Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

 

 

2.1. BESTEMMINGEN

 

 

Artikel 3: Bedrijf

 

3.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2 of 3.1 zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1 of 3.2 zijn toegestaan;

  1. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’

  2. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’

  3. een agrarisch loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. kantoren;

 

met dien verstande dat:

  1. garagebedrijven niet zijn toegestaan;

  2. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  3. verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;

  4. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

 

3.2. Bouwregels

 

3.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

 

3.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan.

 

3.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

3.3. Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in 3.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 3.1. sub a;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verkoop van goederen anders dan de verkoop van ter plaatse vervaardigde goederen;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

 

3.4.2. Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500m2.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 3.1 als 3.4.1. sub a voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  1. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;

  2. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit betreft.

 

 

 

Artikel 4: Centrum

 

4.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de volgende functies die uitsluitend uitgeoefend mogen worden op de begane grondlaag:

  1. detailhandel;

  2. dienstverlening;

  3. horeca-activiteiten tot en met categorie 2 zoals opgenomen in de bij deze planregels

  4. behorende Staat van Horeca-activiteiten;

  5. maatschappelijke voorzieningen;

  6. wonen, met dien verstande dat alleen toegangen, opgangen en bergingen ten behoeve van

  7. woningen zijn toegestaan;

 

  1. de volgende functies voor zover die worden uitgeoefend op de verdieping(en) van gebouwen:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepsuitoefening;

  3. bijbehorende kantoren ten behoeve van detailhandel op de begane grondlaag;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. verblijfsgebied;

  3. terrassen;

  4. groen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. toegangen, opgangen en bergingen;

  8. reclame-uitingen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. kunstobjecten.

 

4.2. Bouwregels

 

4.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

 

4.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van terrasafscheidingen en windschermen mag niet meer zijn dan 1,5 meter;

  2. de hoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 10 meter.

 

4.3. Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1. sub a van dit artikel en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang per gebouw niet meer mag zijn dan 20 m²;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Het gebruik van een woning ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 50 m².

 

4.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

a. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang;

b. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer.

 

4.5. Afwijken van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1. sub a en toestaan dat horeca-activiteiten worden gevestigd die één categorie hoger zijn ingeschaald of die niet voorkomen op de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen deze bestemming.

 

 

Artikel 5: Gemengd

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. wonen;

  3. een sporthal ter plaatse van de aanduiding ‘sporthal’;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte ' is de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals horeca, dienstverlening en detailhandel dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

Artikel 6: Groen

 

6.1. Bestemmingsomschrijving

  

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. wandel- en fietspaden;

  2. speelvoorzieningen;

  3. bergbezinkbassins;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. kunstobjecten.

  

6.2. Bouwregels

  

6.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen;

  2. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m2;

  4. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

  

6.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 6 meter.

 

6.3. Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd onder toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke

ordening ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’, de bestemming 'Groen’ te wijzigen in de bestemming 'Sport' onder voorwaarde dat:

  1. er voorzien wordt in minimaal 13 parkeerplaatsen per hectare netto terrein;

  2. er een positief wateradvies van de waterbeheerder verkregen is;

  3. uit onderzoek naar de bodemkwaliteit blijkt dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;

  4. uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;

 

Artikel 7: Horeca

 

7.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca-activiteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van horeca-activiteiten waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’ horeca-activiteiten behorende tot horecacategorie 1 of 2 zijn toegestaan;

 

met daarbij behorend(e):

  1. terras

  2. verhardingen, in- en uitritten;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

 

7.2. Bouwregels

 

7.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte ' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

 

7.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van terrasafscheidingen en windschermen mag niet meer zijn dan 1,5 meter;

  2. de hoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

7.3. Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20m2;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals verhuur van recreatieve producten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

7.4.2. Per horecavestiging is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte.

 

7.5. Afwijken van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1. sub a en toestaan dat horeca-activiteiten worden gevestigd die één categorie hoger zijn ingeschaald of die niet voorkomen op de bij deze planregels behorende Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen deze bestemming.

 

 

Artikel 8: Maatschappelijk

 

8.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. educatieve (onderwijs)voorzieningen;

  2. voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang en/ of naschoolse opvang;

  3. voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven;

  4. voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg;

  5. welzijnsinstellingen;

  6. sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen;

  7. openbare dienstverlening;

  8. speelvoorzieningen;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

 

8.2. Bouwregels

 

8.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

 

8.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

8.3. Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat :

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

Artikel 9: Recreatie-Dagrecreatie

 

9.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Recreatie-Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatieve voorzieningen;

  2. intensieve dagrecreatie;

  3. extensieve dagrecreatie;

  4. openluchtevenementen ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’;

  5. voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven ter plaatse van de aanduiding

‘verenigingsleven’;

 

met daarbij behorend(e):

  1. wandel- fiets en ruiterpaden;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen.

 

9.2. Bouwregels

 

9.2.1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter;

 

9.3 Specifieke bouwregels

ten behoeve van evenementen zijn ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ tijdens evenementen en de daarbij behorende op- en afbouwperiode tijdelijke bouwwerken, zoals tenten, licht- en bewegwijzeringstorens, podia, terreinafzettingen, zendmasten en een bungeejumpinstallatie toegestaan.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de gronden met de aanduiding ‘evenemententerrein’ gelden de in onderstaande tabel opgenomen maximum aantal openluchtevenementen per jaar, het maximum aantal bezoekers per dag en het maximum aantal dagen per openluchtevenement.

 

Maximum aantal openluchtevenementen per kalenderjaar

Maximum aantal bezoekers per dag

Maximum aantal dagen per openluchtevenement

(exclusief op- en afbouw)

 

5

1000

1

 

 

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd onder toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke

ordening ter plaatse van de aanduiding ‘Wro- zone Wijzigingsgebied 2’, de bestemming 'Recreatie – Dagrecreatie' te wijzigen in de bestemming 'Horeca' onder voorwaarde dat:

 

  1. horeca activiteiten behorende tot horecacategorie 1 of 2 zijn toegestaan;

  2. het oppervlak van de bebouwing maximaal 500 m2 bedraagt;

  3. de bebouwing een maximale goothoogte heeft van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter;

  4. de bebouwing voorzien wordt van een kap;

  5. de bebouwingsgrens aan de zijde van de IJweg minimaal op 25 meter afstand van die IJweg ligt;

  6. de bebouwing een alzijdige oriëntatie heeft;

  7. de horecavoorziening voor autoverkeer ontsloten wordt vanaf de Getsewoudweg;

  8. er voorzien wordt in minimaal 14 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo, waarbij de aan het wijzigingsgebied grenzende parkeerplaatsen voor de bezoekers van Venneperhout meegerekend mogen worden;

  9. er een positief wateradvies van de waterbeheerder verkregen is;

  10. uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;

  11. de economische uitvoerbaarheid op grond van artikel 6.12 Wro verzekerd is;

 

 

 

Artikel 10: Sport

 

10.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport;

  2. voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven ter plaatse van de aanduiding ‘verenigingsleven’;

  3. voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg ter plaatse van de aanduiding ‘gezondheidszorg’;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

  4. nutsvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen.

 

10.2. Bouwregels

 

10.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

10.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van ballenvangers mag niet meer zijn dan 10 meter;

  3. de hoogte van (licht)masten mag niet meer zijn dan 20 meter;

  4. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

10.3. Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

10.4. Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat :

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

10.4.2 Ter plaatse van de aanduiding ‘gezondheidszorg’ is medegebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van gezondheidszorg toegestaan.

 

10.4.3 Ter plaatse van de aanduiding ‘verenigingsleven’ is medegebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verenigingsleven toegestaan.

 

 

10.5. Afwijken van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt ten behoeve van jeugdopvang en/of kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang tot een oppervlakte van maximaal 500 m² en bijbehorende buitenruimte, onder de voorwaarden dat er geen sprake is van zelfstandige bebouwing voor deze functie, er voldoende parkeerplaatsen worden gecreëerd en de ontsluiting en de verkeersafwikkeling voldoende zijn gewaarborgd.

 

 

Artikel 11: Tuin

 

11.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

 

met daarbij behorend(e):

  1. opritten, terreinverhardingen en paden;

  2. bouwwerken, met uitzondering van carports.

 

11.2. Bouwregels

 

11.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn erkers;

  2. De diepte van erkers aan de voor- en of zijgevel mag niet meer zijn dan 1,20 meter, gemeten vanuit de oorspronkelijke voor- en of zijgevel, met dien verstande dat de afstand tussen de erker en de perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt.

  3. de breedte van erkers mag niet meer zijn dan 65% van de gevel van het hoofdgebouw;

  4. de bouwhoogte van erkers mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter.

 

11.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

11.3. Specifieke gebruiksregels

 

11.3.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;

  2. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

 

Artikel 12: Verkeer

 

12.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. groen;

  5. bergbezinkbassins;

  6. kunstwerken;

 

met daarbij behorend(e):

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidsschermen en luchtkwaliteitsschermen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. kunstobjecten;

  2. reclame-uitingen.

 

12.2. Bouwregels

 

12.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling;

  2. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m2;

  4. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

 

12.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 10 meter.

 

Artikel 13: Water

 

13.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bergbezinkbassins;

  4. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer;

 

met daarbij behorend(e):

  1. vlonders, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen;

 

13.2. Bouwregels

 

13.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins;

  2. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

 

13.2.2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

13.3. Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. ligplaatsen voor woonschepen;

  2. opslag, behoudens tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 14: Wonen

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepsuitoefening;

  3. opslag van landbouwwerktuigen ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;

  4. een praktijkruimte ten behoeve van aan huis verbonden beroepsuitoefening ter plaatse van de aanduiding ‘praktijkruimte’;

met daarbij behorend(e):

  1. tuinen;

  2. terreinverhardingen;

  3. erven.

 

14.2 Bouwregels

14.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. per bouwperceel is één woning toegestaan;

  2. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  3. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn voor hoofdgebouwen de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  5. de bouwhoogte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;

  6. bij geschakelde woningen, niet zijnde geschakelde 2-onder-1-kapwoningen, geldt dat de diepte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de bouwgrens van het hoofdgebouw dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;

  7. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;

  8. op de gronden buiten het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden tot een maximum van 75 m², dan wel de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw;

  9. op de gronden buiten het bouwvlak mag, wanneer deze gronden 750 m2 of meer per perceel bedragen, de gezamelijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 10% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 250 m2;

  10. ter plaatse van de aanduiding “tae” zijn uitsluitend twee-aan-één woningen toegestaan;

  11. ter plaatse van de aanduiding “vrij” is uitsluitend één vrijstaande woning toegestaan;

  12. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

  13. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ is op de eerste bouwlaag uitsluitend een onderdoorgang toegestaan;

  14. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘lessenaarsdak’ dienen hoofdgebouwen voorzien te zijn van een lessenaarsdak;

  15. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘veranda’ zijn uitsluitend veranda’s toegestaan.

 

14.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

 

14.2.3. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter;

  2. voor ondergrondse gebouwen is voor het overige dezelfde maximale maatvoering toegestaan als voor de bovengrondse gebouwen, met dien verstande dat de ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.

 

14.3. Afwijken van de bouwregels

 

14.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 2.1 sub e en toestaan dat de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter wanneer een platte dakafdekking wordt toegepast;

  2. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter wanneer een kap wordt toegepast.

 

14.3.2 De in 14.3.1. genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds, in ieder geval in die zin dat alleen aan 14.3.1 sub a. toepassing kan worden gegeven wanneer het hoofdgebouw een platte dakafdekking heeft en alleen aan 14.3.1 sub b. toepassing kan worden gegeven wanneer het hoofdgebouw een kap heeft;

b. de woonsituatie;

c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

14.3.3. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de maximale goothoogte van 3 meter en de maximale bouwhoogte van 9 meter van woningen langs de IJweg die voorzien zijn van de aanduiding ‘vrijstaand’ of de aanduiding ‘bedrijfswoning’ en toestaan dat de maximale goot- en bouwhoogte niet meer is dan 6 respectievelijk 10 meter, met dien verstande dat er sprake is van gehele sloop- en nieuwbouw van de woning.

 

14.4. Specifieke gebruiksregels

 

14.4.1. Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m².

 

14.4.2. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

  2. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.

  3. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;

  4. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;

  5. het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van webwinkels aan huis, wanneer deze voldoen aan de bepalingen van lid 4.1.

 

 

Artikel 15: Wonen - Gestapeld

 

15.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen - Gestapeld’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woongebouwen;

  2. aan huis verbonden beroepsuitoefening;

  3. uitsluitend een logiesgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - logiesgebouw’;

 

met daarbij behorend(e):

  1. tuinen

  2. terreinverhardingen;

  3. erven;

  4. bergingen

  5. parkeervoorzieningen.

 

15.2. Bouwregels

 

15.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

15.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter;

 

15.2.4 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.

  2. de ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

 

15.3.1 Het gebruik van een woning ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 50 m².

 

15.3.2 onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.

  2. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;

  3. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;

  4. het gebruiken van het hoofdgebouw ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van webwinkels aan huis, wanneer deze voldoen aan de bepalingen van lid 3.1.

15.3.3 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bergingen.

 

2.1. VOORLOPIGE BESTEMMINGEN

 

 

Artikel 16: Maatschappelijk - Voorlopig

 

16.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk - Voorlopig’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. educatieve (onderwijs)voorzieningen;

  2. voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. verhardingen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

16.2. Bouwregels

 

16.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage zijn de aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage toegestaan.

 

16.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet hoger zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

16.3. Geldigheidstermijn voorlopige bestemming

De voor ‘Maatschappelijk - Voorlopig’ aangewezen gronden zijn tot uiterlijk 1 augustus 2018 bestemd voor de doeleinden als bedoeld in 16.1.

 

16.4. Definitieve bestemming

De voor ‘Maatschappelijk – Voorlopig’ aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 16.3. bestemd voor ‘Groen’.

 

 

Artikel 17: Verkeer - Voorlopig

 

17.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer - Voorlopig’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten, fiets- en voetpaden;

 

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

17.2. Bouwregels

 

17.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling;

  2. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m2;

  4. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

 

17.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 10 meter.

 

17.3. Geldigheidstermijn voorlopige bestemming

De voor ‘Verkeer - Voorlopig’ aangewezen gronden zijn tot uiterlijk 1 augustus 2018 bestemd voor de doeleinden als bedoeld in 17.1.

 

17.4. Definitieve bestemming

De voor ‘Verkeer – Voorlopig’ aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de

geldigheidstermijn als bedoeld in 17.3. bestemd voor ‘Water’.

 

 
2.3. DUBBELBESTEMMINGEN

 

 

Artikel 18: Leiding - CO2

 

18.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – CO2' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van CO2 met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

18.2. Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 18.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

18.3. Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van

de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de

betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

18.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden

 

18.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - CO2 zonder of in afwijking

van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende

werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

18.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten vormen.

 

18.4.3. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

 

 

 

 

Artikel 19: Leiding - Gas

 

19.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 19.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

19.3. Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van

de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de

betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

19.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden

 

19.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking

van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende

werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

19.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten vormen.

 

19.4.3. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

 

 

Artikel 20: Leiding - Riool

 

20.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het riool met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

20.2. Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 20.1. genoemde bestemming uitsluitend

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  1. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met

inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

20.3. Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van

de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de

betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

20.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden

 

20.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking

van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende

werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

20.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien

van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  1. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten vormen.

nette

 

 

 

 

20.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

Artikel 21: Leiding - Water

 

21.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van water met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

21.2. Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 21.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van

de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de

betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden

 

21.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking

van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende

werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

21.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten vormen.

 

21.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.