HOOFDSTUK 3: Algemene regels

 

Artikel 24: Antidubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 25: Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

 

  1. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en

  6. de ruimte tussen bouwwerken.

 

 

Artikel 26: Algemene afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels voor:

 

  1. het afwijken met niet meer dan 10% van de in dit bestemmingsplan aangegeven percentages, maten en oppervlakten.

  2. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 meter van een bouwgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;

  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;

  5. het verhogen van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen met maximaal 25% ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 50 % van de oppervlakte van de bovenste verdiepingsvloer;

  6. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van civiele kunstwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m.

 

Artikel 27: Luchtvaartverkeerzone - lib

 

27.1 luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.1

 

Voor zover de gronden, met de aanduiding luchtvaartverkeerzone, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.1, zoals aangegeven in bijlage 1, gelden de beperkingen met betrekking gevoelige bestemmingen. In het LIB zijn deze geclassificeerd als woningen, woonwagens, woonschepen, gebouwen met een gezondheidszorgfunctie en gebouwen met een onderwijsfunctie.

 

27.2 luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.2

 

27.2.1 Voor zover de gronden, met de aanduiding Luchtvaartverkeerzone, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2, zoals aangegeven in bijlage 2, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde en objecten, gesteld in artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

 

27.2.2 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2.1, in combinatie met het bepaalde in 4.2 en 6.2, en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals silos, een hogere bouwhoogte toestaan, indien hiervoor een verklaring van geen bezwaar overeenkomstig artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart is verleend door de verantwoordelijke minister. Deze afwijking is enkel mogelijk in/voor het gebied van De Liede Noord.

 

27.3 luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.3

 

Voor zover de gronden, met de aanduiding Luchtvaartverkeerzone, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3, zoals aangegeven in bijlage 3, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking gesteld in artikel 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

 

 

Artikel 28: Geluidzone - industrie

 

Ter plaatse van de aanduiding geluidzone industrie mogen geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen/functies worden opgericht.

 

 

Artikel 29: Milieuzone - geluidverdeling

 

29.1 Aanduidingsdoelstelling

Voor de met Milieuzone - geluidverdeling aangeduide gronden gelden de volgende regels:

  1. de geluidemissie mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding geluidruimte in dB(A)/m²’ aangegeven geluidemissie in dB(A)/m²;

  2. de geluidimmissie mag niet meer bedragen dan de immissievoorwaarde op de (zone)toetspunten die zijn aangegeven voor de betreffende akoestische gebiedseenheid op de van deze regels deel uitmakende Geluidverdelingkaart en geluidemissie akoestische gebiedseenheden (kaart en/of tabel), dan wel conform de berekeningsprocedure zoals bepaald in 2.4 van deze regels en met dien verstande dat geen toetsing van de geluidimmissie plaatsvindt indien geen immissievoorwaarde is opgenomen;

  3. in afwijking van het bepaalde in 29.1 sub a is een hogere emissie dan het emissie-kental toegestaan, indien dit geen effect heeft op de toepasselijke immissievoorwaarde zoals bedoeld in 29.1 sub b;

  4. een akoestische gebiedseenheid als bedoeld in 29.1 sub b, kan al dan niet op verzoek door het bevoegd gezag worden opgedeeld in één of meerdere kavels, waarbij de berekeningsprocedure dient te worden gevolgd zoals bepaald in 2.5.

 

29.2 Specifieke gebruiksregels

Binnen de aanduiding Milieuzone - geluidverdeling is het navolgende gebruik niet toegestaan:

  1. het gebruik van de gronden door inrichtingen voor zover dit gebruik een grotere geluidemissie en/of geluidimmissie tot gevolg heeft dan is aangegeven in 29.1;

  2. het in gebruik hebben van een inrichting zonder te beschikken over een akoestische rapportage, tenzij het bevoegd gezag besluit dat het overleggen van een rapport van een akoestisch onderzoek niet is vereist, omdat aannemelijk is gemaakt dat voldaan wordt aan de waarden als bedoeld in 29.1.

 

29.3 Wijzigingsbevoegdheid

a. burgemeester en wethouders zijn bevoegd de immissievoorwaarde voor de (zone)toetspunten als bedoeld in 29.1 sub b te verhogen onder de volgende voorwaarde:

1. de bedrijfseconomische noodzaak voor verruiming van de geluidsruimte is aangetoond;

2. er vindt geen overschrijding van de geluidszone plaats;

3. de belangen van andere inrichtingen op het industrieterrein worden niet onevenredig aangetast;

4. de toepasselijke maximaal toelaatbare immissievoorwaarden voor de (zone)toetspunten van het kavel worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in 29.3 sub a onder 7;

5. het bedrijf past met zijn bedrijfsvoering binnen het ruimtelijk beleid voor het industrieterrein en/of de ruimtelijke visie van de gemeente;

6. met de wijziging een positieve bijdrage geleverd wordt aan onder meer het aspect duurzaamheid, de lokale werkgelegenheid en/of regionale economie, de oplossing van een milieu hygiënisch knelpunt elders;

7. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:

- de geluidsbelasting op de toepasselijke (zone)toetspunten verruiming toelaat;

- ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken en een qua beperking van milieuhinder optimale terreinindeling, een grotere geluidimmissie noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidimmissie te worden aangegeven evenals een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;

b. burgemeester en wethouders zijn bevoegd de akoestische gebiedseenheden te wijzigen, evenals de geluidruimte in dB(A)/m²’, rekening houdend met de toepasselijke (zone)toetspunten en onder de volgende voorwaarden:

1. er vindt geen overschrijding van de geluidszone plaats;

2. met de wijziging wordt een positieve bijdrage geleverd aan de optimalisering van een effectief en doelmatig ruimtegebruik.

 

 

Artikel 30: Vrijwaringszone - straalpad

 

Ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone straalpad mogen geen bouwwerken of andere werken worden opgericht met een hoogte van meer dan 70 meter.

 

 

Artikel 31: Algemene wijzigingsregels

31.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter zijn en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot.

31.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de actualisatie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen door het toevoegen of schrappen van soorten bedrijven en veranderen van de categorie- indeling van soorten bedrijven, voor zover verandering in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en daardoor geen aanwezige bedrijven in een hogere milieucategorie worden ondergebracht.

 

31.3 Wijzigingsbevoegdheid Leiding Hoogspanning

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding Wro - zone Wijzigingsgebied 3 de dubbelbestemming Leiding Hoogspanning van de verbeelding verwijderen, met inachtneming van de volgende wijzigingsregels:

  1. de betreffende leiding dient buiten werking gesteld te zijn;

  2. hierover vooraf overleg met de leidingbeheerder heeft plaatsgevonden.