HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Bedrijf

3.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1 zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan;

  1. atelierruimte ter plaatse van de aanduiding ‘atelier’;

  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;

  4. opslag ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;

  5. onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’.

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. kantoren.

 

met dien verstande dat:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  2. verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;

  3. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

 

3.2. Bouwregels

 

3.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte ’ zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

3.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan.

 

3.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

 

3.3. Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in 3.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

- de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;

- de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 3.1. sub a;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 3.1.;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

 

 

3.4.2. Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 3.1. als 3.4.1. sub a voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  1. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;

  2. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit betreft.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. een zendmast ter plaatse van de bouwaanduiding ‘zend/ontvangstinstallatie;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2',5 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

  3. de hoogte van een zendmast mag ter plaatse van de aanduiding ‘zend/ontvangstinstallatie’ niet meer zijn dan 50 meter.

 

 

Artikel 5 Centrum - 1

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Centrum - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een hotel;

  2. sport in de vorm van een sportschool of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen sportvoorziening of wellnessvoorziening.

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. terrassen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte ' is de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals horeca en detailhandel dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

 

 

 

Artikel 6 Centrum - 2

De voor ‘Centrum - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

Op de begane grond:

  1. horeca in categorie 1 en/of 2;

  2. detailhandel;

  3. dienstverlening;

  4. maatschappelijke voorzieningen;

  5. sport in de vorm van een sportschool en of naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen sportvoorzieningen;

  6. wonen ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;

  7. cultuur en ontspanning in de vorm van wellnessvoorzieningen en/of naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning;

 

Op de verdiepingen:

  1. wonen;

  2. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte ' is de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Het gebruik van gebouwen voor detailhandel en horeca is toegestaan met dien verstande dat het oppervlak per detailhandels- of horecavestiging niet groter is dan 500m2, opslag daaronder niet begrepen.

 

6.4.2 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals horeca en detailhandel dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de bruto vloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 7 Centrum - 3

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Centrum - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. maatschappelijke voorzieningen;

b. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;

c. horeca in categorie 1 en/of 2;

  1. detailhandel;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – partycentrum’ horeca categorie 3 ten behoeve van een partycentrum annex dansschool;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte ' is de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

 

7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ niet meer zijn dan 2 meter;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Het gebruik van gebouwen voor detailhandel en horeca is toegestaan met dien verstande dat het oppervlak per detailhandels- of horecavestiging in de categorie 1 en 2 niet groter is dan 500m2, opslag daaronder niet begrepen.

 

7.4.2 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals horeca en detailhandel dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 8 Detailhandel - Volumineus

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Detailhandel - Volumineus’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. detailhandel in volumineuze goederen;

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 9 Dienstverlening

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor „Dienstverlening‟ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening;

  2. ondersteunende horeca en detailhandel;

  3. nutsvoorzieningen;

 

met daarbij behorend(e):

d. verhardingen;

e. parkeren;

f. groen;

g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat :

a. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

b. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

c. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

 

Artikel 10 Gemengd - 1

 

De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, of 3.1 of zoals opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 3.2 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’;

  3. creatieve industrie;

  4. horecavoorzieningen in categorie 1 of 2;

  5. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'

  6. bouwmarkten ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel volumineus’;

  7. detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;

  8. fitnesscentra of naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen sportvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘sport’

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

 

met dien verstande dat:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  2. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en/of het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

 

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte ' is de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is de aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.

 

 

10.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn toegestaan op grond van in 10.1. sub a en sub b;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 10.1.;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren.

  4. het gebruik van bedrijfswoningen ten behoeve van zelfstandige bewoning;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

 

10.4.2. Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².

 

10.4.3. Per bedrijf is ondergeschikte, aan de hoofdfunctie als bedoeld in 9.1 sub a gerelateerde detailhandel toegestaan, tot een maximum oppervlak van 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte.

 

10.4.3. Per bouwmarkt is de verkoop van branchevreemde artikelen toegestaan, tot een maximum oppervlak van 20% van de verkoopvloeroppervlakte.

 

 

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.5.1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 10.1. als 10.4.1. sub a en toestaan dat bedrijfsactiviteiten worden gevestigd die één categorie hoger zijn ingeschaald of die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  1. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;

  2. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Vuurwerkbesluit betreft.

 

10.5.2. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 10.1. als 10.4.1. sub a en toestaan dat risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Vuurwerkbesluit worden gevestigd, met dien verstande dat:

  1. de bij de inrichting behorende plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten komt te liggen;

 

10.5.3. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1. en toestaan dat magazijnverkoop plaatsvindt met dien verstande dat deze verkoop niet langer duurt dan 36 uur per jaar per adres.

 

10.5.4. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1. en toestaan dat een bedrijfspand gedeeltelijk wordt ingericht ten behoeve van een afhaalpunt van via internet bestelde c.q. gekochte goederen, met dien verstande dat:

  1. het afhaalpunt niet meer bedraagt dan 10% van het bruto vloeroppervlak van het bedrijfspand met een maximum van 100 m2 verkoopvloeroppervlak;

  2. er geen goederen ter plaatse uitgestald en/of verkocht worden;

  3. er geen onevenredige hinder optreedt voor aanpalende bedrijven.

 

10.5.5. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1. en toestaan dat fitnesscentra of naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen sportvoorzieningen worden gevestigd, met dien verstande dat:

  1. voorzien wordt in 4 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak;

 

 

10.5.6 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 en toestaan dat educatiecentra worden gevestigd, met dien verstande dat:

a. voorzien wordt in 3 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak;

 

10.5.7 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 en toestaan dat een indoor skatepark wordt gevestigd, met dien verstande dat:

a. voorzien wordt in 3 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak;

 

10.5.8 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 voor het bouwen van een bedrijfswoning binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:

a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;

  1. de goothoogte van de bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 6 m en de bouwhoogte 10 m;

  2. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;

  3. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere waarde;

  5. dit niet leidt tot meer dan twee (bedrijfs-) woningen.

 

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' te verwijderen, indien de milieuvergunning van de desbetreffende inrichting in onherroepelijke zin is ingetrokken of van rechtswege is komen te vervallen.

 

 

Artikel 11 Gemengd - 2

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

  2. dienstverlening;

  3. bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2, zoals opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;

  4. bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’;

  5. bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 3.2 ter plaatse van de aanduiding'bedrijf tot en met categorie 3.2';

  6. wonen op de tweede en hogere bouwlagen ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’,

  7. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is de aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

 

11.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

 

11.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals horeca, dienstverlening en detailhandel dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

Artikel 12 Gemengd - 3

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een zorgcentrum;

  2. voorzieningen gericht op kinderdagopvang;

  3. wonen;

  4. aan huis verbonden beroepsuitoefening;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

  6. bergingen

  7. onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. de bouwhoogte van tegen een woning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;

  4. bij geschakelde woningen, niet zijnde geschakelde 2-onder-1-kapwoningen, geldt dat de diepte van tegen de woning aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de achterste bebouwingsgrens van het hoofdgebouw dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;

  5. de goothoogte van vrijstaande bij de woning behorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;

  6. op de gronden buiten het bouwvlak van de woning mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden tot een maximum van 75 m², dan wel de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw;

  7. op de gronden buiten het bouwvlak van de woning mag, wanneer deze gronden 750 m2 of meer per perceel bedragen, de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 10% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 250 m2.

12.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

\Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

 

12.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².

 

12.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

  2. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.

  3. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;

  4. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;

  5. het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca.

 

Artikel 13 Gemengd - 4

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd - 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. kantoren;

b. wonen;

c. aan huis verbonden beroepsuitoefening;

 

met daarbij behorend(e):

  1. tuinen;

  2. erven;

  3. bergingen;

  4. terreinverhardingen, in- en uitritten;

  5. parkeervoorzieningen;

i. nutsvoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

13.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;

b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

13.2.4 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.

b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.

 

13.3 Specifieke gebruiksregels

 

13.3.1 Het gebruik van een woning ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 50 m².

 

13.3.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

a. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.

b. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;

c. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;

d. het gebruiken van het hoofdgebouw ten behoeve van detailhandel en horeca.

 

 

 

 

 

Artikel 14 Groen

14.1. Bestemmingsomschrijving

  

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. volkstuinen ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. wandel- en fietspaden;

  2. speelvoorzieningen;

  3. bergbezinkbassins;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. kunstobjecten.

  

14.2. Bouwregels

  

14.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen;

  2. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m2;

  4. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

  

14.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer zijn dan 6 meter;

  2. de hoogte van terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ niet meer zijn dan 1 meter;

  3. de hoogte van grondkassen en bergkisten mag ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ niet meer zijn dan 0,5 meter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 15 Kantoor

 

De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 4 meter;

  4. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig gebouw.

 

15.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

15.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 16 Maatschappelijk

 

16.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. educatieve (onderwijs)voorzieningen;

  2. voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang en/ of naschoolse opvang;

  3. voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven;

  4. voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg;

  5. welzijnsinstellingen;

  6. sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen;

  7. openbare dienstverlening

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen.

 

16.2. Bouwregels

 

16.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.

 

16.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

16.3. Afwijken van de bouwregels

 

16.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

a. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;

b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

 

Het gebruik van gebouwen voor activiteiten zoals horeca en detailhandel dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

a. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

b. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

c. de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 17 Sport

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. sport en of sportschool;

b. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

 
met daarbij behorend(e):

  1. ondersteunende horeca;

  2. verhardingen, in- en uitritten;

  3. parkeren;

  4. groen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven 'maximale goot- en bouwhoogte' toegestaan.

 

17.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

 

17.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2.1 sub a buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 20 m² mag zijn;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

 

17.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat :

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

17.5.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van het gebruik als jeugdopvang en/of kinderdagverblijf tot een oppervlakte van maximaal 500 m² en bijbehorende buitenruimte, onder de voorwaarden dat:

  1. er geen sprake is van zelfstandige bebouwing voor deze functie,

  2. uit onderzoek blijkt dat er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid,

  3. er voldoende parkeerplaatsen worden gecreëerd en

  4. de ontsluiting en de verkeersafwikkeling voldoende zijn gewaarborgd.

 

 

 

 

Artikel 18 Tuin

18.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

 

met daarbij behorend(e):

  1. opritten, terreinverhardingen en paden;

  2. bouwwerken, met uitzondering van carports

 

18.2. Bouwregels

 

18.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn erkers;

  2. de diepte van erkers mag niet meer zijn dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de erker en de bouwperceelsgrens niet minder dan 1 meter is;

  3. de breedte van erkers mag niet meer dan 65 % van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;

  4. de bouwhoogte van erkers mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter.

 

18.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

18.3. Specifieke gebruiksregels

 

18.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;

  2. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 19 Verkeer

19.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groen;

  4. bergbezinkbassins;

  5. kunstwerken;

 

met daarbij behorend(e):

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidsschermen en luchtkwaliteitschermen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. kunstobjecten;

  2. reclame-uitingen.

 

19.2. Bouwregels

 

19.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling;

  2. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m2;

  4. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

 

19.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 10 meter.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 20 Verkeer - Garagebox

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Verkeer – Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. garageboxen;

  2. bergruimte;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte ' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

20.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

20.3. Specifieke gebruiksregels

 

20.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige opslag en/of handel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 21 Water

 

21.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bergbezinkbassins;

  4. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

21.2. Bouwregels

 

21.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins;

  2. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

 

21.2.2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

21.3. Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. ligplaatsen voor woonschepen;

  2. opslag, behoudens tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken;

 

 

 

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepsuitoefening;

 

met (de) daarbij behorende:

  1. tuinen;

  2. terreinverhardingen;

  3. erven.

 

22.2 Bouwregels

22.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. per bouwperceel is één woning toegestaan;

  2. hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  3. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn voor hoofdgebouwen de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is voor hoofdgebouwen de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  6. de bouwhoogte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;

  7. bij geschakelde woningen, niet zijnde geschakelde 2-onder-1-kapwoningen, geldt dat de diepte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de achterste bebouwingsgrens van het hoofdgebouw dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;

  9. op de gronden buiten het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden tot een maximum van 75 m², dan wel de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw;

  10. op de gronden buiten het bouwvlak mag, wanneer deze gronden 750 m2 of meer per perceel bedragen, de gezamelijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 10% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 250 m2.

 

22.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

22.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter;

  2. voor ondergrondse gebouwen is voor het overige dezelfde maximale maatvoering toegestaan als voor de bovengrondse gebouwen, met dien verstande dat de ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.

22.3 Afwijken van de bouwregels

 

22.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.1 sub f en toestaan dat de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter wanneer een platte dakafdekking wordt toegepast;

  2. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter wanneer een kap wordt toegepast.

22.3.2 De in 22.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds, in ieder geval in die zin dat alleen aan 3.1 sub a. toepassing kan worden gegeven wanneer het hoofdgebouw een platte dakafdekking heeft en alleen aan 3.1 sub b. toepassing kan worden gegeven wanneer het hoofdgebouw een kap heeft;

b. de woonsituatie;

c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

22.4 Specifieke gebruiksregels

 

22.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².

 

22.4.2 Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’ geldt dat bedrijfsmatige activiteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, waarbij geldt dat bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan.

 

22.4.3 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bijbehorende bouwwerken;

  2. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.

  3. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;

  4. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;

  5. het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca.

 

Artikel 23 Wonen - Gestapeld

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen - Gestapeld’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis verbonden beroepsuitoefening;

  3. detailhandel op de eerste bouwlaag ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’.

 

met daarbij behorend(e):

  1. tuinen;

  2. terreinverhardingen;

  3. erven;

  4. bergingen;

  5. parkeervoorzieningen.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is voor hoofdgebouwen de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

23.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

23.2.4 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.

  2. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.

 

23.3 Specifieke gebruiksregels

 

23.3.1 Het gebruik van een woning ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 50 m².

 

23.3.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.

  2. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;

  3. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;

  4. het gebruiken van het hoofdgebouw ten behoeve van detailhandel en horeca.

 

 

 

 

Artikel 24 Leiding - CO2

 

24.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Leiding –CO2 ' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van CO2 met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

24.2 . Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 23.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

24.3. Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van

de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de

betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

24.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden

 

24.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-CO2 zonder of in afwijking

van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende

werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  1. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  2. het permanent opslaan van goederen.

 

24.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten vormen.

 

24.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

 

Artikel 25 Leiding - Gas

 

25.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas ' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar andere voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 24.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

25.3. Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van

de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de

betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

25.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden

 

25.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking

van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende

werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen.

 

25.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten vormen.

 

25.4.3. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

 

 

Artikel 26 Leiding - Hoogspanning

 

26.1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse 50 kV-hoogspanningsleiding met bijbehorende belemmeringenstrook.

 

 

26.2. Bouwregels

 

26.2.1. Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. ten behoeve van de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanning’ mogen op deze gronden bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

26.2.2. Op of in deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en de bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

 

26.3. Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

26.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.4.1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;

b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

f. het permanent opslaan van goederen.

 

26.4.2. Het bepaalde in 26.4.1. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningleiding;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;

  3. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.

 

26.4.3. De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken.

 

26.4.4. De in 26.4.1. genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.

 

 

Artikel 27 Leiding - Riool

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse rioolleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Algemeen

Op of in de tot ‘Leiding - Riool’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

bouwwerken ten behoeve van het veilig functioneren van de rioolleiding.

 

27.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.

 

27.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 2 meter.

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

 

27.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van

  1. het bepaalde in 27.2.1 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en);

  2. het bepaalde in 27.2.2 en 27.2.3 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde tot een hoogte van maximaal 3 meter.

 

27.3.2

De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien dit geen kwetsbare objecten betreft, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder, met dien verstande dat 27.2.3, voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van dit artikel van toepassing is.

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.4.1 Verbod op het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het oprichten van bouwwerken, anders dan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;

  3. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  5. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, woelen;

  6. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  8. het permanent opslaan van goederen.

 

27.4.2 Uitzondering op het verbod op het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het verbod in 27.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  1. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreft;

  2. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

27.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 27.4.1 kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook en van de bijbehorende belemmeringenstrook en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 28 Leiding - Water

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

 

28.1.1 De als ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van water met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

28.2. Bouwregels

 

28.2.1 Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. ten behoeve van de dubbelbestemming ‘Leiding-Water’ mogen op deze gronden bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

 

28.3 Afwijken van de bouwregels

 

28.3.1 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding- Water’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

e. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

g. het permanent opslaan van goederen.

 

28.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

a. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

c. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

 

28.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder

 

 

 

Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, welke met name bestaan uit:

 

voor wat betreft bebouwing en structureren in hun onderlinge samenhang:

  1. hoofdverdedigingslijn van dijken, kades en liniewallen met accessen (en met bruggen) als de hoofdstructuurdrager;

  2. voorstellingen en voorposities met bijbehorende bouwwerken;

  3. kazematten, kruitmagazijnen, munitiedepots, genieloodsen, groepsschuilplaatsen en overige militaire bouwwerken;

  4. inundatiewerken, (dam)sluizen, duikers, hevels, kokers, peilschalen.

 

en voor wat betreft de openheid van het landschap:

  1. schootcirkels van forten en batterijen;

  2. voorstellingen;

  3. vrij zicht op aanvalszijde en verdedigingszijde van de hoofdverdedigingslinie van dijken, kades en liniewallen met accessen;

  4. vrij zicht in schootscirkels rond de forten en batterijen;

  5. delen van karakteristieke, nog open (inundatie)gebieden.

 

29.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: er mag niet worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden andere aangewezen bestemming, indien als gevolg daarvan onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de gronden.

 

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.3.1 Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

  2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

  3. het aanbrengen van verhardingen;

  4. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

  6. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;

  7. het aanbrengen van drainage;

  8. het aanleggen van leidingen.

 

29.3.2 Het in 29.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

29.3.3 De in artikel 29.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.

 

 

 

Artikel 30 Waterstaat - Waterkering

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

 

30.1.1 De op de verbeelding als dubbelbestemming voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) en andere dubbelbestemmingen, tevens bestemd voor een waterkering.

 

30.2 Bouwregels

 

30.2.1 Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. er mag niet worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden voorkomende bestemmingen en/of andere dubbelbestemmingen;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van een waterkering mag niet meer zijn dan 1 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering mag niet meer zijn dan 5 meter.

 

30.3 Afwijken van de bouwregels

 

30.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.2.1 en toestaan dat op gronden met de dubbelbestemming Water – Waterkering wordt gebouwd, onder voorwaarde dat

  1. geen afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de gronden;

  2. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.

 

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.4.1 Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in een daar voorkomende bestemming of andere dubbelbestemming een vergunningenstelsel van kracht is, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voor zover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering’, uitsluitend toelaatbaar zijn, onder voorwaarde dat:

  1. door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen;

  2. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.

 

30.5 Specifieke gebruiksregels

 

30.5.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een daar voorkomende bestemming of andere dubbelbestemming, waardoor afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de gronden.