Artikel 8 Tuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
onbebouwbare zone ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd';
met de daarbij behorende:
opritten, terreinverhardingen en paden;
bouwwerken, met uitzondering van carports.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Voor het bouwen van uitbouwen gelden de volgende bepalingen:
uitbouwen mogen worden geplaatst voor de naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw, waarbij de diepte niet meer mag zijn dan 1 meter, mits de afstand tussen de uitbouw en de voorste bestemmingsgrens minimaal 1 meter is;
de uitbouw mag niet meer dan 65% van de voorgevelbreedte van het betreffende hoofdgebouw beslaan;
de goothoogte mag niet meer zijn dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waar tegen aan gebouwd wordt;
er mogen geen gebouwen, dus ook geen uitbouwen, worden gebouwd ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd'.
8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter;
er mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd'.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Het gebruik van uitbouwen ten dienste van een beroep en praktijk aan huis is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en uitbouwen, met een maximum van 50 m², zulks met inbegrip van de oppervlakte gebouwd op gronden met de bestemming 'Wonen'.
8.3.2 Tot gebruik, strijdig met deze bestemming, worden in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.