Artikel 26 wro-zone - wijzigingsgebied 1

<locatie Dik Tromplein>

 

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' in de bestemming 'Centrum' het bouwvlak en de maatvoeringaanduidingen op de verbeelding wijzigen en de bestemming 'Maatschappelijk' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Centrum', met inachtneming van de volgende regels:

  1. langs de noordwestzijde van het wijzigingsgebied, voor zover grenzend aan het perceel Marktplein 96, blijft een zone ter breedte van minimaal 5 meter onbebouwd voor zover deze ligt voor het verlengde van de achterste bouwgrens van de bouwstrook met een maximale bouwhoogte van 18 meter genoemd onder lid c. De 5 meter zone achter dit onbebouwde gebied kan bebouwd worden tot een maximale bouwhoogte van 5 meter;

  2. de bouwgrens langs de zuidoostzijde van het wijzigingsgebied ligt 4 meter terug van de grens van het wijzigingsgebied;

  3. Op 6 meter terugliggend van de grens van het wijzigigingsgebied aan de noordoostzijde en aansluitend aan de bouwgrens aan de zuidoostzijde ligt een bouwstrook van 20 meter diep. Aan de noordoostzijde mag in deze bouwstrook in de eerste 30 meter, gemeten vanaf de onbebouwde strook grenzend aan het perceel Marktplein 96, tot maximaal 18 meter hoog worden gebouwd. Voor het overige mag in deze bouwstrook tot maximaal 21 meter hoog worden gebouwd.

  4. voor het overige deel van het wijzigingsgebied mag de bouwhoogte maximaal 14 meter zijn;

  5. buiten de bouwgrens aan de zuidoostzijde van het wijzigingsgebied zijn luifels toegestaan met een diepte van maximaal 4 meter;

  6. in en/of onder de bebouwing van het wijzigingsgebied dient voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd;

  7. er moet een positief wateradvies van de waterbeheerder verkregen worden;

  8. uit onderzoek naar de bodemkwaliteit moet blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functies;

  9. uit onderzoek moet blijken dat er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van externe veiligheid;

  10. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere waarde;

  11. uit onderzoek moet blijken dat er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit;

  12. uit onderzoek moet blijken dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;

  13. de economische uitvoerbaarheid op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening moet zijn verzekerd,