van voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit en voorzieningen ten behoeve van de luchtvaart.

ARTIKEL 4 Leiding - Gas

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en) primair bestemd voor:

  1. een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook;

met daarbij behorend(e):

  1. toegangswegen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter;

  3. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  1. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  2. het permanent opslaan van goederen.

4.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

4.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

 

 

ARTIKEL 5 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

ARTIKEL 6 Uitsluiting aanvullende werking Verordening fysiek domein

 

De voorschriften van de Verordening fysiek domein ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen en

  2. de ruimte tussen bouwwerken.

 

ARTIKEL 7 Geluidzone – gezoneerd industrieterrein

 

7.1. Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – gezoneerd industrieterrein' gelden beperkingen met als doel om een te hoge geluidbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein, buiten de aangewezen gronden, tegen te gaan.

 

7.2. Gebruiksregels

Het is niet toegestaan bedrijfsgebouwen en gronden binnen het gezoneerde industrieterrein te gebruiken, zodanig, dat als gevolg van dit gebruik:

  1. de geluidbelasting op de buitenste grens van de als 'geluidzone – industrie' aangewezen gronden hoger wordt dan 50 dB(A);

  2. de geluidbelasting op de gevel van woningen en van andere geluidgevoelige gebouwen binnen de als 'geluidzone – industrie' aangewezen gronden hoger is dan 50 dB(A), dan wel hoger dan de hogere grenswaarde die voor de vaststelling van dit bestemmingsplan is verleend.

 

ARTIKEL 8 Veiligheidszone – AFS Schiphol

8.1. Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – AFS Schiphol’ gelden bouwbeperkingen voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico vanwege een Bevi-inrichting.

 

8.2. Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. Binnen de aanduiding 'veiligheidszone – AFS Schiphol' zijn geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten voor zover deze een functionele binding hebben met de luchthavenactiviteiten.

 

8.3. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van de aanduiding ‘veiligheidszone – AFS Schiphol’ op de verbeelding te wijzigen indien daartoe, gelet op de luchthavenactiviteiten, aanleiding bestaat, met dien verstande dat van deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt overeenkomstig een door het bevoegd gezag ingevolge artikel 14 van het Bevi vastgestelde veiligheidscontour, indien tevoren advies is ingewonnen bij de Veiligheidsregio Kennemerland en het externe veiligheidsrisico daardoor niet onevenredig wordt vergroot.

 

ARTIKEL 9 Algemene afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels voor:

  1. het afwijken met niet meer dan 10% van de in dit bestemmingsplan aangegeven percentages, maten en oppervlakten;

  2. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 m van een bouwgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;

  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

  5. het verhogen van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen met maximaal 25% ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 50% van de oppervlakte van de bovenste verdiepingsvloer;

  6. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van civiele kunstwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;

 

 

ARTIKEL 10 Algemene wijzigingsregels

 

Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

ARTIKEL 10 Overgangsrecht

 

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

10.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

 

 

ARTIKEL 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan ‘Schiphol verdubbeling taxibaan Quebec’.