Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

 

Artikel 3: Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten met een in hoofdzaak grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van de volgende grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten: glastuinbouw, bollenteelt, intensieve veehouderij, paardenfokkerij en paardenhouderij;

met daaraan ondergeschikt:

  1. aan huis verbonden beroepsuitoefening;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. extensief recreatief medegebruik;

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. paden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

3.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. bedrijfsgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. bedrijfsgebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;

  3. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 6 meter zijn en de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 12 meter zijn;

 
3.2.2. Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;

  2. bedrijfswoningen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;

  4. de inhoud van de agrarische bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3;

  5. de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de agrarische bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m2;

  6. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;

  7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 5 meter.

 
3.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. silo's, hooibergen en mestbassins dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  3. de bouwhoogte van silo's mag niet meer zijn dan 15 meter;

  4. de bouwhoogte van hooibergingen mag niet meer zijn dan 15 meter;

  5. de bouwhoogte van een mestbassin mag niet meer zijn dan 5 meter;

  6. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub a en toestaan dat bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer zijn dan 150 m²;

  2. de goothoogte van een gebouw buiten het bouwvlak mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. de bouwhoogte van een gebouw buiten het bouwvlak mag niet meer zijn dan 6 meter;

  4. op gronden voor de voorgevel van de bedrijfswoning geen gebouw mag worden geplaatst.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning en bij de woning horende bijbehorende bouwwerken;

  2. het gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;

  3. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag achter de voorgevel van de bedrijfswoning ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;

  4. het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van niet-agrarische herkomst in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen is niet toegestaan.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot;

  2. de wijziging is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering, voor toepassing van milieuvoorschriften en/of wegens andere wettelijke bepalingen.

Artikel 4: Agrarisch - Glastuinbouw - 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. glastuinbouwbedrijven;

  2. gemeenschappelijke glastuinbouwvoorzieningen;

  3. gietwaterbassins uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gietwater';

  4. één bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'

 
met daarbij behorend(e):

  1. detailhandel als ondersteunende nevenactiviteit;

  2. parkeerplaatsen;

  3. verhardingen;

  4. paden;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

4.2 Bouwregels

4.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. bedrijfsgebouwen en kassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. de gevels van kassen dienen in gevellijn te worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';

  3. ter plaatse van een bedrijfstoegang hoeven de gevels van kassen over een breedte van minimaal 25 m en maximaal 50 m niet in de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd;

  4. bedrijfsgebouwen mogen alleen ter hoogte van één bedrijfstoegang worden gebouwd;

  5. elk zelfstandig bedrijf beschikt over maximaal één bedrijfstoegang;

  6. de bouwhoogte van kassen mag niet meer zijn dan 12 meter;

  7. de afstand van de bedrijfsgebouwen ten opzichte van de gevellijn ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' mag niet minder dan 15 meter daarachter zijn, met uitzondering van bestaande bebouwing;

  8. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan 15 meter;

  9. de afstand van bedrijfsgebouwen en kassen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 4 meter.

 
4.2.2. Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;

  2. de inhoud van de agrarische bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3;

  3. de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m²;

  4. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;

  5. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 5 meter.

 
4.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag, voor zover gelegen voor de aangegeven gevellijn niet meer zijn dan 1,20 meter;

  2. ter weerzijde van de bedrijfstoegang mag in afwijking van het onder a over een lengte van minimaal 22,5 en maximaal 40 m de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor aangegeven gevellijn niet minder dan 1,8 m en niet meer dan 2 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen achter de aangegeven gevellijn mag niet meer zijn dan 15 m;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gietwater' mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer zijn dan 3,5 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.2.1 onder b voor het bouwen van ondergeschikte delen van gebouwen voor de aangegeven gevellijn, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  1. de afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. de afwijking is stedenbouwkundig aanvaardbaar.

  1. lid 4.2.1 onder c voor het bouwen van kassen met minder dan 25 meter in de aangegeven gevellijn, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  1. de afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. de afwijking is stedenbouwkundig aanvaardbaar.

  1. Lid 4.2.1 onder e voor het realiseren van een tweede bedrijfstoegang, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  1. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  2. De afwijking is stedenbouwkundig aanvaardbaar.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1. Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoning horende bijbehorende bouwwerken;

  2. het gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen en kassen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;

  3. buitenopslag van bedrijfsmaterialen/goederen op gronden aan of zichtbaar vanaf de openbare weg is niet toegestaan;

  4. het gebruik van bedrijfsgebouwen en/of kassen ten behoeve van inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van niet-agrarische herkomst in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en/of kassen is niet toegestaan;

4.4.2 Detailhandel is toegestaan als ondersteunende nevenactiviteit, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop van:producten voortvloeiende uit de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsvoering;producten van nabijgelegen glastuinbouwbedrijven.

  2. Het verkoopvloeroppervlak mag niet meer zijn dan 10% van het bruto bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 100 m²;

  3. Per 50 m² verkoopvloeroppervlak dient ten minste 1 parkeerplaats aanwezig te zijn.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.2, teneinde een uitbreiding van de ondersteunde detailhandel tot maximaal 300 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak toe te laten, indien:

  1. de uitbreiding vanuit distributie-planologisch oogpunt aanvaardbaar is;

  2. de uitbreiding gezien de aard van het bedrijf en de ondersteunende detailhandel noodzakelijk is;

  3. 2 parkeerplaatsen per 50 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak aanwezig zijn.

 

Artikel 5: Agrarisch - Glastuinbouw - 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. glastuinbouwbedrijven;

  2. gemeenschappelijke glastuinbouwvoorzieningen;

  3. voorzieningen voor de berging van gietwater;

  4. een zaadveredelingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zaadveredelingsbedrijf';

  5. één bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

 
met daarbij behorend(e):

  1. detailhandel als ondersteunende nevenactiviteit;

  2. parkeerplaatsen;

  3. verhardingen;

  4. paden;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en kassen gelden de volgende bepalingen:

  1. bedrijfsgebouwen en kassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. de goothoogte van bedrijfsgebouw mag maximaal 6 meter zijn en de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 9 meter zijn;

  3. de bouwhoogte van kassen mag niet meer zijn dan 12 meter

5.2.2. Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;

  2. de inhoud van de agrarische bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3;

  3. de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m2;

  4. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;

  5. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 5 meter.

 
5.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 2 meter;

  3. waterbassins en opslagtanks mogen alleen achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht worden, met uitzondering van bestaande waterbassins en bestaande opslagtanks;

  4. de bouwhoogte van gietwaterbassins mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;

  5. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 15 meter.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1. Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoning horende bijbehorende bouwwerken;

  2. het gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen en kassen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;

  3. buitenopslag van bedrijfsmaterialen/goederen op gronden aan of zichtbaar vanaf de openbare weg is niet toegestaan;

  4. gebruik als gietwaterbassins van gronden voor de voorgevel van de bedrijfswoning is niet toegestaan, behoudens bestaand gebruik;

  5. het gebruik van bedrijfsgebouwen en/of kassen ten behoeve van inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van niet-agrarische herkomst in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en/of kassen is niet toegestaan.

5.3.2 Detailhandel is toegestaan als ondersteunende nevenactiviteit, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop van:producten voortvloeiende uit de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsvoering;producten van nabijgelegen glastuinbouwbedrijven.

  2. Het verkoopvloeroppervlak mag niet meer zijn dan 10% van het bruto bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 100 m²;

  3. Per 50 m² verkoopvloeroppervlak dient ten minste 1 parkeerplaats aanwezig te zijn.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.2, teneinde een uitbreiding van de ondersteunde detailhandel tot maximaal 300 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak toe te laten, indien:

  1. de uitbreiding vanuit distributie-planologisch oogpunt aanvaardbaar is;

  2. de uitbreiding gezien de aard van het bedrijf en de ondersteunende detailhandel noodzakelijk is;

  3. 2 parkeerplaatsen per 50 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak aanwezig zijn.

Artikel 6: Bedrijf

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2 of 3.1 toegestaan;

  2. een garagebedrijf in ten hoogste categorie 3.1 zoals opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage'

  3. één bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. parkeren;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

met dien verstande dat:

  1. garagebedrijven niet zijn toegestaan, met uitzonder van het bedrijf genoemd onder b;

  2. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  3. verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;

  4. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

6.2 Bouwregels

6.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. bedrijfsgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goot- en bouwhoogte' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

6.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;

  2. de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m²;

  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;

  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 5 meter

6.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 2 meter;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in 6.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;

  2. de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 6.1 sub a;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 6.1;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie;

  5. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het parkeren van auto's van passagiers van de luchthaven Schiphol.

 
6.4.2 Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 van dit artikel voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits:

  1. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;

  2. het niet de in lid 1 uitgesloten bedrijven en inrichtingen betreft.

 

Artikel 7: Bedrijf - Nutsvoorziening

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsvoorzieningen;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.

 
7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn 6 meter.

 

Artikel 8: Gemengd

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsactiviteiten in maximaal categorie 3.1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. dienstverlening;

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. parkeren;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

 
met dien verstande dat:

  1. garagebedrijven niet zijn toegestaan;

  2. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  3. verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;

  4. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

8.2 Bouwregels

8.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. bedrijfsgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

 
8.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 10 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 8.1 sub a;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 8.1;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie;

  4. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het parkeren van auto's van passagiers van de luchthaven Schiphol.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 van dit artikel voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits:

  1. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;

  2. het niet de in lid 1 uitgesloten bedrijven en inrichtingen betreft.

Artikel 9: Groen

 

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. een bedrijfsontsluiting uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';

  3. een plasdraszone ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - plasdraszone'.

 
met daaraan ondergeschikt:

  1. wandel- en fietspaden;

  2. speelvoorzieningen;

  3. bergbezinkbassins;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. leidingen ten behoeve van de aansluiting van aangrenzende glastuinbouwbedrijven opeen C02;

  6. kunstobjecten.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen;

  2. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m2;

  4. de verticale diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 6 meter.

Artikel 10: Natuur

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. natuurgebieden;

  2. gebieden met ecologische waarden;

  3. ecologische verbindingszones;

met daaraan ondergeschikt:

  1. agrarisch gebruik;

  2. extensieve recreatie;

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. wandel- en fietspaden;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling: er zijn geen gebouwen toegestaan.

10.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 6 meter.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 en toestaan dat gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen niet meer mag zijn dan 10 m²;

  2. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 4 meter.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

  2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

  3. het aanbrengen van verhardingen;

  4. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie;

  6. het aanbrengen van drainage;

  7. het aanleggen van leidingen.

 
10.4.2 Het in lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

10.4.3 De in lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en/of ecologische waarden van de gronden.

 

Artikel 11: Tuin

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

 
met daarbij behorend(e):

  1. opritten, terreinverhardingen en paden;

  2. bouwwerken, met uitzondering van carports.

11.2 Bouwregels

 
11.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn erkers;

  2. de diepte van erkers mag niet meer zijn dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de erker en de bouwperceelsgrens niet minder dan 1 meter is;

  3. de breedte van erkers mag niet meer dan 65% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;

  4. de bouwhoogte van erkers mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter.

 
11.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

11.3 Specifieke gebruiksregels

 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;

  2. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

 

Artikel 12: Verkeer

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groen;

  4. bergbezinkbassins;

  5. kunstwerken

met daarbij behorend(e):

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitschermen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen

met daaraan ondergeschikt:

  1. kunstobjecten;

  2. reclame-uitingen.

 

12.2 Bouwregels

12.2.1 Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling: gebouwen zijn niet toegestaan.

12.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 10 meter.

 

Artikel 13: Water

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. bruggen;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van waterstaatkundige infrastructuur en het waterkwaliteitsbeheer;

  4. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. groen.

13.2 Bouwregels

13.2.1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2. De hoogte van b
ouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. ligplaatsen voor woonschepen, woonarken of een casco (caisson) dat tot woonschip of woonark kan worden omgebouwd;

  2. opslag, behoudens tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken;

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in andere in dit plan voorkomende bestemmingen indien en voor zover de betrokken gronden aan deze bestemmingen grenzen en met dien verstande dat geen nieuwe bouwvlakken worden toegevoegd, mits door de waterbeheerder schriftelijk is verklaard dat daartegen geen bezwaar bestaat.

Artikel 14: Wonen

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepsuitoefening;

 
met (de) daarbij behorende:

  1. tuinen;

  2. terreinverhardingen;

  3. erven.

 

14.2 Bouwregels

14.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. per bouwperceel is één woning toegestaan;

  2. hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  3. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' zijn voor hoofdgebouwen de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  5. de bouwhoogte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;

  6. de diepte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;

  7. het bepaalde in 14.2.1 sub f is niet van toepassing op aangebouwde bijbehorende bouwwerken op percelen met vrijstaande woningen;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;

  9. op de gronden buiten het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden tot een maximum van 60 m², dan wel de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw;

  10. bebouwing met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijgekomen agrarische bebouwing' mag, in afwijking van de bovenstaande regels met betrekking tot goot- , bouwhoogten en bebouwingspercentage, gehandhaafd blijven.

 
14.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 2 meter;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

14.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw;

  2. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale verticale diepte van 3 meter.

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub e en toestaan dat de bouw- respectievelijk bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter wanneer een platte dakafdekking wordt toegepast;

  2. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter wanneer een kap wordt toegepast.

14.3.2 De in lid 3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds;

  2. de woonsituatie;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Specifieke gebruiksregels

14.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².

14.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

  2. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.

  3. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;

  4. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;

  5. het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

 

Artikel 15: Leiding - Gas

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

  2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.3.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding- Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 
15.3.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

15.3.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van het aanleggen van een C02-leidingde dubbelbestemming "Leiding - Gas" wjizigen in 'Leiding - C02 ".

 

Artikel 16: Leiding - Olie

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

  2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.3.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding- Olie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 
16.3.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

16.3.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

Artikel 17: Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, welke met name bestaan uit:

wat betreft bebouwing en structureren in hun onderlinge samenhang:

  1. hoofdverdedigingslijn van dijken, kades en liniewallen met accesssen (en met bruggen) als de hoofdstructuurdrager;

  2. voorstellingen en voorposities met bijbehorende bouwwerken;

  3. kazematten, kruitmagazijnen, munitiedepots, genieloodsen, groepsschuilplaatsen en overige militaire bouwwerken;

  4. inundatiewerken, (dam)sluizen, duikers, hevels, kokers, peilschalen.

en wat betreft de openheid van het landschap:

  1. schootcirkels van forten en batterijen;

  2. voorstellingen;

  3. vrij zicht op aanvalszijde en verdedigingszijde van de hoofdverdedigingslinie van dijken, kades en liniewallen met accessen;

  4. vrij zicht in schootscirkels rond de forten en batterijen;

  5. delen van karakteristieke, nog open (inundatie)gebieden

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: er mag niet worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden andere aangewezen bestemming, indien als gevolg daarvan onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de gronden

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

  2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

  3. het aanbrengen van verhardingen;

  4. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

  6. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;

  7. het aanbrengen van drainage;

  8. het aanleggen van leidingen.

 
17.3.2 Het in lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. behoren tot de constructie van een bouwwerk;

  3. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

17.3.3 De in artikel 17.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.

 

Artikel 18: Waterstaat - Waterkering

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor:

  1. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen en paden;

  2. parkeervoorzieningen;

 
met (de) daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels

18.2.1. Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer zijn dan 1 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

18.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien daartegen uit oogpunt van waterbeheersing en onderhoud geen bezwaar bestaat en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een basisbestemming of andere dubbelbestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan.