Planregels
Wijzigingsplan
Buitengebied Noord 1e wijziging
december2016
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN
ARTIKEL 1 Begripsbepalingen
plan: (digitaal)
het wijzigingsplan 'Buitengebied Noord 1e wijziging' van de gemeente Haarlemmermeer.
verbeelding:
de verbeelding van het wijzigingsplan 'Buitengebied Noord 1e wijziging'.
wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand ('NL.IMRO.0394.WPGlgbbgbnrd1ewijz-C001') met de bijbehorende regels
bestemmingsplan Buitengebied Noord:
het door de raad van de gemeente Haarlemmermeer op 4 juli 2013 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Noord.
Voor de overige begrippen is artikel 1 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord' van toepassing.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
ARTIKEL 2 Agrarisch
2.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten met een, in hoofdzaak, grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van glastuinbouw, bollenteelt, intensieve veehouderij , paardenfokkerij en paardenhouderij;
met daaraan ondergeschikt:
aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
natuur- en landschapsbeheer;
extensief recreatief medegebruik;
kleinschalig kamperen;
bed & breakfast;
nevenactiviteiten in de vorm van educatie, zorg gerelateerde voorzieningen, verkoop van eigen of streekproducten en kinderopvang;
met daarbij behorend(e):
verhardingen;
verharde en onverharde paden, erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen.
2.2 Bouwregels
2.2.1. Voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
gebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;
de goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 meter zijn en de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 12 meter zijn;
de oppervlakte van de agrarische bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch gebruik;
2.2.2. Voor het bouwen van een agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
per bouwvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
voor niet-inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;
voor inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 12 meter;
de inhoud van de agrarische bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3;
de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten dienste van de agrarische bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m2;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 5 meter;
2.2.3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel 2.1.onder d tot en met h gelden de volgende bepalingen:
gebouwen mogen alleen binnen de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen en agrarische bedrijfswoning binnen het bouwvlak worden gebouwd;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de nevengeschikte functies mag niet meer zijn dan 150 m2;
2.2.4. Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van silo’s mag niet meer zijn dan 15 meter;
de bouwhoogte van hooibergingen mag niet meer zijn dan 15 meter;
de bouwhoogte van windturbines mag niet meer zijn dan 20 meter;
de bouwhoogte van een mestbassin ten behoeve van de opslag van bedrijfseigen mest mag niet meer zijn dan 5 meter;
de bouwhoogte van zend-/ontvangstinstallatie mag niet meer zijn dan 20 meter;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;
de bouwwerken bedoeld in dit artikel onder a tot en met e mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
2.3 Afwijken van de bouwregels
2.3.1 Overschrijding van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2.1 onder a voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;
de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;
het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
2.3.2 Gebouwen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;
het plaatsen van gebouwen buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor een volwaardige bedrijfsvoering;
per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 gebouwen toegestaan;
de oppervlakte van een gebouw mag niet meer zijn dan 100 m², met dien verstande dat de oppervlakte van een schuilhut voor vee niet meer mag zijn dan 50 m²;
de goothoogte mag niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 6 meter.
2.3.3 Situering bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 2.2.1 onder b voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op een kortere afstand dan 5 meter achter de bedrijfswoning;
2.3.4 Ondergeschikte functies
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 2.2.3 voor het nieuw bouwen ten behoeve van de in dat artikel genoemde ondergeschikte functies met inachtneming van de volgende bepalingen:
de oppervlakte van de nieuwbouw mag niet meer zijn dan 150 m2, waarbij de totale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit in de bestaande gebouwen en de nieuw te bouwen gebouwen niet meer mag zijn dan 150 m2;
nieuw te bouwen gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
bij cumulatie van nevenactiviteiten mag de maximale oppervlakte binnen bestaande bebouwing en in nieuw te bouwen gebouwen maximaal 250 m2 zijn.
2.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
op deze locatie mogen maximaal 200 stuks melkrundvee en 140 stuks jongvee worden gehouden;
aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning en bij de woning horende bijbehorende bouwwerken;
het gebruiken van vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is toegestaan tot een maximum van 15 plaatsen, waarbij tevens een gebruik van bestaande gebouwen voor aanvullende voorzieningen tot een maximum van 150 m2 is toegestaan;
het gebruik van bedrijfsgebouwen en gronden voor bedrijfsdoeleinden anders dan agrarische bedrijfsdoeleinden en de op grond van artikel 2.1 toegestane andere activiteiten is niet toegestaan;
buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten, agrarische bedrijfsgoederen en agrarische werktuigen achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;
2.5 Afwijken van de gebruiksregels
2.5.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 2.4 onder b en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.
2.5.2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 2.4 onder d en toestaan dat tijdelijk of blijvend vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:
is aangetoond dat de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen niet nodig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
buitenopslag is niet toegestaan;
ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen is verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet toegestaan;
de opslag activiteiten geen onevenredig overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;
geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat;
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
ARTIKEL 3 Luchtvaartverkeerzone - lib
3.1 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.1
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone-lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB art. 2.2.1, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 221, gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing en het gebruik daarvan, gesteld in artikel 2.2.1 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
3.2 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.2
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone-lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB art. 2.2.2, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 222, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde en objecten, gesteld in artikel 2.2.2 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
3.3 Luchtvaartverkeerzone – LIB 2.2.2a
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone-lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB art. 2.2.2, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 222a, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van objecten, gesteld in artikel 2.2.2a van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
3.4 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.3
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3, zoals aangegeven in bijlage LIB 223, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking gesteld in artikel 2.2.3 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
ARTIKEL 4 Van toepassing verklaring
Op dit wijzigingsplan zijn de artikelen 2, 51, 52, 61, 62 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord' van toepassing.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGEL
ARTIKEL 5 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het wijzigingsplan 'Buitengebied Noord 1e wijziging' van de gemeente Haarlemmermeer: