TAM-voorbereidingsbesluit Bodem Haarlemmermeer


Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, gelet op:

het besluit van de gemeenteraad van 20 april 2023 over adviesrecht, delegatie van bevoegdheden en verplichte participatie onder de Omgevingswet, en waarbij de bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit is gedelegeerd aan het college;


artikel 4.1 lid 1 en artikel 4.14 van de Omgevingswet; besluit:

  1. met het oog op de voorbereiding van in het omgevingsplan te stellen regels een TAM-

    voorbereidingsbesluit bodem, met planidentificatie NL.IMRO.0394.TAMVBBhlmbodem-D0001 te nemen voor het gehele grondgebied van de gemeente Haarlemmermeer zoals weergegeven op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening;

  2. voor het omgevingsplan de voorbeschermingsregels vast te stellen die zijn opgenomen in bijlage A;

  3. dat dit voorbereidingsbesluit in werking treedt tegelijk met de Omgevingswet.


Aldus besloten in de vergadering van 28 november 2023.


Bijlage A bij artikel II


Voorrangsbepaling

Voor zover de regels van de hoofdregeling van het omgevingsplan afwijken van deze voorbeschermingsregels gelden alleen de voorbeschermingsregels.


Hoofdstuk 1 Voorbeschermingsregels bodem


Artikel 1.0 Begripsbepalingen

In dit voorbereidingsbesluit wordt verstaan onder:

  1. zone van de Bodemkwaliteitskaart: gebied dat is ingedeeld in een zone op de zonekaart in bijlage I bij dit voorbereidingsbesluit;

  2. niet-gezoneerd gebied op de Bodemkwaliteitskaart: gebied dat niet is ingedeeld in een zone op de zonekaart in bijlage I bij dit voorbereidingsbesluit omdat er te weinig gegevens beschikbaar zijn over de bodemkwaliteit in dit gebied.

    Afdeling 1.1 Bodemgevoelige gebouwen op een bodemgevoelige locatie Artikel 1.1 Uitbreiding begrip sanerende of andere beschermende maatregel

    Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder een sanerende of andere beschermende maatregel verstaan:

    1. sanering overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving of afdeling 1.3 van dit voorbereidingsbesluit; of

    2. sanering waarop artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet van toepassing is en waarmee een vergelijkbaar saneringsresultaat wordt bereikt als bij toepassing van onderdeel a.

Artikel 1.2 Afwijkende en aanvullende beoordelingsregels met betrekking tot bodemgevoelige gebouwen op een bodemgevoelige locatie

  1. In afwijking van artikel 22.29, eerste lid, onder c, onder 2°, van het omgevingsplan geldt dat bij overschrijding van de waarde toelaatbare kwaliteit van de bodem, de omgevingsvergunning alleen wordt verleend als aannemelijk is dat een sanerende of andere beschermende maatregel wordt genomen.

  2. In aanvulling op artikel 22.29, eerste lid, van het omgevingsplan wordt een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie alleen verleend als:

    1° het bevoegd gezag van oordeel is dat er geen verontreiniging van de bodem is, die zodanig is dat schade te verwachten is voor de gezondheid van gebruikers van het gebouw; of

    2° het bevoegd gezag van oordeel is dat er een verontreiniging van de bodem is anders dan bedoeld in het eerste lid, die zodanig is dat schade te verwachten is voor de gezondheid van gebruikers van het gebouw, maar aannemelijk is dat met een of meer maatregelen de bodem of het gebouw toch geschikt kan worden gemaakt voor het beoogde gebruiksdoel.

  3. Het zinsdeel “in meer dan 25 m3 bodemvolume” in artikel 22.30, tweede lid, van het omgevingsplan is niet van toepassing voor zover het gaat om de aanwezigheid van lood ter plaatse van de tuin of andere buitenruimte bij een woning, kinderdagverblijf en school.

  4. In afwijking van en in aanvulling op artikel 22.30, eerste lid, van het omgevingsplan zijn voor de stoffen lood en PFAS de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor verschillende bodemgevoelige gebruiksfuncties opgenomen in tabel 1.2, waarbij het gaat om de gemeten waarden zonder bodemtypecorrectie:


Tabel 1.2



Bodemgevoelige gebruiksfunctie


Waarden lood (in mg/kg ds)

Waarden PFOA en som-waarden PFAS-mengsels


(in µg /kg ds)


Waarden PFOS en overige PFAS (in µg /kg ds)

Ter plaatse van de tuin of andere buitenruimte:

  • Woning

  • Kinderdagverblijf

  • School


370


60


59

Ter plaatse van het gebouw:

  • Woning

  • Kinderdagverblijf

  • School

    Ter plaatse van het gebouw inclusief eventuele tuin of andere buitenruimte:

  • Overige bodemgevoelige

gebouwen zoals winkel, kantoor


(geen wijziging: Interventiewaarde conform bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving)


60


59


Artikel 1.3 Vergunningvoorschriften met betrekking tot een bodemgevoelig gebouw op bodemgevoelige locatie: uitvoering sanering

Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie die is verleend met toepassing van de artikelen 22.29 van het omgevingsplan en artikel 1.2, eerste lid, van dit voorbereidingsbesluit, wordt ook het voorschrift verbonden dat voorafgaand

aan de ingebruikname van het bodemgevoelige gebouw, of een gedeelte daarvan, een sanerende of beschermende maatregel is uitgevoerd.


Artikel 1.4 Vergunningvoorschriften met betrekking tot een bodemgevoelig gebouw op bodemgevoelige locatie: informatieplicht uitvoering sanering

Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie die is verleend met toepassing van de artikelen 22.29 van het omgevingsplan en artikel 1.2, eerste lid, van dit voorbereidingsbesluit, wordt ook het voorschrift verbonden dat het bodemgevoelige gebouw, of een gedeelte daarvan, alleen in gebruik wordt genomen nadat het bevoegd gezag ten minste een week van te voren is geïnformeerd over de wijze waarop een sanerende of andere beschermende maatregel is genomen.


Artikel 1.5 Vergunningvoorschriften met betrekking tot een bodemgevoelig gebouw op bodemgevoelige locatie: geschikt maken van de bodem

  1. Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie die is verleend met toepassing van de artikelen 22.29 van het omgevingsplan en artikel 1.2, tweede lid, onder 2°, van dit voorbereidingsbesluit, kan het voorschrift worden verbonden dat:

    1. voldoende ventilatievoorzieningen in het gebouw worden aangebracht;

    2. een dampdichte laag wordt aangebracht;

    3. een afdeklaag wordt aangebracht; of

    4. de grond wordt ontgraven.

  2. Als aan een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie een voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt verbonden, wordt ook het voorschrift verbonden dat ten minste een week voordat het bodemgevoelige gebouw of een gedeelte daarvan in gebruik wordt genomen het bevoegd gezag wordt geïnformeerd over de manier waarop de maatregelen zijn genomen.


Artikel 1.6 Aanvraagvereisten in verband met beoordeling bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie

  1. In afwijking van artikel 22.35, onder j, van het omgevingsplan worden, als de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken betrekking heeft op een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie, de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    1. de resultaten van de onderzoeken, bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en

    2. als de waarde toelaatbare kwaliteit van de bodem, bedoeld in artikel 22.30, tweede lid, van het omgevingsplan of artikel 1.2, derde en vierde lid, van dit voorbereidingsbesluit wordt overschreden: gegevens en bescheiden die aannemelijk maken dat een sanerende of andere beschermende maatregel wordt genomen.

  2. In aanvulling op het eerste lid, aanhef en onder a, wordt bij de aanwezigheid van asbestverdacht bouw- of sloopafval of asbestverdacht recyclinggranulaat in de bodem, het resultaat van een onderzoek verstrekt dat is verricht overeenkomstig NEN 5897 als sprake is van meer dan 50% bodemvreemd materiaal.

  3. In aanvulling op het eerste lid, aanhef en onder a, wordt op een locatie in zone 3 of 3A van de Bodemkwaliteitskaart of in een niet-gezoneerd gebied op de Bodemkwaliteitskaart een verkennend bodemonderzoek als bedoeld in artikel 5.7b van het Besluit activiteiten leefomgeving uitgevoerd, ook als op grond van een vooronderzoek bodem als bedoeld in artikel 5.7a van het Besluit activiteiten leefomgeving geen verdenking bestaat op de aanwezigheid van een specifieke verontreiniging van de bodem.

  4. Het derde lid is niet van toepassing op een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving als uit het vooronderzoek bodem, bedoeld in artikel 5.7a van het Besluit activiteiten leefomgeving, blijkt dat de locatie onverdacht is of de gerezen verdenkingen een verkennend onderzoek als bedoeld in het derde lid niet rechtvaardigen.

  5. De resultaten van een bodemonderzoek voldoen aan de eisen voor aanlevering zoals opgenomen in bijlage II bij dit voorbereidingsbesluit en worden verstrekt in:

    1. PDF-formaat, en:

    2. ook in XML-formaat volgens SIKB0101, voor zover het gaat om gegevens die zich daarvoor lenen.

Afdeling 1.2 Graven


Paragraaf 1.2.1 Kleinschalig graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit


Artikel 1.7 Toepassingsbereik

  1. Deze paragraaf geldt voor het kleinschalig graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit, als het bodemvolume waarin wordt gegraven 25 m3of minder is.

  2. Het kleinschalig graven in de bodem als bedoeld in het eerste lid omvat ook:

    1. het zeven van de uitkomende grond op dezelfde locatie;

    2. het tijdelijk opslaan van grond; en

    3. het terugplaatsen van grond na afloop van tijdelijk uitnemen.

  3. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    1. het graven in de waterbodem;

    2. het tijdelijk uitnemen bij graafwerkzaamheden in een tuin bij een woning als de uitgenomen grond wordt teruggeplaatst in die tuin; of

    3. het tijdelijk uitnemen in een bodemvolume tot 1 m3 in overige situaties als de uitgenomen grond wordt teruggeplaatst op of nabij het ontgravingsprofiel.

  4. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    1. interventiewaarden bodemkwaliteit: de waarden, opgenomen in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving;

    2. grond: grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit;

    3. partij: hoeveelheid materiaal die volgens de bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit gestelde regels als partij wordt aangemerkt; en

    4. locatie die is beschikt als ernst, geen spoed: locatie waarvoor voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet een beschikking is vastgesteld krachtens artikel 29 in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waarin is vastgesteld dat bij het huidige dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging geen sprake is van zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is.


Artikel 1.8 Voorafgaand bodemonderzoek

  1. Voordat kleinschalig in de bodem gegraven wordt, wordt voldaan aan de regels over het voorafgaand bodemonderzoek, bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  2. Als het gaat om het kleinschalig graven in de bodem op een locatie in de openbare weg met uitzondering van de openbare weg binnen de bebouwde kom van zone 1 van de Bodemkwaliteitskaart, of in een niet- gezoneerd gebied op de Bodemkwaliteitskaart, wordt een verkennend bodemonderzoek als bedoeld in artikel 5.7b van het Besluit activiteiten leefomgeving verricht, ook als op grond van een vooronderzoek bodem als bedoeld in artikel 5.7a van het Besluit activiteiten leefomgeving geen verdenking bestaat op de aanwezigheid van een specifieke verontreiniging van de bodem.

  3. Het tweede lid geldt niet voor zover het bevoegd gezag al over voldoende onderzoeksresultaten beschikt.

  4. In afwijking van het tweede lid kan worden afgezien van het verrichten van een verkennend onderzoek. In dat geval gelden de regels van paragraaf 22.3.7.2 van het omgevingsplan of paragraaf 1.2.2 van dit voorbereidingsbesluit.

  5. Dit artikel geldt niet bij een spoedreparatie van vitale ondergrondse infrastructuur.

Artikel 1.9 Gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit

  1. Als een verkennend bodemonderzoek is verricht wordt dit samen met het vooronderzoek bodem ten minste een week voor het begin van het kleinschalig graven aan het bevoegd gezag verstrekt.

  2. Het verkennend bodemonderzoek voldoet aan de eisen voor aanlevering zoals opgenomen in bijlage II bij dit voorbereidingsbesluit en wordt verstrekt in:

    1. PDF-formaat; en

    2. ook in XML-formaat volgens SIKB0101, voor zover het gaat om gegevens die zich daarvoor lenen.

  3. Dit artikel geldt niet bij een spoedreparatie van vitale ondergrondse infrastructuur.


    Artikel 1.10 Gegevens en bescheiden: na spoedreparatie vitale ondergrondse infrastructuur

    Bij een spoedreparatie van vitale ondergrondse infrastructuur op een locatie in de openbare weg met uitzondering van de openbare weg binnen de bebouwde kom van zone 1 van de Bodemkwaliteitskaart, op een locatie die is beschikt als ernst, geen spoed, of op een locatie in een niet-gezoneerd gebied op de Bodemkwaliteitskaart, worden, als sprake is van afvoer van grond, aan het bevoegd gezag, onverwijld na beëindiging van de spoedreparatie gegevens en bescheiden verstrekt over:

    1. de begrenzing van de activiteit;

    2. de data waarop de activiteit is verricht; en

    3. de aanleiding en het doel van de activiteit.


Artikel 1.11 Gegevens en bescheiden: beschikbaar op locatie

De onderzoeken, bedoeld in artikel 1.9 van dit voorbereidingsbesluit, zijn beschikbaar op de locatie tijdens het uitvoeren van de activiteit.


Artikel 1.12 Grond gescheiden houden

  1. Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen worden bij het kleinschalig graven, partijen grond van verschillende kwaliteitsklassen, waarin de partijen op grond van artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit zijn ingedeeld, en civieltechnisch scheidbare grondsoorten, zoveel mogelijk gescheiden gehouden.

  2. Gescheiden gehouden partijen grond als bedoeld in het eerste lid worden gescheiden opgeslagen.


Artikel 1.13 Tijdelijk uitnemen van grond

  1. Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen, wordt na het tijdelijk uitnemen van grond, die grond op of nabij het ontgravingsprofiel teruggebracht in de bodem.

  2. In afwijking van het eerste lid wordt grond na het tijdelijk uitnemen niet teruggebracht in de bodem als de grond een bewerking heeft ondergaan anders dan het uitzeven van bodemvreemd materiaal.


    Artikel 1.14 Geen grond met PFAS terugplaatsen

    In afwijking van artikel 1.13, eerste lid, van dit voorbereidingsbesluit, wordt grond met verontreiniging met PFAS na het tijdelijk uitnemen niet teruggebracht in de bodem als een of meer van de volgende waarden worden overschreden waarbij het gaat om de gemeten waarde zonder bodemtypecorrectie:

    1. 59 µg/kg ds bij PFOS;

    2. 60 µg/kg ds bij PFOA of een mengsel van PFAS; of

    3. 59 µg/kg ds bij overige PFAS.


Artikel 1.15 Tijdelijke opslag van vrijkomende grond

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen wordt grond die bij het graven is vrijgekomen niet langer dan acht weken na beëindiging van het graven in de directe nabijheid van de ontgravingslocatie opgeslagen.

Paragraaf 1.2.2 Kleinschalig graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit


Artikel 1.16 Toepassingsbereik

  1. Deze paragraaf geldt voor het kleinschalig graven in de bodem, bedoeld in artikel 22.127 van het omgevingsplan.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    1. het tijdelijk uitnemen bij graafwerkzaamheden in een tuin bij een woning, als de uitgenomen grond wordt teruggeplaatst in die tuin; of

    2. het tijdelijk uitnemen in een bodemvolume tot 1 m3 in overige situaties, als de uitgenomen grond wordt teruggeplaatst op of nabij het ontgravingsprofiel.

  3. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    1. interventiewaarden bodemkwaliteit: de waarden, opgenomen in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving;

    2. grond: grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit;

    3. partij: hoeveelheid materiaal die volgens de bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit gestelde regels als partij wordt aangemerkt;

    4. locatie die is beschikt als ernst, geen spoed: locatie waarvoor voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet een beschikking is vastgesteld krachtens artikel 29 in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waarin is vastgesteld dat bij het huidige dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging geen sprake is van zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is; en

    5. afdeklaag: afdeklaag als bedoeld in artikel 4.1241 van het Besluit activiteiten leefomgeving of een isolatielaag die is aangebracht onder het voormalige Besluit uniforme saneringen of op grond van een saneringsplan of nazorgplan onder de voormalige Wet bodembescherming.


Artikel 1.17 Voorafgaand bodemonderzoek

  1. Voordat kleinschalig in de bodem gegraven wordt, wordt voldaan aan de regels over het voorafgaand bodemonderzoek, bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  2. In aanvulling op het eerste lid wordt als het gaat om het graven in de bodem op een locatie in de openbare weg met uitzondering van de openbare weg binnen de bebouwde kom van zone 1 van de Bodemkwaliteitskaart, of in een niet-gezoneerd gebied op de Bodemkwaliteitskaart, een verkennend bodemonderzoek als bedoeld in artikel 5.7b van het Besluit activiteiten leefomgeving verricht, ook als op grond van een vooronderzoek bodem als bedoeld in artikel 5.7a van het Besluit activiteiten leefomgeving geen verdenking bestaat op de aanwezigheid van een specifieke verontreiniging van de bodem.

  3. Het tweede lid is niet van toepassing voor zover het bevoegd gezag al over voldoende onderzoeksresultaten beschikt.

  4. In afwijking van het tweede lid kan worden afgezien van het verrichten van een verkennend onderzoek.

  5. Dit artikel geldt niet bij een spoedreparatie van vitale ondergrondse infrastructuur.


Artikel 1.18 Gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit

  1. Artikel 22.128, derde lid, aanhef en onder a, van het omgevingsplan, is niet van toepassing als het gaat om kleinschalig graven op een locatie waar een afdeklaag is aangebracht en de ontgraving dieper reikt dan deze afdeklaag.

  2. Als het gaat om kleinschalig graven op een locatie waar een afdeklaag is aangebracht en de ontgraving dieper reikt dan deze afdeklaag, worden ten minste een week voor het begin van het kleinschalig graven ook gegevens en bescheiden verstrekt over de naam en het adres van de natuurlijke persoon en de onderneming die de milieukundige begeleiding, bedoeld in artikel 22.130 van het omgevingsplan, gaan verrichten. Dit geldt niet bij een spoedreparatie van vitale ondergrondse infrastructuur.

  3. Onverwijld na het wijzigen van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het tweede lid, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag.

  4. Als een verkennend bodemonderzoek is verricht wordt dit samen met het vooronderzoek bodem ten minste een week voor het begin van het kleinschalig graven volgens de eisen voor aanlevering zoals opgenomen in bijlage II bij dit voorbereidingsbesluit aan het bevoegd gezag verstrekt in:

    1. PDF-formaat; en

    2. ook in XML-formaat volgens SIKB0101, voor zover het gaat om gegevens die zich daarvoor lenen.


      Artikel 1.19 Gegevens en bescheiden: na spoedreparatie vitale ondergrondse infrastructuur

      Bij een spoedreparatie van vitale ondergrondse infrastructuur op een locatie in de openbare weg met uitzondering van de openbare weg binnen de bebouwde kom van zone 1 van de Bodemkwaliteitskaart, op een locatie die is beschikt als ernst, geen spoed, of op een locatie in een niet-gezoneerd gebied op de Bodemkwaliteitskaart, worden, als sprake is van afvoer van grond, aan het bevoegd gezag, onverwijld na beëindiging van de activiteit gegevens en bescheiden verstrekt over:

      1. de begrenzing van de activiteit;

      2. de data waarop de activiteit is verricht; en

      3. de aanleiding en het doel van de activiteit.


Artikel 1.20 Gegevens en bescheiden: beschikbaar op locatie

De gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 22.128 van het omgevingsplan of artikel 1.18 van dit voorbereidingsbesluit, zijn beschikbaar op de locatie tijdens het uitvoeren van de activiteit.


Artikel 1.21 Afzetten ontgravingslocatie en tijdelijke opslag van grond (hekwerk)

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen, wordt om de ontgravingslocatie inclusief de opgeslagen partijen grond een hekwerk geplaatst of op een andere manier geborgd dat de locatie niet toegankelijk is voor derden.


Artikel 1.22 Grond gescheiden houden

  1. Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen worden bij het kleinschalig graven, partijen grond van verschillende kwaliteitsklassen, waarin de partijen op grond van artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit zijn ingedeeld, en civieltechnisch scheidbare grondsoorten, zoveel mogelijk gescheiden gehouden.

  2. Gescheiden gehouden partijen grond als bedoeld in het eerste lid worden gescheiden opgeslagen.


Artikel 1.23 Tijdelijk uitnemen van grond

  1. Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen wordt na het tijdelijk uitnemen van grond, die grond in hetzelfde ontgravingsprofiel teruggebracht in de bodem.

  2. In afwijking van het eerste lid wordt grond na het tijdelijk uitnemen niet teruggebracht in de bodem als de grond een bewerking heeft ondergaan anders dan het uitzeven van bodemvreemd materiaal.


Artikel 1.24 Geen grond met mobiele verontreiniging terugplaatsen

  1. In afwijking van artikel 1.23, eerste lid, van dit voorbereidingsbesluit wordt grond na het tijdelijk uitnemen niet teruggebracht in de bodem als:

    1. een of meer van de interventiewaarden bodemkwaliteit, bedoeld in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving, worden overschreden voor de in tabel 1.24 opgenomen mobiele stoffen; of

    2. bij de aanwezigheid van PFAS een of meer van de volgende waarden worden overschreden waarbij het gaat om de gemeten waarde zonder bodemtypecorrectie:

      1°. 59 µg/kg ds bij PFOS;

      2° 60 µg/kg ds bij PFOA of een mengsel van PFAS; of 3° 59 µg/kg ds bij overige PFAS.

  2. Het eerste lid, aanhef en onder a geldt niet, als uit een grondwateronderzoek dat is uitgevoerd volgens NEN 5740 of NTA 5755 blijkt dat de signaleringsparameters, bedoeld in bijlage Vd bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, voor de mobiele stoffen niet worden overschreden.


Tabel 1.24


Mobiele stoffen

a. Aromatische verbindingen:

Benzeen

Ethylbenzeen

Tolueen

Xylenen (som)

b. Gechloreerde koolwaterstoffen, subgroep vluchtige chloorkoolwaterstoffen:

monochlooretheen (vinylchloride)

dichloormethaan

1,1-dichloorethaan

1,2-dichloorethaan

1,1-dichlooretheen

1,2-dichlooretheen (som)

dichloorpropanen (som)

trichloormethaan (chloroform)

1,1,1-trichloorethaan

1,1,2-trichloorethaan

trichlooretheen (tri)

tetrachloormethaan (tetra)

tetrachlooretheen (per)

c. Overige stoffen:

Minerale olie


Artikel 1.25 Kwaliteitsborging uitvoeren kleinschalig graven

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen, wordt het kleinschalig graven uitgevoerd volgens BRL SIKB 7000, als het graven plaatsvindt op een locatie waar een afdeklaag is aangebracht en de ontgraving dieper reikt dan deze afdeklaag.

Paragraaf 1.2.3 Graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit, anders dan kleinschalig graven


Artikel 1.26 Toepassingsbereik

  1. Deze paragraaf is van toepassing op het graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit als bedoeld in artikel 3.48d van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  2. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    1. interventiewaarden bodemkwaliteit: de waarden, opgenomen in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving;

    2. grond: grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit; en

    3. partij: hoeveelheid materiaal die volgens de bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit gestelde regels als partij wordt aangemerkt.


Artikel 1.27 Voorafgaand bodemonderzoek

  1. In aanvulling op artikel 4.1221 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt, als het gaat om het graven in de bodem op een locatie in de openbare weg met uitzondering van de openbare weg binnen de bebouwde kom van zone 1 van de Bodemkwaliteitskaart of in een niet-gezoneerd gebied op de Bodemkwaliteitskaart, een verkennend bodemonderzoek als bedoeld in artikel 5.7b van het Besluit activiteiten leefomgeving verricht, ook als op grond van een vooronderzoek bodem als bedoeld in artikel

    5.7a van het Besluit activiteiten leefomgeving geen verdenking bestaat op de aanwezigheid van een specifieke verontreiniging van de bodem.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het bevoegd gezag al over voldoende onderzoeksresultaten beschikt.


Artikel 1.28 Gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit

  1. In aanvulling op artikel 4.1220 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden aan het bevoegd gezag ten minste een week voor het begin van het graven de onderzoeken, bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.27 van dit voorbereidingsbesluit, verstrekt.

  2. Het eerste lid geldt niet als alleen sprake is van een vooronderzoek bodem als bedoeld in artikel 5.7a van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  3. De onderzoeken, bedoeld in het eerste lid, voldoen aan de eisen voor aanlevering zoals opgenomen in bijlage II bij dit voorbereidingsbesluit en worden verstrekt in:

    1. PDF-formaat; en

    2. ook in XML-formaat volgens SIKB0101, voor zover het gaat om gegevens die zich daarvoor lenen.


Artikel 1.29 Gegevens en bescheiden: beschikbaar op locatie

De gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 4.1220, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, en de onderzoeken, bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving, en artikel 1.27 van dit voorbereidingsbesluit, zijn beschikbaar op locatie tijdens het uitvoeren van de activiteit.


Artikel 1.30 Grondsoorten gescheiden houden

  1. In aanvulling op artikel 4.1222 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden, met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen, civieltechnisch scheidbare grondsoorten gescheiden gehouden.

  2. Gescheiden partijen grond als bedoeld in het eerste lid worden gescheiden opgeslagen.


    Artikel 1.31 Geen grond met PFAS terugplaatsen

    In afwijking van artikel 4.1222a, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt grond met verontreiniging met PFAS na het tijdelijk uitnemen niet teruggebracht in de bodem als een of meer van de volgende waarden worden overschreden waarbij het gaat om de gemeten waarde zonder bodemtypecorrectie:

    1. 59 µg/kg ds bij PFOS;

    2. 60 µg/kg ds bij PFOA of een mengsel van PFAS; of

    3. 59 µg/kg ds bij overige PFAS.


Paragraaf 1.2.4 Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, anders dan kleinschalig graven


Artikel 1.32 Toepassingsbereik

  1. Deze paragraaf geldt voor het graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, bedoeld in artikel 3.48f van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  2. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    1. interventiewaarden bodemkwaliteit: de waarden, opgenomen in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving;

    2. grond: grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit; en

    3. partij: hoeveelheid materiaal die volgens de bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit gestelde regels als partij wordt aangemerkt.


Artikel 1.33 Voorafgaand bodemonderzoek

  1. In aanvulling op artikel 4.1229 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt, als het gaat om het graven in de bodem op een locatie in de openbare weg met uitzondering van de openbare weg binnen de bebouwde kom van zone 1 van de Bodemkwaliteitskaart of op een locatie in een niet-gezoneerd gebied op de Bodemkwaliteitskaart, een verkennend bodemonderzoek als bedoeld in artikel 5.7b van het Besluit activiteiten leefomgeving verricht, ook als op grond van een vooronderzoek bodem als bedoeld in artikel

    5.7a van het Besluit activiteiten leefomgeving geen verdenking bestaat op de aanwezigheid van een specifieke verontreiniging van de bodem.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het bevoegd gezag al over voldoende onderzoeksresultaten beschikt.


Artikel 1.34 Gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit

  1. In aanvulling op artikel 4.1226 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt aan het bevoegd gezag ten minste vier weken voor het begin van het graven het verkennend bodemonderzoek, bedoeld in artikel 1.33 van dit voorbereidingsbesluit, verstrekt.

  2. De onderzoeken, bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.33 van dit voorbereidingsbesluit, voldoen aan de eisen voor aanlevering zoals opgenomen in bijlage II bij dit voorbereidingsbesluit en worden verstrekt in:

    1. PDF-formaat; en

    2. ook in XML-formaat volgens SIKB0101, voor zover het gaat om gegevens die zich daarvoor lenen.


Artikel 1.35 Gegevens en bescheiden: beschikbaar op locatie

De gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 4.1225, tweede lid, artikel 4.1226, eerste en tweede lid, en artikel 4.1227, eerste en tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, en artikel 1.33 van dit voorbereidingsbesluit, zijn beschikbaar op locatie tijdens het uitvoeren van de activiteit.


Artikel 1.36 Actuele risico’s

Als bij het graven sprake is van actuele risico’s door het onverwacht aantreffen van asbest, asbestverdacht

materiaal of een andere verontreiniging wordt het bevoegd gezag hierover direct geïnformeerd.


Artikel 1.37 Afzetten ontgravingslocatie en tijdelijke opslag van grond (hekwerk)

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen, wordt om de ontgravingslocatie inclusief de opgeslagen partijen grond een hekwerk geplaatst of op een andere manier geborgd dat de locatie niet toegankelijk is voor derden.

Artikel 1.38 Grondsoorten gescheiden houden

  1. In aanvulling op artikel 4.1230, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving worden, met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen, civieltechnisch scheidbare grondsoorten gescheiden gehouden, ook als het licht verontreinigde grond betreft.

  2. Gescheiden gehouden partijen grond als bedoeld in het eerste lid worden gescheiden opgeslagen.


Artikel 1.39 Geen grond met mobiele verontreiniging terugplaatsen

  1. In afwijking van artikel 4.1230a, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt grond na het tijdelijk uitnemen, niet teruggebracht in de bodem als:

    1. een of meer van de interventiewaarden bodemkwaliteit als bedoeld in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving, worden overschreden voor de in tabel 1.39 opgenomen mobiele stoffen; of

    2. bij de aanwezigheid van PFAS een of meer van de volgende waarden worden overschreden waarbij het gaat om de gemeten waarde zonder bodemtypecorrectie:

      1°. 59 µg/kg ds bij PFOS;

      2° 60 µg/kg ds bij PFOA of een mengsel van PFAS; of 3° 59 µg/kg ds bij overige PFAS.

  2. Het eerste lid, aanhef en onder a, geldt niet, als uit een grondwateronderzoek dat is uitgevoerd volgens NEN 5740 of NTA 5755 blijkt dat de signaleringsparameters, bedoeld in bijlage Vd bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, voor de mobiele stoffen niet worden overschreden.

Tabel 1.39


Mobiele stoffen

a. Aromatische verbindingen:

Benzeen

Ethylbenzeen

Tolueen

Xylenen (som)

b. Gechloreerde koolwaterstoffen, subgroep vluchtige chloorkoolwaterstoffen:

monochlooretheen (vinylchloride)

dichloormethaan

1,1-dichloorethaan

1,2-dichloorethaan

1,1-dichlooretheen

1,2-dichlooretheen (som)

dichloorpropanen (som)

trichloormethaan (chloroform)

1,1,1-trichloorethaan

1,1,2-trichloorethaan

trichlooretheen (tri)

tetrachloormethaan (tetra)

tetrachlooretheen (per)

c. Overige stoffen:

Minerale olie

Afdeling 1.3 Saneren


Artikel 1.40 Toepassingsbereik

  1. Deze afdeling is van toepassing op het saneren van de bodem als bedoeld in artikel 3.48h van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  2. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    1. grond: grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit;

    2. baggerspecie: baggerspecie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit; en

    3. waarde toelaatbare kwaliteit bodem: de waarde, bedoeld in artikel 22.30 van het omgevingsplan, in samenhang met artikel 1.2, derde en vierde lid, van dit voorbereidingsbesluit.

    4. gebiedsspecifieke waarde voor het toepassen van grond of baggerspecie: lokale maximale waarde voor het toepassen van grond of baggerspecie, opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, aanhef en onder b, van de Omgevingswet.


Artikel 1.41 Verwijderen verontreiniging met vluchtige stoffen

  1. Met het oog op het beschermen van de gezondheid en het beschermen van de kwaliteit van de bodem vindt, in afwijking van artikel 4.1240 van het Besluit activiteiten leefomgeving bij het bouwen van een bodemgevoelig gebouw, het saneren van de bodem alleen plaats met de saneringsaanpak verwijderen van verontreiniging, bedoeld in artikel 4.1242 van het Besluit activiteiten leefomgeving, als het gaat om de aanwezigheid van verontreiniging met vluchtige stoffen boven de waarde toelaatbare kwaliteit bodem op de plek van het gebouw.

  2. Onder vluchtige stoffen wordt verstaan de in tabel 1.41 opgenomen vluchtige stoffen.

  3. De bevoegdheid om een maatwerkvoorschrift te stellen als bedoeld in artikel 1.44 van dit voorbereidingsbesluit houdt in ieder geval in dat het bevoegd gezag kan toestaan dat de verontreiniging met vluchtige stoffen, bedoeld in het eerste lid, niet volledig wordt verwijderd, als volledige verwijdering van de verontreiniging redelijkerwijs niet kan worden gevraagd door:

    1. fysieke belemmeringen in de bodem; of

    2. de grote diepte van de verontreiniging.

Tabel 1.41


Vluchtige stoffen

a. Aromatische verbindingen:

Benzeen

Ethylbenzeen

Tolueen

Xylenen (som)

b. Gechloreerde koolwaterstoffen, subgroep vluchtige chloorkoolwaterstoffen:

monochlooretheen (vinylchloride)

dichloormethaan

1,1-dichloorethaan

1,2-dichloorethaan

1,1-dichlooretheen

1,2-dichlooretheen (som)

dichloorpropanen (som)

trichloormethaan (chloroform)

1,1,1-trichloorethaan

1,1,2-trichloorethaan

trichlooretheen (tri)

tetrachloormethaan (tetra)

tetrachlooretheen (per)


Artikel 1.42 Geen mobiele verontreiniging herschikken

  1. Met het oog op het beschermen van de gezondheid en het beschermen van de kwaliteit van de bodem wordt, in afwijking van artikel 4.1241, vijfde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, grond niet herschikt onder een afdeklaag als:

    1. een of meer van de interventiewaarden bodemkwaliteit, bedoeld in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving, worden overschreden voor de in tabel 1.42 opgenomen mobiele stoffen; of

    2. bij de aanwezigheid van PFAS een of meer van de volgende waarden worden overschreden waarbij het gaat om de gemeten waarde zonder bodemtypecorrectie:

      1° 59 µg/kg ds bij PFOS;

      2° 60 µg/kg ds bij PFOA of een mengsel van PFAS; of 3° 59 µg/kg ds bij overige PFAS.

  2. Het eerste lid, aanhef en onder a, geldt niet, als uit een grondwateronderzoek dat is verricht volgens NEN 5740 of NTA 5755 blijkt dat de signaleringsparameters, bedoeld in bijlage Vd bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet worden overschreden voor deze mobiele stoffen.

Tabel 1.42


Mobiele stoffen

a. Aromatische verbindingen:

Benzeen

Ethylbenzeen

Tolueen

Xylenen (som)

b. Gechloreerde koolwaterstoffen, subgroep vluchtige chloorkoolwaterstoffen:

monochlooretheen (vinylchloride)

dichloormethaan

1,1-dichloorethaan

1,2-dichloorethaan

1,1-dichlooretheen

1,2-dichlooretheen (som)

dichloorpropanen (som)

trichloormethaan (chloroform)

1,1,1-trichloorethaan

1,1,2-trichloorethaan

trichlooretheen (tri)

tetrachloormethaan (tetra)

tetrachlooretheen (per)

c. Overige stoffen

Minerale olie


Artikel 1.43 Terugsaneerwaarden gelijk aan gebiedsspecifieke kwaliteitseisen toepassen grond Als op de locatie waar de sanering plaatsvindt een gebiedsspecifieke waarde voor het toepassen van grond of baggerspecie geldt wordt in afwijking van artikel 4.1242, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, verontreiniging van de bodem verwijderd door de grond te ontgraven totdat de stof niet meer voorkomt in een concentratie die hoger is dan die gebiedsspecifieke waarde.

Afdeling 1.4 Maatwerk


Artikel 1.44 Maatwerk

  1. Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over de afdelingen 1.2 en 1.3 van dit voorbereidingsbesluit.

  2. Met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van de afdelingen 1.2 en 1.3 van dit voorbereidingsbesluit.

  3. Een maatwerkvoorschrift wordt gesteld met het oog op:

    1. het beschermen van de gezondheid;

    2. het beschermen van de kwaliteit van de bodem; of

    3. het doelmatig beheer van afvalstoffen.

  4. Op het stellen van een maatwerkvoorschrift over een milieubelastende activiteit zijn de beoordelingsregels in de artikelen 8.9 tot en met 8.11 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.

BIJLAGE I BIJ ARTIKELEN 1.6, 1.8, 1.10, 1.17, 1.19, 1.27 EN 1.33 VAN DIT VOORBEREIDINGSBESLUIT – ZONEKAART GEMEENTE HAARLEMMERMEER


BIJLAGE II BIJ ARTIKELEN 1.6, 1.9, 1.18, 1.28 VAN DIT VOORBEREIDINGSBESLUIT:

EISEN AANLEVEREN RESULTATEN BODEMONDERZOEK IN PDF-BESTAND EN XML-BESTAND


Het resultaat van een bodemonderzoek wordt als volgt aan het bevoegd gezag aangeleverd:


PDF-bestand:

1 × digitale rapportage in PDF. Het aan te leveren PDF-bestand bevat slechts 1 bodemrapportage. Zijn er meerdere onderzoeken uitgevoerd, dan betekent dit ook aanlevering van meerdere PDF’s.


XML-bestand:

  1. Het XML-bestand voldoet technisch aan het actuele SIKB0101 uitwisselingsformaat of aan het één na laatste formaat.

  2. Het XML-bestand voldoet aan de verplichte velden van de basisdataset SIKB0101, aangevuld met analysedatum bij de analysegegevens.

  3. Eén XML-bestand per uitgevoerd bodemonderzoek. XML-bestanden waarbij een van de volgende situaties van toepassing is, voldoen niet:

  4. Gegevens zijn identiek aan de informatie zoals die in het Pdf-bestand staat vermeld (Alle meetpunten staan op dezelfde plek als op de kaart in PDF);

  5. Analyses die in het veld worden uitgevoerd worden zijn onderdeel van het XML-bestand. Bijvoorbeeld XRF-analyses voor lood;

  6. Het XML-bestand bevat zowel de data van het veldwerk als de basisdataset onderzoeksgegevens en is minimaal gevuld met de gegevens uit volgende tabel:

Tabel met minimale dataset XML-bestand


Onderdeel

Gegevens per onderdeel

Rapportgegevens

  • rapportnaam: straat + huisnummer + plaatsnaam bijv.

    Stationsweg 1, Hoofddorp

  • type onderzoek;

  • aanleiding, conclusie en vervolg;

  • naam adviesbureau;

  • rapportnummer;

  • rapportdatum;

  • naam laboratorium.

Meetpuntgegevens

  • boringnaam;

  • boringtype;

  • bodemlaag;

  • einddiepte boring in meter;

  • grondwaterstand in meter;

  • filter: - filternaam;

- filterdiepte (diepte bovenkant en diepte onderkant in meter);

  • X en Y en Z coördinaten (in meter t.o.v. NAP).

Monstergegevens

  • veldmonster (volledig);

  • analysemonster (volledig);

  • naam (meng)monster;

  • monstertype (bodem/sediment/asfalt/verharding);

  • (meng)monstersamenstelling;

  • (meng)monsterdiepte (diepte bovenkant en diepte onderkant in

meter).

Analysegegevens

  • component;

  • analyseresultaat;

  • eenheid analyseresultaat;

  • referentiewaarde (meetwaarde, detectielimiet, etc.);

  • analysedatum;

Eventuele opmerkingen of toelichting

in een aantekeningenveld

Bijvoorbeeld over geurwaarnemingen, vervolgtraject, aanbevelingen, enz.

Koppeling mengmonsters aan geo-referentie van de

meetpunten

Voor alle mengmonsters geldt dat alle analyseresultaten gekoppeld zijn aan de veldmonsters (in meter t.o.v. NAP) waaruit

het mengmonster is samengesteld. Dat geldt ook voor asbest.

De contour van het onderzoeksgebied

Geografische contour van het onderzoeksgebied (met X en Y- coördinaten). Opmerking: Bij een riool- of wegtracé bestaat de contour enkel uit de grenzen van het riool- of wegtracé. Hierdoor wordt voorkomen dat naastgelegen woningen en/of terreinen onterecht bij het onderzoek worden gerekend.