Deel

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

ARTIKEL 1 Begrippen

plan: (digitaal)

het bestemmingsplan Badhoevedorp De Veldpost van de gemeente Haarlemmermeer.

 

bestemmingsplan: (digitaal)

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0394.BPGbaddeveldpost-C001.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

agrarische bedrijfsactiviteiten:

bedrijfsactiviteiten die zijn gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bebouwingspercentage:

een percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd.

 

bedrijf:

een onderneming die tot doel heeft het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en/of verhandelen van goederen, evenals diverse vormen van opslag.

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat blijkens aard en indeling bruikbaar en noodzakelijk is voor de uitoefening van een bedrijf, met uitzondering van (bedrijfs)woningen.

 

beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

 

bergbezinkbassin:

een ten behoeve van de waterhuishouding vuilreducerende voorziening in de riolering met zowel een bergings- als een bezinkfunctie in de vorm van een bak.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

bruto bedrijfsvloeroppervlak:

het totale bedrijfsvloeroppervlak; hieronder wordt verstaan het verkoopvloeroppervlak, de productieruimte, de administratieve ruimte, de verkeersruimte (gangen), de opslagruimte (magazijn, kelder), plus alle overige voor bedrijfsuitoefening benodigde ruimte (sanitaire ruimte, garagebox voor bedrijfsauto).

 

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

dienstverlening:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen.

 

ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden als leefgebied voor één of meerdere al dan niet met een wettelijk beschermde status soorten flora en fauna.

 

erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

 

 
extensieve recreatie:

vormen van openluchtrecreatie, zoals wandelen en fietsen, waarbij vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan worden beleefd en waarbij relatief weinig recreanten aanwezig zijn per oppervlakte- eenheid.

 

garagebedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het te koop aanbieden van, waaronder uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en herstellen van motorvoertuigen.

 

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidsgevoelig gebouw of terrein:

een gebouw of terrein, welke ingevolge de Wet geluidhinder is aangewezen als geluidsgevoelig.

 

glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot het telen van gewassen onder een permanente opstand van glas of kunststof.

 

hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

horeca:

een bedrijfsfunctie, die is gericht op het verstrekken van logies en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

 

horeca categorie 1:

zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op spijsverstrekking en het verstrekken van alcoholvrije dranken aan bezoekers en werknemers van winkelgebieden, kantoor- en bedrijventerreinen, toeristisch-recreatieve gebieden en dergelijke. Daaronder worden begrepen een ijssalon, lunchroom, snackbar, koffie/theehuis en andere naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.

 

horeca categorie 2:

zelfstandige horeca-inrichtingen, hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken, maaltijden en het bieden van gelegenheid om te luisteren naar (mechanische) muziek. Daaronder worden begrepen een bar, restaurant en andere naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.

 

horeca categorie 3:

zelfstandige, grootschalige horeca-inrichtingen (1.000 m² bvo of meer), hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken in combinatie met het geven van gelegenheid tot het luisteren naar (live) muziek, het kunnen dansen en/of het bieden van ander vermaak en zelfstandige, grootschalige fastfoodvestigingen (1.000 m² bvo of meer).

Daaronder worden begrepen: partycentrum, discotheek, grootschalige fastfood en andere naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.

 

 
hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van ter plaatse te nuttigen maaltijden en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

 

intensieve veehouderij:

niet- grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of als neventak (nagenoeg) geheel in gebouwen varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, pelsdieren en/of overig kleinvee houden. Het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet, het kweken van vis en het houden van melkvee en overig rundvee, geiten, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

 

kas:

een gebouw waarvan de wanden en het dak bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

 

kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat strekt tot het tot uitdrukking brengen van een kunstzinnig idee, door het op creatieve wijze vormgeven aan materiaal of materialen, zoals steen, hout, brons, glas en dergelijke.

 

kunstwerk:

een civiel bouwwerk, waaronder zijn begrepen aquaducten, bruggen, sluizen, tunnels en viaducten, alsook daarmee gelijk te stellen bouwwerken.

 

kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald, die in acht moet worden genomen.

 

maaiveld:

de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een gebouw zal worden opgericht.

 

maatschappelijke voorzieningen:

educatieve voorzieningen, voorzieningen gericht op jeugd en/of kinderopvang en/of naschoolse opvang, voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven, voorzieningen ten behoeve van gezondheidszorg, sociale en/of levensbeschouwelijke voorzieningen en openbare dienstverlening.

 

natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied.

 

normaal onderhoud:

werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden.

 

nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval.

 

ondersteunende horeca/ dienstverlening/ detailhandel:

activiteiten dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit op een perceel.

 

overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

(plan)verbeelding:

de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan.

 

recreatie:

vrijetijdsbesteding gericht op ontspanning.

 

recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

 

stedenbouwkundige waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, evenals de ligging van de bouwwerken in dat gebied.

 

stoeterij:

een bedrijf dat is gericht op het fokken, houden, stallen of africhten van paarden, evenals de handel in paarden.

 

voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

 

woning:

een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

 

 

 

 

ARTIKEL 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling, evenals de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinste is.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de goothoogte van dakkapellen, topgevels, trappenhuizen, liftkokers, schoorstenen en andere gelijksoortige ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten.

 

hoogte van een zend-/ontvanginstallatie:

de hoogte gemeten tussen de onderkant van de voet en het hoogste punt van de antenne-installatie (bliksemafleiders e.d. niet meegerekend).

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

- indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

- voor een bouwwerk op een viaduct of brug: de hoogte van de kruin van het viaduct of de brug ter plaatse van het bouwwerk.

 

verticale diepte:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer tot het laagste punt van het gebouw, dan wel wanneer geen sprake is van een bovenliggende begane grondvloer, gemeten van het peil tot het laagste punt van het gebouw.

 

 

 
ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen c.q. bestemmingsgrenzen (dus niet goot- en bouwhoogten) niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

ARTIKEL 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bedrijfsactiviteiten met een, in hoofdzaak, grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van glastuinbouw, intensieve veehouderij en stoeterij;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. paden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen geldt de volgende bepaling:

  1. bedrijfsgebouwen zijn niet toegestaan.

 

3.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub a en toestaan dat agrarische bedrijfsgebouwen worden gebouwd, onder voorwaarde dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van agrarische bedrijfsgebouwen niet meer mag zijn dan 100 m², met dien verstande dat de totale oppervlakte van een schuilhut voor vee niet meer mag zijn dan 50 m²;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer zijn dan 4 meter;

  3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

ARTIKEL 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijfsactiviteiten tot en met bedrijfscategorie 3.1, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. groen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen;

 

met dien verstande dat:

  1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;

  2. verkooppunten van motorbrandstoffen niet zijn toegestaan;

  3. risicovolle inrichtingen, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. bedrijfsgebouwen zijn niet toegestaan.

 

4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in 4.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen worden gebouwd, onder voorwaarde dat:

1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag zijn dan 20 m²;

2. de goothoogte niet meer mag zijn dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 5 meter.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn bedoeld in 4.1 sub a;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ten behoeve van ondersteuning van de hoofdfunctie als bedoeld in 4.1;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het parkeren van auto’s van passagiers van de luchthaven Schiphol.

  4. het gebruik van gronden ten behoeve van buitenopslag.

 
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in zowel 4.1 als 4.4.1 sub a voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die één categorie hoger zijn ingeschaald en voor bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  1. deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan binnen de betreffende bestemming;

  2. het geen risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit betreft.

 

 

 

ARTIKEL 5 Horeca – Hotel

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Horeca - Hotel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. parkeervoorzieningen ten behoeve van het naastgelegen hotel;

 

met daarbij behorend(e):

b. verhardingen, in- en uitritten;

c. groen;

d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

e. nutsvoorzieningen;

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

 

ARTIKEL 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. natuurgebieden;

b. gebieden met ecologische waarden;

 

met daaraan ondergeschikt:

c. agrarisch gebruik;

d. extensieve recreatie;

 

met daarbij behorend(e):

e. verhardingen;

f. wandel- en fietspaden;

g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

a. gebouwen zijn niet toegestaan.

 

6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling:

a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 en toestaan dat gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

a. de omvang van de gebouwen niet meer mag zijn dan 10 m²;

b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 4 meter.

 

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

c. het aanbrengen van verhardingen;

d. het aanleggen van verharde en half verharde wegen en paden;

e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie;

f. het aanbrengen van drainage;

g. het aanleggen van leidingen.

 

6.4.2 Het in 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a. het normale onderhoud betreffen;

b. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

6.4.3 De in 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en/of ecologische waarden van de gronden.

 

ARTIKEL 7 Sport - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’ tevens voor dienstverlening;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’ tevens voor maatschappelijk;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen, in- en uitritten;

  2. groen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' zijn de aangegeven maximum goot- en bouwhoogte toegestaan;

  3. bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak op ten minste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;

  4. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 3 meter;

  5. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer zijn dan 4 meter;

  6. op de gronden buiten het bouwvlak, mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met een maximum van 50 m².

7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;

  2. de hoogte van tribunes mag niet meer zijn dan 10 meter;

  3. de hoogte van ballenvangers mag niet meer zijn dan 10 meter;

  4. de hoogte van (licht)masten mag niet meer zijn dan 20 meter;

  5. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in 7.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, onder voorwaarde dat:

  1. de omvang van de gebouwen per bouwperceel niet meer mag zijn dan 20 m²;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag zijn dan 3 respectievelijk 5 meter.

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Functionele ondersteuning

Het gebruik van gebouwen voor activiteiten, zoals horeca en dienstverlening, dienende ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de bruto vloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 200 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

7.4.2 Toegestaan gebruik

a. ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’ is, naast het bepaalde in 7.4.1, (zelfstandige) dienstverlening tot een oppervlakte van 100 m² toegestaan;

b. ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’ is kinderopvang tot een oppervlakte van 600 m² toegestaan.

 

 

ARTIKEL 8 Sport - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport en sportvoorzieningen in de zin van een veldsportcomplex;

  2. sport en sportvoorzieningen ten behoeve van atletiek;

  3. extensieve recreatie;

 

met daarbij behorend(e):

  1. clubhuizen;

  2. wegen, paden en bruggen;

  3. verhardingen, in- en uitritten;

  4. groen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 10 meter;

  2. in afwijking van het bepaalde in 8.2.1 sub a mag de maximum bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m) niet meer zijn dan de aangegeven hoogte;

  3. de gezamenlijke grondoppervlakte van gebouwen mag niet meer zijn dan 2.500 m2.

 

8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2,5 meter;

  2. de hoogte van tribunes mag niet meer zijn dan 10 meter;

  3. de hoogte van ballenvangers mag niet meer zijn dan 12 meter;

  4. de hoogte van (licht)masten mag niet meer zijn dan 20 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde (m)’ de bouwhoogte niet meer mag zijn dan de aangegeven bouwhoogte;

  5. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

8.3 Nadere eisen

Ter uitvoering en met inachtneming van het bepaalde in 8.2, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd bij de toepassing van de in dit artikel opgenomen bouwregels, nadere eisen te stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige, landschappelijke en milieukundige situering van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van de omgeving te verzekeren.

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1 Het gebruik van gebouwen voor horeca en dienstverlening ter functionele ondersteuning van de hoofdactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de ondersteunende activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en niet meer omvat dan 10% van de bruto vloeroppervlakte van die hoofdactiviteit met een maximum van 200 m² in geval van horeca of dienstverlening en een maximum van 100 m² in geval van detailhandel;

  2. de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;

  3. toegang tot de ondersteunende activiteit uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

 

 

ARTIKEL 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer;

 

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. groen;

  3. nutsvoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

j. vlonders, steigers of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. toegestaan zijn bergbezinkbassins;

  2. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

 

ARTIKEL 10 Leiding - Brandstof

10.1 Omschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

 

  1. een ondergrondse leiding voor het transport van aardolieproducten met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 2 x 5 meter, ter plaatse van de figuur ‘hartlijn leiding – brandstof’.

 

10.2 Bouwregels

10.2.1 Algemeen

Op of in de tot ‘Leiding - Brandstof’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken ten behoeve van het veilig functioneren van de brandstofleiding.

 

10.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.

 

10.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 2 meter.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in 10.2.1 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en);

  2. het bepaalde in 10.2.2 en 10.2.3 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

10.3.2

De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien dit geen kwetsbare objecten betreft, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder, met dien verstande dat het bepaalde in 10.4, voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van toepassing is.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4.1

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het oprichten van bouwwerken, anders dan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;

  3. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  5. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, woelen;

  6. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  8. het permanent opslaan van goederen.

10.4.2

Het verbod in 10.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreft;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

10.4.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.4.1 kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.

10.4.4

Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 en 10.4.1 wordt besloten, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

 

ARTIKEL 11 Leiding - Water

11.1 Omschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

 

  1. een ondergrondse leiding voor het transport van water (PWN) met een diameter van 300 mm met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 2 x 5 meter, ter plaatse van de figuur ‘hartlijn leiding – water 1’;

  2. twee ondergrondse leidingen voor het transport van water (WRK) met een diameter van 1.200 mm met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 2 x 10 meter, ter plaatse van de figuur ‘hartlijn leiding – water 2’.

  3. twee ondergrondse leidingen voor transport van drinkwater van de gemeente Amsterdam met een diameter van 700 mm met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 2 x 5 meter.

 

11.2 Bouwregels

11.2.1 Algemeen

Op of in de tot ‘Leiding - Water’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken ten behoeve van het veilig functioneren van de waterleiding.

 

11.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.

 

11.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 2 meter.

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in 11.2.1 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en);

  2. het bepaalde in 11.2.2 en 11.2.3 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde tot een hoogte van maximaal 10 meter.

 

11.3.2

De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder, met dien verstande dat het bepaalde in 11.4, voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van toepassing is.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4.1

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het oprichten van bouwwerken, anders dan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;

  3. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  5. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, woelen;

  6. mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  8. het permanent opslaan van goederen.

11.4.2

Het verbod in 11.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreft;

  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

11.4.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.4.1 kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.

11.4.4

Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3.1 en 11.4.1 wordt besloten, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen inzake de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

ARTIKEL 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

ARTIKEL 13 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

  3. de ruimte tussen bouwwerken.

 

ARTIKEL 14 Algemene bouwregels

14.1 Bestaande afwijkingen maatvoering

Indien maten met betrekking tot afstanden, hoogten, oppervlakten en volumes van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de bouwregels uit hoofdstuk 2 te boven gaan, mogen deze maten ter plaatse als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

ARTIKEL 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Geluidzone – Industrie

15.1.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' gelden, in verband met het gezoneerde industrieterrein Schiphol, beperkingen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege bedrijfslawaai op geluidsgevoelige gebouwen- en terreinen.

15.1.2 Toelaatbaarheid geluidsgevoelige gebouwen en terreinen

  1. Nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder, zijn uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'geluidzone - industrie' als de geluidsbelasting op de gevels van deze gebouwen en/of terreinen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;

  2. geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn toegestaan, indien daarvoor een hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder is verleend.

15.2 Luchtvaartverkeerzone - lib

 

15.2.1. Luchtvaartverkeerzone - LIB 2.2.1

Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone – LIB artikel 2.2.1, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 221, gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing en het gebruik daarvan, gesteld in artikel 2.2.1 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.

 

15.2.2. Luchtvaartverkeerzone - LIB 2.2.2

Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.2, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 222, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en objecten, gesteld in artikel 2.2.2. van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.

 

15.2.3. Luchtvaartverkeerzone - LIB 2.2.3

Voor zover de gronden, met de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – lib’, zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.3, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage LIB 223, gelden de beperkingen met betrekking tot de vogel aantrekkende werking gesteld in artikel 2.2.2. van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.

 

 

 

 

ARTIKEL 16 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouder kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels voor:

  1. het afwijken met niet meer dan 10% van de in dit bestemmingsplan aangegeven percentages, maten en oppervlakten;

  2. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 meter van een bouwgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;

  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;

  5. het verhogen van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen met maximaal 25% ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 50% van de oppervlakte van de bovenste verdiepingsvloer;

  6. voor het afwijken van de maximale bouwhoogte met 5 meter voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd;

  7. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van civiele kunstwerken, wordt vergroot tot niet meer dan 20 meter.

 

ARTIKEL 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter zijn en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot.

17.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de actualisatie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen door het toevoegen of schrappen van soorten bedrijven en veranderen van de categorie- indeling van soorten bedrijven, voor zover verandering in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en daardoor geen aanwezige bedrijven in een hogere milieucategorie worden ondergebracht.

 

ARTIKEL 18 OVERIGE REGELS

18.1 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van vaststelling van dit plan.

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

ARTIKEL 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig omgevingsvergunning verlenen van 19.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 19.1 met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde in 19.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 19.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in 19.2, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde in 19.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

19.3 Hardheidsclausule

Met een omgevingsvergunning kan, ten behoeve van een of meer natuurlijke personen, worden afgeweken van het overgangsrecht, voor zover toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen.

 

ARTIKEL 20 Slotregel

20.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Badhoevedorp De Veldpost.