HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

2.1 Bestemmingen

 

 

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 1, waarbij geldt dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2 of 3.1 zijn toegestaan;

  1. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. kantoren;

 

met dien verstande dat:

  1. uitsluitend twee aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'twee-aaneen'

  2. garagebedrijven niet zijn toegestaan;

  3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  4. verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;

  5. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

 

3.2.2 Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan.

 

3.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

het bepaalde in 3.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

- de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;

- de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 3.1 sub a;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 3.1;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  4. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeerfaciliteiten ten behoeve van het parkeren van auto's van passagiers van de luchthaven Schiphol;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

 

4.4.2 Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 3.1 als 3.4.1 sub a voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 1, met dien verstande dat:

  1. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;

  2. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit betreft.

 

 

Artikel 4 Bedrijf - Afsluiterlocatie

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijf - Afsluiterlocatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor een afsluiterlocatie en bijbehorende gebouwen en bouwwerken en daarbij behorende:

 

a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding-2'is een ondergronds hogedruk aardgastransportleiding toegestaan

b. groenvoorzieningen;

  1. verkeersvoorzieningen;

  2. water;

 

een en ander met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken zoals erf- en terreinafscheidingen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1. Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

 

4.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m2;

c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.

 

4.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Bedrijf - Agrarisch handelsbedrijf

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf – Agrarisch handelsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor

a. bedrijfsactiviteiten voor een agrarisch handelsbedrijf;

b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. kantoren;

 

met dien verstande dat:

  1. garagebedrijven niet zijn toegestaan;

  2. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  3. verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;

  4. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

 

 

5.2 Bouwregels

5.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ zijn de aangegeven maximale goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

c. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan mag niet minder dan 5 meter zijn;

 

5.2.2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:een bedrijfswoning mag a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd

b. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 resp. 9 meter;

c. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

1. de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 4 meter;

2. de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;

  1. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;

  2. het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 75 m².

 

5.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. silo’s en hooitorens mogen maximaal 10 meter hoog zijn;

  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;

b. de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 5.1. sub a;

b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 5.1;

c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

 

5.4.2. Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².

 

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsvoorzieningen;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' en 'maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.

6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 4 meter;

  2. de hoogte van lichtmasten mag niet meer zijn dan 10 meter;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

 

Artikel 7 Bedrijventerrein - 1

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. bedrijfsactiviteiten gericht op logistiek en logistiek distributieverwant, waarbij geldt dat:

- ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1 of 3.2 van de bij dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten 1 zijn toegestaan;

- ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, 3.1, 3.2 of 4.1 van de bij dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten 1 zijn toegestaan;

b. research, development en opleidingen ten behoeve van de onder a. genoemde bedrijven;

c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dienstverlening – showroom’ zijn showrooms toegestaan.

 

met daarbij behorend(e):

d. (ontsluitings)wegen

e. ondersteunende functies, zoals horeca en detailhandel;

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. (gebouwde) parkeervoorzieningen;

  4. groen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. voorzieningen ten behoeve van warmte/koudeopslag, zoals leidingen en opslagtanks;

  8. voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking, zoals biogas en zonne-energie;

  9. kantoren;

  10. kunstobjecten en reclame-uitingen

 

met dien verstande dat:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  2. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b. de gevels van gebouwen dienen in de gevellijn te worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’;

c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

 

7.2.2. Voor het bouwen ten behoeve van voorzieningen voor warmte/koudeopslag en voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking gelden aanvullend de volgende bepalingen:

a. de voorzieningen mogen (deels) ondergronds gebouwd mogen worden;

b de bouwhoogte mag niet meer dan 8 meter zijn;

c. de oppervlakte mag niet meer dan 400 m2 zijn;

 

7.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van lichtmasten mag niet meer zijn dan 10 meter;

de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in 7.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

- de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;

- de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;

b. het bepaalde in 7.2.1 sub b en toestaan dat maximaal 50 % van de gevel niet in de ‘gevellijn'wordt gebouwd, mits de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is;

c. het bepaalde in 7.2.1. sub c en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw worden vergroot met niet meer dan 1 meter.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

a. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de bruto bedrijfsvloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

b. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

c. de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

7.4.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. buitenopslag van bedrijfsmaterialen/goederen op gronden aan of zichtbaar vanaf de openbare weg;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 7.1. sub a;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 7.1.;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  5. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeerfaciliteiten ten behoeve van het parkeren van auto’s van passagiers van de luchthaven Schiphol;

  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

  7. parkeerplaatsen, zichtbaar vanaf de openbare weg

  8. de bouw van ondergrondse parkeergarages;

 

7.4.3 Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 20% van de bruto bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 3.500 m2.

 

7.4.4 Vrachtverkeer mag niet ontsluiten door de zone met de aanduiding ‘specifieke vorm van dienstverlening – showroom’;

 

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.5.1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 7.1. als 7.4.2. sub b en toestaan dat bedrijfsactiviteiten, gericht op logistiek en logistiek distributieverwant, worden gevestigd die één categorie hoger zijn ingeschaald of die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 1, met dien verstande dat:

a. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;

b. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Vuurwerkbesluit betreft.

 

7.5.2 . Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 7.1. als 7.4.2. sub b en toestaan dat bedrijfsactiviteiten, niet gericht op logistiek en logistiek distributieverwant, worden gevestigd, met dien verstande dat:

  1. deze passend zijn binnen het logistieke en logistiek distributieverwante karakter van het bedrijventerrein;

b. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Vuurwerkbesluit betreft.

Artikel 8 Bedrijventerrein - 2

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. bedrijfsactiviteiten gericht op logistiek en logistiek distributieverwant, waarbij geldt dat:

b. research, development en opleidingen ten behoeve van de onder a. genoemde bedrijven;

c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van dienstverlening – showroom’ zijn showrooms toegestaan;

 

met daarbij behorend(e):

d. (ontsluitings)wegen

e. ondersteunende functies, zoals horeca en detailhandel;

f. verhardingen, in- en uitritten;

g. fiets- en voetpaden;

h. groen;

i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

j. nutsvoorzieningen;

k. voorzieningen ten behoeve van warmte/koudeopslag, zoals leidingen en opslagtanks;

l. voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking, zoals biogas en zonne-energie;

m. (gebouwde) parkeervoorzieningen;

n. kantoren;

o. kunstobjecten en reclame-uitingen.

 

met dien verstande dat:

p. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

q. risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b. per kavel is één hoofdgebouw toegestaan;

c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder zijn dan 3 meter;

e. de nokrichting dient haaks op de Rijnlanderweg te zijn, met uitzondering van de zone met de aanduiding ‘specifieke vorm van dienstverlening – showroom’;

f. de dakhelling mag niet minder zijn dan 15o en niet meer dan 20o met uitzondering van de zone met de aanduiding ‘specifieke vorm van dienstverlening – showroom’.

 

8.2.2. Voor het bouwen van warmte/koudeopslagvoorzieningengelden aanvullend de volgende bepalingen:

a. de voorzieningen mogen (deels) ondergronds gebouwd mogen worden;

b de bouwhoogte mag niet meer dan 8 meter zijn;

c. de oppervlakte mag niet meer dan 400 m2 zijn;

 

 

8.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van lichtmasten mag niet meer zijn dan 10 meter;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in 8.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:

- de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;

- de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;

  1. het bepaalde in 8.2.1. sub b en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw worden vergroot met niet meer dan 1 meter.

 

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1 Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

a. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de bruto bedrijfsvloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

b. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

c. de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

8.4.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 8.1. sub a;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 8.1.;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  4. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeerfaciliteiten ten behoeve van het parkeren van auto’s van passagiers van de luchthaven Schiphol;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

  6. parkeerplaatsen, zichtbaar vanaf de openbare weg

  7. de bouw van ondergrondse parkeergarages;

 

8.4.3 Ontsluiting mag niet plaatsvinden aan de zijde van de Rijnlanderweg;

 

8.4.4. Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bruto bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 2.000 m2.

 

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

8.5.1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 8.1. als 8.4.2. sub a en toestaan dat bedrijfsactiviteiten, gericht op logistiek en logistiek distributieverwant, worden gevestigd die één categorie hoger zijn ingeschaald of die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 1, met dien verstande dat:

a. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;

b. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Vuurwerkbesluit betreft.

 

8.5.2 . Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 8.1. als 8.4.2. sub b en toestaan dat bedrijfsactiviteiten, niet gericht op logistiek en logistiek distributieverwant, worden gevestigd, met dien verstande dat:

  1. deze passend zijn binnen het logistieke en logistiek distributieverwante karakter van het bedrijventerrei;

  2. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen dan wel het Vuurwerkbesluit betreft.

 

Artikel 9 Cultuur en ontspanning

 

9.1 Bestemmingsomchrijving

 

De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, waaronder begrepen culturele, creatieve en kunstzinnige activiteiten;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

 

met dien verstande dat:

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan.

 

9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

 

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. bioscopen zijn niet toegestaan;

  2. casino's zijn niet toegestaan;

  3. speelautomatenhallen zijn niet toegestaan;

  4. seksinrichtingen en prostitutie zijn niet toegestaan.

 

Artikel 10 Gemengd - 1

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. bedrijfsactiviteiten gericht op logistiek en logistiek distributieverwant, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’ bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1, 2 of 3.1 van de bij dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten 1 zijn toegestaan;

b. onzelfstandige kantoren ten behoeve van bedrijven gevestigd binnen A4 Zone West;

c. een hotel;

d. detailhandel, met uitzondering van volumineuze detailhandel en supermarkten;

e. research, development en opleidingen ten behoeve van de onder a. genoemde bedrijven;

f. cultuur en ontspanning, waaronder wellness;

g. sport en recreatie, waaronder fitness;

h. showrooms;

 

met daarbij behorend(e):

i. (ontsluitings)wegen

j. ondersteunende functies, zoals horeca,;

k. verhardingen, in- en uitritten;

l. fiets- en voetpaden;

m. groen;

n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

o. nutsvoorzieningen,

p. voorzieningen ten behoeve van warmte/koudeopslag, zoals leidingen en opslagtanks

q. voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking, zoals biogas en zonne-energie;

r. (gebouwde) parkeervoorzieningen;

s. kunstobjecten en reclame-uitingen

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

 

10.2.2. Voor het bouwen van warmte/koudeopslagvoorzieningen gelden aanvullend de volgende bepalingen:

a. de voorzieningen mogen (deels) ondergronds gebouwd mogen worden;

b de bouwhoogte mag niet meer dan 8 meter zijn;

c. de oppervlakte mag niet meer dan 400 m2 zijn;

 

10.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van lichtmasten mag niet meer zijn dan 10 meter;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

 

10.3.1 ten aanzien van het hotel en de detailhandelsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a. het hotel mag niet meer dan 200 kamers hebben;

  1. het bruto bedrijfsvloeroppervlak van de detailhandelsvoorzieningen als bedoeld in 10.1. sub d mag niet meer bedragen dan 1.500 m² in totaal en 250 m2 per vestiging;

 

10.3.2 het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van het bruto bedrijfsvloeroppervlak van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

10.3.3 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 10.1. sub a;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in volumineuze artikelen en supermarkten;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  4. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeerfaciliteiten ten behoeve van het parkeren van auto’s van passagiers van de luchthaven Schiphol;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

 

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

10.4.1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en toestaan dat de gronden de bestemming ‘Horeca’ krijgen onder de voorwaarden dat:

a. horeca tot en met categorie 2 als bedoeld in artikel 1.41 is toegestaan;

b. de economische haalbaarheid is aangetoond en

c. geen afbreuk wordt gedaan aan mogelijkheden van aangrenzende bestemmingen.

 

10.4.2. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en toestaan dat de gronden de bestemming ‘Maatschappelijk – Kinderdagverblijf’, inclusief buitenschoolse opvang krijgen tot een oppervlakte van maximaal 200 m² en bijbehorende buitenruimte, onder de voorwaarden dat:

  1. uit onderzoek blijkt dat er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid;

  2. er voldoende parkeerplaatsen worden gecreëerd en

  3. de ontsluiting en de verkeersafwikkeling voldoende zijn gewaarborgd.

 

 

Artikel 11 Gemengd - 2

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bedrijfsactiviteiten genoemd onder de categorieën A en B van de bij dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten 2;

  1. onzelfstandige kantoren ten behoeve van bedrijven gevestigd binnen A4 Zone West;

  2. cultuur en ontspanning, waaronder wellness;

  3. sport en recreatie, waaronder fitness;

  4. een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’;

 

met daarbij behorende:

  1. ondersteunende functies, zoals horeca en detailhandel;

  2. verhardingen, in- en uitritten;

  3. fiets- en voetpaden;

  4. groen;

  5. voorzieningen voor openbaar vervoer;

  6. water - en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. parkeervoorzieningen;

  9. kunst- en reclame-uitingen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. per bouwperceel is één hoofdgebouw toegestaan;

b. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

c. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter;

e. De voorgevelbreedte van gebouwen mag niet meer zijn dan 15 meter;

f. gebouwen mogen een maximale grondoppervlakte hebben van 225 m2;

g. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage toegestaan;

 

11.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van voorzieningen ten dienste van de luchtvaart en de luchtverkeersveiligheid, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van lichtmasten mag niet meer zijn dan 10 meter;

  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

11.3 Specifieke gebruiksregels

 

11.3.1 het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en detailhandel, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

a. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van het bruto bedrijfsvloeroppervlak van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

b. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

c. de toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

11.3.2. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 11.1. sub a;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 11.1.;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

  4. Het gebruik van gronden ten behoeve van parkeerfaciliteiten ten behoeve van het parkeren van auto’s van passagiers van de luchthaven Schiphol;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.

  6. Parkeren buiten het bouwvlak;

  7. opslag zichtbaar vanaf de openbare weg.

 

 

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

11.4.1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en toestaan dat de gronden de bestemming ‘Horeca’ krijgen onder de voorwaarden dat:

a. horeca tot en met categorie 2 als bedoeld in artikel 1.40 is toegestaan;

b. de economische haalbaarheid is aangetoond;

c. geen afbreuk wordt gedaan aan mogelijkheden van aangrenzende bestemmingen.

 

11.4.2. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en toestaan dat de gronden de bestemming ‘Maatschappelijk – Kinderdagverblijf’ krijgen, inclusief buitenschoolse opvang tot een oppervlakte van maximaal 200 m² en bijbehorende buitenruimte, onder de voorwaarden dat:

  1. uit onderzoek blijkt dat er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid;

  2. er voldoende parkeerplaatsen worden gecreëerd en

  3. de ontsluiting en de verkeersafwikkeling voldoende zijn gewaarborgd.

 

11.4.3. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en toestaan dat de gronden de bestemming ‘Recreatie’ krijgen, waaronder een kinderboerderij en een manege, onder de voorwaarden dat:

  1. uit onderzoek blijkt dat er geen bezwaren bestaan vanuit milieuoogpunt;

  2. er geen afbreuk wordt gedaan aan mogelijkheden van aangrenzende bestemmingen;

  3. er voldoende parkeerplaatsen worden gecreëerd en

  4. de ontsluiting en de verkeersafwikkeling voldoende zijn gewaarborgd.

 

 

Artikel 12 Groen

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

b. agrarisch medegebruik

c. wandel-, fiets- en ruiterpaden;

d. bergbezinkbassins;

  1. uitsluitend reclamemasten ter plaatse van de ‘specifieke functieaanduiding – reclamemast’, met dien verstande dat er maximaal twee binnen de aanduiding zijn toegestaan;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. kunstobjecten.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen;

  2. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m2;

  3. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

 

12.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. De hoogte van de reclamemasten mag niet meer zijn dan 25 meter.

b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

Artikel 13 Natuur

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. natuurgebieden;

  2. gebieden met ecologische waarden;

  3. ecologische verbindingszones;

  4. een tunnel ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';

 

met daaraan ondergeschikt:

e. agrarisch gebruik;

f. extensieve recreatie

 

met daarbij behorend(e):

g. verhardingen;

h. wandel- en fietspaden en ruiterpaden

i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 en toestaan dat gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de omvang van de gebouwen niet meer mag zijn dan 10 m²;

  2. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 4 meter.

 

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

  2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

  3. het aanbrengen van verhardingen;

  4. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

  5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie;

  6. het aanbrengen van drainage;

  7. het aanleggen van leidingen.

 

13.4.2 Het in 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

13.4.3 De in 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en/of ecologische waarden van de gronden.

 

Artikel 14 Recreatie

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatieve voorzieningen;

  2. extensieve recreatie;

  3. verkeer ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. wandel- fiets en ruiterpaden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

b. de hoogte van lichtmasten mag niet meer zijn dan 10 meter;

c. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

 

 

Artikel 15 Tuin

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen

 

met daarbij behorend(e):

  1. opritten, terreinverhardingen en paden;

  2. bouwwerken, met uitzondering van carports.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn erkers;

  2. de diepte van erkers mag niet meer zijn dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de erker en de bouwperceelsgrens niet minder dan 1 meter is;

  3. de breedte van erkers mag niet meer dan 65% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;

  4. de bouwhoogte van erkers mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter.

15.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter met uitzonder.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;

  2. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

 

 

Artikel 16 Verkeer

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groen;

  4. bergbezinkbassins;

  5. kunstwerken;

  6. openbaar vervoer ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer';

  7. een tunnel ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';

 

met daarbij behorend(e):

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitschermen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. kunstobjecten;

  2. reclame-uitingen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling;

  2. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m2;

  4. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

 

16.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 10 meter.

 

 

Artikel 17 Verkeer - Railverkeer

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

a. railwegen, spoorvoorzieningen;

b. fiets- en voetpaden;

c. een tunnel ter plaatse van de aanduiding ‘tunnel’

d. groen;

  1. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidsschermen en luchtkwaliteitschermen;

  2. civiele kunstwerken;

  3. nutsvoorzieningen;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. paden;

  3. bermen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

l. uitingen van beeldende kunst;

m. reclame-uitingen.

 

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijn de en anders dan ten behoeve van de

verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding, de verlichting of voorzieningen ter

bevordering van de milieukwaliteit, geldt dat de hoogte niet meer mag zijn dan 10 m.

 

 

Artikel 18 Water

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bergbezinkbassins;

  4. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer;

  5. verkeer ter plaatse van de aanduiding 'verkeer'

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins;

  2. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

 

23.2.2 De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

18.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. ligplaatsen voor woonschepen;

  2. opslag, behoudens tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 19 Wonen

 

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

b. aan huis verbonden beroepsuitoefening;

 

met (de) daarbij behorende:

  1. tuinen;

  2. terreinverhardingen;

  3. erven.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. per bouwperceel is één woning toegestaan;

b. hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

c. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

d. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ zijn voor hoofdgebouwen de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

e. de bouwhoogte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 5 meter;

f. de diepte van tegen het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;

g. het bepaalde in 19.2.1 sub f is niet van toepassing op aangebouwde bijbehorende bouwwerken op percelen met vrijstaande woningen;

h. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;

i. op de gronden buiten het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden tot een maximum van 75 m², dan wel de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw;

  1. op de gronden buiten het bouwvlak mag, wanneer deze gronden 750 m² of meer per perceel bedragen, de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 10% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 250 m².

 

19.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

19.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw

  2. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

 

19.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.1 sub e en toestaan dat de bouw- respectievelijk bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter.

 

19.3.2 De in 19.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds;

b. de woonsituatie;

c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

19.4 Specifieke gebruiksregels

 

19.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².

 

19.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

  2. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.

  3. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;

  4. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;

  5. het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Artikel 20 Wonen - Voormalig agrarisch bedrijf

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

b. beroep en praktijk aan huis;

  1. hobbymatige agrarische activiteiten, het houden van paarden, dierenpensions en ateliers

  2. activiteiten, voorkomend in categorie 1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 1, alsmede bedrijfsactiviteiten, die naar de aard daarmee gelijk te stellen zijn

met uitzondering van zelfstandige kantoren, detailhandel, geluidgevoelige functies en buitenopslag;

met de daarbij behorende voorzieningen als:

  1. tuinen;

  2. erven;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. toegangspaden;

  6. verhardingen;

  7. parkeren.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. per bouwvlak mag niet meer dan één woning worden gebouwd;

b. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

c. de inhoud van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 1.000 m3;

d. de goot- en bouwhoogte van de woning mag niet meer zijn dan respectievelijk 6 en 10 meter;

e. de omvang van de vrijstaande bijbehorende gebouwen mag niet meer zijn dan de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw;

 

20.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

 

20.2.4 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstand dat ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw.

ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale diepte van 3 meter.

 

20.3 Specifieke gebruiksregels

 

20.3.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².

 

20.3.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

  2. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.

  3. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten1 of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;

  4. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;

  5. het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

20.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

20.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.3.1 en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  1. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;

  2. voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.

 

20.4.2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.3.2 en toestaan dat de oorspronkelijke vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:

  1. is aangetoond dat de gebouwen als agrarische bedrijfsgebouwen zijn gebouwd en gebruikt;

  2. buitenopslag is niet toegestaan;

  3. ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen is verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet toegestaan;

  4. de opslag activiteiten geen onevenredig overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;

  5. geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat;

 

 

 

 

 

 

 

20.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

20.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.3.1 en toestaan dat vrijstaande bijbehorende gebouwen tijdelijk worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  1. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;

  2. voor de beoordeling van de noodzaak tot mantelzorg een advies is verkregen van een door de gemeente aangewezen deskundige.

 

20.4.2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.3.2 en toestaan dat de oorspronkelijke vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van stille opslag, opslag van caravans en andere kampeermiddelen, daaronder begrepen, met dien verstande dat:

  1. is aangetoond dat de gebouwen als agrarische bedrijfsgebouwen zijn gebouwd en gebruikt;

  2. buitenopslag is niet toegestaan;

  3. ingeval van opslag van caravans en andere kampeermiddelen is verkoop en reparatie van caravans en andere kampeermiddelen niet toegestaan;

  4. de opslag activiteiten geen onevenredig overlast veroorzaken voor naastgelegen percelen;

  5. geen onevenredige verkeershinder en milieuoverlast ontstaat;

 
2.2 Dubbelbestemmingen

 

2.2 Dubbelbestemmingen

 

Artikel 21 Leiding - Brandstof

 

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende

bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van brandstof

met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

 

21.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;

  1. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Brandstof zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,

  5. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het permanent opslaan van goederen.

 

21.4.2. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

 

21.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

 

Artikel 22 Leiding - Gas

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor:

a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding – 2’ een ondergrondse leiding voor het transport van gas met het leidingprofiel als opgenomen in Bijlage 2a;

b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding – 5 een ondergrondse leiding voor het transport van gas met het leidingprofiel als opgenomen in Bijlage 2b.

c. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas 1' een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook;

b. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – gas 2’een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een druk van ten hoogste 66 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook

 

 

22.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a. op of in de in lid 22.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, ten dienste van de bedoelde bestemming worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit het oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid;

b. de oppervlakte, respectievelijk de bouwhoogte van een bouwwerk als bedoeld onder a. mogen niet meer dan 10 m2, respectievelijk 3 meter bedragen.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 onder a, teneinde het bouwen van bouwwerken overeenkomstig andere bestemmingen mogelijk te maken, voor zover:

a. de bouwwerken de veiligheid van de aardgastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;

b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en

c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de bouwwerken de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften bij de omgevingsvergunning dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

In het belang van het bepaalde in lid 22.1 is het verboden op of in de in lid 22.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting en bomen;

b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen

c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  2. het permanent opslaan van goederen en/of stoffen;

  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

22.4.1 Uitzonderingsregels

Het verbod als bedoeld in lid 22.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b. betrekking hebben op normaal agrarisch gebruik;

c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

d. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;

e. worden uitgevoerd ten dienste van de in lid 22.1 bedoelde bestemming;

f. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

 

22.4.2 Toetsingscriterium bij omgevingsvergunningverlening

De omgevingsvergunning voor de werken en werkzaamheden bedoeld in lid 22.4 kan slechts worden verleend indien en voor zover:

a. de werken of werkzaamheden de veiligheid van de aardgastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;

b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de werken en werkzaamheden de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 23 Waarde - Archeologie

 

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar

voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van

archeologische waarden.

 

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 23.1 genoemde bestemming uitsluitend

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten

hoogste 3 m;

b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met

inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels -

uitsluitend worden gebouwd, indien:

1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft

overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel

van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten

niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de

omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden,

gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van

opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische

deskundige;

c. het bepaalde in 23.b sub 1 en 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan

betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de

oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij

gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 4 m kan worden geplaatst.

 

 

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in

afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de

volgende werkzaamheden uit te voeren:

a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en diepploegen van gronden;

b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van

voorwerpen, indien:

1. sprake is van een gerede kans op het zijwaarts in de bodem dringen van bouwmateriaal

zoals bijvoorbeeld bij groutinjectie of de kans op het uitzakken van gegoten beton;

2. de verwachte verstoring als gevolg van de funderingspalen -al of niet plaatselijk- 1%

van de oppervlakte overschrijdt. Als vuistregel kan gesteld worden dat dit het geval is

wanneer de afstand tussen de funderingspalen kleiner is dan 30 maal de diameter bij

grondverdringende palen en kleiner dan 10 maal de diameter bij grondvervangende

palen;

c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

e. het aanbrengen van drainage;

f. het aanleggen van leidingen.

 

 

23.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 23.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 23.2 in acht is genomen;

  2. niet dieper gaan dan 4 m;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

23.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.2.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de

aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen

archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar,

indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en

werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de

betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is

vastgesteld;

  1. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden

geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning

voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te

verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van

opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische

deskundige.

 

 

 

 

Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, welke met name bestaan uit:

 

wat betreft bebouwing en structureren in hun onderlinge samenhang:

  1. hoofdverdedigingslijn van dijken, kades en liniewallen met accesssen (en met bruggen) als de hoofdstructuurdrager;

  2. voorstellingen en voorposities met bijbehorende bouwwerken;

  3. kazematten, kruitmagazijnen, munitiedepots, genieloodsen, groepsschuilplaatsen en overige militaire bouwwerken;

  4. inundatiewerken, (dam)sluizen, duikers, hevels, kokers, peilschalen.

 

en wat betreft de openheid van het landschap:

  1. schootcirkels van forten en batterijen;

  2. voorstellingen;

  3. vrij zicht op aanvalszijde en verdedigingszijde van de hoofdverdedigingslinie van dijken, kades en liniewallen met accessen;

  4. vrij zicht in schootscirkels rond de forten en batterijen;

  5. delen van karakteristieke, nog open (inundatie)gebieden.

 

24.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

er mag niet worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden andere aangewezen bestemming, indien als gevolg daarvan onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de gronden.

 

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.3.1 Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

c. het aanbrengen van verhardingen;

d. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

f. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;

g. het aanbrengen van drainage;

h. het aanleggen van leidingen.

 

24.3.2 Het in 24.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

24.3.3 De in artikel 24.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.

 

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

 

De op de verbeelding als dubbelbestemming voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen en andere dubbelbestemmingen) tevens bestemd voor:

  1. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. dijken en kaden;

  2. wegen en paden;

  3. parkeervoorzieningen;

 

met (de) daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de basisbestemmingen en de andere dubbelbestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

 

25.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' worden gebouwd.

 

25.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

 

25.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.2.1 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in een andere voor die gronden aangewezen bestemmingen.

 

25.3.2 De in 25.3.1 genoemde vergunning wordt verleend, mits:

  1. geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen, zoals omschreven in 25.1;

  2. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterbeheerder.

 

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

Indien en voor zover deze gronden samenvallen met gronden, waarvoor in andere voor die gronden aangewezen bestemmingen een omgevingsvergunning van kracht is, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voor zover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', uitsluitend toelaatbaar zijn, mits:

  1. door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen, zoals omschreven in 25.1;

  2. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterbeheerder.

 

25.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een basisbestemming of andere dubbelbestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan.