Artikel 6 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten met een in hoofdzaak grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van glastuinbouw, bollenteelt, intensieve veehouderij, paardenfokkerij en paardenhouderij;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch handels- en hulpbedrijf’ is tevens een agrarisch handels- en hulpbedrijf toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’ is een agrarisch loonbedrijf toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is geen bedrijfswoning toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘camperstandplaats’ is tevens een camperstandplaats toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ is de stalling van caravans toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ is detailhandel toegestaan;

  8. ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’ is toegestaan: het gebruik als atelier, architecten/-ontwerpbureau, meubelmakerij (inclusief showroom), workshops, kaasmakerij, detailhandel in eigenproducten en streekproducten, horeca in maximaal categorie 2, feesten en partijen, opslag, veldstation ten behoeve van agrarisch onderzoek, recreatie, evenementen en hondenschool;

  9. ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ zijn kassen toegestaan;

  10. ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ is een intensieve veehouderij toegestaan;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan' is een modelvliegtuigbaan toegestaan;

  12. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – mestbassin’ is een opslag van dunne mest toegestaan;

  13. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – niet grondgebonden’ zijn niet grondgebonden agrarische activiteiten toegestaan;

  14. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - dagcentrum’ is een zorgvoorziening in de vorm van een dagcentrum toegestaan;

  15. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – fietspad’ is een fietspad en natuur toegestaan;

  16. ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’ is tevens de bestemming ‘Verkeer’ conform artikel 23 toegestaan.

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;

  2. natuur- en landschapsbeheer;

  3. extensief recreatief medegebruik;

  4. kleinschalig kamperen;

  5. nevenactiviteiten in de vorm van educatie, zorg gerelateerde voorzieningen, verkoop van eigen of streekproducten, bed&breakfast en kinderopvang;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verharde en onverharde paden, erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1. Voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’;

  3. gebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;

  4. van gebouwen, niet zijnde kassen, mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter en mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 12 meter;

  5. de bouwhoogte van kassen mag niet meer zijn dan 12 meter;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘modelvliegtuigbaan’ zijn ten dienste van deze aanduiding gebouwen toegestaan met een oppervlakte van totaal maximaal 100 m² en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;

  7. de oppervlakte van de agrarische bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch gebruik.

 

3.2.2. Voor het bouwen van een agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. per bouwvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, behalve ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, waar maximaal het aangegeven aantal wooneenheden is toegestaan;

  2. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  3. voor niet-inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;

  4. voor inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 12 meter;

  5. de inhoud van de agrarische bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum inhoud bedrijfswoning’ de maximaal aangegeven inhoud is toegestaan;

  6. de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de agrarische bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m2;

  7. de goothoogte van bijgebouwen mag per agrarische bedrijfswoning niet meer zijn dan 3 meter;

  8. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter;

 

3.2.3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel

3.1. gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen alleen binnen de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen en agrarische bedrijfswoning binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de oppervlakte van gebouwen mag totaal niet meer zijn dan 150 m2.

 

3.2.4. Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – lib’ geldt dat de bestaande oppervlakte, afmetingen en inhoud van de agrarische bedrijfsgebouwen en de agrarische bedrijfswoning niet mag worden veranderd.

 

3.2.5. Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwwerken genoemd onder b. tot en met f. dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van silo’s mag niet meer zijn dan 15 meter;

  3. de bouwhoogte van hooibergingen mag niet meer zijn dan 15 meter;

  4. de bouwhoogte van windturbines mag niet meer zijn dan 20 meter;

  5. de bouwhoogte van een mestbassin mag niet meer zijn dan 5 meter;

  6. de bouwhoogte van zend-/ontvangstinstallatie mag niet meer zijn dan 20 meter;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘mestbassin’ is een mestbassin toegestaan waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag zijn;

  8. ter plaatse van de aanduiding’ specifieke vorm van verkeer – fietspad’ zijn afrasteringen en lantarenpalen toegestaan;

  9. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  10. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Overschrijding van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;

  2. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

3.3.2 Gebouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. het plaatsen van gebouwen buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor een volwaardige bedrijfsvoering;

  3. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 gebouwen toegestaan;

  4. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer zijn dan 100 m², met dien verstande dat de oppervlakte van een schuilhut voor vee niet meer mag zijn dan 50 m²;

  5. de goothoogte mag niet meer zijn dan 3 meter;

  6. de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

3.3.3 Situering bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

artikel 3.2.1 onder b voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op een kortere afstand dan 5 meter

achter de voorgevel van de bedrijfswoning.

 

3.3.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid

3.2.5 onder a, voor het bouwen buiten het bouwvlak indien plaatsing binnen het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is.

 

3.3.5 Bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder d, met inachtneming van de volgende bepaling:

  1. de bouwhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 35 meter;

 

3.3.6 Ondergeschikte functies

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid

3.2.3 voor het nieuw bouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel 3.1.onder m tot en met o met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte van de nieuwbouw mag niet meer zijn dan 150 m2, waarbij de totale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit in de bestaande gebouwen en de nieuw te bouwen gebouwen niet meer mag zijn dan 150 m2;

  2. nieuw te bouwen gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  3. bij cumulatie van activiteiten mag de maximale oppervlakte binnen bestaande bebouwing en in te bouwen gebouwen maximaal 250 m2 zijn.

 

3.3.5 Beperkingen Luchthavenindelingsbesluit

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4 voor het veranderen, uitbreiden of nieuw bouwen van de bestaande gebouwen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. voor het bouwplan is een verklaring van geen bezwaar ex artikel 8.9 Wet luchtvaart is afgegeven;

  2. het bouwplan voldoet aan de bouwregels van deze bestemming.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ is de stalling van caravans en andere kampeermiddelen toegestaan, uitgezonderd verkoop en reparatie van kampeermiddelen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ is maximaal 700 m2 verkoopvloeroppervlak toegestaan;

  3. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning en bij de woning horende bijbehorende bouwwerken;

  4. het gebruiken van vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;

  5. het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is toegestaan tot een maximum van 15 plaatsen, waarbij tevens een gebruik van bestaande gebouwen voor aanvullende voorzieningen tot een maximum van 150 m2 is toegestaan; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘camperstandplaats’ zijn maximaal 25 plaatsen toegestaan, uitsluitend voor campers;

  6. het gebruik van bedrijfsgebouwen en gronden voor bedrijfsdoeleinden anders dan agrarische bedrijfsdoeleinden en de op grond van artikel 3.1 toegestane andere activiteiten is niet toegestaan;

  7. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten en het stallen van agrarische bedrijfsgoederen en machines achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;

  8. het gebruik van gronden bij wijze van wisselteelt voor de bollenteelt voor de duur van maximaal 1

jaar, is niet strijdig met de bestemming, met dien verstande dat de structuur van de grond niet

mag worden aangetast door middel van diepploegen en/of omspuiten van de grond;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’ is in bestaande bebouwing toegestaan het gebruik als atelier, architecten/-ontwerpbureau, meubelmakerij (inclusief showroom), workshops, kaasmakerij, detailhandel in eigenproducten en streekproducten, horeca in maximaal categorie 2 alsmede feesten en partijen met een totale oppervlakte van maximaal 700 m², opslag; almede op bijbehorende terreinen het gebruik als hondenschool, veldstation ten behoeve van agrarisch onderzoek, recreatie, evenementen (in de vorm van weekend- of meerdaagse (thema) markten), horeca met daartoe behorende (party)tenten, waarbij de oppervlakte van (party)tenten niet meer mag zijn dan 2000 m².

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 onder e en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  1. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;

  2. voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.

 

3.5.2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 onder f en toestaan dat tijdelijk of blijvend vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:

  1. is aangetoond dat de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen niet nodig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;

  2. buitenopslag niet is toegestaan;

  3. ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet is toegestaan;

  4. de opslagactiviteiten geen onevenredige overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;

  5. geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.6.1 Vorm van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot;

  2. de wijziging is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering, voor toepassing van milieuvoorschriften en/of wegens andere wettelijke bepalingen;

 

3.6.2 Vergroting van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen voor het vergroten van het bouwvlak tot maximaal 2 ha, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de vergroting is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een volwaardig agrarisch bedrijf;

  2. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  3. de vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak;

  4. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

3.6.3 Wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Paardenhouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Paardenhouderij’, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de levensvatbaarheid van een dergelijk agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;

  4. de wijziging mag geen onevenredige overlast veroorzaken voor de bedrijfsvoering van omringende agrarische bedrijven en/of voor naastgelegen percelen;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

3.6.4 Wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Fokkerij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Fokkerij', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de levensvatbaarheid van een dergelijk agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;

  4. de wijziging mag geen onevenredige overlast veroorzaken voor de bedrijfsvoering van omringende agrarische bedrijven en/of voor naastgelegen percelen;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  6. de regels van de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bestemmingsomschrijving luidt dat : “De voor ‘Agrarisch – Paardenfokkerij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor : a. volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak gericht op gericht op het bedrijfsmatig fokken en opfokken van paarden, daaronder mede begrepen het africhten en trainen van paarden”, alsmede de overige genoemde subleden.