Artikel 8: Bedrijventerrein – Luchthaven 3
8.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein – Luchthaven 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
aannemersactiviteiten in relatie tot bouwactiviteiten op de luchthaven;
grondopslag in relatie tot bouwactiviteiten op de luchthaven;
proefinstallaties ten behoeve van (zonne)energievoorziening van de luchthaven en één vergistingsinstallatie;
met uitzondering van:
risicovolle inrichtingen (waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is);
geluidzoneringsplichtige inrichtingen, met dien verstande dat de Wgh-inrichting Schiphol is toegestaan;
inrichtingen waar ontplofbare stoffen van de klasse 1 van het ADR aanwezig zijn (zoals gekwalificeerd en gekwantificeerd in Bijlage I, onderdeel C, categorie 3 onder 3.6 van het Besluit omgevingsrecht);
wegen;
voorzieningen voor openbaar vervoer;
voorzieningen ten dienste van de luchtvaart en de luchtverkeersveiligheid;
nutsvoorzieningen;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daarbij behorend(e):
parkeervoorzieningen voor (motor)voertuigen;
verhardingen.
8.2. Bouwregels
8.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwperceel buiten het bouwvlak gebouwen mogen worden geplaatst tot niet meer dan 20 m²;
ter plaatse van de aanduidingen 'maximale bouwhoogte' en 'maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
van gebouwen buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 4 meter;
de oppervlakte van bijbehorende administratieve ruimte mag per bedrijf niet meer zijn dan 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte;
de maximale omvang van de vergistingsinstallatie bedraagt 2.000 m2;
voor bedrijven geldt een maximale parkeernorm van 1:125 m² bvo binnen de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer en 1: 110 m² bvo daarbuiten.
8.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 3 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 45 meter.