HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
2.1 Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch – Glastuinbouw
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
glastuinbouwbedrijven;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;
aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
met daaraan ondergeschikt:
stille opslag;
aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
natuur- en landschapsbeheer;
extensief recreatief medegebruik;
kleinschalig kamperen;
nevenactiviteiten in de vorm van educatie, zorg gerelateerde voorzieningen, verkoop van eigen of streekproducten, bed&breakfast en kinderopvang;
met daarbij behorend(e):
verharde en onverharde paden, erfverharding ten dienste van het glastuinbouw bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen.
4.2. Bouwregels
4.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen kassen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
gebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;
de bouwhoogte van kassen mag niet meer zijn dan 12 meter;
voor bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter en mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 10 meter;
de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelgrenzen mag niet minder bedragen dan 4 m.
4.2.2. Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 9 meter;
voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 4 meter;
de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 75 m².
4.2.3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel 4.1 onder g tot en met i gelden de volgende bepalingen:
de gebouwen mogen alleen binnen de bestaande bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning binnen het bouwvlak worden gebouwd;
de oppervlakte van gebouwen mag totaal niet meer zijn dan 150 m2.
4.2.4. Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanwijzingen op de verbeelding en de volgende bepalingen:
de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder utilitaire voorzieningen, mag niet meer zijn dan 12 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Situering bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4.2.1 onder b voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op een kortere afstand dan 5 meter
achter de voorgevel van de bedrijfswoning.
4.3.2 Ondergeschikte functies
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
4.2.3 voor het nieuw bouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel 4.1.onder g tot en met i met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de oppervlakte van de nieuwbouw mag niet meer zijn dan 150 m2, waarbij de totale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit in de bestaande gebouwen en de nieuw te bouwen gebouwen niet meer mag zijn dan 150 m2;
b. nieuw te bouwen gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
c. bij cumulatie van activiteiten mag de maximale oppervlakte binnen bestaande bebouwing en in te bouwen gebouwen maximaal 250 m2 zijn.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1. Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoning horende bijbehorende bouwwerken;
tijdelijk of blijvend vrijkomende bedrijfsgebouwen mogen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:
is aangetoond dat de vrijkomende bedrijfsgebouwen niet nodig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
buitenopslag niet is toegestaan;
verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet is toegestaan;
de opslagactiviteiten geen onevenredige overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;
geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat.
het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is toegestaan tot een maximum van 15 plaatsen, waarbij tevens een gebruik van bestaande gebouwen voor aanvullende voorzieningen tot een maximum van 150 m2 is toegestaan;
het gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen en kassen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
buitenopslag van bedrijfsmaterialen/goederen op gronden aan of zichtbaar vanaf de openbare weg is niet toegestaan;
het gebruik van bedrijfsgebouwen en gronden voor bedrijfsdoeleinden anders dan de op grond van artikel 4.1 toegestane activiteiten is niet toegestaan;
buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het glastuinbouwbedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak.
4.5. Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1. onder d en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.
Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak gericht op de handel in en/of de bewaring van paarden, daaronder mede begrepen het africhten en trainen van paarden;
wonen in relatie tot de agrarische bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’ een agrarisch loonbedrijf;
met daaraan ondergeschikt:
aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
natuur- en landschapsbeheer;
extensief recreatief medegebruik;
kleinschalig kamperen;
nevenactiviteiten in de vorm van educatie, bed&breakfast, opvang in de zorg, mantelzorg hieronder niet begrepen;
met daarbij behorend(e):
parkeervoorzieningen;
verharde en onverharde paden, erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1. Voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
gebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;
de goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 meter zijn en de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 12 meter zijn;
de oppervlakte van de agrarische bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch gebruik;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ is het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan.
5.2.2. Voor het bouwen van een agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
per bouwvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximaal aantal bedrijfswoningen’ het daar aangegeven maximale aantal bedrijfswoningen is toegestaan
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
voor niet-inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;
voor inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 12 meter;
de inhoud van de agrarische bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3;
de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten van de agrarische bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m2;
de goothoogte van bijgebouwen mag per agrarische bedrijfswoning niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter;
5.2.3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel
5.1.onder f tot en met h gelden de volgende bepalingen:
de gebouwen mogen alleen binnen de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen en agrarische bedrijfswoning binnen het bouwvlak worden gebouwd;
de oppervlakte van gebouwen mag totaal niet meer zijn dan 150 m2.
5.2.4. Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
bouwwerken genoemd onder b. tot en met d. dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
de bouwhoogte van silo’s mag niet meer zijn dan 15 meter;
de bouwhoogte van hooibergingen mag niet meer zijn dan 15 meter;
de bouwhoogte van windturbines mag niet meer zijn dan 20 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter.
de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Overschrijding van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;
de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;
het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
5.3.2 Gebouwen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;
het plaatsen van gebouwen buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor een volwaardige bedrijfsvoering;
per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 gebouwen toegestaan;
de oppervlakte van een gebouw mag niet meer zijn dan 150 m², met dien verstande dat de oppervlakte van een schuilhut voor vee niet meer mag zijn dan 50 m²;
de goothoogte mag niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 6 meter.
5.3.3 Situering bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5.2.1 onder b voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op een kortere afstand dan 5 meter
achter de voorgevel van de bedrijfswoning.
5.3.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
5.2.5 onder a, voor het bouwen buiten het bouwvlak indien plaatsing binnen het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is.
5.3.5 Bouwhoogte
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.5 onder d, met inachtneming van de volgende bepaling:
de bouwhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 35 meter;
5.3.6 Ondergeschikte functies
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
5.2.3 voor het nieuw bouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel 5.1. onder f tot en met h met inachtneming van de volgende bepalingen:
de oppervlakte van de nieuwbouw mag niet meer zijn dan 150 m2, waarbij de totale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit in de bestaande gebouwen en de nieuw te bouwen gebouwen niet meer mag zijn dan 150 m2;
nieuw te bouwen gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
bij cumulatie van activiteiten mag de maximale oppervlakte binnen bestaande bebouwing en in te bouwen gebouwen maximaal 250 m2 zijn.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning en bij de woning horende bijbehorende bouwwerken;
het gebruiken van vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is toegestaan tot een maximum van 15 plaatsen, waarbij tevens een gebruik van bestaande gebouwen voor aanvullende voorzieningen tot een maximum van 150 m2 is toegestaan;
het gebruik van bedrijfsgebouwen en gronden voor bedrijfsdoeleinden anders dan agrarische bedrijfsdoeleinden en de op grond van artikel 5.1 toegestane andere activiteiten is niet toegestaan;
buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder b en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.
5.5.2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder d en toestaan dat tijdelijk of blijvend vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:
is aangetoond dat de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen niet nodig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
buitenopslag is niet toegestaan;
ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen is verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet toegestaan;
de opslag activiteiten geen onevenredig overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;
geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Vorm van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot;
de wijziging is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering, voor toepassing van milieuvoorschriften en/of wegens andere wettelijke bepalingen.
5.6.2 Vergroting van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen voor het vergroten van het bouwvlak tot maximaal 2 ha, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de vergroting is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een volwaardig agrarisch bedrijf;
de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
de vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.6.3 Wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
de wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
5.6.4 Wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Fokkerij'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Fokkerij', met inachtneming van de volgende bepalingen:
de levensvatbaarheid van een dergelijk agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
de wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
de regels van de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bestemmingsomschrijving luidt dat : “De voor ‘Agrarisch – Paardenfokkerij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak gericht op gericht op het bedrijfsmatig fokken en opfokken van paarden, daaronder mede begrepen het africhten en trainen van paarden”, alsmede de overige genoemde subleden.
Artikel 5 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2 of 3.1 zijn toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;
ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ is een garagebedrijf toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’ is uitsluitend toegestaan het parkeren ten behoeve van het op een andere locatie gevestigd bedrijf, alsmede voor derden, met uitzondering van parkeren ten behoeve van passagiers voor de luchthaven Schiphol;
ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvanginstallatie’ een zend-/ontvanginstallatie toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – autoverkoop’ is uitsluitend gebruik ten behoeve van autoverkoop toegestaan;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
fiets- en voetpaden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
kantoren;
met dien verstande dat:
garagebedrijven niet zijn toegestaan;
geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;
risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
6.2.2 Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;
de goothoogte mag niet meer zijn dan 4 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 9 meter;
voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 5 meter;
de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 75 m².
6.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;
ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvanginstallatie’ mag de hoogte van een zend-/ontvanginstallatie niet meer zijn dan 40 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
- de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
- de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 6.1 ;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 6.1;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
6.4.2 Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 6.1 als 6.4.1 sub a voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;
het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit betreft.
Artikel 6 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten met een in hoofdzaak grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van glastuinbouw, bollenteelt, intensieve veehouderij, paardenfokkerij en paardenhouderij;
ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch handels- en hulpbedrijf’ is tevens een agrarisch handels- en hulpbedrijf toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’ is een agrarisch loonbedrijf toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is geen bedrijfswoning toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘camperstandplaats’ is tevens een camperstandplaats toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ is de stalling van caravans toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ is detailhandel toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’ is toegestaan: het gebruik als atelier, architecten/-ontwerpbureau, meubelmakerij (inclusief showroom), workshops, kaasmakerij, detailhandel in eigenproducten en streekproducten, horeca in maximaal categorie 2, feesten en partijen, opslag, veldstation ten behoeve van agrarisch onderzoek, recreatie, evenementen en hondenschool;
ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ zijn kassen toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ is een intensieve veehouderij toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan' is een modelvliegtuigbaan toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – mestbassin’ is een opslag van dunne mest toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – niet grondgebonden’ zijn niet grondgebonden agrarische activiteiten toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - dagcentrum’ is een zorgvoorziening in de vorm van een dagcentrum toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – fietspad’ is een fietspad en natuur toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’ is tevens de bestemming ‘Verkeer’ conform artikel 23 toegestaan.
met daaraan ondergeschikt:
aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
natuur- en landschapsbeheer;
extensief recreatief medegebruik;
kleinschalig kamperen;
nevenactiviteiten in de vorm van educatie, zorg gerelateerde voorzieningen, verkoop van eigen of streekproducten, bed&breakfast en kinderopvang;
met daarbij behorend(e):
verharde en onverharde paden, erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1. Voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’;
gebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;
van gebouwen, niet zijnde kassen, mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter en mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 12 meter;
de bouwhoogte van kassen mag niet meer zijn dan 12 meter;
ter plaatse van de aanduiding ‘modelvliegtuigbaan’ zijn ten dienste van deze aanduiding gebouwen toegestaan met een oppervlakte van totaal maximaal 100 m² en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
de oppervlakte van de agrarische bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch gebruik.
3.2.2. Voor het bouwen van een agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
per bouwvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, behalve ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, waar maximaal het aangegeven aantal wooneenheden is toegestaan;
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
voor niet-inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de goothoogte niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 10 meter;
voor inpandige agrarische bedrijfswoningen mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 12 meter;
de inhoud van de agrarische bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum inhoud bedrijfswoning’ de maximaal aangegeven inhoud is toegestaan;
de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de agrarische bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 75 m2;
de goothoogte van bijgebouwen mag per agrarische bedrijfswoning niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter;
3.2.3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel
3.1. gelden de volgende bepalingen:
de gebouwen mogen alleen binnen de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen en agrarische bedrijfswoning binnen het bouwvlak worden gebouwd;
de oppervlakte van gebouwen mag totaal niet meer zijn dan 150 m2.
3.2.4. Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – lib’ geldt dat de bestaande oppervlakte, afmetingen en inhoud van de agrarische bedrijfsgebouwen en de agrarische bedrijfswoning niet mag worden veranderd.
3.2.5. Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
bouwwerken genoemd onder b. tot en met f. dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
de bouwhoogte van silo’s mag niet meer zijn dan 15 meter;
de bouwhoogte van hooibergingen mag niet meer zijn dan 15 meter;
de bouwhoogte van windturbines mag niet meer zijn dan 20 meter;
de bouwhoogte van een mestbassin mag niet meer zijn dan 5 meter;
de bouwhoogte van zend-/ontvangstinstallatie mag niet meer zijn dan 20 meter;
ter plaatse van de aanduiding ‘mestbassin’ is een mestbassin toegestaan waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag zijn;
ter plaatse van de aanduiding’ specifieke vorm van verkeer – fietspad’ zijn afrasteringen en lantarenpalen toegestaan;
de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overschrijding van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;
de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;
het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.3.2 Gebouwen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;
het plaatsen van gebouwen buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor een volwaardige bedrijfsvoering;
per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 gebouwen toegestaan;
de oppervlakte van een gebouw mag niet meer zijn dan 100 m², met dien verstande dat de oppervlakte van een schuilhut voor vee niet meer mag zijn dan 50 m²;
de goothoogte mag niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 6 meter.
3.3.3 Situering bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.2.1 onder b voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op een kortere afstand dan 5 meter
achter de voorgevel van de bedrijfswoning.
3.3.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
3.2.5 onder a, voor het bouwen buiten het bouwvlak indien plaatsing binnen het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is.
3.3.5 Bouwhoogte
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder d, met inachtneming van de volgende bepaling:
de bouwhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 35 meter;
3.3.6 Ondergeschikte functies
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
3.2.3 voor het nieuw ouwen ten behoeve van ondergeschikte functies als bedoeld in artikel 3.1.onder m tot en met o met inachtneming van de volgende bepalingen:
de oppervlakte van de nieuwbouw mag niet meer zijn dan 150 m2, waarbij de totale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit in de bestaande gebouwen en de nieuw te bouwen gebouwen niet meer mag zijn dan 150 m2;
nieuw te bouwen gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
bij cumulatie van activiteiten mag de maximale oppervlakte binnen bestaande bebouwing en in te bouwen gebouwen maximaal 250 m2 zijn.
3.3.5 Beperkingen Luchthavenindelingsbesluit
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4 voor het veranderen, uitbreiden of nieuw bouwen van de bestaande gebouwen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
voor het bouwplan is een verklaring van geen bezwaar ex artikel 8.9 Wet luchtvaart is afgegeven;
het bouwplan voldoet aan de bouwregels van deze bestemming.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ is de stalling van caravans en andere kampeermiddelen toegestaan, uitgezonderd verkoop en reparatie van kampeermiddelen;
ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ is maximaal 700 m2 verkoopvloeroppervlak toegestaan;
aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning en bij de woning horende bijbehorende bouwwerken;
het gebruiken van vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is toegestaan tot een maximum van 15 plaatsen, waarbij tevens een gebruik van bestaande gebouwen voor aanvullende voorzieningen tot een maximum van 150 m2 is toegestaan; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘camperstandplaats’ zijn maximaal 25 plaatsen toegestaan, uitsluitend voor campers;
het gebruik van bedrijfsgebouwen en gronden voor bedrijfsdoeleinden anders dan agrarische bedrijfsdoeleinden en de op grond van artikel 3.1 toegestane andere activiteiten is niet toegestaan;
buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten en het stallen van agrarische bedrijfsgoederen en machines achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;
het gebruik van gronden bij wijze van wisselteelt voor de bollenteelt voor de duur van maximaal 1
jaar, is niet strijdig met de bestemming, met dien verstande dat de structuur van de grond niet
mag worden aangetast door middel van diepploegen en/of omspuiten van de grond;
ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’ is in bestaande bebouwing toegestaan het gebruik als atelier, architecten/-ontwerpbureau, meubelmakerij (inclusief showroom), workshops, kaasmakerij, detailhandel in eigenproducten en streekproducten, horeca in maximaal categorie 2 alsmede feesten en partijen met een totale oppervlakte van maximaal 700 m², opslag; almede op bijbehorende terreinen het gebruik als hondenschool, veldstation ten behoeve van agrarisch onderzoek, recreatie, evenementen (in de vorm van weekend- of meerdaagse (thema) markten), horeca met daartoe behorende (party)tenten, waarbij de oppervlakte van (party)tenten niet meer mag zijn dan 2000 m².
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 onder e en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen en bedrijfsgebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.
3.5.2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 onder f en toestaan dat tijdelijk of blijvend vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:
is aangetoond dat de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen niet nodig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
buitenopslag niet is toegestaan;
ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet is toegestaan;
de opslagactiviteiten geen onevenredige overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;
geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Vorm van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot;
de wijziging is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering, voor toepassing van milieuvoorschriften en/of wegens andere wettelijke bepalingen;
3.6.2 Vergroting van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen voor het vergroten van het bouwvlak tot maximaal 2 ha, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de vergroting is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een volwaardig agrarisch bedrijf;
de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
de vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.6.3 Wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Paardenhouderij'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Paardenhouderij’, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de levensvatbaarheid van een dergelijk agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
de wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;
de wijziging mag geen onevenredige overlast veroorzaken voor de bedrijfsvoering van omringende agrarische bedrijven en/of voor naastgelegen percelen;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.6.4 Wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Fokkerij'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Fokkerij', met inachtneming van de volgende bepalingen:
de levensvatbaarheid van een dergelijk agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
de wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;
de wijziging mag geen onevenredige overlast veroorzaken voor de bedrijfsvoering van omringende agrarische bedrijven en/of voor naastgelegen percelen;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
de regels van de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bestemmingsomschrijving luidt dat : “De voor ‘Agrarisch – Paardenfokkerij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor : a. volwaardige agrarische bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak gericht op gericht op het bedrijfsmatig fokken en opfokken van paarden, daaronder mede begrepen het africhten en trainen van paarden”, alsmede de overige genoemde subleden.
Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch handelsbedrijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten voor een agrarisch handelsbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning;
ter plaatse van de aanduiding ‘kas’ is een kas toegestaan
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
kantoren;
met dien verstande dat:
garagebedrijven niet zijn toegestaan;
geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;
risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.
7.2 Bouwregels
7.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘kas’ mag de hoogte van een kas niet meer mag zijn dan 8 meter
7.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 9 meter;
voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 5 meter;
de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 75 m².
7.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 7.1. sub a.;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 7.1.;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
7.4.2. Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².
Artikel 8 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Agrarisch loonbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten voor een agrarisch loonbedrijf;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
een tuin ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
kantoren.
8.2 Bouwregels
8.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
8.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 9 meter;
voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 5 meter;
de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 75 m².
8.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 8.1. sub a;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 8.1.;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
8.4.2. Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².
Artikel 9 Bedrijf - Caravanstalling
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Caravanstalling’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
stalling van caravans en andere kampeermiddelen;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
met daaraan ondergeschikt:
verkoop van kampeermiddelen en branche gerelateerde producten en reparatie van kampeermiddelen;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
kantoren;
9.2 Bouwregels
9.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage toegestaan.
9.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 10 meter;
voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 4 meter;
de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 75 m².
9.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 9.1. sub a;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 9.1. en op een oppervlakte groter dan 650 m2;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
9.4.2. Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².
Artikel 10 Bedrijf - Garage
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten ten behoeve van garagebedrijven die vallen in ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – bergingsbedrijf’ is een bergingsbedrijf met bijbehorende opslag en stalling van auto’s en bijbehorende taxiservice toegestaan;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
kantoren.
10.2 Bouwregels
10.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd,
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage toegestaan.
10.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 9 meter;
voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 4 meter;
de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 75 m².
10.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1. sub a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 10.1. sub a;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 10.1.;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
10.4.2. Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m²
Artikel 11 Bedrijf - Hovenier
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Hovenier’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten voor een hoveniersbedrijf:
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
kantoren.
11.2 Bouwregels
11.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
11.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 resp. 9 meter;
voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 4 meter;
de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 75 m².
11.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 11.1. sub a;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 11.1.;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
11.4.2. Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².
Artikel 12 Bedrijf - Nutsvoorziening
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
nutsvoorzieningen;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
12.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 4 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
Artikel 13 Bedrijf - Opstijgpunt
13.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Opstijgpunt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een installatie ten behoeve van de overgang tussen een ondergrondse en een bovengrondse hoogspanningsverbinding;
groenvoorzieningen en water;
watergangen;
wegen, paden en verhardingen;
met de daarbij behorende:
gebouwen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2. Bouwregels
13.2.1. Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
de oppervlakte van een gebouw of overkappingen mag ten hoogste 50 m² bedragen;
per bestemmingsvlak mogen ten hoogste twee gebouwen of overkappingen worden gebouwd;
de bouwhoogte van een gebouw of overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen;
de bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte ' aangegeven hoogte bedragen;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 3 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 20 m bedragen.
Artikel 14 Bedrijf - Windturbine
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Windturbine’ aangewezen gronden zijn bestemd voor
de opwekking en levering van windenergie;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, wegen en paden;
met daaraan ondergeschikt:
parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1. Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende bepalingen:
per bestemmingsvlak mag 1 windturbine worden opgericht;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ is de aangegeven maximum bouwhoogte zijnde de ashoogte toegestaan.
14.2.3. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer zijn dan 2 meter.
Artikel 15 Detailhandel
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel;
een inpandige bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
reclame-uitingen.
15.2 Bouwregels
15.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
15.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;
de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 7 meter;
voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 4 meter;
de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 75 m².
15.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
Artikel 16 Groen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ ;
met daaraan ondergeschikt:
wandel- en fietspaden;
speelvoorzieningen;
bergbezinkbassin;
nutsvoorzieningen;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
kunstobjecten.
16.2 Bouwregels
16.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van speelvoorzieningen, bergbezinkbassins en nutsvoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’ mag de hoogte van een zend/ ontvangstinstallatie niet meer zijn dan 40 meter;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m2.
16.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter.
Artikel 17 Horeca
17.1 Bestemmingomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
horeca-activiteiten tot en met categorie 2, zoals opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van Horeca-activiteiten;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
een appartementenhotel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca- appartementenhotel’;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
17.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 resp. 9 meter;
voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 4 meter;
de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 75 m².
17.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goothoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 5 meter.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere horeca-activiteiten dan de horeca-activiteiten die zijn bedoeld in 17.1 sub a;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie of erotisch getinte horeca.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1 sub a en toestaan dat horeca-activiteiten worden gevestigd die één categorie hoger zijn ingeschaald of die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen deze bestemming.
Artikel 18 Maatschappelijk - Zorginstelling
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
begeleid wonen;
dagopvang;
voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
18.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals horeca en detailhandel dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
Artikel 19 Recreatie
19.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
recreatieve voorzieningen;
extensieve recreatie;
ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een parkeerterrein;
met (de) daarbij behorende:
wandel-, fiets- en ruiterpaden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen verhardingen;
voorzieningen ten behoeve van het beheer van het gebied;
nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
Artikel 20 Recreatie - Volkstuin
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Volkstuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
volkstuinen;
met (de) daarbij behorende:
verhardingen;
parkeren;
groen;
water.
20.2 Bouwregels
20.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
een centraal gebouw voor gemeenschappelijke voorziening dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer zijn dan 2,5 meter;
het bebouwingspercentage voor gebouwen buiten het bouwvlak mag per volkstuin mag niet meer bedragen dan 10% met een maximum van 20 m²;
de oppervlakte van een schuurtje mag per volkstuin niet meer bedragen dan 12 m²;
de oppervlakte van een hobbykas mag per volkstuin niet meer bedragen dan 8 m²;
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder zijn dan 1 meter;
de afstand tussen gebouwen mag niet minder zijn dan 2 meter.
20.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van de terreinafscheiding die gelijk loopt aan de bestemmingsgrens mag niet meer zijn dan 2 meter, met uitzondering van een toegangshek dat 3 meter hoog mag zijn;
de hoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
de hoogte van lichtmasten mag niet meer zijn dan 6 meter;
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
20.3 Specifieke gebruiksregels
20.3.1 Het gebruik van gronden en gebouwen voor overnachting is niet toegestaan.
Artikel 21 Sport - Manege
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een paardrijschool ;
ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ is horeca tot en met categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
paardenstalling en – verblijf;
detailhandel in ruitersportartikelen;
wegen en paden;
water;
met de daarbij behorende:
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
verhardingen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
21.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca –in de vorm van een kantine-, detailhandel bestaande uit de verkoop van ruitersportartikelen en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de bruto vloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en 100m2 in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
Artikel 22 Tuin
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daarbij behorend(e):
opritten, terreinverhardingen en paden;
bouwwerken, met uitzondering van carports.
22.2 Bouwregels
22.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn erkers;
de diepte van erkers mag niet meer zijn dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de erker en de bouwperceelsgrens niet minder dan 1 meter is;
de breedte van erkers mag niet meer zijn dan 65 % van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
de bouwhoogte van erkers mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter.
22.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
22.3 Specifieke gebruiksregels
22.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 23 Verkeer
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;
een aquaduct ter plaatse van de aanduiding ‘aquaduct’;
een laad- en losplaats ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats';
een tunnel ter plaatse van de aanduiding ‘tunnel’;
parkeervoorzieningen;
groen;
bergbezinkbassins;
kunstwerken;
met daarbij behorend(e):
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidsschermen en luchtkwaliteitschermen;
nutsvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
kunstobjecten;
reclame-uitingen.
23.2 Bouwregels
23.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m2;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
23.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 10 meter, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verlichting, regeling en geleiding van het verkeer;
de oppervlakte van technische ruimten mag niet meer zijn dan 100 m² en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 4 meter;
ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ is een onderdoorgang voor railverkeer en water toegestaan.
Artikel 24 Verkeer - Railverkeer
24.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer- Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
spoorwegvoorzieningen;
een aquaduct ter plaatse van de aanduiding ‘aquaduct’;
een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’;
dienstwegen en parkeervoorzieningen;
groen;
bergbezinkbassins;
kunstwerken;
met daarbij behorend(e):
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidsschermen en luchtkwaliteitschermen;
nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
kunstobjecten;
reclame-uitingen.
24.2. Bouwregels
24.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
de maximale oppervlakte van gebouwen voor de in artikel 24 lid 1 onder a. en j. aangegeven functies bedraagt 250 m2 ;
de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 4 meter;
toegestaan zijn bergbezinkbassins met een diepte van niet meer dan 4 meter
24.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
de hoogte mag niet meer zijn dan 12 meter;
ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ is een onderdoorgang toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvanginstallatie’ mag de hoogte van een zend-/ontvanginstallatie niet meer zijn dan 40 meter.
Artikel 25 Water
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water;
een aquaduct ter plaatse van de aanduiding ‘aquaduct’;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
bergbezinkbassins;
bruggen ten behoeve langzaam verkeer;
met daarbij behorend(e):
verhardingen;
groen;
nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
natuurbeheer;
vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
25.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
25.2.2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
25.3 Specifieke gebruiksregels
25.3.1 Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
ligplaatsen voor woonschepen;
opslag, behoudens tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.
Artikel 26 Wonen
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan huis verbonden beroepsuitoefening;
voormalige bedrijfsbebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing’;
met (de) daarbij behorende:
tuinen;
terreinverhardingen;
erven.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
per bouwperceel is één woning toegestaan;
in afwijking van het gestelde onder b. is ter plaatse van de aanduiding ’maximum aantal woningen’ het maximum aantal woningen toegestaan en ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het maximum aantal wooneenheden toegestaan;
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn voor hoofdgebouwen de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;
de bouwhoogte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;
de diepte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
het bepaalde in 26.2.1 sub g is niet van toepassing op aangebouwde bijbehorende bouwwerken op percelen met vrijstaande woningen;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
op de gronden buiten het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden tot een maximum van 75 m², dan wel de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw;
op de gronden buiten het bouwvlak mag, wanneer deze gronden 750 m2 of meer per perceel bedragen, de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 10% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 250 m2.
26.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
26.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw;
ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2.1 sub f en toestaan dat de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter wanneer een platte dakafdekking wordt toegepast;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter wanneer een kap wordt toegepast.
26.3.2 De in artikel 26.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds;
b. de woonsituatie;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.4 Specifieke gebruiksregels
26.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².
26.4.2 Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – voormalige bedrijfsbebouwing’ zijn aan huis verbonden beroepsuitoefening of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².
26.4.3 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Artikel 27 Wonen - Voormalig agrarisch bedrijf
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Voormalig agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
beroep en praktijk aan huis;
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – opslag en transport’ is tevens opslag en transport toegestaan;
met de daarbij behorende voorzieningen als:
tuinen;
erven;
nutsvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
toegangspaden;
verhardingen;
parkeren.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen
Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.
27.2.2. Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
per bouwvlak is één woning toegestaan;
hoofdgebouwen alsmede (ondergeschikte) aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan, mits het een overschrijding van niet meer dan 0,5 meter betreft;
de inhoud van de woning met inbegrip van aan- en uitbouwen mag niet meer zijn dan 1.000 m3.
de goothoogte van een woning mag niet meer zijn dan 6 meter en de bouwhoogte van een woning mag niet meer zijn 10 meter;
de omvang van de vrijstaande bijbehorende gebouwen mag niet meer zijn dan de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken binnen het bouwvlak met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw.
27.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
27.2.4 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.
ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.
27.3 Specifieke gebruiksregels
27.3.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².
27.3.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van ruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
aan huis verbonden beroepsuitoefening of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ontplooien van bedrijfsmatige die vallen in een hogere categorie dan categorie 2 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
27.4 Afwijken van de gebruiksregels
27.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.3.1 en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.
27.4.2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.3.2 en toestaan dat de oorspronkelijke vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:
is aangetoond dat de gebouwen als agrarische bedrijfsgebouwen zijn gebouwd en gebruikt;
buitenopslag is niet toegestaan;
ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen is verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet toegestaan;
de opslag activiteiten geen onevenredig overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;
geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat..
2.3 Dubbelbestemmingen
Artikel 28 Leiding - Brandstof
28.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Leiding - Brandstof’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse brandstofleiding, met uitzondering van een Klasse 1 (K1) leiding, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
28.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding- Brandstof’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
28.4.2.Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;
welke mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
28.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
Artikel 29 Leiding - CO2
29.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Leiding – CO2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van CO2
met een druk van ten hoogste 22 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
29.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding- CO2’ zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende
werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
29.4.2.Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;
welke mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
29.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
Artikel 30 Leiding - Gas
30.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding –9’ een ondergrondse leiding voor het transport van gas met het volgende profiel:
Parameter |
A-803 |
Diameter (mm) |
1219 |
Wanddikte (mm) |
15,9 (pijp) |
Staalsoort (N*mm-2) |
485 |
Ontwerpdruk |
79,9 |
Minimale dekking |
1,25 |
ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas 1’ een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 40 bar;
ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas 2’ een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 66 bar;
met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
30.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter en een oppervlakte van niet meer dan 10 m²;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
30.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding en de energieleveringszekerheid niet worden geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding- Gas’ zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende
werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
30.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;
welke mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
30.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook, en de energieleveringszekerheid niet worden geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
Artikel 31 Leiding - Hoogspanning II
31.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning II' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
een ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding;
met de daarbij behorende:
toegangswegen;
ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' uitsluitend toegangswegen ten behoeve van een hoogspanningsverbinding en opstijgpunten;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
31.2. Bouwregels
31.2.1. Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2 meter bedragen.
31.2.2. Op of in deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en de bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
31.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.2.2, indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.
31.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het aanbrengen van beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
31.4.2. Het bepaalde in lid 31.4.1. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
31.4.3. De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken.
31.4.4. De in lid 31.4.1. genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
Artikel 32 Leiding - Hoogspanningsverbinding
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor:
het bovengrondse transport van elektrische energie door een 150 kV hoogspanningsleiding;
met de daarbij behorende:
b. toegangswegen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
32.2 Bouwregels
32.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de basisbestemmingen en de andere dubbelbestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming bovengrondse hoogspanningsleiding.
32.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming bovengrondse hoogspanningsleiding worden gebouwd.
32.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming bovengrondse hoogspanningsverbinding gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter bedragen;
de hoogte van masten ten behoeve van bovengrondse hoogspanning mag niet meer zijn dan 30 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen.
32.3 Afwijken van de bouwregels
32.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
32.3.2 De in artikel 32.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:
geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de bovengrondse hoogspanningsleiding;
de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.
32.4 Specifieke gebruiksregels
32.4.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 1 van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:
een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico’s die ermee verbonden zijn;
het hebben van beplantingen die door hun hoogte de goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding in gevaar kunnen brengen.
32.4.2 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden
niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding I
33.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding I' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
een bovengrondse 380 kV hoogspanningsverbinding;
met de daarbij behorende:
toegangswegen;
bouwwerken.
33.2. Bouwregels
33.2.1. Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd die voldoen aan de volgende criteria:
de bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen;
ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
33.3. Afwijken van de bouwregels
33.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.
33.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het aanbrengen van beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
33.4.2. Het bepaalde in lid 33.4.1. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
33.4.3. De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding.
33.4.4. De in lid 33.4.1. genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
Artikel 34 Leiding - Hoogspanningsverbinding II
34.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding II' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
een gecombineerde bovengrondse 380 kV/150 kV hoogspanningsverbinding;
met de daarbij behorende:
toegangswegen;
bouwwerken.
34.2. Bouwregels
34.2.1. Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd die voldoen aan de volgende criteria:
de bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven hoogte bedragen;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen;
ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
34.3. Afwijken van de bouwregels
34.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.
34.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het aanbrengen van beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
34.4.2. Het bepaalde in lid 34.4.1. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
34.4.3. De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding.
34.4.4. De in lid 34.4.1. genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
Artikel 35 Leiding - Riool
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het riool
met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
35.2. Bouwregels
35.2.1 Voor het bouwen gelden de volgende regels:
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
35.3 Afwijken van de bouwregels
35.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
35.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding- Riool’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
35.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
35.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden
niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
Artikel 36 Leiding - Water
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van water
met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
36.2 Bouwregels
36.2.1 Voor het bouwen gelden de volgende regels:
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
36.3 Afwijken van de bouwregels
36.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
36.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding - Water’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
36.4.2.Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse
netten vormen.
36.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden
niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
Artikel 37 Waarde - Archeologie
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn slechts toelaatbaar indien het betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2;
mits het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
37.3 Afwijken van de bouwregels
37.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 37.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
37.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en Wethouders op de in artikel 37.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 50 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
37.4.2 De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 37.4.1 sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
37.4.3 Het verbod, als bedoeld in artikel 37.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:
de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2;
de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
37.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 38 Waarde - Cultuurhistorie
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, welke met name bestaan uit uitgestrekte boomgaarden, windsingels, bosschages en weiden, een karakteristieke boerderij, houten huis, tuinhuis, moestuin en ommuring.
38.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
er mag niet worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden andere aangewezen bestemming, indien als gevolg daarvan onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de gronden, gebouwen en bouwwerken.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
het aanbrengen van verhardingen;
het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
het aanbrengen van drainage;
het aanleggen van leidingen.
38.3.2 Het in lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
38.3.3 De in lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.
Artikel 39 Waterstaat - Waterkering
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat- Waterkering aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
met daaraan ondergeschikt:
dijken en kaden;
wegen en paden;
parkeervoorzieningen;
met (de) daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
39.2 Bouwregels
39.2.1. In afwijking van het bepaalde bij de basisbestemmingen en de andere dubbelbestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming waterstaatsdoeleinden waterkering.
39.2.2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering worden gebouwd.
39.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
39.3 Afwijken van de bouwregels
39.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 39.2.1 van dit artikel en staan toe dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de basisbestemmingen en de andere dubbelbestemmingen.
39.3.1 De in artikel 39.3.1 van dit genoemde vergunning wordt verleend, mits:
geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen, zoals omschreven in lid 1 van dit artikel;
vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.
39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.4.1 Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in een basisbestemming of andere dubbelbestemming een omgevingsvergunning van kracht is, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voor zover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming waterstaat waterkering, uitsluitend toelaatbaar zijn, mits:
door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen, zoals omschreven artikel 39.1;
vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.
39.4.2 Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in een basisbestemming of andere dubbelbestemming een aanlegvergunningenstelsel van kracht is, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voor zover deze althans worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming waterstaat waterkering, uitsluitend toelaatbaar zijn, mits door die werken of werkzaamheden, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan één of meer van de in de doeleindenomschrijving voor die gronden genoemde functies en waarden, met dien verstande dat geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur.
39.5 Specifieke gebruiksregels
39.5.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een basisbestemming of andere dubbelbestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan.