HOOFDSTUK 2: BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

Artikel 3: Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 De voor ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bedrijfsactiviteiten met een, in hoofdzaak, grondgebonden bedrijfsvoering (met uitzondering van glastuinbouw, intensieve veehouderij en paardenfokkerij);

  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. ondersteunende detailhandel met overwegend verkoop van producten van het agrarische bedrijf ter plaatse;

  4. wandelpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. verhuur van recreatieve producten;

met (de) daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens mag niet minder zijn dan 5 meter;

  3. gebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde van die voorgevel;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte ' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

 

3.2.2 Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. per bedrijf mag niet meer dan één woning worden gebouwd;

  2. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen ook buiten het bouwvlak mogen worden geplaatst;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

  5. de oppervlakte van bijgebouwen mag per woning niet meer zijn dan 60 m²;

  6. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter;

  7. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter;

  8. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens mag niet minder zijn dan 5 meter.

 

3.2.3 Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanwijzingen op de plankaart en de volgende bepalingen:

    1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

    2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

 

 

Artikel 4: Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

4.1.1 De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan;

  2.  ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2 of 3.1 zijn toegestaan;

  1. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’

  2. een agrarisch loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’;

  3. een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’;

  4. opslag ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;

  5. specifieke vorm van bedrijf opslag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - opslag’;

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. garagebedrijven niet zijn toegestaan;

  2. een verkooppunt voor motorbrandstoffen niet is toegestaan;

  3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  4. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit niet zijn toegestaan.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwperceel buiten het bouwvlak gebouwen mogen worden geplaatst tot niet meer dan 20 m²;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

  5. van gebouwen buiten het bouwvlak mag de goothoogte niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter;

  6. plinten zijn toegestaan tot een hoogte van niet meer dan 1,5 meter;

  7. de oppervlakte van ondersteunende kantoorruimte mag per bedrijf niet meer zijn dan 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².

 

4.2.2 Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. per bedrijf mag niet meer dan één woning worden gebouwd;

  2. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen ook buiten het bouwvlak mogen worden geplaatst;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  4. de oppervlakte van bijgebouwen mag per woning niet meer zijn dan 60 m²;

  5. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter;

  6. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter;

  7. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens mag niet minder zijn dan 5 meter.

 

4.2.3 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 meter;

b. de inhoud bedraagt ten hoogste 60 m³.

 

4.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 4.2.1. van dit artikel en toestaan dat de goot- en bouwhoogte van een gebouw worden vergroot met niet meer dan 1 meter;

  2. het bepaalde in lid 4.2.1. van dit artikel en toestaan dat de maximum bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 5 meter;

  3. het bepaalde in lid 4.1.1 sub b van dit artikel en toestaan dat de maximum inhoud van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 750 m³.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemmingwordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar op grond van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke als bijlage bij deze regels is opgenomen;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  4. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel lid 4.1.1 sub a als 4.4.1 sub a van dit artikel voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits:

  1. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;

  2. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft.

 

 

 

Artikel 5: Bedrijf - Nutsvoorziening

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

5.1.1 De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’, aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. parkeren;

  3. groen;

  4. water.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan.

 

5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2,5 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

 

Artikel 6: Cultuur en ontspanning

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

6.1.1 De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning, waaronder begrepen podiumkunsten, musea, muziek- en dansscholen, spel- en speelruimten, oefenruimten en creativiteitscentra, zalenverhuur (niet inbegrepen bioscopen, casino's en speelautomatenhallen);

  2. het organiseren van (sport)evenementen (niet inbegrepen popconcerten en dansfestivals), beurzen, tentoonstellingen, congressen, seminars, themamarkten, shows, bedrijfsfeesten, veilingen, productpresentaties, demonstraties en soortgelijke activiteiten;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. voet- en fietspaden;

met (de) daarbij behorende:

  1. ondersteunende detailhandel;

  2. ondersteunende kantoorruimte;

  3. ondersteunende horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  4. verhardingen;

  5. parkeren;

  6. ontsluitingen;

  7. groen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

    1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.

 

6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2,4 meter;

  2. de hoogte van lichtmasten mag niet meer zijn dan 10 meter;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;

 

6.3 Afwijken van de Bouwregels

 

6.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 sub a van dit artikel en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m² ;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

 

6.4 Specifieke Bouwregels

 
6.4.1 Ten behoeve van de in lid 6.1.1 sub b van dit artikel genoemde activiteiten zijn buiten het bouwvlak tijdens die activiteiten en de daarbij behorende op- en afbouwperiode tijdelijke bouwwerken, zoals tenten, licht- en bewegwijzeringstorens, podia, terreinafzettingen, zendmasten en een bungeejumpinstallatie toegestaan.

 

6.5 Specifieke Gebruiksregels

 

6.5.1 Voor het gebruik van de voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden geldt dat de in lid 6.1.1 van dit artikel genoemde activiteiten mogen plaatsvinden op maximaal 140 dagen per kalenderjaar met maximaal 450.000 bezoekers per kalenderjaar, waarbij maximaal 5 rommelmarkten per kalenderjaar mogen plaatsvinden.

6.5.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van de in lid 6.1.1 van dit artikel genoemde activiteiten indien deze tegelijkertijd plaatsvinden met een groot of zeer groot openluchtevenement als bedoeld in artikel 15.4.2 van deze regels.

 

 

 

 

Artikel 7: Detailhandel - volumineus

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

7.1.1 De voor ‘Detailhandel - Volumineus’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. branchegerichte detailhandel in auto’s en caravans;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. een brug ten bate van het verkeer ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;

met (de) daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. parkeren;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte‘ is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

 

7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

    2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 sub a van dit artikel voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

a. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 20 m² mag zijn;

b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

Artikel 8: Gemengd – 1

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

8.1.1 De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca tot en met categorie 3b met uitzondering van hotels;

  2. bowlingcentrum;

  3. educatieve, sociale, culturele, medische en/ of levensbeschouwelijke voorzieningen en/ of voorzieningen ten behoeve van spel, vermaak en ontspanning;

  4. een reclamemast ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – reclamemast’;

  5. ondersteunende kantoorruimte;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met (de) daarbij behorende:

  1. wegen;

  2. verhardingen;

  3. parkeren;

  4. groen;

  5. water

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte ' is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. de oppervlakte van ondersteunende kantoorruimte mag niet meer zijn dan 25% van de totaal bebouwbare oppervlakte binnen een aaneengesloten bestemmingsvlak;

 

8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;

  3. ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – reclamemast’ geldt de maximale bouwhoogte van 15 meter.

 

8.3. Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 20 m² mag zijn;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat :

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

Artikel 9: Gemengd - 2

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

9.1.1 De voor 'Gemengd – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca tot en met categorie 3a (met uitzondering van hotels);

  2. voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven en sportactiviteiten;

met (de) daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. parkeren;

  3. groen;

  4. water.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. in afwijking van het gestelde onder a. mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden geplaatst tot een totale oppervlakte per bouwperceel van 20 m² , met dien verstande dat de goothoogte van deze gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte van deze gebouwen niet meer mag zijn dan 4 meter;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;;

 

9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 10 meter.

 

9.3 Afwijken van de gebruiksregels

 

9.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1.1 van dit artikel teneinde:

  1. horeca-activiteiten toe te laten die voorkomen in één subcategorie dan wel categorie hoger dan toelaatbaar, indien en voor zover de betreffende horeca-inrichting naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

  2. horeca-activiteiten toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, indien en voor zover de betrokken horeca-inrichting naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten.

 

 

 

Artikel 10: Gemengd - 3

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

10.1.1 De voor 'Gemengd – 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. specifieke vorm van sport: manege;

  2. paardenfokkerij;

  3. een bedrijfswoning, met daarin tevens gebruiksruimten voor het bedrijf ter plaatse, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

met (de) daarbij behorende:

  1. ondersteunende horeca;

  2. verhardingen;

  3. parkeren;

  4. groen;

  5. water.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage' is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.

 

10.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 10 meter.

 

 

 

Artikel 11: Groen

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

  

11.1.1 De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen;

  2. wandel- en fietspaden;

  3. speelvoorzieningen;

  4. bergbezinkbassins;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. watergangen;

  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. een brug ten bate van het verkeer ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;

met daaraan ondergeschikt:

  1. kunstobjecten.

  

11.2 Bouwregels

  

11.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;

  2. de hoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m².

  

11.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter.

 

 

 

Artikel 12: Horeca

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

12.1.1 De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca in ten hoogste categorie 3a van de Staat van Horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3a';

  2. nutsvoorzieningen;

met (de) daarbij behorende:

  1. terrassen

  2. verhardingen;

  3. parkeren;

  4. groen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte ' is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan.

 

12.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

 

12.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 sub a van dit artikel voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 20 m² mag zijn;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.

 

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 12.1.1 van dit artikel teneinde:

a. horeca-activiteiten toe te laten die voorkomen in één categorie dan wel één categorie hoger dan toelaatbaar, indien en voor zover de betreffende horeca-inrichting naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

b. horeca-activiteiten toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, indien en voor zover de betrokken horeca-inrichting naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 13: Horeca - Hotel

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

13.1.1 De voor “Horeca-Hotel” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hotel

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. terrassen;

  3. parkeren;

  4. groen;

  5. water.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen;

a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan.

 

13.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

13.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 sub a van dit artikel voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

a. de omvang van gebouwen per bouwperceel niet meer dan 20 m2 mag zijn;

b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.

 

 

 

 

Artikel 14: Natuur

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

14.1.1 De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. natuurwaarden;

  2. groen en/of bos;

  3. behoud en herstel van ecologische waarden of ecologische verbindingszone;

  4. behoud en herstel van landschapswaarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. agrarisch gebruik;

  2. extensieve recreatie;

met (de) daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. paden;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

  2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

  3. het aanbrengen van verhardingen;

  4. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie;

  6. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;

  7. het aanbrengen van drainage;

  8. het aanleggen van leidingen.

 

14.3.2 Het in lid 14.3.1 van dit artikel vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    1. het normale onderhoud betreffen;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

14.3.3. De in lid.14.3.1 van dit artikel genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden, ecologische en/of landschapswaarden van de gronden.

 

 

 

Artikel 15: Recreatie - Dagrecreatie

 

15.1. Bestemmingsomschrijving

 

15.1.1 De voor ‘Recreatie-dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatieve voorzieningen;

  2. behoud en herstel van ecologische waarden of ecologische verbindingszone;

  3. behoud en herstel van landschapswaarden;

  4. verenigingsleven en sportactiviteiten;

  5. wandel-, fiets- en ruiterpaden;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. specifieke vorm van recreatie evenemententerrein 1 ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – evenemententerrein 1’;

  8. specifieke vorm van recreatie evenemententerrein 2 ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – evenemententerrein 2’;

  9. verenigingsleven ter plaatse van de aanduiding ‘verenigingsleven’, met ondersteunende horeca;

  10. horeca tot en met horecacategorie 3a ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 3a’;

  11. een reclamemast ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – reclamemast’;

  12. speelvoorzieningen ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – speelvoorzieningen’;

  13. parkeren ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

met (de) daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. ontsluitingen;

  3. groen;

  4. voorzieningen ten behoeve van het beheer van het gebied;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.

  4. in afwijking van het gestelde onder a mogen gebouwen voor voorzieningen (zoals toiletgebouwtjes) buiten het bouwvlak worden geplaatst met een oppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de bouwhoogte van deze gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter;

 

15.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter;

  3. ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - reclamemast’ geldt de maximale bouwhoogte van 15 meter

  4. ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – kunstobject’ geldt de maximale bouwhoogte van 21 meter;

  5. ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – speelvoorzieningen’ geldt de maximale bouwhoogte van 10 meter.

 

15.3 Specifieke Bouwregels

 

15.3.1 Ten behoeve van openluchtevenementen zijn ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van recreatie - evenemententerrein 1’ en ‘specifieke vorm van recreatie - evenemententerrein 2’ tijdens openluchtevenementen en de daarbij behorende op- en afbouwperiode tijdelijke bouwwerken, zoals tenten, licht- en bewegwijzeringstorens, podia, terreinafzettingen, zendmasten en een bungeejumpinstallatie toegestaan.

 

15.4 Specifieke Gebruiksregels

 

15.4.1 Voor het gebruik van de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - evenemententerrein 1’ voor openluchtevenementen gelden de in onderstaande tabel opgenomen maximale frequentie en duur van openluchtevenementen.

 

Soort evenement

Maximum aantal evenementen per kalenderjaar

Gemiddeld aantal bezoekers per dag

Duur per evenement

(exclusief op- en afbouw)

Klein

onbeperkt

tot 1000

Maximaal 1 dag

Groot

3

1000 tot 5.000

Maximaal 4 dagen

Zeer groot

2

5.000 tot 40.000

Maximaal 2 dagen

 

15.4.2 Voor het gebruik van de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - evenemententerrein 2’ voor openluchtevenementen gelden de in onderstaande tabel opgenomen maximale frequentie en duur van openluchtevenementen.

 

Soort evenement

Maximum aantal evenementen per kalenderjaar

Gemiddeld aantal bezoekers per dag

Duur per evenement

(exclusief op- en afbouw)

Klein

onbeperkt

tot 1000

Maximaal 1 dag

Groot

2

1000 tot 5.000

Maximaal 4 dagen

Groot

1

1000 tot 5000

Maximaal 10 dagen

Zeer groot

2

5.000 tot 40.000

Maximaal 2 dagen

 

 

15.4.3 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning een maal per kalenderjaar afwijken van het bepaalde in lid 15.4.2 van dit artikel en toestaan dat de duur van nog een groot openluchtevenement niet 4 maar maximaal 10 dagen bedraagt.

Artikel 16: Sport - Golfbaan

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

16.1.1 De voor ‘Sport – Golfbaan’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. golfsport;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. specifieke vorm van verkeer: rijwielpad ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - rijwielpad';

met (de) daarbij behorende:

  1. ondersteunende horeca;

  2. ondersteunende detailhandel

  3. verhardingen;

  4. parkeren;

  5. groen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte ' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag de eerste bouwlaag van gebouwen niet worden gebouwd.

 

16.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van (licht)masten mag niet meer zijn dan 12 meter;

  3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

 

16.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 sub a van dit artikel buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 20 m² mag zijn;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

 

16.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat :

  1. de activiteiten dienen ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit op het perceel;

  2. de ondersteunende horeca niet meer mag omvatten dan 1.150 m² bruto vloeroppervlak;

  3. de ondersteunende detailhandel niet meer mag omvatten dan 200 m² bruto vloeroppervlak;

  4. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  5. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

 

Artikel 17: Sport - Manege

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

17.1.1 De voor ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. specifieke vorm van sport: manege;

  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. nutsvoorzieningen;

met (de) daarbij behorende:

  1. ondersteunende horeca;

  2. verhardingen;

  3. parkeren;

  4. groen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

 

17.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van (licht)masten mag niet meer zijn dan 20 meter;

  3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

 

17.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 17.2.1 sub a van dit artikel buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 20 m² mag zijn;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

 

17.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan. Daarbij geldt dat :

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de brutovloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

 

Artikel 18: Tuin

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met (de) daarbij behorende:

- terreinverhardingen.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Voor het bouwen van uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. uitbouwen mogen worden geplaatst voor de naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw, waarbij de diepte niet meer mag zijn dan 1 meter, mits de afstand tussen de uitbouw en de voorste bestemmingsgrens minimaal 1 meter is;

  2. de uitbouw mag niet meer dan 65 % van de voorgevelbreedte van het betreffende hoofdgebouw beslaan;

  3. de goothoogte mag niet meer zijn dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waar tegen aan gebouwd wordt;

 

18.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

18.3 Specifieke gebruiksregels

 

18.3.1 Het gebruik van een woning en/of aan- en uitbouwen ten dienste van een beroep en praktijk aan huis is toegestaan tot niet meer van 40% van de gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m², zulks met inbegrip van de oppervlakte gebouwd op gronden met de bestemming ‘Wonen’.

 

18.3.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;

  2. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

 

 

 

Artikel 19: Verkeer

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.1.1 De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;

  2. parkeren;

  3. groen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. bergbezinkbassins;

  6. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitschermen;

  7. civiele kunstwerken;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. een brug ten bate van het verkeer ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;

met (de) daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. paden;

  3. bermen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. kunstobjecten;

  2. reclame-uitingen.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 4 meter;

  2. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer zijn dan 10 m2.

 

19.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken niet meer mag zijn dan 10 meter.

 

 

 

Artikel 20: Water

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

20.1.1 De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. bruggen;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van waterstaatkundige infrastructuur en het waterkwaliteitsbeheer;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. een brug ten bate van het verkeer ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;

met daaraan ondergeschikt:

  1. vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. groen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

20.2.2 De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

20.3 Specifieke gebruiksregels

 

20.3.1 Tot een gebruik strijdig met deze bestemmingwordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. ligplaatsen voor woonschepen, woonarken of een casco (caisson) dat tot woonschip of woonark kan worden omgebouwd;

  2. opslag, behoudens tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.

 

 

 

Artikel 21: Wonen

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

 

21.1.1 De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. beroep en praktijk aan huis, waarbij geldt dat activiteiten met maximaal categorie 1 zoals omschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten mogen plaatsvinden;

  3. bedrijf aan huis ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’, waarbij geldt dat activiteiten met maximaal categorie 2 zoals omschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten mogen plaatsvinden;

met (de) daarbij behorende:

  1. terreinverhardingen;

  2. erven.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming.

 

21.2.2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. per bouwperceel is één woning toegestaan;

  2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;

  3. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘twee-aaneen’ zijn twee-aaneen-gebouwde woningen toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ is een vrijstaande woning toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is te hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is ten hoogste het aangegeven aantal wooneenheden toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwd’ oppervlak is ten hoogste het aangegeven maximum oppervlak toegestaan;

  8. ter plaatse van de aanduiding ‘minimale-maximale dakhelling’ geldt het aangegeven minimum en maximum ten aanzien van de dakhelling;

  9. aan- en uitbouwen, (aangebouwde) bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;

  10. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3 meter;

  11. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer zijn dan 5 meter;

  12. op de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 60 m². Dit met uitzondering van de percelen waarop de aanduiding “maximum bebouwd oppervlak in m2” is opgenomen, hier geldt het maximum oppervlak zoals aangegeven op de verbeelding.

 

21.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter;

  3. op of onder de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken genoemd in lid 21.2.1, 21.2.2 en 21.2.3 van dit artikel niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 60 m².

 

21.2.4 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3.00 meter;

  2. voor de ondergrondse gebouwen is voor het overige dezelfde maximale maatvoering toegestaan als voor de bovengrondse gebouwen, met dien verstande dat de ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.

  3. op of onder de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken genoemd in lid 21.2.1, 21.2.2 en 21.2.3 van dit artikel niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 60 m².

 

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

 

21.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2. sub e van dit artikel en toestaan dat de maximale bouw- en goothoogte met niet meer dan 1 meter worden vergroot.

 
21.4 Specifieke gebruiksregels

 

21.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van beroep en praktijk aan huis is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m².

 

21.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen.

 

 

 

 

 

Artikel 22: Leiding - Gas

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

 

22.1.1 De als ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas

met een een druk van ten hoogste 40 bar met de

daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

22.2. Bouwregels

 

22.2.1 Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. ten behoeve van de dubbelbestemming ‘Leiding-Gas’ mogen op deze gronden bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

 

22.3.1 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van

de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de

betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden

 

22.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding- Gas’ zonder of in afwijking

van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende

werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

22.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten vormen.

 

22.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

 

 

 

Artikel 23: Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

 

23.1.1 De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor:

  1. het bovengrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsleiding;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de basisbestemmingen en de andere dubbelbestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.

 

23.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' worden gebouwd.

 

23.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter bedragen;

  2. de hoogte van masten ten behoeve van bovengrondse hoogspanning mag niet meer zijn dan 30 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen.

 

23.3 Afwijken van de bouwregels

 

23.3.1 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van

de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de

betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

23.3.2 De in lid 23.3.1 van dit artikel genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:

  1. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de bovengrondse hoogspanningsleiding;

  2. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;

  3. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.

 

23.4 Specifieke gebruiksregels

 

23.4.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico’s die ermee verbonden zijn;

  2. het hebben van beplantingen die door hun hoogte de goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding in gevaar kunnen brengen.

 

 

23.5 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

 

 

Artikel 24: Leiding – Riool

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

 

24.1.1 De als ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het riool

met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

24.2. Bouwregels

 

24.2.1 Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. ten behoeve van de dubbelbestemming ‘Leiding-Riool’ mogen op deze gronden bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

 

24.3.1 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van

de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de

betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden

 

24.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding- Riool’ zonder of in afwijking

van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende

werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

24.4.2 Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten vormen.

 

 

 

24.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

Artikel 25: Leiding – Water

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

 

25.1.1 De als ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van water

met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

25.2. Bouwregels

 

25.2.1 Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. ten behoeve van de dubbelbestemming ‘Leiding-Water’ mogen op deze gronden bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

 

25.3.1 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van

de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de

betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden

 

25.4.1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding- Water’ zonder of in afwijking

van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende

werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

25.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten vormen.

 

 

 

25.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

 

Artikel 26: Waarde – Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

 

26.1.1 De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, welke met name bestaan uit:

 

voor wat betreft bebouwing en structureren in hun onderlinge samenhang:

  1. hoofdverdedigingslijn van dijken, kades en liniewallen met accesssen (en met bruggen) als de hoofdstructuurdrager;

  2. voorstellingen en voorposities met bijbehorende bouwwerken;

  3. kazematten, kruitmagazijnen, munitiedepots, genieloodsen, groepsschuilplaatsen en overige militaire bouwwerken;

  4. inundatiewerken, (dam)sluizen, duikers, hevels, kokers, peilschalen.

 

en voor wat betreft de openheid van het landschap:

  1. schootcirkels van forten en batterijen;

  2. voorstellingen;

  3. vrij zicht op aanvalszijde en verdedigingszijde van de hoofdverdedigingslinie van dijken, kades en liniewallen met accessen;

  4. vrij zicht in schootscirkels rond de forten en batterijen;

  5. delen van karakteristieke, nog open (inundatie)gebieden.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. er mag niet worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden andere aangewezen bestemming, indien als gevolg daarvan onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de gronden.

 

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.3.1 Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

  2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

  3. het aanbrengen van verhardingen;

  4. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

  6. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;

  7. het aanbrengen van drainage;

  8. het aanleggen van leidingen.

 

26.3.2 Het in 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

26.3.3 De in lid 26.3.1 van dit artikel genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.

 

 

 

Artikel 27: Waterstaat - Waterkering

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

 

27.1.1 De op de verbeelding als dubbelbestemming voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn naast de daar voorkomende bestemming (basisbestemming) tevens bestemd voor:

  1. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. dijken en kaden;

  2. wegen en paden;

  3. parkeervoorzieningen;

met (de) daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Op of in deze gronden mag niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming ’Waterstaat – Waterkering’.

 

27.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering’ worden gebouwd.

 

27.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering’ gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

 

27.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2.1 van dit artikel en staan toe dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de basisbestemmingen en de andere dubbelbestemmingen.

 

27.3.2 De in lid 27.3.1 van dit artikel genoemde afwijking wordt toegepast, mits:

  1. geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen;

  2. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.

 

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.4.1 Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in een basisbestemming of andere dubbelbestemming een vergunningenstelsel van kracht is, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voor zover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering’, uitsluitend toelaatbaar zijn, mits:

  1. door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen;

  2. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.

 

27.4.2 Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in een basisbestemming of andere dubbelbestemming een vergunningenstelsel van kracht is, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voor zover deze althans worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering’, uitsluitend toelaatbaar zijn, mits door die werken of werkzaamheden, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan één of meer van de in de doeleindenomschrijving voor die gronden genoemde functies en waarden, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur.

 

27.5 Specifieke gebruiksregels

 

27.5.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een basisbestemming of andere dubbelbestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan.