HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
2.1 Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische bedrijfsactiviteiten met een, in hoofdzaak, grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van glastuinbouw, intensieve veehouderij en stoeterij;
hovenier ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’;
agrarische bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
praktijkruimte ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
sporthal ter plaatse van de aanduiding 'sporthal'
met daarbij behorend(e):
verhardingen;
paden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens mag niet minder zijn dan 5 meter;
gebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' zijn de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
3.2.2 Voor het bouwen van een agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
per bedrijf mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
voor niet-inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter;
voor niet-inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 9 meter;
de oppervlakte van bijgebouwen mag per agrarische bedrijfswoning niet meer zijn dan 60 m²;
de goothoogte van bijgebouwen mag per agrarische bedrijfswoning niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter;
de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens mag niet minder zijn dan 5 meter.
3.2.3 Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub a en toestaan dat bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het mag niet meer zijn dan 150 m²;
de goothoogte van een gebouw buiten het bouwvlak mag niet meer zijn dan 4 meter;
de bouwhoogte van een gebouw buiten het bouwvlak mag niet meer zijn dan 6 meter;
op gronden gelegen tussen de naar de weg gekeerde bouwgrens en de bestemming ‘Verkeer’ geen gebouw wordt geplaatst.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'sporthal' is het gebruik van het gebouw voor tennissport toegestaan jaarlijks in de periode van 1 oktober tot en met 1 april.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2 of 3.1 zijn toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1 of 3.2 zijn toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1, 3.2 of 4.1 zijn toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2 zijn toegestaan;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
uitsluitend opslag van schade-auto's niet zijnde autowrakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslagterrein schade-autos';
alsmede detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
fiets- en voetpaden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
kantoren;
met dien verstande dat:
garagebedrijven niet zijn toegestaan;
geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;
risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' zijn de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
- de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 4.1 sub a;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 4.1;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
4.4.2 Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².
4.4.3 Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel tot een oppervlakte van maximaal 750 m2 toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 4.1 als 4.4.1 sub a voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;
het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit betreft.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’, aangewezen gronden zijn bestemd voor:
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' bedrijfsactiviteiten behorende tot maximaal de bedrijfscategorie 4.2, uitsluitend voor afvalwaterzuivering, zijn toegestaan;
bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
met daarbij behorend(e):
verhardingen;
parkeervoorzieningen;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage toegestaan.
5.2.2 Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan.
5.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
5.2.4 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen zijn toegestaan in maximaal één bouwlaag met een diepte van maximaal 4 meter;
ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig gebouw.
Artikel 6 Detailhandel - Tuincentrum
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel - Tuincentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel, zijnde een tuincentrum
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
reclame-uitingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingomschrijving
De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijf, uitsluitend op de begane grond;
wonen, uitsluitend op de eerste verdieping.
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
7.3 afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 voor de volgende bedrijven geldt in afwijking van het bepaalde 4.1 onder a. een bedrijfsgebonden overgangsrecht:
Adres |
Bedrijf |
Categorie |
Hanepoel |
8 |
Autospuitinrichtingen |
3.1 |
46 |
Overige metaalwarenfabrieken |
3.2 |
62 |
Fabriek voor glas en glasproducten |
3.2 |
70 |
Constructiewerkplaatsen |
3.2 |
72 |
Overige metaalbewerkende industrie |
3.1 |
78 |
Deegwarenfabrieken |
3.1 |
88-102 |
Overige metaalbewerkende industrie |
3.1 |
De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan op vorenstaande adressen aanwezige bedrijven met hogere milieucategorieën mogen daar gevestigd blijven zolang deze aan de overige wet- en regelgeving blijven voldoen;
In geval van een juridische structuurwijziging blijft het recht behouden, wanneer de nieuwe (rechts)persoon reeds minimaal 3 jaar zakelijk verbonden was met de oude structuur;
In geval van erfopvolging tot in de tweede graad blijft het recht behouden;
bij beëindiging of verplaatsing van het onder a. omschreven bedrijf geldt voor deze locatie ten hoogste de milieucategorie zoals vermeld op de verbeelding.
7.4.2 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomchrijving
De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
horeca tot en met categorie 2 zoals opgenomen in artikel 1;
detailhandel;
maatschappelijk
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte
toegestaan.
8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
8.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw;
ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.
8.4 Specifieke gebruikregels
8.4.1 Het gebruik van een woning ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 50 m².
8.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruiken van het hoofdgebouw ten behoeve van detailhandel.
8.4.3 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bergingen.
8.4.4 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de functie maatschappelijk is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen
met daaraan ondergeschikt:
wandel- en fietspaden;
speelvoorzieningen;
bergbezinkbassins;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
kunstobjecten.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m2;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 6 meter.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
horeca-activiteiten zoals opgenomen in artikel 1, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’ horeca-activiteiten behorende tot horecacategorieën 1 en 2 zijn toegestaan;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
10.2 Bouwregels
10.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
10.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere horeca-activiteiten dan de horeca-activiteiten die zijn bedoeld in 10.1 sub a;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie of erotisch getinte horeca.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 sub a en toestaan dat horeca-activiteiten worden gevestigd die één categorie hoger zijn ingeschaald of die niet voorkomen in artikel 1, met dien verstande dat deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen deze bestemming.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
educatieve voorzieningen;
voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang en/ of voor- en naschoolse opvang;
voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven;
voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg;
welzijnsinstellingen;
sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen;
openbare dienstverlening
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
11.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
11.3 afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals horeca en detailhandel dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
Artikel 12 Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
recreatieve voorzieningen;
intensieve recreatie;
extensieve recreatie;
met daarbij behorend(e):
wandelpaden, fietspaden en ruiterpaden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
sport;
uitsluitend manege ter plaatse van de aanduiding 'manege'
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale goothoogte, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
13.2.2 Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
per bedrijf mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen ook buiten het bouwvlak mogen worden geplaatst;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' zijn de aangegeven maximale goothoogte en bouwhoogte toegestaan;
de oppervlakte van bijgebouwen mag per woning niet meer zijn dan 60 m²;
de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter;
de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens mag niet minder zijn dan 5 meter.
13.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van ballenvangers mag niet meer zijn dan 10 meter;
de hoogte van (licht)masten mag niet meer zijn dan 20 meter;
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals horeca en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
Artikel 14 Tuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen
met daarbij behorend(e):
opritten, terreinverhardingen en paden;
bouwwerken, met uitzondering van carports.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn erkers;
de diepte van erkers mag niet meer zijn dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de erker en de bouwperceelsgrens niet minder dan 1 meter is;
de breedte van erkers mag niet meer dan 65% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
de bouwhoogte van erkers mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;
e. in afwijking van het gestelde onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'overkapping' een gebouw toegestaan in de vorm van een overkapping met maximaal twee wanden, met een bouwhoogte die niet meer mag zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 meter.
14.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;
parkeervoorzieningen;
groen;
bergbezinkbassins;
kunstwerken
met daarbij behorend(e):
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitschermen;
nutsvoorzieningen;
speelvoorzieningen
met daaraan ondergeschikt:
kunstobjecten;
reclame-uitingen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m2;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
15.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 10 meter.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
bergbezinkbassins;
bruggen voor langzaam verkeer
ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone'
met daarbij behorend(e):
verhardingen;
groen;
nutsvoorzieningen
met daaraan ondergeschikt:
vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins, behalve ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
16.2.2 De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
ligplaatsen voor woonschepen;
opslag, behoudens tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan huis verbonden beroepsuitoefening;
met (de) daarbij behorende:
tuinen;
terreinverhardingen;
erven.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
per bouwperceel is één woning toegestaan;
in afwijking van sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'twee woningen toegestaan' op één bouwperceel twee woningen toegestaan;
hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn voor hoofdgebouwen de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;
de bouwhoogte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;
de diepte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
het bepaalde in 17.2.1 sub f is niet van toepassing op aangebouwde bijbehorende bouwwerken op percelen met vrijstaande woningen;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
op de gronden buiten het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden tot een maximum van 60 m², dan wel de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw.
17.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
17.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw;
ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.1 sub d en toestaan dat de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter wanneer een platte dakafdekking wordt toegepast;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter wanneer een kap wordt toegepast.
17.3.2 Voor de in 17.3.1 genoemde afwijkingen kan slechts vergunning worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds;
b. de woonsituatie;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.3.3 Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de maximale goothoogte van hoofdgebouwen in geval deze lager is bepaald dan 6 meter, tot een goothoogte van maximaal 6 meter.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².
17.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 van de tot dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van webwinkels aan huis, wanneer deze voldoen aan de bepalingen van 17.4.1.
Artikel 18 Wonen - Voormalig agrarisch bedrijf
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Voormalig agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
beroep en praktijk aan huis;
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
met de daarbij behorende voorzieningen als:
tuinen;
erven;
nutsvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
toegangspaden;
verhardingen;
parkeren.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.
18.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
per bouwvlak is één woning toegestaan;
hoofdgebouwen alsmede (ondergeschikte) aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan, mits het een overschrijding van niet meer dan 0,5 meter betreft;
de inhoud van de woning met inbegrip van aan- en uitbouwen mag niet meer zijn dan 1.000 m3.
de goothoogte van een woning mag niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte van een woning mag niet meer zijn 10 meter;
de omvang van de vrijstaande bijbehorende gebouwen mag niet meer zijn dan de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken binnen het bouwvlak met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw.
18.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
18.2.4 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw;
ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².
18.3.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van ruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
aan huis verbonden beroepsuitoefening of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ontplooien van bedrijfsmatige die vallen in een hogere categorie dan categorie 2 uit de tot dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
18.4 Afwijken van de gebruiksregels
18.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.3.1 en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.
18.4.2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.3.2 en toestaan dat de oorspronkelijke vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:
is aangetoond dat de gebouwen als agrarische bedrijfsgebouwen zijn gebouwd en gebruikt;
buitenopslag is niet toegestaan;
ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen is verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet toegestaan;
de opslag activiteiten geen onevenredig overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;
geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat.
Artikel 19 Wonen - Woonwagenstandplaats
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woonwagenstandplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in woonwagens;
aan huis verbonden beroepsuitoefening
met daarbij behorend(e):
tuinen;
terreinverhardingen;
erven.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woonwagens niet meer zijn dan het aangegeven aantal wooneenheden;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn voor woonwagens de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;
de gezamenlijke oppervlakte van de woonwagen en bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 100 m²;
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
de afstand tussen woonwagens mag niet minder zijn dan 2 meter;
de afstand tot de perceelgrens mag niet minder zijn dan 1 meter;
19.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Het gebruik van een woonwagen en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woonwagen en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².
19.3.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 van de bij tot plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van webwinkels aan huis, wanneer deze voldoen aan de bepalingen van 18.3.1.
2.2 Dubbelbestemmingen
Artikel 20 Leiding - Riool
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van afvalwater met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen
overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende
werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
20.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemmingen betreffen;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse
netten vormen.
20.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden
niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
Artikel 21 Leiding – Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van water met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen
overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende
werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
21.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemmingen betreffen;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse
netten vormen.
21.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden
niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
Artikel 22 Waarde - Archeologie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
22.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.2.1 In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 500 m² of meer:
a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,4 m onder peil;
b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,4 m onder peil;
c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,4 m onder peil;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
e. het ophogen en egaliseren van gronden.
22.2.2 Het in 22.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
22.2.3 De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in 22.2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
b. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
22.2.4 In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen of
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat deze dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' naar omvang wordt verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding en reden geeft.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
23.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding als dubbelbestemming voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen en andere dubbelbestemmingen) tevens bestemd voor:
de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen
met daaraan ondergeschikt:
dijken en kaden;
wegen en paden;
parkeervoorzieningen;
met (de) daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
23.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de basisbestemmingen en de andere dubbelbestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
23.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' worden gebouwd.
23.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.1 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in een andere voor die gronden aangewezen bestemmingen.
23.3.2 De in 23.3.1 genoemde vergunning wordt verleend, mits:
geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen, zoals omschreven in 23.1;
vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterbeheerder.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in andere voor die gronden aangewezen bestemmingen een omgevingsvergunning van kracht is, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voor zover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', uitsluitend toelaatbaar zijn, mits:
door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen, zoals omschreven in 23.1;
vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterbeheerder.
23.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een basisbestemming of andere dubbelbestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan.