Deel
Inhoud
HOOFDSTUK 1: Inleidende regels 3
Artikel 1: Begrippen 3
Artikel 2: Wijze van meten 8
HOOFDSTUK 2: Bestemmingsregels 10
Artikel 3: Bedrijf 10
Artikel 4: Bedrijf - Nutsvoorziening 12
Artikel 5: Gemengd - 1 13
Artikel 6: Gemengd - 2 15
Artikel 7: Groen 17
Artikel 8: Kantoor 18
Artikel 9: Tuin 19
Artikel 10: Verkeer 20
Artikel 11: Wonen 21
Artikel 12: Leiding - Riool 23
Artikel 13: Leiding - Water 25
Artikel 14: Waterstaat - Waterkering 27
HOOFDSTUK 3: Algemene regels 28
Artikel 15: Parkeren 28
Artikel 16 : Algemene bouwregels 28
Artikel 17: Anti-dubbeltelregel 29
Artikel 18: Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening 29
Artikel 19: Algemene afwijkingsregels 29
Artikel 20: Algemene wijzigingsregels 30
Artikel 21: Algemene aanduidingsregels 30
Artikel 22: Overige regels 31
HOOFDSTUK 4: Overgangs- en slotregel 32
Artikel 23: Overgangsrecht 32
Artikel 24: Slotregel 32
HOOFDSTUK 1: Inleidende regels
ARTIKEL 1: Begrippen
plan: (digitaal)
het bestemmingsplan ‘Badhoevedorp Lijnden Oost 1e herziening’ van de gemeente Haarlemmermeer.
ontwerpbestemmingsplan: (digitaal)
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0394.BPbadlynoost1eher-C001 met de bijbehorende regels.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aan huis verbonden beroepsuitoefening:
het in of aan huis uitoefenen van (vrije) beroepen en/of het in of aan huis ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten door de bewoner van dat huis en maximaal één werknemer.
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en waarde studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
baliefunctie:
een voor het publiek toegankelijk loket binnen een kantoor, van waaruit diensten (geen zichtbare goederen) aan de klant wordt geleverd.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd.
bedrijf:
een onderneming die tot doel heeft het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen, evenals diverse vormen van opslag.
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat blijkens aard en indeling bruikbaar en noodzakelijk is voor de uitoefening van een bedrijf, met uitzondering van (bedrijfs)woningen.
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die daar noodzakelijk en in gebruik is in verband met het uitvoeren van de bestemming van het gebouw of het terrein.
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
bergbezinkbassin:
een ten behoeve van de waterhuishouding vuilreducerende voorziening in de riolering met zowel een bergings- als een bezinkfunctie in de vorm van een bak.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
bruto bedrijfsvloeroppervlak:
het totale bedrijfsvloeroppervlak; hieronder wordt verstaan het verkoopvloeroppervlak, de productieruimte, de administratieve ruimte, de verkeersruimte (gangen), de opslagruimte (magazijn, kelder), plus alle overige voor bedrijfsuitoefening benodigde ruimte (sanitaire ruimte, garagebox voor bedrijfsauto).
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
dienstverlening:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen.
ecologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden als leefgebied voor één of meerdere al dan niet met een wettelijk beschermde status soorten flora en fauna.
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
erker:
een aan een voorgevel of zijgevel van een hoofdgebouw uitgebouwd deel.
garagebedrijf:
een bedrijf, dat is gericht op het te koop aanbieden van, waaronder uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en herstellen van motorvoertuigen.
garagebox:
gebouw ten behoeve van het stallen van voertuigen.
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
geluidsgevoelig gebouw of terrein:
een gebouw of terrein, welke ingevolge de Wet geluidhinder is aangewezen als geluidsgevoelig.
geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone (50 dB(A)) moet worden vastgesteld.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
horeca:
een bedrijfsfunctie, die is gericht op het verstrekken van logies en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
horeca categorie 1:
zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op spijsverstrekking en het verstrekken van alcoholvrije dranken aan bezoekers en werknemers van winkelgebieden, kantoor- en bedrijventerreinen, toeristisch-recreatieve gebieden en dergelijke. Daaronder worden begrepen een ijssalon, lunchroom, snackbar, koffie/theehuis en andere naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
horeca categorie 2:
zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken, maaltijden en het bieden van gelegenheid om te luisteren naar (mechanische) muziek. Daaronder worden begrepen een bar, restaurant en andere naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
horeca categorie 3:
zelfstandige, grootschalige horeca-inrichtingen (1.000 m² bvo of meer), hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken in combinatie met het geven van gelegenheid tot het luisteren naar (live) muziek, het kunnen dansen en/of het bieden van ander vermaak en zelfstandige, grootschalige fastfoodvestigingen (1.000 m² bvo of meer).
Daaronder worden begrepen: partycentrum, discotheek, grootschalige fastfood en andere naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
ondergeschikt kantoor:
een (deel van een) gebouw waarin directie en/of administratie van een (dienstverlenend) bedrijf zijn gevestigd.
zelfstandig kantoor:
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te gebruiken voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat strekt tot het tot uitdrukking brengen van een kunstzinnig idee, door het op creatieve wijze vorm geven aan materiaal of materialen, zoals steen, hout, brons, glas en dergelijke.
kunstwerk:
een civiel bouwwerk, waaronder zijn begrepen aquaducten, bruggen, sluizen, tunnels en viaducten, alsook daarmee gelijk te stellen bouwwerken.
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, die in acht moet worden genomen.
maaiveld:
de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een gebouw zal worden opgericht.
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve voorzieningen, voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang en/of naschoolse opvang, voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven, voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg, sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen en openbare dienstverlening.
monument:
alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die zijn opgenomen in het monumentenregister, zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 dan wel panden waaromtrent de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingevolge artikel 3 van deze wet het voornemen tot plaatsing op de monumentenlijst heeft kenbaar gemaakt;
panden en terreinen die zijn geplaatst op de monumentenlijst zoals bedoeld in de gemeentelijke monumentenverordening.
natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied.
normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden.
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval.
ondergronds bouwen:
het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld (zoals kelders en parkeergarages).
ondersteunende horeca/ dienstverlening/ detailhandel:
activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit op een perceel.
perifere detailhandel:
detailhandel in volumineuze artikelen, detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, productiegebonden detailhandel evenals tuincentra en bouwmarkten.
permanente bewoning:
het gebruik van een kampeermiddel, recreatieverblijf of vakantiehuis door een persoon, gezin of andere groep van personen op een wijze die ingevolge de Wet gemeenschappelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving van bewoner(s) in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Haarlemmermeer, terwijl deze perso(o)n(en) niet aannemelijk kan/ kunnen maken elders over een hoofdverblijf te beschikken.
(plan)verbeelding:
de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met anderen tegen vergoeding.
risicovolle inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. de risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte of locatie waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht en/of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: erotisch getinte horeca, een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
standplaats:
een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
stedenbouwkundige waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, evenals de ligging van de bouwwerken in dat gebied.
ARTIKEL 2: Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling, evenals de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinste is.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de goothoogte van dakkapellen, topgevels, trappenhuizen, liftkokers, schoorstenen en andere gelijksoortige ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten.
hoogte van een zend-/ontvanginstallatie:
de hoogte gemeten tussen de onderkant van de voet en het hoogste punt van de antenne-installatie (bliksemafleiders e.d. niet meegerekend).
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
- voor een bouwwerk op een viaduct of brug : de hoogte van de kruin van het viaduct of de brug ter plaatse van het bouwwerk.
verticale diepte:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer tot het laagste punt van het gebouw, dan wel wanneer geen sprake is van een bovenliggende begane grondvloer, gemeten van het peil tot het laagste punt van het gebouw.
ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen c.q. bestemmingsgrenzen (dus niet goot- en bouwhoogten) niet meer dan 1 meter bedraagt.
HOOFDSTUK 2: Bestemmingsregels
2.1 Bestemmingen
ARTIKEL 3: Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten tot en met bedrijfscategorie 2, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1 ' tevens bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 3.1 zijn toegestaan;
2. ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ tevens voor wonen, uitsluitend op de eerste verdieping tevens voor wonen;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
fiets- en voetpaden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
kantoren;
met dien verstande dat:
garagebedrijven niet zijn toegestaan;
geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;
risicovolle inrichtingen, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte(m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zijn de aangegeven maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage toegestaan;
3.2.2 Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende bepalingen:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag uitsluitend het aantal aangegeven wooneenheden worden gerealiseerd;
b. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen gelden de volgende
bepalingen:
1. de bouwhoogte van tegen het bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, tot een maximum van 5 meter;
2. de diepte van tegen de bedrijfswoning aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het denkbeeldige verlengde daarvan;
3. het bepaalde in onder b van dit artikel is niet van toepassing op aangebouwde bijbehorende bouwwerken op percelen met vrijstaande woningen;
4. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
5. het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 70 m².
3.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 3 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in 3.2.1. sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
- de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;
- de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter;
het bepaalde in lid 3.2.1. sub b van dit artikel en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw worden vergroot met niet meer dan 1 meter;
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 3.1. sub a;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 3.1.;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie.
3.4.2 Per bedrijf is het gebruik van bijbehorende kantoren toegestaan tot een oppervlakte van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m².
3.4.3 Aan huis verbonden beroepsuitoefening
Het gebruik van een bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer van 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 3.1 als 3.4.1 sub a voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;
het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit betreft.
ARTIKEL 4: Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening', aangewezen gronden zijn bestemd voor:
nutsvoorzieningen;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
fiets- en voetpaden;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2,5 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
ARTIKEL 5: Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
dienstverlening
kantoren;
wonen;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
reclame-uitingen;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
c. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak op ten minste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 4 meter;
f. op de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 60 m².
5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2,5 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in 5.2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, onder voorwaarde dat:
de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 20 m² mag zijn;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie;
2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van volumineuze detailhandel;
3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van perifere detailhandel;
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de bruto vloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
ARTIKEL 6: Gemengd - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel;
kantoren;
wonen;
met daarbij behorend(e):
d. verhardingen, in- en uitritten;
e. groen;
f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g. nutsvoorzieningen;
h. parkeervoorzieningen.
i. reclame-uitingen
met dien verstande dat:
j. detailhandel en kantoren uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak op ten minste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 4 meter;
6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2,5 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 sub a, voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, onder voorwaarde dat:
a. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 20 m² mag zijn;
b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van volumineuze detailhandel;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van perifere detailhandel;
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
a. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer mag omvatten dan 10% van de bruto vloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca;
b. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
ARTIKEL 7: Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
wandel- en fietspaden;
speelvoorzieningen;
bergbezinkbassins;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
in -en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
met daarbij behorend(e):
kunstwerken;
kunstobjecten;
nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m²;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 8 meter.
ARTIKEL 8: Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
kantoren;
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
portieken, trappenhuizen en bergingsruimten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
(ondergrondse) parkeervoorzieningen;
reclame-uitingen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak op ten minste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 4 meter;
op de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken per bouwperceel niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 60 m².
8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in 8.2.1 sub a ten toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, onder voorwaarde dat:
de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer dan 20 m² mag zijn;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 meter respectievelijk 5 meter.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Gebruiksverbod
Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de bruto vloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 150 m² in geval van horeca of dienstverlening;
de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.
ARTIKEL 9: Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daarbij behorend(e):
opritten, terreinverhardingen en paden;
bouwwerken, met uitzondering van carports.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn erkers;
de diepte van erkers mag niet meer zijn dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de erker en de bouwperceelsgrens niet minder dan 1 meter is;
de breedte van erkers mag niet meer zijn dan 65% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
de bouwhoogte van erkers mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;
de bouwhoogte van een garage mag niet meer zijn dan 4 meter.
9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
met uitzondering van het bepaalde onder 9.2.2 sub a mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen indien de erf- of terreinafscheiding wordt gebouwd op 1 meter of meer achter het verlengde van de voorgevel;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
ARTIKEL 10: Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;
parkeervoorzieningen;
groen;
met daarbij behorend(e):
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
kunstobjecten;
10.2 Bouwregels
10.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van verkeersafwikkeling;
de hoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 4 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m²;
de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.
10.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 10 meter.
ARTIKEL 11: Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het bestaande aantal woningen binnen het bouwvlak, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepsuitoefening;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’ zijn de gronden tevens bestemd voor dienstverlening.
met (de) daarbij behorende:
tuinen en erven;
parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
c. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
d. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan bijbehorende bouwwerken, voor zover de artikelen 2 en 3 van de in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage, genoemde situaties dit toelaten;
e. in afwijking van het bepaalde onder 11.2 sub d geldt, dat de maximum oppervlakte in het geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² in totaal 250 m² is toegestaan;
in afwijking van het bepaalde onder de 11.2 sub d mag de oppervlakte van gebouwen gelijk zijn aan de oppervlakte van bestaande gebouwen met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw
11.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2,5 meter;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan voor zover de artikelen 2 en 3 van de in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage, genoemde situaties, dit toelaten.
11.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergrondse gebouwen zijn alleen daar toegestaan daar waar ook bovengronds gebouwd is of mag worden;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, onder voorwaarde dat:
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter wanneer een platte dakafdekking wordt toegepast;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter wanneer een kap wordt toegepast.
11.3.2 De in 11.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds;
b. de woonsituatie;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m².
11.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan.
het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
2.2 Dubbelbestemmingen
ARTIKEL 12: Leiding - Riool
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
een ondergrondse leiding voor het riool met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 2 x 2,5 meter;
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Op of in de tot ‘Leiding - Riool’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken ten behoeve van het veilig functioneren van de rioolleiding.
12.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.
12.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 2 meter.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van debouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
12.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in 12.2.1 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en);
het bepaalde in 12.2.2 en 12.2.3 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde tot een hoogte van maximaal 10 meter.
12.3.2
De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder, met dien verstande dat het bepaalde in 12.4, voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van toepassing is.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het oprichten van bouwwerken, anders dan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, woelen;
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
12.4.2
Het verbod in 12.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreft;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
12.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.4.1 kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.
12.4.4
Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3.1 en 12.4.1 wordt besloten, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
ARTIKEL 13: Leiding - Water
13.1 Omschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
een ondergrondse leiding voor het transport van water (PWN) met een diameter van 300 mm met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 2 x 5 meter, ter plaatse van de figuur ‘hartlijn leiding – water 1’;
een ondergrondse leiding voor het transport van water (WRK) met een diameter van 1.500 mm met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 2 x 10 meter, ter plaatse van de figuur ‘hartlijn leiding – water 2’.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
Op of in de tot ‘Leiding - Water’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken ten behoeve van het veilig functioneren van de waterleiding.
13.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.
13.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 2 meter.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in 13.2.1 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en);
het bepaalde in 13.2.2 en 13.2.3 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde tot een hoogte van maximaal 10 meter.
13.3.2
De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder, met dien verstande dat het bepaalde in 13.4, voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van toepassing is.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het oprichten van bouwwerken, anders dan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, woelen;
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
13.4.2
Het verbod in 13.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreft;
welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
13.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 13.4.1 kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.
13.4.4
Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 13.3.1 en 13.4.1 wordt besloten, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
ARTIKEL 14: Waterstaat - Waterkering
14.1 Bestemmingsomschrijving
De als 'Waterstaat - Waterkering' aangegeven gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
waterkering;
met daaraan ondergeschikt:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
wegen en paden;
parkeervoorzieningen
met (de) daarbij behorende:
e. bouwwerken, geen gebouwend zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Op of in de tot ‘Waterstaat - Waterkering’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering.
14.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 5 meter.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterkerende functie;
vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.4.2 Het verbod als bedoeld in 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
14.4.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar mits:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
HOOFDSTUK 3: Algemene regels
ARTIKEL 15: Parkeren
15.1 Bij een rechtstreekse bouwtitel
Indien in het kader van dit bestemmingsplan gebouwd kan worden dienen bij het verlenen van een daartoe benodigde omgevingsvergunning de parkeernormen in acht te worden genomen zoals deze zijn opgenomen in het Handboek parkeernormen gemeente Haarlemmermeer (december 2013). De benodigde parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd .
15.2 Bij een afwijking van de bouwregels
Indien burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6.1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening afwijken van de bouwregels dienen bij het verlenen van de omgevingsvergunning de parkeernormen in acht te worden genomen zoals deze zijn opgenomen in het Handboek parkeernormen gemeente Haarlemmermeer (december 2013).
15.3 Afwijking van de toepassingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 15.1, in die zin dat ontheffing kan worden verleend van de parkeernormering, indien op basis van gegronde redenen kan worden aangetoond dat het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Een ontheffing wordt niet verleend als het bouwplan redelijkerwijs zodanig gewijzigd kan worden dat alsnog wordt voldaan aan de parkeernormen. Ontheffing kan worden verleend indien:
aanvrager kan aantonen dat het voldoen aan de parkeernormen feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs onmogelijk is en het belang dat gediend is met het voldoen aan de parkeernormen niet onevenredig wordt aangetast; en
op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat bij herziening van het Handboek parkeernormen gemeente Haarlemmermeer (december 2013), de verwijzing in 15.1 en 15.2 naar de normering in dat Handboek, wordt vervangen door een verwijzing naar de vastgestelde gewijzigde normering.
ARTIKEL 16 : Algemene bouwregels
16.1 Bestaande afwijkingen maatvoering
Indien maten met betrekking tot afstanden, hoogten, oppervlakten en volumes van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de bouwregels uit hoofdstuk 2 te boven gaan, mogen deze maten ter plaatse als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
ARTIKEL 17: Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
ARTIKEL 18: Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen en
de ruimte tussen bouwwerken.
ARTIKEL 19: Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouder kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels voor:
het afwijken met niet meer dan 10% van de in dit bestemmingsplan aangegeven percentages, maten en oppervlakten;
het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 meter van een bouwgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
het verhogen van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen met maximaal 25% ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 50% van de oppervlakte van de bovenste verdiepingsvloer;
voor het afwijken van de maximale bouwhoogte met 5 meter voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd;
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van civiele kunstwerken, wordt vergroot tot niet meer dan 20 meter.
ARTIKEL 20: Algemene wijzigingsregels
20.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter zijn en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot.
20.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de actualisatie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen door het toevoegen of schrappen van soorten bedrijven en veranderen van de categorie- indeling van soorten bedrijven, voor zover verandering in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en daardoor geen aanwezige bedrijven in een hogere milieucategorie worden ondergebracht.
ARTIKEL 21: Algemene aanduidingsregels
21.1 Geluidzone – Industrie
21.1.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' gelden, in verband met het gezoneerde industrieterrein Schiphol, beperkingen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege bedrijfslawaai op geluidsgevoelige gebouwen- en terreinen.
21.1.2 Toelaatbaarheid geluidsgevoelige gebouwen en terreinen
Nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder, zijn uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' als de geluidbelasting op de gevels van deze gebouwen en/of terreinen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn toegestaan, indien daarvoor een hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder is verleend.
21.2 Luchtvaartverkeerzone - lib
21.2.1 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.1
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone-lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB art. 2.2.1, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 221, gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing en het gebruik daarvan, gesteld in artikel 2.2.1 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
21.2.2 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.2
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone-lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB art. 2.2.2, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 222, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en objecten, gesteld in artikel 2.2.2 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
21.2.3 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.3
Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3, zoals aangegeven in bijlage LIB 223, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking gesteld in artikel 2.2.3 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
21.3 Vrijwaringszone molenbiotoop
21.3.1 Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' gelden de volgende bepalingen:
binnen een afstand van 100 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht die hoger is dan de molen waartoe de molenbiotoop behoort;
binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan onderstaande berekening:
Hx = X/50 + (0,2 x z)
Daarbij zijn de variabelen als volgt gedefinieerd:
Hx = de toegestane hoogte van een obstakel op afstand x
X = de afstand van het obstakel tot de betreffende molen
z = de askophoogte van de betreffende molen
een en ander met dien verstande, dat de ingevolge de onderliggende bestemming maximaal toegestane hoogte niet mag worden overschreden.
In afwijking van het bepaalde in 43.3.1 geldt dat, voor zover de bouwhoogte van een bestaand bouwwerk hoger is dan op grond van het bepaalde onder 43.3.1 onder a en b is toegestaan, de bouwhoogte van het nieuwe bouwwerk dat wordt gebouwd ter plaatse van het bestaande bouwwerk niet meer mag zijn dan de bouwhoogte van het bestaande bouwwerk
21.3.2
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.3.1 onder a en b, indien:
de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
toepassing van het bepaalde in 43.3.1 onder a en b bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.
ARTIKEL 22: Overige regels
22.1 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van vaststelling van dit plan.
HOOFDSTUK 4: Overgangs- en slotregel
ARTIKEL 23: Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig omgevingsvergunning verlenen van 23.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 23.1 met maximaal 10%.
Het bepaalde in 23.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 23.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in 23.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in 23.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
23.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
ARTIKEL 24: Slotregel
24.1 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Badhoevedorp - Lijnden-Oost 1e herziening' van de gemeente Haarlemmermeer.