HOOFDSTUK 2: BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3: Agrarisch
3.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische bedrijfsactiviteiten met een, in hoofdzaak, grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van glastuinbouw, intensieve veehouderij en stoeterij;
een agrarische bedrijfswoning;
met (de) daarbij behorende:
verhardingen;
paden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met dien verstande dat:
een atelier, museum en het houden van cursussen en workshops voor particulieren en bedrijven is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘cultuur en ontspanning’;
glastuinbouwbedrijf is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’;
hoveniersbedrijf is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’;
een houtbewerkingsbedrijf is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – houtbewerkingsbedrijf’;
een vulpunt voor een bovengrondse propaantank van 3 m² of groter uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt - propaan'.
3.2. Bouwregels
3.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouw' te worden gebouwd, met dien verstande dat buiten deze aanduiding:
1. per agrarisch bedrijf gebouwen mogen worden geplaatst tot een totale oppervlakte van niet meer dan 50 m² mits op gronden gelegen tussen de naar de weg gekeerde aanduidingsgrens en de bestemming ‘Verkeer’ geen gebouw wordt geplaatst;
2. ter ondersteuning van een tuinbouwbedrijf per bedrijf maximaal 500 m² kassen is toegestaan;
3. ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ de voor de bedrijfsvoering van een glastuinbouwbedrijf noodzakelijke kassen zijn toegestaan;
4. ter plaatse van de aanduidingen ‘cultuur en ontspanning’, ‘hovenier’ en ‘specifieke vorm van bedrijf – houtbewerkingsbedrijf’ bebouwing ten behoeve van de betreffende functie uitsluitend in de omvang en maatvoering van de bestaande bebouwing is toegestaan;
de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens mag niet minder zijn dan 2 meter;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte’ zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;
van gebouwen buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouw' mag de goothoogte niet meer zijn dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een kas niet meer mag zijn dan 5 meter en de bouwhoogte van een kas niet meer mag zijn dan 8 meter.
3.2.2. Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
per bouwvlak mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
een bedrijfswoning is alleen toegestaan, mits de bij het bedrijf behorende bedrijfsbebouwing is, dan wel tegelijkertijd wordt, gerealiseerd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte’ is voor de bedrijfswoning en aan- en uitbouwen ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage’ is voor de bedrijfswoning en aan en uitbouwen ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan;
de oppervlakte van bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer zijn dan 60 m²;
de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter.
3.2.3. Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanwijzingen op de plankaart en de volgende bepalingen:
de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
3.2.4. In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor het tijdstip van ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 40 Woningwet of krachtens een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge (het inmiddels vervallen) artikel 42 Woningwet het volgende:
indien en voor zover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum;
indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is de bestaande situering toegestaan.
3.3. Afwijken van de bouwregels
3.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1. sub a. en toestaan dat meer dan 50 m² bedrijfsgebouwen geheel of gedeeltelijk buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouw' wordt gebouwd, mits:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer is dan 150 m²;
op gronden gelegen tussen de naar de weg gekeerde aanduidingsgrens en de bestemming ‘Verkeer’ geen gebouw wordt geplaatst.
3.3.2. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1. sub c.en sub d. en in lid 2.2. sub d. en g. en toestaan dat de maximale goot- en bouwhoogte van een gebouw worden vergroot met niet meer dan 1 meter.
3.4. Specifieke gebruiksregels
3.4.1. Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca, dienstverlening en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat :
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
3.4.2. Bestaande gebouwen niet zijnde kassen, die niet meer in gebruik zijn als agrarisch bedrijfsgebouw, mogen worden gebruikt voor stille opslag en niet-bedrijfsmatige opslag.
Artikel 4: Bedrijf
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan, met uitzondering van garagebedrijven;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1 of 3.2 zijn toegestaan, met uitzondering van garagebedrijven;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
fiets- en voetpaden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
ter plaatse van de aanduiding 'garage' bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan, met inbegrip van garagebedrijven;
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is bij het bedrijf behorende bebouwing voor kantoor toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’ uitsluitend opslag is toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – agrarisch handelsbedrijf’ uitsluitend een groothandel in bloemen en planten is toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – technisch ontwerp’ uitsluitend een technisch ontwerpbureau is toegestaan;
een geluidzoneringsplichtige inrichting niet is toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding ‘Wgh inrichting’ geldt;
verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;
risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit niet zijn toegestaan, opslag hieronder begrepen.
4.2. Bouwregels
4.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot en bouwhoogte’ zijn ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan;
de oppervlakte van bijbehorende kantoren mag per bedrijf niet meer zijn dan 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².
4.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
erf- en terreinafscheidingen mogen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan uitsluitend transparant zijn;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter .
4.3. Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in lid 2.1. sub a. voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 40 m² mag zijn en de goothoogte en bouwhoogte niet meer dan 3 meter respectievelijk 5 meter;
het bepaalde in lid 2.1. sub b. en toestaan dat de maximale goot- en bouwhoogte van een gebouw worden vergroot met niet meer dan 1 meter;
het bepaalde in lid 2.1. sub b. ten aanzien van de maximale bouwhoogte met 5 meter, voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd.
4.4. Specifieke gebruiksregels
4.4.1. Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca, dienstverlening en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat :
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
4.4.2. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar op grond van de Staat van bedrijfsactiviteiten, welke als bijlage bij deze regels is opgenomen;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel of horeca;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 onder a. en onder g. en lid 4.2 onder a. voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;
het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft.
Artikel 5: Bedrijventerrein
5.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1 of 3.2 zijn toegestaan;
bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
fiets- en voetpaden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit niet zijn toegestaan, opslag hieronder begrepen; in afwijking hiervan is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – opslag vuurwerk’ de opslag van vuurwerk en bijbehorende verkoop van vuurwerk toegestaan.
5.2. Bouwregels
5.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn ten hoogste de aangegeven bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
de oppervlakte van bijbehorende kantoren mag per bedrijf niet meer zijn dan 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².
5.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer zijn dan één per aanduiding “bedrijfswoning”;
de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 650 m³;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 6 meter;
de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer zijn dan 9 meter.
5.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn 2 meter ;
erf- en terreinafscheidingen mogen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan uitsluitend transparant zijn;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
5.3. Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in lid 2.1. sub a. voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 40 m² mag zijn en de goothoogte en bouwhoogte niet meer dan 3 meter respectievelijk 5 meter;
het bepaalde in lid 2.1. sub b. en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw worden vergroot met niet meer dan 1 meter;
het bepaalde in lid 2.1. sub b. ten aanzien van de maximale bouwhoogte met 5 meter, voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd;
het bepaalde in lid 2.1. sub c. en toestaan dat de oppervlakte van bijbehorende kantoren maximaal 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt en niet meer dan 500 m², mits in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien.
het bepaalde in lid 2.2. sub b. en toestaan dat de maximum inhoud van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 750 m³.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1. Het gebruik voor opslag van vuurwerk ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – opslag vuurwerk’ mag niet meer bevatten dan één opslagplaats met 2000 kg klasse 1.4 en één opslagplaats met 6000 kg klasse 1.4.
5.4.2. Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca, dienstverlening en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat :
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
5.4.3. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar op grond van de Staat van bedrijfsactiviteiten, welke als bijlage bij deze regels is opgenomen;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel of horeca;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel lid 1. onder a. als lid 4.2. onder a. van dit artikel voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;
het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft.
5.5.2. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van het gebruik van gebouwen binnen deze bestemming voor sport tot een oppervlakte van totaal maximaal 1000 m², onder de voorwaarden dat in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien en de ontsluiting en de verkeersafwikkeling voldoende zijn gewaarborgd.
Artikel 6: Detailhandel
6.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel;
met (de) daarbij behorende:
verhardingen;
parkeren;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2. Bouwregels
6.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
6.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
6.3. Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in lid 2.1. sub a. voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 40 m² mag zijn en de goothoogte en bouwhoogte niet meer dan 3 meter respectievelijk 5 meter;
het bepaalde in lid 2.1. sub b. en toestaan dat bouwhoogte van een gebouw worden vergroot met niet meer dan 1 meter;
het bepaalde in lid 2.1. sub b. ten aanzien van de maximale bouwhoogte met 5 meter, voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd.
6.4. Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat :
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m²;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
Artikel 7: Groen
7.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groen;
fiets- en voetpaden;
speelvoorzieningen;
bergbezinkbassins;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
in- en uitritten ten behoeve van aanliggende percelen;
uitingen van beeldende kunst.
7.2. Bouwregels
7.2.1. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat uitsluitend mogen worden gebouwd:
speelvoorzieningen met een hoogte van niet meer dan 4 meter en een oppervlakte van
niet meer dan 10 m2;
ondergrondse bergbezinkbassins waarbij de verticale bouwdiepte niet meer mag zijn dan 5 meter en de oppervlakte niet meer mag zijn dan 500 m².
7.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter.
Artikel 8: Horeca
8.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
horeca die valt in ten hoogste categorie 2 van de bij deze planregels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
met (de) daarbij behorende:
terrassen
verhardingen;
parkeren;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2. Bouwregels
8.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte ' is ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan.
8.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
8.3. Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in lid 2.1. sub a. voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 40 m² en de goothoogte en bouwhoogte niet meer dan 3 meter respectievelijk 5 meter;
het bepaalde in lid 2.1. sub b. en toestaan dat de goot- en bouwhoogte van een gebouw worden vergroot met niet meer dan 1 meter;
het bepaalde in lid 2.1., sub b. ten aanzien van de maximale bouwhoogte met 5 meter, voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd.
8.4. Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1. sub a., voor het vestigen van horeca-activiteiten die één subcategorie dan wel categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van horeca-activiteiten, mits deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan.
Artikel 9: Maatschappelijk
9.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
educatieve (onderwijs)voorzieningen;
voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang en/ of naschoolse opvang;
voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven;
voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg;
sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen;
openbare dienstverlening;
met dien verstande dat:
een brandweerkazerne is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘brandweerkazerne’;
met (de) daarbij behorende:
verhardingen;
parkeren;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
uitingen van beeldende kunst.
9.2. Bouwregels
9.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
9.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
9.3. Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in lid 2.1. sub a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 40 m² en de goothoogte en bouwhoogte niet meer dan 3 meter respectievelijk 5 meter;
het bepaalde in lid 2.1. sub b. en c. en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw worden vergroot met niet meer dan 1 meter;
het bepaalde in lid 2.1., sub b. en c. ten aanzien van de maximale bouwhoogte met 5 meter, voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat :
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
Artikel 10: Sport
10.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
sport;
met (de) daarbij behorende:
verhardingen;
parkeren;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2. Bouwregels
10.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.
10.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van ballenvangers mag niet meer zijn dan 10 meter;
de hoogte van (licht)masten mag niet meer zijn dan 20 meter;
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
10.3. Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in lid 2.1. sub a. voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 40 m² mag zijn en de goothoogte en bouwhoogte niet meer dan 3 meter respectievelijk 5 meter;
het bepaalde in lid 2.1. sub b. en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;
het bepaalde in lid 2.1., sub b. ten aanzien van de maximale bouwhoogte met 5 meter, voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd.
10.4. Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca, detailhandel en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat :
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Sport’ wijzigen in die zin dat de aanduidingen ‘specifieke vorm van maatschappelijk – kinderdagverblijf’ en ‘specifieke vorm van maatschappelijk – naschoolse opvang’ worden opgenomen, met dien verstande dat:
de aanduidingen ‘specifieke vorm van maatschappelijk – kinderdagverblijf’ en ‘specifieke vorm van maatschappelijk – naschoolse opvang’ niet zijn toegestaan binnen de specifieke magneetveldzone van 55 meter uit het hart van de 150 kV hoogspanningsverbinding
er maximaal één kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang is toegestaan;
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag zijn dan 500 m²;
voldoende in parkeren kan worden voorzien.
Artikel 11: Tuin
11.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met (de) daarbij behorende:
opritten, terreinverhardingen en paden.
11.2. Bouwregels
11.2.1. Voor het bouwen van uitbouwen gelden de volgende bepalingen:
uitbouwen mogen worden geplaatst voor de naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw, waarbij de diepte niet meer mag zijn dan 1 meter, mits de afstand tussen de uitbouw en de voorste bestemmingsgrens minimaal 1 meter is;
de uitbouw mag niet meer dan 65 % van de voorgevelbreedte van het betreffende hoofdgebouw beslaan;
de goothoogte mag niet meer zijn dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waar tegen aan gebouwd wordt;
11.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter, met dien verstande dat carports niet zijn toegestaan.
11.3. Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Het gebruik van uitbouwen ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en uitbouwen, met een maximum van 50 m², zulks met inbegrip van de oppervlakte gebouwd op gronden met de bestemming “Wonen”.
11.3.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
het gebruik van gronden als stallings- of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 12: Verkeer
12.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;
parkeren;
groen;
speelvoorzieningen;
bergbezinkbassins;
voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitschermen;
kunstwerken;
met (de) daarbij behorende:
verhardingen;
paden;
bermen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
uitingen van beeldende kunst;
reclame-uitingen.
12.2. Bouwregels
12.2.1. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat uitsluitend mogen worden gebouwd:
speelvoorzieningen met een hoogte van niet meer dan 4 meter en een oppervlakte van
niet meer dan 10 m2;
ondergrondse bergbezinkbassins waarbij de verticale bouwdiepte niet meer mag zijn dan 5 meter en de oppervlakte niet meer mag zijn dan 500 m².
12.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken niet meer mag zijn dan 10 meter.
Artikel 13: Verkeer - Garagebox
13.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Garagebox’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
stallen van voertuigen;
bergruimte;
met daarbij behorende:
terreinen.
13.2. Bouwregels
13.2.1. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat uitsluitend mogen worden gebouwd:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
13.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
Artikel 14: Water
14.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bruggen;
behoud, herstel en ontwikkeling van waterstaatkundige infrastructuur en het waterkwaliteitsbeheer;
met daaraan ondergeschikt:
vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
groen.
14.2. Bouwregels
14.2.1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
14.2.2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter
14.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
ligplaatsen voor woonschepen, woonarken of een casco (caisson) dat tot woonschip of woonark kan worden omgebouwd;
opslag, behoudens tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.
Artikel 15: Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan huis verbonden beroepsuitoefening;
met (de) daarbij behorende:
opritten, terreinverhardingen en paden;
erven;
alsmede voor:
horeca die valt in ten hoogste categorie 1c van de bij deze planregels behorende Staat van Horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 1’;
bedrijfsactiviteiten daaronder begrepen garagebedrijf die vallen in ten hoogste categorie 2 van de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.
15.2.2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
per bouwperceel is één woning toegestaan;
hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
aan- en uitbouwen en (aangebouwde) bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage’ is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn voor hoofdgebouwen de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;
de diepte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
het bepaalde in 2.1 sub g is niet van toepassing op aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op percelen met vrijstaande woningen;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter
in afwijking van het gestelde onder b. geldt voor hoofdgebouwen langs de Ringdijk die direct langs de bestemmingsgrens van de bestemming Verkeer of ten hoogste op een afstand van 3 meter daarvan zijn gesitueerd, dat bij herbouw een gedeelte van het hoofdgebouw achter de achterste bouwgrens mag worden gebouwd indien de naar de Ringdijk toegekeerde gevel verder van de bestemmingsgrens van de bestemming Verkeer wordt gebouwd en de overschrijding van de achterste bouwgrens maximaal gelijk is aan de gewijzigde afstand tot die bestemmingsgrens, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak niet in mindering wordt gebracht op de te bebouwen oppervlakte, zoals bedoeld in lid 2.2. onder m. en de goot- en bouwhoogte mag niet meer zijn dan in het bouwvlak met de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” is aangegeven;
ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan behorend bij een nabijgelegen bouwperceel;
in afwijking van het gestelde onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ maximaal twee woningen worden gebouwd die daarbij aaneen worden gebouwd;
op de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken genoemd in lid 2.2., lid 2.3. en lid 2.4. niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 60 m²;
15.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter;
op of onder de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken genoemd in lid 2.2., lid 2.3. en lid 2.4. niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 60 m².
15.2.4 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
de ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3.00 meter;
voor de ondergrondse gebouwen is voor het overige dezelfde maximale maatvoering toegestaan als voor de bovengrondse gebouwen, met dien verstande dat de ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.
op of onder de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken genoemd in lid 2.2., lid 2.3. en lid 2.4. niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 60 m².
15.2.5 In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor het tijdstip van ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 40 Woningwet of krachtens een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge (het inmiddels vervallen) artikel 42 Woningwet het volgende:
indien en voor zover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum;
indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan;
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2. onder e. en toestaan dat de maximale bouw- en goothoogte met niet meer dan 1 meter worden vergroot.
15 .4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1. Het gebruik van uitbouwen ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en uitbouwen, met een maximum van 50 m², zulks met inbegrip van de oppervlakte gebouwd op gronden met de bestemming “Tuin”.
15.4.2. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen.
Artikel 16: Wonen - Gestapeld
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Gestapeld’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan huis verbonden beroepsuitoefening;
met (de) daarbij behorende:
terreinverhardingen;
erven.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woongebouwen en bij het woongebouw behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.
16.2.2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
de goot- en bouwhoogte mag niet meer zijn dan in het bouwvlak, met de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”, is aangegeven.
16.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
16.2.4 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
de ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter;
voor de ondergrondse gebouwen is voor het overige dezelfde maximale maatvoering toegestaan als voor de bovengrondse gebouwen, met dien verstande dat de ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.
16.2.5 In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor het tijdstip van ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 40 Woningwet of krachtens een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge (het inmiddels vervallen) artikel 42 Woningwet het volgende:
indien en voorzover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum;
indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan;
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1. Het gebruik van uitbouwen ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en uitbouwen, met een maximum van 50 m², zulks met inbegrip van de oppervlakte gebouwd op gronden met de bestemming “Tuin”.
16.3.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen.
Artikel 17: Leiding - Hoogspanning
17.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een bovengrondse leiding voor het transport van elektriciteit met een spanning van maximaal 150 kV.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 45 meter;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen
overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen woning, kinderdagverblijf of voorzieningen waar in de regel kinderen jonger dan 12 jaar langer dan 10 uur per dag gedurende een periode van meer dan 1 jaar verblijven, worden toegelaten.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
17.4.1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
17.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse
netten vormen.
17.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden
niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
Artikel 18: Leiding - Riool
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van afvalwater
met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen
overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van
de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de
betrokken leidingexploitant.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
18.4.1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
18.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse
netten vormen.
18.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden
niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
Artikel 19: Veiligheidszone – Propaan
19.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding ‘Veiligheidszone – Propaan’ gelden bouwbeperkingen voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico vanwege een vulpunt voor propaan.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat er geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in de Wet milieubeheer, mogen worden gebouwd.
19.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de ‘Veiligheidszone – Propaan’ wordt verwijderd, indien en voor zover het betreffende vulpunt van propaan niet meer in gebruik is.
Artikel 20: Waarde - Cultuurhistorie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, welke met name bestaan uit een verkaveling in smalle, wisselende percelen met bijbehorende kleine waterlopen.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
er mag niet worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden andere aangewezen bestemming, indien als gevolg daarvan onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de gronden.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
het aanbrengen van verhardingen;
het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
het aanbrengen van drainage;
het aanleggen van leidingen.
20.3.2 Het in lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.3.3 De in lid.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.
Artikel 21: Waterstaat - Waterkering
21.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering ' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor.
de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
parkeervoorzieningen;
met (de) daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer zijn dan 1 meter;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3. Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen
overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien daartegen uit oogpunt van waterbeheersing en onderhoud geen bezwaar bestaat en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een basisbestemming of andere dubbelbestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan.