Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV
4.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor leidingtransport van:
hoogspanningsstroom ter plaatse van de aanduiding figuur 'hartlijn – hoogspanningsverbinding 150 kV' en aanliggende gronden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
binnen een afstand van 27,5 meter vanuit de hartlijn van de aanduiding figuur 'hartlijn - hoogspanningsverbinding', mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding,met dien verstande dat sub c van dit lid van toepassing is;
de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter, met dien verstande dat sub e van dit lid van toepassing is;
er mag worden gebouwd ten behoeve van de andere voorkomende bestemming(en) indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, een en ander met inachtneming van de voor die bestemming(en) geldende regels.
4.2.2 In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
het bepaalde in lid 2 van dit artikel voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend indien dit geen kwetsbare objecten betreft, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder, met dien verstande dat lid 4 'Aanlegvergunning' van dit artikel van toepassing is;
het bepaalde in 2.1 onder d van dit artikel tot een hoogte van maximaal 10 meter.
4.4 Aanlegvergunning
4.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) binnen de in lid 2 bedoelde afstand van de hartlijn van de leiding de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
het oprichten van bouwwerken, anders dan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding;
het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
diepploegen;
het aanbrengen van gesloten verhardingen.
4.4.2 Het verbod in lid 4.1. van dit artikel is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
normaal onderhoud en beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
4.4.3. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.1. van dit artikel zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.
4.4.4. Alvorens voor het verlenen van een aanlegvergunning voor de samenvallende bestemmingen(en) te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.