|
Het bestemmingsplan 150 kV leiding Waarderpolder - Vijfhuizen bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting.
Op de verbeelding is het tracé met bijbehorende beschermingszone aangegeven. In de planregels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
Het plan gaat voorts vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtkracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.
In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie en het initiatief om een ondergrondse kabelverbinding aan te leggen. Vervolgens geeft hoofdstuk 3 een toelichting op het relevante ruimtelijk beleid. De onderzoeken en een onderbouwing van de tracékeuze zijn opgenomen in hoofdstuk 4. De elementen, die van invloed zijn (geweest) op de ontwikkeling van het plangebied komen aan bod in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 zijn de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling weergegeven. Hoofdstuk 7 sluit deze toelichting af door middel van een beschouwing over de uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg.
Het plangebied bestaat uit de kabelverbinding en een belemmeringszone van 5 m aan weerszijde van de kabelverbinding (gemeten uit het hart van de buitenste kabels). De globale ligging van het tracé is op onderstaande afbeelding aangegeven.
Afbeelding 1.2 Plangebied
Reddyn, een werkmaatschappij van TenneT en Liander, heeft de gemeente Haarlem verzocht een bestemmingsplan op te stellen voor de aanleg van een 150kV kabelverbinding tussen het bestaande 150kV-station Waarderpolder en het geplande 380kV-station in Vijfhuizen. Zij doet dit verzoek naar aanleiding van een strategisch visie van TenneT op de eindconfiguratie van het energienet tussen de steden Bleiswijk, Zoetermeer, Leiden, Velsen en Beverwijk. Haarlem maakt onderdeel uit van dit gebied.
Op basis van de zojuist genoemde visie is vervolgens door TenneT een uitwerking geïnitieerd via het deelproject “Randstad 380 noordelijk deel Werken 150kV”. Vanuit dit deelproject volgt de noodzaak om een koppeling tussen het bestaande 150kV-station Waarderpolder en het geplande 380kV-station Vijfhuizen te realiseren. In de eindsituatie wordt het 150kV-station Waarderpolder gevoed door middel van twee 150kV-verbindingen vanuit Vijfhuizen en één verbinding vanuit het 150kV-station Velsen. Het 150kV-station Waarderpolder voorziet Haarlem van energie. Door aanleg van de koppeling kan ook in de toekomst in voldoende mate in de behoefte worden voorzien.
Hoofddoel van dit bestemmingsplan is het voorzien in een planologisch beschermingsregime voor de toekomstige kabelverbinding, zodat met het in het bestemmingsplan opgenomen vergunningstelsel eventuele graafwerkzaamheden binnen het beoogde tracé kunnen worden gereguleerd en gecontroleerd.
Binnen het plangebied 150kV leiding Waarderpolder - Vijfhuizen gelden de volgende bestemmingsplannen. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan 150kV leiding Waarderpolder - Vijfhuizen blijven de plannen genoemd in tabel 1.1. van toepassing.
Bestemmingsplan | vastgesteld | |
Penningsveer | 25-1-2007 | |
Waarderpolder | 18-2-2010 | |
Zomerzone Noord | 19-7-2012 | |
Liewegje | 16-12-2010 | |
Facetbestemmingsplan Archeologie Haarlem | 25-6-2009 |
Tabel 1.1. vigerende bestemmingsplannen
Momenteel is een nieuw bestemmingsplan voor het gebied Penningsveer in voorbereiding. De onderhavige kabelverbinding zal ook in dat bestemmingsplan worden opgenomen.
Een overzichtstekening is bijgevoegd in de bijlage 1.
Het bestemmingsplan 150kV leiding Waarderpolder - Vijfhuizen doorloopt de wettelijke procedure. Het conceptontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan de verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties.
Vervolgens heeft het college van burgemeester en wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor tervisielegging conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie is het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kon door eenieder zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. In deze periodeis een informatiebijeenkomst georganiseerd waar vragen gesteld konden worden over het bestemmingsplan.
Er zijn geen zienswijzen ingediend en zeer beperkte ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Na verwerking van de ambtelijke aanpassingen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.
Het plangebied is gelegen in de Waarder- en Veerpolder. In het verleden bestonden deze polders uit onregelmatig verkavelde graslanden. In 1967 wordt gestart met de aanleg van het bedrijventerrein in de Waarderpolder. Tussen 1992 en 2007 is het recreatieterrein met de Veerplas aangelegd. Er zijn sloten gedempt en er is voor een natuurvriendelijke inrichting gekozen.
Prehistorie
De oude strandwal bij Spaarnwoude en de zandopduikingen zijn vanaf de prehistorie bewoond. Aanvankelijk ging het om seizoensgebonden bewoning en activiteiten die samenhangen met jagen en verzamelen. Vanaf de Bronstijd werden de strandwallen echter permanent bewoond door de landbouwers. Sporen die hiervan zijn teruggevonden, bestaan onder andere uit ploegsporen, stenen werktuigen en aardewerk. Ook in de IJzertijd zijn de strandwallen nog bewoond geweest. Omdat de zandopduikingen relatief lager zijn gelegen dan de strandwallen, waren deze minder geschikt voor bewoning.
Romeinse tijd
Ook in de Romeinse tijd is het gebied in de gemeente Haarlem bewoond geweest. Enkele waarnemingen van (inheems) Romeins aardewerk en greppels en sloten zijn gedaan in de Waarderpolder, rondom het noordelijke deel van het tracé.
Middeleeuwen en Nieuwe tijd
Vanaf circa 950 ontstonden de eerste nederzettingen rondom Haarlem. Haarlem is omstreeks de 10e eeuw gesticht aan de rand van de kuststrook, dichtbij het Haarlemmer- en het Wijkermeer. Haarlem is in de 12e eeuw versterkt en kreeg stadsrechten in 1245.
Afbeelding 2.1: historische plattegrond
Het tracé ligt voor een deel aan de oostgrens van de bebouwing van bedrijventerrein Waarderpolder en het recreatieschap Spaarnwoude. Het bestaand grondgebruik van het tracé bestaat voornamelijk uit grasland. Ook ruigte en rietvegetaties komen veel voor in het gebied.
Tevens wordt de verbinding onder de ringvaart , onder provinciale weg N200 en onder de spoorweg Amsterdam Sloterdijk - Haarlem aangelegd.
Afbeelding 2.2 luchtfoto plangebied
Het plan bestaat uit de aanleg en het in werking hebben van een ondergrondse verbinding met een spanningsniveau van 150kV tussen het bestaande 150kV-station Waarderpolder (gemeente Haarlem) en het te realiseren 380kV/150kV station Vijfhuizen (gemeente Haarlemmermeer). Het betreft een tweede 150kV verbinding tussen deze stations en maakt onderdeel uit van het Randstad 380kV project.
De 4,1 kilometer lange verbinding is niet nieuw, het is een zogenaamde verzwaring. Er komt een extra kabel bij naast de reeds bestaande kabels tussen 150kV-station Waarderpolder en 150kV station Vijfhuizen. Hierdoor kan de nieuwe verbinding meer elektriciteit transporteren dan eerst. Dat is nodig, bijvoorbeeld omdat windenergie van zee straks naar bedrijven en huizen getransporteerd moet worden.
De 150kV kabelverbinding Waarderpolder Vijfhuizen volgt zoveel mogelijk de route van de bestaande 150kV kabelverbinding. De nieuwe 150kV wordt in een open ontgraving aangelegd, met uitzondering van gestuurde boringen en persingen.
In paragraaf 5.2 wordt een beschrijving gegeven van het exacte trace.
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Een belangrijk basisprincipe is het leggen van verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het juiste niveau. Rijk, provincie en gemeente zijn verantwoordelijk voor hun eigen belangen. Er is pas sprake van bemoeienis van rijk of provincie met het gemeentelijk ruimtelijk beleid indien dat noodzakelijk is vanwege onderscheiden “nationale”, respectievelijk “provinciale” belangen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Rijk zet in de SVIR uiteen welke nationale belangen het heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten hiervoor worden ingezet. In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Ten aanzien van energievoorziening is aangegeven dat een toekomstbestendige energievoorziening van vitaal belang is voor de Nederlandse economie. Daarin speelt leveringszekerheid van energie (gas, elektriciteit) een cruciale rol. Deze is in Nederland van hoog niveau in vergelijking met andere Europese landen. De komende decennia groeit de vraag naar elektriciteit en gas in Nederland nog gestaag. Het opvangen van deze groei en het handhaven van het huidige hoge niveau van leveringszekerheid vragen om uitbreiding van het productievermogen (waaronder het decentrale vermogen) en de energienetwerken.
Met de SVIR wordt een andere koers ingezet in het nationale ruimtelijk beleid. Er is nu vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale benadering met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven en laat dan ook meer over aan provincies en gemeenten.
De SVIR gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Dit betekent dat het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen, waarvoor het verantwoordelijk is en resultaat wil boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Relevantie bestemmingsplan
Met de realisatie van het plan wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt van het rijk dat de energie-infrastructuur op orde moet zijn. Het plan is niet in strijd met de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De nationale belangen, zoals beschreven in de SVIR, die juridisch moeten doorwerken in ruimtelijke plannen van provincies en gemeenten worden vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro). Het Barro is in 2011 gedeeltelijk inwerking getreden. In het Barro zijn de onderwerpen mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken reeds opgenomen.
Op 1 oktober 2012 is een aantal onderwerpen aan het Barro toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Barro is niet van toepassing voor kabelverbindingen van 150kV. Het Barro geeft bepalingen ten aanzien van de elektriciteitsvoorziening aan als het gaat het om:
Ten aanzien van de hier genoemde onderdelen zijn bindende regels geformuleerd om de realisatie en instandhouding hiervan te borgen. Het bestemmingsplan valt niet in een categorie elektriciteitsvoorziening zoals hierboven beschreven. Het Barro vormt dan ook geen belemmering ten aanzien van het plan.
Nationaal belang: Stelling van Amsterdam
Een groot deel van het tracé is gelegen binnen het Nationaal Landschap De Stelling van Amsterdam.
Afbeelding 3.1 Overzicht van ligging Nationaal Landschap Stelling van Amsterdam
De aanleg van de ondergrondse kabelverbinding leidt niet tot een permanente aantasting van het landschap of de beleving ervan doordat de kabel ondergronds wordt aangelegd. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de uitganspunten voor bescherming en behoud van het Nationaal Landschap Stelling van Amsterdam.
Nationaal belang Ecologische hoofdstructuur
In de SVIR valt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS, inmiddels Natuur Netwerk Nederland (NNN)) wel onder de rijksbelangen, en wel als nationaal ruimtelijk belang nummer 11: 'ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en fauna-soorten. Dit betreft de herijkte nationale EHS die uiterlijk in 2018 door provincies wordt gerealiseerd. De in Nederland gelegen Natura 2000-gebieden en de twintig Nationale Parken maken deel uit van de EHS, evenals de Noordzee en de grote wateren. Voor de EHS (met uitzondering van de grote wateren, de Noordzee en de Waddenzee) gelden onverkort het 'nee, tenzij'-regime en de Spelregels EHS. Een klein deel van het plangebied ligt in EHS. In paragraaf 4.3.1 wordt hier nader op in gegaan.
Relevantie bestemmingsplan
Binnen het plangebied spelen nationale belangen zoals bedoeld in het Barro. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de uitganspunten voor bescherming en behoud van het Nationaal Landschap Stelling van Amsterdam. Het bestemmingsplan moet wel getoetst worden aan de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)omdat de EHS (inmiddels NNN) doorkruist wordt.
Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035
De Structuurvisie Buisleidingen is op 12 oktober 2012 vastgesteld. Deze structuurvisie heeft als doel een netwerk te creëren waarbinnen transport van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld aardgas, maar ook olie en chemicaliën) kan plaatsvinden. De juridische doorwerking van de structuurvisie zal door het Barro worden verzekerd. Beoogd is om in het Barro de verplichting op te nemen voor het bevoegd gezag om bij de opstelling of aanpassing van ruimtelijke plannen de voor buisleidingtransport vrij te houden leidingstroken in acht te nemen. De juridische doorwerking van deze structuurvisie naar het Barro heeft nog niet plaatsgevonden.
Relevantie bestemmingsplan
De voor buisleidingen aangegeven leidingstroken zijn in eerste instantie niet bedoeld voor elektriciteitskabels. Voornaamste reden is dat de aanwezigheid van een elektriciteitskabel van invloed kan zijn op de bescherming van de buisleiding. Indien de ruimtelijke situatie het noodzakelijk maakt om de elektriciteitskabel toch in of nabij de leidingstroken te leggen, dan dient rekening te worden gehouden met de praktijkrichtlijnen voor de onderlinge beïnvloeding van buisleidingen en elektriciteitskabels.
Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III)
De ruimtebehoefte voor de elektriciteitsvoorziening is op 22 juni 2009 vastgesteld en vastgelegd in een aparte nota: het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (hierna: SEV III). SEV III heeft de status van nationale structuurvisie. Een nationale structuurvisie is niet bindend voor lagere overheden, maar wel voor de rijksoverheid zelf. Voor lagere overheden is de structuurvisie richtinggevend. In het SEV III worden de locaties aangewezen voor elektriciteitsproductie vanaf 500 megawatt en hoger en voor nieuwe hoogspanningsvoorzieningen vanaf 220kV en hoger.
Relevantie bestemmingsplan
Het plan valt niet in de categorie hoogspanningsvoorzieningen zoals hierboven beschreven. De SEVIII vormt geen belemmering ten aanzien van het plan omdat het een 150 kV kabelverbinding betreft.
Structuurvisie Noord Holland 2040
In de provinciale structuurvisie zijn de uitgangspunten van de Nota Ruimte verder uitgewerkt. De provincie zet in op “kwaliteit door veelzijdigheid”. Het Noord-Hollandse landschap is namelijk gevarieerd, open, heeft hoge cultuurhistorische waarden en is over het algemeen goed bereikbaar vanuit de stad. Noord-Holland moet daarom aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De identiteit van de landschappen in Noord-Holland zijn daarom in 2040 versterkt met behoud door ontwikkeling en door transformatie. De afwisseling tussen stad en open landschap is duidelijk herkenbaar.
Om het toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de Provincie Noord-Holland provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze zijn verankerd in de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (PRV). De structuurvisie en de provinciale verordening vormen enerzijds het toetsingskader voor de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van Noord-Holland (ruimtelijke kwaliteit) en anderzijds de juridische beleidsuitwerking.
In Artikel 8 Aardkundig waardevolle gebieden is opgenomen dat in de toelichting van bestemmingsplannen moet worden aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met de aanwezige aardkundige waarden. Dit is opgenomen in paragraaf 4.4. De ontheffing van de provincie is opgenomen in bijlage 2.
In Artikel 19 Ecologische hoofdstructuur is opgenomen dat een bestemmingsplan in de EHS (inmiddels NNN genoemd) geen bestemmingen en regels bevat die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur en de Ecologische verbindingzone significant aantasten. In paragraaf 4.3.1. wordt de realisatie van de 150kV kabelverbinding getoetst aan artikel 19.
In artikel 22 Ontwikkelingen binnen Unesco-erfgoederen is opgenomen dat de kernkwaliteiten van de erfgoederen met universele waarden behouden of versterkt moeten worden. De aanleg van de 150kV kabelverbinding wordt niet gezien als een project dat de uitzonderlijke waarden van de Stelling van Amsterdam aantast of doet verdwijnen.
In artikel 24 Bufferzones zijn voorwaarden opgenomen ten aanzien van nieuwe bebouwing en recreatie. Het beschermingsregime houdt in dat eerst nut en noodzaak moet worden aangetoond en vervolgens voldaan moet worden aan de eisen ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit. De aanleg van de 150kV kavelberbinding wordt niet gezien als verdere verstedelijking in de bufferzone, het betreft hier de aanleg van een ondergrondse kabelverbinding.
Relevantie bestemmingsplan
Realisatie van het plan zorgt ervoor dat het energienetwerk binnen de provincie op orde is en mee kan groeien met nu voorziene ontwikkelingen (groot openbaar belang). Het plan voorziet niet in verdere verstedelijking. Geconstateerd is dat de artikelen 22 en 24 van de PRV geen belemmering vormen voor de realisatie van de 150kV kabelverbinding. De Ecologische hoofdstructuur (artikel 19) en het aardkundig monument (artikel 8) vormen ook geen belemmering voor vaststelling van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt hier inhoudelijk op ingegaan.
De gemeenteraad van Haarlem heeft op 20 april 2005 het Structuurplan Haarlem 2020 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkeling van de stad voor de komende 15 jaar. Ambities en wensen over gebruik van de (beperkte) ruimte zijn hierin vastgelegd.
Op de structuurplankaart is de Waarderpolder onderverdeeld in verschillende gebiedstypen. Het grootste deel van de Waarderpolder wordt aangemerkt als bedrijventerrein, ofwel als specifiek werkgebied.
Afbeelding 3.2 uitsnede Structuurplan Haarlem
De zuidoosthoek van de Waarderpolder, zijnde de omgeving van het station Spaarnwoude, wordt gezien als een multifunctioneel knooppunt hoogwaardig openbaar vervoer (HOV). De stadionlocatie zoals opgenomen in het Structuurplan is niet meer actueel. De aanleg van de 150kV verbinding belemmert de ontwikkelingen die voorgesteld worden in het Structuurplan 2020 niet.
Aan de oostkant van het OV-knooppunt Spaarnwoude ontstaat een nieuwe entree tot de stad. Rondom dit treinstation zijn mogelijkheden voor intensivering door meervoudig ruimtegebruik en multifunctioneel gebruik met een gemengd stedelijk programma. Meerdere modellen zijn hier denkbaar maar dienen nog nadere uitwerking te krijgen.
Afbeelding 3.3 gebiedsvisie Oostradiaal (2010)
De oostradiaal gaat ook in op het groene buitengebied, het zogeheten Liedepark. De losse groengebieden krijgen samenhang. Het polderlandschap aan de Liede tegen de horizon van Haarlem wordt het Liedepark. In dit park wordt de nieuwe 150kV verbinding aangelegd.
Stadsrandbebouwing is alleen toegestaan op wegtalud van de Camera Obscuraweg. Door deze smalle rand bebouwing toe te voegen, wordt de geluidsbelasting af gevangen, de weg wordt opgenomen in de stad. De 150 kV verbinding inclusief beschermingszone vallen buiten deze voorziene stadsrandbebouwing.
Afbeelding 3.4 landschappelijk raamwerk Oostradiaal
Relevantie bestemmingsplan
Het kabeltracé incl. beschermingszone is zo gekozen dat het geen consequenties heeft voor de toekomstige ontwikkeling zoals omschreven in de gebiedsvisie Oostradiaal.
De hoofdgroenstructuur is vastgelegd in het Structuurplan Haarlem 2020 (2005). De voorontwerp Structuurvisie Openbare Ruimte heeft deze stedelijke groenstructuur overgenomen aangevuld met ecologische hotspots.
Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde als van groen met stedelijke waarde. Het plangebied maakt deel uit van veenweide/ stadsrandzone. Dit bestemmingsplan leidt niet tot permanente aantasting van de groenstructuur.
Afbeelding 3.4 uitsnede structuurplandeelkaart
Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van de leefomgeving. Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 (2010) geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Uitgangspunt voor de bomenstructuur is de verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand.
De aanleg van de 150 kV kabelverbinding heeft geen consequenties voor de hoofdbomenstructuur.
Afbeelding 3.5: Hoofdbomenstructuur
Alle gemeentelijke monumentale bomen zijn geïnventariseerd en op de Haarlemse Monumentale Bomenlijst (2009) geplaatst. Het betreft bomen van minimaal 80 jaar. De bomen zijn beeldbepalend en/of hebben een cultuurhistorische waarde (herdenkingsbomen, markeringsbomen, kruis/kapelbomen, bijzondere snoeivormen) en/of natuurwaarde (er leven zeldzame planten of dieren in) en de minimale levensverwachting is 10 jaar. Vanwege de waarden van monumentale bomen zal in beginsel geen omgevingsvergunning voor het kappen worden verleend, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of bijzondere situatie.
De aanleg van de 150kV kabelverbinding heeft geen consequenties voor de monumentale bomen.
Afbeelding 3.6: Monumentale bomen in de openbare ruimte van 150kV kabelverbinding Waarderpolder - Vijfhuizen
Ecologisch beleidsplan 2013-2030
Op 19 december 2013 stelde de gemeenteraad van Haarlem het Ecologisch Beleidsplan 2013-2030 als uitwerking van de Kadernota Duurzaamheid vast. Hierin staat hoe de gemeente de komende jaren de soortenrijkdom wil versterken en wil zorgen voor een hogere ecologische waarde in de stad. Dit moet samen met het realiseren van de duurzaamheiddoelstelling en het bevorderen van groenparticipatie leiden tot het vergroten van de leefbaarheid van de stad.
De belangrijkste ambities van het ecologische beleid zijn ten eerste het opstellen van een afwegingskader bij projecten en andere ingrepen dat weergeeft waar men op moet letten voor wat betreft het aspect ecologie. Ten tweede is het de ambitie om potentielocaties te ontwikkelen tot hotspot locaties. De derde ambitie is het in kaart brengen en beschermen van soorten planten en dieren. Een concrete actielijst zorgt er voor dat onderdelen ook daadwerkelijk uitvoering krijgen.
Afwegingskader
Bij herinrichting van gebieden moet worden bepaald of het project invloed heeft op bestaande ecologische waarden en structuren. Ook is het van belang om te onderzoeken of het project kansen biedt voor het ontwikkelen van nieuwe ecologische waarden en structuren. In de beginfase van elk project wordt getoetst aan (inter)nationale wetgeving, gemeentelijke voorwaarden die gelden voor ingrepen in ecologisch waardevolle gebieden en het compensatiebeginsel.
Belangrijke gemeentelijke voorwaarden zijn dat in principe geen bebouwing wordt toegestaan in ecologische hotspots en potentielocaties en dat bij herinrichting rekening gehouden wordt met bestaande waarden en voldaan wordt aan het compensatiebeginsel.
Potentielocaties ontwikkelen tot hotspots
Binnen het plangebied bevinden zich één potentielocatie (blauw) en twee hotspots (oranje).
Afbeelding 3.7: Locaties van de potentielocatie hotspots in het plangebied
Een hotspot is een waardevolle plek met een verscheidenheid aan natuurwaarden. Een bestaande hotspots is het natuurreservaat van Noordhollands Landschap aan de Binnenliede en Buitenliede.
De Veerplas en de omgeving daarvan zijn aangeduid als potentielocatie. Het is de inzet om deze locatie te ontwikkelen tot een hotspot. Daartoe dient de beschoeiing van de oost-oever hersteld te worden en dienen er afspraken te worden gemaakt over het aanpassen van het beheer van graslanden, boomgroepen en struiken. Om te bepalen hoe dit exact vorm moet krijgen is nader onderzoek nodig.
Overigens lopen er ook een te behouden doorgaande groene verbinding van noord naar zuid en van oost naar west door het plangebied. Ook het aanwezige water in het plangebied is van ecologisch belang vanwege de bestaande en gewenste natuurvriendelijke oevers.
De regionale waterkering en de zuidelijke en westelijke oevers van de Veerplas zijn ingericht als natuurvriendelijke oevers. Ook voor de westelijke oever en de sloten die daar haaks op staan is het gewenst om deze natuurvriendelijk te maken.
Compensatie
Het compensatiebeginsel houdt in dat ingrepen in de ecologische hotspots en potentielocaties niet zijn toegestaan als deze de ecologische waarden aantasten en niet voldoen aan de geldende randvoorwaarden voor ingrepen in ecologisch waardevolle gebieden zoals omschreven in het beleidsplan. Er moet worden aangetoond dat het een zwaarwegend maatschappelijk belang is en dat er geen alternatief kan worden gevonden.
In dit geval is er sprake van een algemeen maatschappelijk belang, het gaat om de aanleg kabelverbinding. Er is gekeken naar alternatieve tracés maar daar spelen andere bezwaren (zie paragraaf 4.3). Er is hier geen sprake van een permanente aantasting. Bij eventueel aanvullen van de grond zal aangesloten worden op de lokale bodemomstandigheden. En zal waar mogelijk humus arme grond worden gebruikt. Zie verder paragraaf 4.3 waarin opgenomen is hoe met de natuurwaarden in het plangebied wordt omgegaan.
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, alsmede resultaten van de verschillende onderzoeken. Voor uitgebreide informatie wordt verwezen naar de feitelijk onderzoeken in de bijlagen.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het bijbehorende Besluit Bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt.
Grondsoort
De bodem bestaat hoofdszakelijk uit veen. In de ondergrond komt zand voor, afgezet als strandwal.
De aangetroffen veenbodem is gevoelig voor samendrukking. Samendrukking kan op zich
een negatief effect hebben op evt. aanwezige ecologische waarden en grondwaterstromingen.
Deze bodemopbouw wordt echter in het gehele gebied ten oosten van de bebouwing van
Haarlem aangetroffen. Er zijn daarbij geen alternatieve tracés beschikbaar die gunstiger
zijn.
Grondwatertrappen
De grondwaterstanden in het gehele gebied staan hoog (grondwatertrap II). Hoewel dit niet gunstig is voor de hoogspanningskabel, is er binnen het gebied geen alternatief tracé met lagere grondwaterstanden mogelijk.
Algemene bodemkwaliteit
Uit de bodemkwaliteitkaart van de gemeente Haarlem blijkt dat de bodem ter plaatse van het tracédeel licht tot matig verontreinigd is. Voor bodemkwaliteitskaart zie link: https://gemeentebestuur.haarlem.nl/bestuurlijke-stukken/2013232071-Raadsstu k-Vaststellen-Bodemkwaliteitskaart-en-Bodembeheer-2.pdf
De algemene bodemkwaliteit in het gebied vormt geen belemmering voor het geplande tracé.
Bodemverontreiniging
De bodemkwaliteitskaart geeft een indicatie van de te verwachten verontreiniging. Naast de beoordeling aan de hand van de genoemde kaart is geïnventariseerd of bodemverontreiniging aangetroffen word. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3. Met dit onderzoek is inzicht verkregen in de milieu hygiënische kwaliteit ter plaatse van het toekomstig tracé van de nieuwe 150 kV kabelverbinding tussen station Vijfhuizen in de gemeente Haarlemmermeer en station Waarderpolder in de gemeente Haarlem. Op de locatie is op enkele plaatse sprake van lichte verontreinigingen met diverse parameters in de boven- en ondergrond en in het grondwater.
Vanuit de milieuhygienische kwaliteit van de bodem zijn er geen belemmeringen om op de onderzoekslocatie de betreffende 150 kV kabel aan te leggen.
Na afronding van het bodemonderzoek is het tracé licht gewijzigd. Er is onderzocht of de wijzigingen consequenties heeft voor het resultaten van het bodemonderzoek (zie bijlage 4). De verwachting is dat milieuhygiënische bodemkwaliteit vergelijkbaar is met de kwaliteit ter plaatse van de onderzochte terreindelen. Geconcludeerd wordt dat de te verwachten milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de gewijzigde tracédelen (versie 17 juli 2015) geen belemmeringen vormt voor het doorlopen van de bestemmingsplanprocedure. Het uitgevoerde bodemonderzoek is dan ook bruikbaar hiervoor.
Te hanteren veiligheidsklasse
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek kunnen geplande graafwerkzaamheden ter plaatse van het onderzochte tracé worden uitgevoerd zonder veiligheidsklasse. Uitzondering hierop vormt de werkzaamheden in de ondergrond tussen de A200 en de Ringvaart welke uitgevoerd dienen te worden onder de basisklasse conform de CROW 132.
Waterbeleid, waterwetgeving en waterregelgeving
Nationaal Bestuursakkoord Water
Op basis van het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water' hebben het rijk, de provincies, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend. Het NBW is doorgevoerd in de provinciale en regionale beleidsplannen.
Relevante aspecten uit het NBW zijn:
De watertoets is opgenomen in paragraaf 4.2.2.
Waterwet
Vanaf 22 december 2009 is de nieuwe Waterwet ingegaan. Deze nieuwe Waterwet regelt het beheer van grond- en oppervlaktewater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op basis van deze wet is in december 2009 het Nationaal Waterplan vastgesteld.
In het Nationaal Waterplan worden antwoorden geformuleerd op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer voor Nederland.
Waterbeheerplan Rijnland
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater.
In het Waterbeheerplan 2010-2015 geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna te noemen: Rijnland) zijn ambities aan en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn [1] veiligheid tegen overstromingen, [2] voldoende water en [3] gezond water. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op www.rijnland.net.
Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken zoals gemalen op orde en toekomstvast worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering.
Rijnlands taken en bevoegdheden op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkómen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water.
Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.
Aan de hand van het Waterbeheersplan werkt Rijnland aan zijn ambities. In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheersfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden.
Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
Maar ook aan:
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bv. op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt. De regels zijn te vinden op www.rijnland.net/regels.
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Compensatieregeling
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland stelt als richtlijn dat - indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van oppervlaktewater. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van het rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt. Tevens onderschrijft het Integraal waterplan de noodzaak op het vlak van baggeren, afkoppelen, saneren overstorten, inrichten natuurvriendelijke oevers, en afkoppelen schone verharding, en het creëren van extra open water ter compensatie van toegenomen verharding.
Integraal Waterplan Haarlem
De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem vastgesteld. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.
Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.
Gemeentelijk Rioleringsplan
Het GRP is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (incl. financiën) en de visie op riolering voor de langere termijn worden beschreven. Met het GRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het GRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. Er zijn vier doelstellingen voor het GRP van toepassing, te weten:
Sinds 1 november 2003 is het wettelijk geregeld dat in alle ruimtelijke plannen een watertoets moet worden uitgevoerd. De Watertoets is een wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl.
De watertoets is een verplicht onderdeel van een bestemmingsplan. Het resultaat van de watertoets is deze waterparagraaf.
Het is verplicht in beeld te brengen wat de effecten van de voorgenomen activiteit op de waterhuishouding zijn. Het gaat hier zowel om de waterkwaliteit als waterkwantiteit. Het streven is er zoveel mogelijk op gericht om water (regen-, afval- en oppervlaktewater) op een goede manier in te passen in het ontwerp. In dit kader vindt er overleg plaats met het hoogheemraadschap van Rijnland. Het overleg heeft plaatsgevonden op 17 juni 2015.
Waterkwantiteit
Een toename van het verhard oppervlak dient in beginsel te worden gecompenseerd in
de vorm van een toename van het waterbergend vermogen. Het plan leidt niet tot een
toename van het verhard oppervlak, waardoor geen compensatie vereist is.
Voor de aanleg van het plan worden geen sloten of vaarten gedempt en ook wordt er geen extra water gegraven. De bestaande sloten en vaarten worden gekruist door middel van een gestuurde boring. Het bestaande watersysteem ondervindt daardoor geen hinder van het plan.
Tijdelijke onttrekkingen grondwater en lozingen
Om de aanleg van het plan in den droge te kunnen uitvoeren, is bemaling noodzakelijk.
Het vrijkomende grondwater wordt in principe geloosd op het oppervlaktewater. Het
lozen van grondwater op oppervlakte water moet voldoen aan het Besluit lozen buiten
inrichting. Bemaling zal conform de vereisten plaatsvinden. Reddyn dient een aanvraag
voor een watervergunning in bij Rijnland voor het onttrekken en lozen van bemalingswater
tijdens de aanleg van het plan.
Kruising waterkeringen
De ondergrondse 150kv kabel wordt via een horizontaal gestuurde boring onder de regionale
waterkeringen, 'Zuiderpolder', 'Amsterdamsevaart' en 'Waarder- en Veerpolder' aangelegd.
De minimaal aan te houden afstand van 5 meter tussen boringen wordt hierbij gehanteerd.
In bijlage 5 is een kaart met waterkeringen opgenomen.
Afbeelding 4.1: Uitsnede kaart Legger Regionale Waterkering
Hoogheemraadschap van Rijnland
Rode lijn= regionale waterkering. Blauw= ondergrondse 150kv
kabelverbinding
(bron: http://rijnland.webgispublisher.nl/?map=Legger-waterkering)
Kabels in de lengterichting, dwars door of onder waterkeringen zijn onvermijdelijk. Deze kunnen een negatief effect hebben op de stabiliteit van de waterkering. In het kader van het aanleggen van kabels en leidingen ter plaatse van waterkeringen dient een watervergunning te worden aangevraagd. De technische beoordeling van de aanvraag van de watervergunning voor het leggen of vervangen van kabels en leidingen in een waterkering vindt plaats op basis van de normen van het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN 3650/3651), het geldende Voorschrift Toetsen op Veiligheid Primaire Waterkeringen (VTV 2006), de Leidraad toetsen op veiligheid regionale waterkeringen en het beleid van het hoogheemraadschap. In het kader van de vergunningsaanvraag wordt aangetoond dat de aanleg plaatsvindt conform de vereisten. Het gaat dan om de locatie, aanlegmethode, periode van werkzaamheden, onderhoud, calamiteitenbestrijding, inspectie, incidentenregistratie en verwijdering. Ter plaatse van alle kruisingen met waterkeringen zal de aanleg in ieder geval plaatsvinden door middel van een boring.
Kruising oppervlaktewater
De ondergrondse 150kv kabel wordt via een horizontaal gestuurde boring onder de Waardertocht,
de Veertocht, de Ringvaart van de Haarlemmerpolder (gemeentegrens) en bestaande sloten
aangelegd.
Figuur 4.2: Uitsnede kaart Legger Oppervlaktewater Hoogheemraadschap
van Rijnland
Blauw= regionale waterkering. Geel= ondergrondse 150kv kabel
(bron: http://rijnland.webgispublisher.nl/?map=Legger-waterkering)
Voor kruisingen met oppervlaktewater geldt dat, in situaties waar kabels een risico vormen, een vergunning moet worden aangevraagd. Situaties met een gering risico worden via algemene regels gereguleerd. Vergunningverlening is dan ook slechts nog aan de orde voor die gevallen die niet onder de algemene regels uit de keur vallen.
Waterkwaliteit
Oppervlaktewater
Uitgaande van een zorgvuldige toepassing van bouwmaterialen en wijze van aanleg wordt
niet verwacht dat het voornemen gevolgen zal hebben voor de waterkwaliteit. Bij de
aanleg dient erop te worden toegezien dat er geen milieuvreemde stoffen in het oppervlaktewater
terechtkomen en dat er milieuvriendelijke materialen worden gebruikt.
Grondwater
Bij de aanleg dient erop te worden toegezien dat er geen milieuvreemde stoffen in
de bodem en het grondwater terechtkomen en dat er milieuvriendelijke materialen worden
gebruikt. Indien gekozen wordt voor een bronbemaling, zal het onttrokken grondwater
geloosd moeten worden op het oppervlaktewater. Bij de lozingsvergunning bekijkt het
Hoogheemraadschap de kwaliteit van het te lozen grondwater en zal worden beoordeeld
of aanvullende (reinigings)voorzieningen vereist zijn.
Opbarstrisico
Het hoogheemraadschap heeft aangegeven dat in principe de sleuven met gebiedseigen
grond moet worden gevuld. Deze sleuven worden gevuld met zand. Met het hoogheemraadschap
wordt overlegd gevoerd over eventuele maatregelen om ongewenste grondwaterstromingen
tegen te gaan.
Conclusie
In de watertoets is aandacht besteed aan de waterkwantiteit, het onttrekken en lozen van grondwater, oppervlaktewater en waterkeringen. De watertoets is ter beoordeling voorgelegd aan het hoogheemraadschap. Via de mail d.d. 3 augustus 2015 heeft Rijnland aangegeven na verwerking van een tweetal opmerkingen betreffende beleid en het lozen van grondwater op oppervlaktewater, akkoord te zijn met de watertoets. Deze opmerkingen zijn verwerkt in bovenstaande waterparagraaf.
De juridische bescherming van de natuur is op de hoofdlijnen geregeld via twee sporen: namelijk de gebiedsbescherming en de soortbescherming.
Er is een quickscan uitgevoerd naar de Flora en Fauna (2010) in het gebied. Er is een natuurtoets (2013) gedaan en de rietorchissen zijn in kaart gebracht (2015). De onderzoeken zijn opgenomen in de bijlagen 6, 7 en 8, hieronder zijn de belangrijkste conclusies opgenomen.
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden, Beschermde natuurmonumenten en gebieden deel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland, NNN) opgenomen.
Staatssecretaris Dijksma heeft de term Nationaal Natuurnetwerk geïntroduceerd om de term 'Ecologische Hoofdstructuur' (EHS) te vervangen. In navolging van het Rijk heeft de provincie Noord-Holland besloten om voortaan de term Natuurnetwerk Nederland (NNN) te hanteren. Behalve de naam verandert er niets. De begrenzing, planologische status en subsidiemogelijkheden van deze gebieden blijven precies hetzelfde als de oude EHS het geval was. In lijn hiermee is de provincie voornemens om voortaan de termen ‘natuurbrug’ en ‘natuurverbinding’ te gebruiken in plaats van ‘ecoduct’ en ‘ecologische verbindingszone'. De termen zijn in de beleidsdocumenten nog niet vervangen, maar dit zal op termijn wel gebeuren.
Natura 2000 gebieden
Het tracé doorkruist geen Natura 2000 gebied. Ook in de directe omgeving bevinden zich geen Natura 2000 gebieden. Aan de westzijde van Haarlem ligt het Natura 2000 gebied Kennemerland Zuid. De geplande werkzaamheden hebben geen effect op de natuur in het gebied Kennemerland Zuid.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen bekend als EHS) heeft tot doel natuurgebieden te behouden, te vergroten en te verbinden. Het NNN is planologisch beschermd. Dat betekent dat een activiteit die strijdig is met het geldende bestemmingplan en de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN aantast, in beginsel niet is toegestaan. Als de provincie zo'n ontwikkeling toch, onder voorwaarden, toestaat, dan moeten de negatieve effecten worden tegengegaan of gecompenseerd. Bij bepaling van een eventuele compensatieplicht wordt alleen rekening gehouden met de actuele natuurwaarden in het gebied.
Een deel van het tracé loopt door NNN. Kleine gebieden of verbindingen kunnen aangeduid worden als NNN. De NNN-gebieden omvatten delen van Binnen Liede, Buiten Liede, Mooie Nel en Spaarnwoude.
Afbeelding 4.3: Ecologische Hoofdstructuur (Bron: PRV)
In Artikel 19 van de provinciale ruimtelijke verordening (PRV) is opgenomen dat een bestemmingsplan in de NNN geen bestemmingen en regels mag bevatten die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur en de Ecologische verbindingzone significant aantasten.
Vigerende bestemming blijft gehandhaafd
Middels dit bestemmingsplan blijven de vigerende enkelbestemmingen van kracht. De dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' die middels dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt bevat geen regels die van invloed zijn op de natuurfunctie.
Aanleg ondergrondse kabelverbinding behoort niet tot de ruimtelijke initiatieven die significante gevolgen hebben voor de NNN.
De aanleg van de 150kV kabelverbinding staat niet vermeld bij de voorbeelden die genoemd zijn in de algemene toelichting van de PRV (artikel 19) van ruimtelijke initiatieven die significante gevolgen hebben voor de NNN. De volgende voorbeelden van ruimtelijke initiatieven zijn opgenomen:
Om te toetsen of een ontwikkeling daadwerkelijk geen significante gevolgen heeft moet per geval nagegaan worden of de wezenlijke kenmerken en waarden aangetast worden.
Wezenlijke kenmerken en waarden worden niet aangetast
Op de provinciale beheertypenkaart uit het Natuurbeheerplan staat alle bestaande, beheerwaardige (agrarische) natuur. Het grootste deel van het plangebied bestaat uit kruiden- en faunarijk grasland. Dit is ook te zien op afbeelding 4.4.
Het plangebied is onderdeel van het in het Natuurbeheerplan aangeduide 'Recreatiegebied Spaarnwoude, De Liede en De Batterij'. Dit is een gebied met een belangrijke recreatieve betekenis in combinatie met natuur.
Kenmerkende elementen zijn de open stukjes met een herkenbaar slotenpatroon. Het beheer richt zich met name op kruidenrijk grasland en bloemrijke slootkanten. Verdere elementen van betekenis zijn kleine en grote plassen, de waterkering en molens. Voor het behouden en versterken van de bestaande groene gebieden gaat het veelal om een mix van functies gericht op verbetering van natuur, landschap, waterbeheer en recreatie.
Afbeelding 4.4: uitsnede beheertypenkaart Natuurbeheerplan (bron: www.noord-holland.nl)
Volgens de regels van de NNN mogen ingrepen die een significant negatief effect hebben niet plaatsvinden.
De te verwachten negatieve effecten van het leggen van de voorgenomen kabelverbinding zijn van tijdelijke aard en hangen samen met de realisatiefase. Tijdens het leggen van de kabels treed er verstoring op van de aanwezige flora en fauna. Dieren met holen in de grond worden verstoord, dit zijn bijvoorbeeld kleine zoogdieren zoals muizen en mollen. Andere dieren zoals vogels zullen, als deze zich bedreigd voelen, het tracégebied ontvluchten. Het gebied heeft voldoende uitwijkmogelijkheden. Mogelijk aanwezige amfibieën die in winterrust zijn kunnen ook gedood worden door de werkzaamheden. Deze effecten kunnen afhangen van de periode waarin werkzaamheden plaats zullen vinden.
Permanente effecten zoals het verdwijnen van leefgebieden, veranderingen in de waterhuishouding en permanente verstoring door intreding van de mens zullen niet optreden. Verstoring na het leggen van de kabel vindt er niet plaats, omdat het gebied na de werkzaamheden naar de oorspronkelijke staat terug keert. De kernkwaliteiten van de NNN worden door de werkzaamheden niet aangetast.
Conclusie gebiedsbescherming
Voor wat betreft natuur is het gekozen tracé niet optimaal, het ligt immers in de NNN. Het verplaatsen van het tracé in westelijke richting (buiten de NNN) is echter niet mogelijk in verband met technische knelpunten:
Dit bestemmingsplan tast de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN niet permanent aan. Daarbij wordt met vaststelling van dit bestemmingsplan de natuurfunctie niet belemmerd. Voor dit bestemmingsplan hoeft geen ontheffing aangevraagd worden en er is geen sprake van compensatieplicht. Het aspect NNN vormt geen belemmering voor realisatie van het plan.
In het kader van de Flora- en faunawet dient te worden nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen door de ingreep worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt) of dieren opzettelijk worden verontrust. De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben. Invloeden die leiden tot een verminderde geschiktheid van het plangebied als bijvoorbeeld foerageergebied zijn niet ontheffingsplichtig, tenzij het een zodanig belang betreft dat bij het wegvallen van deze functie ook de staat van instandhouding negatief wordt beïnvloed.
De meeste van de in het plangebied voorkomende beschermde soorten vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet (tabel 1). Ten aanzien van de flora- en faunawet vallen de voorgenomen werkzaamheden onder "ruimtelijke ontwikkeling en inrichting" en er geldt een vrijstelling voor tabel 1 soorten. Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing.
Verder geldt altijd artikel 2 van de Flora- en faunawet, een zorgplichtbepaling. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Dit houdt in dat voorafgaand aan sloop- grond- of bouwwerkzaamheden wordt gecontroleerd of negatieve gevolgen voor aanwezige soorten kunnen worden voorkomen door het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van een aannemer verwacht kunnen worden.
Flora
Tijdens het veldbezoek (2013) is de tabel 2-soort rietorchis aangetroffen. In 2013 werd geconstateerd dat met de aanleg van de 150 kV kabelverbinding de groeiplaats van ca. 75 rietorchissen zou worden vernietigd. Vernietiging van de groeiplaats van rietorchis is een overtreding van de Flora- en faunawet. Er heeft aanvullende onderzoek plaatsgevonden en de rietorchissen zijn in kaart gebracht; zie bijlage 8. Door het in kaart brengen van de bewuste groeiplaatsen van rietorchis, kan tijdens de werkzaamheden hiermee rekening worden gehouden conform de Flora en faunawet.
Door het in kaart brengen is geconstateerd dat er geen graafwerkzaamheden plaats op of rond de aangegeven groeiplaatsen plaatsvinden, aangezien de aangetroffen rietorchissen zijn aangetroffen in het traject van een gestuurde boring. Nabij het uitreedpunt is echter wel een groeiplaats van rietorchis aanwezig. Indien rekening wordt gehouden met de coördinaten van de aangetroffen orchideeën en de graafwerkzaamheden bij het uitreedpunt zodanig plaatsvinden dat de groeiplaats niet wordt vergraven of beroerd, zijn de werkzaamheden niet in strijd met de Flora- en faunawet.
Geconcludeerd kan worden dat met de voorgenomen werkzaamheden geen groeiplaatsen van rietorchissen worden verstoord of verwijderd. Aanvullende maatregelen of een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet zijn dan ook niet noodzakelijk.
Ten aanzien van vleermuizen wordt in de conclusie van het veldonderzoek aangegeven dat het plangebied mogelijk ook een functie heeft voor vleermuizen (tabel 3). De aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen binnen het plangebied wordt niet verwacht. Wel maakt het plangebied mogelijk onderdeel uit van het foerageergebied van verschillende vleermuissoorten. Ook kunnen vleermuizen gebruikmaken van de opgaande beplanting als vaste vliegroute. Indien de werkzaamheden ook in de avonduren van het vleermuisactieve seizoen plaatsvinden, dienen er maatregelen getroffen te worden om verstoring te voorkomen. Door uitstraling van kunstmatige lichtbronnen te beperken, zijn negatieve effecten op vleermuizen niet te verwachten.
Ten aanzien van vogels wordt aangegeven dat de werkzaamheden moeten plaatsvinden buiten het broedseizoen voor vogels. Als er werkzaamheden moeten plaatsvinden buiten het broedseizoen geldt er niet gewerkt mag worden in potentieel broedgebied. Bij de start van werkzaamheden in het broedseizoen kunnen broedende vogels worden verstoord of hun nesten worden aangetast. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zouden kunnen verstoren. Het broedseizoen valt in de periode van medio maart tot medio juli.
Overige tabel 2 en 3 soorten worden op basis van verspreidingsgegevens, de aanwezige habitats, veldwaarnemingen en biotoopeisen niet verwacht. Negatieve effecten op overige soortgroepen zijn daarmee uit te sluiten.
Conclusie soortenbescherming
Vooralsnog hoeft er geen ontheffing te worden aangevraagd in het kader van de Flora- en Faunawet mits er zorgvuldig wordt gewerkt en mitigerende maatregelen worden toegepast. Indien dit niet mogelijk is of wordt verzuimd kan een ontheffing van de Flora- en Faunawet alsnog vereist zijn.
Met mitigerende maatregelen wordt verstaan het voorkomen of reduceren van de negatieve effecten van een besluit of feitelijk handelen door het treffen van maatregelen. Om deze negatieve effecten op de omgeving en soorten Flora- en Faunawet zoveel mogelijk te beperken moeten minstens de volgende richtlijnen in acht worden genomen:
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor realisatie van het plan.
Wet- en regelgeving
Eén van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid ziet toe op de bescherming van aardkundige waarden. Aardkundige waarden hebben betrekking op geologische, geomorfologische en bodemkundige verschijnselen en processen(niet-levende natuur) en vormen ons aardkundig erfgoed. Aardkundige monumenten zijn markante voorbeelden van aardkundige waarden. De provincie Noord-Holland heeft een lijst van 80 aardkundige waardevolle gebieden vastgesteld. Van deze gebieden zijn 17 gebieden aangewezen als een aardkundig monument. Zowel de aardkundig waardevolle gebieden als de aardkundige monumenten worden (planologisch) beschermd in respectievelijk de ruimtelijke verordening en de provinciale milieuverordening.
Aardkundige waarden
Het geplande tracé doorkruist een aardkundig monument, strandwal Haarlemmerliede-Spaarnwoude. In onderstaand figuur is de ligging van het aardkundig monument weergegeven. Het is ter plaatse van aardkundige monumenten niet toegestaan om de bodem te verstoren ten behoeve van de aanleg van kabels en leidingen. In de provinciale milieuverordening (PMV) is aangegeven dat ontheffing kan worden verkregen indien kan worden aangetoond dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, zoals regionale infrastructuur en als kan worden aangetoond dat alternatieve tracés niet mogelijk zijn (PMV, 2011). In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het monument en de wijze waarop het monument gekruist zal worden.
Afbeelding 4.5 Aardkundig monument strandwal Haarlemmerliede-Spaarnwoude (de 150 kV stations bevinden zich ter plaatse van de rode sterren)
Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat het aardkundig monument tussen de beide stations ligt. Het geplande tracé verleggen in noordelijke richting is daarom niet zinvol. Het verleggen van het tracé in zuidelijk richting tot voorbij het aardkundig monument is niet mogelijk op basis van een aantal argumenten:
Het verleggen leidt tot een aanzienlijk langer tracé. Vanuit technisch oogpunt is het van belang dat de nieuwe verbinding ongeveer dezelfde lengte heeft als de bestaande verbinding.
Het tracé zou door een woonwijk (Oude Amsterdamsebuurt) gaan, wat niet wenselijk is in verband met de overlast die een dergelijke verbinding veroorzaakt. Bovendien is het voorzorgsprincipe ten aanzien van electromagnetische velden van toepassing op deze ondergrondse verbinding. Hierdoor is het niet mogelijk de verbinding direct onder woningen te plannen.
Het tracédeel in de Haarlemmermeer zou midden door agrarische percelen gaan, waar nog geen kabels in de grond liggen. Hierdoor ontstaan er meer percelen met beperkingen ten aanzien van de ondergrond.
Een alternatief voor de ondergrondse verbinding is het realiseren van een bovengrondse lijn. Dit is om een aantal redenen geen oplossing:
Er kan geconcludeerd worden dat het doorkruisen van het aardkundig monument niet te voorkomen is,
Op 15 oktober 2013 heeft de provincie noord Holland ontheffing van verbodsbepaling in de provinciale Milieuverordening (PMV) artikel 6.3 eerste lid verleend voor de aanleg van de 150kV kabel. Deze ontheffing is opgenomen in bijlage 2.
Wet- en regelgeving
Het Verdrag van Malta is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd door inwerkintreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet gaat uit van het zo veel mogelijk in de bodem bewaren van de archeologische waarden op de locatie zelf. Verder wil deze wet bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Ten slotte moet degene die activiteiten wil verrichten die een verstorende invloed hebben op archeologische resten, archeologisch onderzoek uitvoeren en bekostigen.
Rijksbeleid
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (onder andere de wettelijk beschermde terreinen/ rijksmonumenten). De AMK is in samenwerking met de provincie en gemeentelijk archeologen ontwikkeld.
Op de Archeologische Monumenten Kaart is te zien dat het tracé door en vlak langs en door diverse AMK-terreinen loopt. Op afbeelding 4.6 is een kaart opgenomen met deze AMK terreinen.
Afbeelding 4.6 AMK terreinen (bron Archis 2)
Provinciaal beleid
De Informatiekaart Landschappen en Cultuurhistorie van de provincie Noord Holland is geraadpleegd. Het tracé loopt niet door een provinciaal archeologisch monument.
De strandwal Heemstede – Schalkwijk - Spaarnwoude, die het tracé doorkruist aan de zuidzijde, is als aardkundig monument geregistreerd. Een deel van de Veerpolder, direct ten oosten van de noordzijde van het tracé is als provinciaal monument aangewezen. Dit houdt verband met de aanwezigheid van het Fort bij Penningsveer, aan de overkant van de Binnen Liede, onderdeel van de Stelling van Amsterdam.
Gemeentelijk archeologisch beleid
De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen ten aanzien van archeologie in Haarlem zijn vastgelegd in een beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH). De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een waardestellend archeologisch rapport, het zogenaamde regime.
De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:
Bij uitvoering van het gemeentelijk beleid dient tevens rekening gehouden te worden met beschermingsmaatregelen vanuit het Rijk.
Afbeelding 4.7 Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Haarlem
Op de archeologische beleidskaart Haarlem loopt het tracé door diverse archeologische beleidszones. Voor iedere zone is bij een bepaalde bodemverstoring archeologisch onderzoek vereist. De zones die het tracé doorkruist is in afb. 4.7 te zien en de bijbehorende archeologisch beleid in afb. 4.8.
.
Afbeelding 4.8 Beleidszones op de Archeologische beleidskaart
Er geldt binnen het aangegeven trace een onderzoeksplicht volgens het archeologiebeleid van de gemeente Haarlem. In het kader hiervan is in eerste instantie een bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Deze conclusies van de uitgevoerde onderzoeken zijn hieronder opgenomen. De volledige rapportage van deze onderzoeken is opgenomen in bijlage 9 en 10.
Conclusies
Het bureauonderzoek heeft aangetoond dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Met name de aanwezigheid van veen, klei en strandwal/ oude duin afzettingen zorgen voor een verhoogde kans daarop. Om deze reden is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door middel van verkennende boringen.
Het veldwerk heeft uitgewezen dat de bodem binnen het plangebied bestaat uit veen met plaatselijk klei inschakelingen. Aan de zuidzijde zijn zandige strandwal/ oude duin afzettingen in de ondergrond aangetroffen. Ten noorden en ook deels ten zuiden van de N200 is doorgaans een opgebracht pakket zand aanwezig in de bovengrond. De top van de strandwal/ oude duin aan de zuidzijde van het tracé tussen boring 39 en 41 is archeologisch gezien zeer interessant en heeft een hoge potentie voor archeologische resten daterend uit het Laat-Neolithicum en de Bronstijd. In de boringen waar intacte klei en veenpakketten zijn aangetroffen is de verwachting hoog voor archeologische resten, daterend uit de Late prehistorie en jonger.
Aanbevelingen
Om in de gebieden met een hoge verwachting de verstoring tot een minimum te beperken wordt aanbevolen om de het kabeltracé door middel van een gestuurde boring aan te leggen. Indien dit niet mogelijk is dient tussen boring 40 en 41 een archeologische opgraving plaats te vinden. Voor de andere locaties 6 t/m 14, 24 t/m 26, en boring 38 dient een karterend booronderzoek uitgevoerd te worden om te inventariseren of er ter plekke een vindplaats aanwezig is. Als de resulaten van dit onderzoek hiertoe aanleiding geven zal op deze locaties een archeologische opgraving of een archeologische begeleiding van de werkzaamheden moeten plaatsvinden.
De locaties waar vervolgonderzoek wordt aanbevolen zijn weergegeven op de advieskaart die opgenomen is in het onderzoeksrapport.
Voorafgaand aan een karterend booronderzoek dient een Plan van Aanpak (PvA) te worden opgesteld. Dit PvA moet ten minste drie weken voorafgaand aan de start van het booronderzoek aan het bureau Archeologie van de gemeente Haarlem ter beoordeling worden voorgelegd.
Het booronderzoek kan pas starten nadat het PvA door het bureau Archeologie van de gemeente Haarlem is geaccordeerd.
Voorafgaand aan een opgraving of archeologische begeleiding dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld. Dit PvE moet ten minste drie weken voorafgaand aan de start van de opgraving aan het bureau Archeologie van de gemeente Haarlem ter beoordeling worden voorgelegd. De opgraving of archeologische begeleiding kan pas starten nadat het PvE door het bureau Archeologie van de gemeente Haarlem is geaccordeerd.
Aanwijzing beschermd Rijksmonument
De RCE is een procedure gestart om enkele terreinen die binnen het plangebied vallen aan te wijzen als Archeologisch monument op basis van de Monumentenwet 1988. De brief is opgenomen in bijlage 11. Tijdens de aanwijzingsprocedure heeft het object reeds de status van een archeologisch rijksmonument. Dat heet 'voorbescherming' en is geregeld in de Monumentenwet 1988. Het houdt in dat er voor elke wijziging aan het object een monumentenvergunning moet worden aangevraagd. Er moet voor de uitvoer van de werkzaamheden een monumentenvergunning aangevraagd worden bij de gemeente, de vergunningsaanvraag wordt behandeld door de RCE.
Relevantie bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan is een dubbelbestemming Archeologie opgenomen. Ter bescherming van de archeologische waarden is er een omgevingsvergunning nodig om werkzaamheden te kunnen verrichten. Ter bescherming van het (toekomstig) archeologische monument moet een monumentenvergunning aangevraagd worden.
Wet- en regelgeving
De nota 'Nuchter omgaan met risico's' (RIVM rapport 251701047/2003) gaat in op het voorzorgsbeginsel. Het voorzorgsbeginsel houdt kort gezegd in dat, wanneer een activiteit potentieel schadelijke effecten kan hebben, maatregelen ter voorkoming of beperking van die potentiële effecten niet achterwege mogen worden gelaten op de enkele grond, dat wetenschappelijk onzeker is of die effecten daadwerkelijk zullen optreden.
Met betrekking tot de magneetvelden in relatie met bovengrondse hoogspanningslijnen is de nota nader ingevuld in de brief met betrekking tot hoogspanningslijnen van de toenmalige Staatssecretaris van VROM van 3 oktober 2005. Deze brief bevat een advies aan onder meer gemeenten en beheerders van het hoogspanningsnet. Het advies is gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke informatie en het voorzorgsbeginsel.
Het advies is van toepassing op, zoals dat toen heette, de vaststelling van streek- en bestemmingsplannen en van de tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, dan wel bij wijzigingen in bestaande plannen of van bestaan de hoogspanningslijnen, en geeft aan zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone).
Naar aanleiding van concrete vragen van gemeenten, provincies en netbeheerders en enkele rechterlijke uitspraken, heeft de toenmalige Minister van VROM bij brief van 4 november 2008 het advies van 3 oktober 2005 verduidelijkt. Enkele definities van begrippen als een 'langdurig verblijf' en 'gevoelige bestemmingen' zijn nader verduidelijkt. Tot een 'langdurig verblijf' wordt gerekend een verblijf van minimaal 14-18 uur per dag gedurende minimaal een jaar. Tot de 'gevoelige bestemmingen' worden gerekend woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen met bijbehorende erven en buitenspeelruimten. Daarnaast wordt dieper ingegaan op de betekenis van het voorzorgsbeginsel als basis voor het beleid. De brief is mede gebaseerd op een advies van de Gezondheidsraad van 21 februari 2008.
Het advies van de toenmalige Staatssecretaris van VROM is alleen van toepassing op bovengrondse hoogspanningsverbindingen vanaf 50kV en is niet van toepassing op ondergrondse kabelverbindingen. Ondanks dat het hoogspanningslijnenbeleid van de rijksoverheid met betrekking tot magnetische velden (en de daarbij horende handreiking van het RIVM voor het berekenen van de breedte van de specifieke magneetveldzone) uitsluitend van toepassing is op bovengrondse hoogspanningslijnen is de magneetveldzone berekend voor de ondergrondse 150kV-verbinding, zie bijlage12.
Bij deze berekening is gebruik gemaakt van de notitie 'Afspraken over de berekening van de "magneetveldzone" bij ondergrondse kabels en hoogspanningsstations behorende tot de Randstad 380 kV verbinding', van het RIVM, 3 november 2011.
Op basis van de berekeningen van de jaargemiddelde 0,4 microtesla magneetveldzone voor en na de aanleg van een extra 150 kV kabelverbinding tussen station Vijfhuizen en station Waarderpolder volgen onderstaande conclusies:
Conclusie
Voor een ondergrondse kabelverbinding hoeft geen magneetveldzone berekend te worden. De berekening is voor dit bestemmingsplan wel uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het in overeenstemming met het zwaardere beleid voor bovengrondse hoogspanningslijnen. Over het gehele traject van de ondergrondse kabelverbinding op Haarlems grondgebied mag er niet gebouwd worden binnen in zone van 5 meter aan weerszijde van de kabelverbinding. Het aspect elektromagnetische velden vormt geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Externe veiligheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader waarin (afstands)normen worden gesteld met betrekking tot risicovolle inrichtingen. Met name de relatie met risicogevoelige objecten in de omgeving is daarbij van belang. Doel is te voorkomen dat personen die permanent op een plaats verblijven een onevenredig groot risico lopen als gevolg van een ramp met een risicobron. De ondergrondse 150kV-verbinding is zelf geen risicovolle inrichting of object dan wel een (beperkt) kwetsbaar object in de zin van de hierboven beschreven regelgeving. Bovendien treedt binnen het plangebied als gevolg van het plan geen wijziging op van de bestaande risicobronnen of het transport van gevaarlijke stoffen. Er vinden dus geen veranderingen plaats in het plaatsgebonden- en groepsrisico binnen het plangebied.
Om de betrouwbaarheid van het net te waarborgen, wordt bij voorkeur een tracé gekozen waar geen risico's zijn die van invloed kunnen zijn op de kabelverbinding. Om dit te kunnen vaststellen, zijn de risico's met betrekking tot de externe veiligheid geïnventariseerd op basis van de risicokaart.
Een risicokaart is een kaart waarop gemeenten en andere overheden in Nederland de burgers informeren over de risico's in de leefomgeving.
Op de kaarten staan verschillende risicobronnen vermeld, zoals:
Transportassen
Binnen de invloedsfeer van het tracé liggen een Rijksweg (A200) en een spoorverbinding (Amsterdam-Haarlem), waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het is niet mogelijk een alternatief tracé vast te stellen zonder deze (spoor)wegen te kruisen.
Buisleidingen
In het gebied tussen Vijfhuizen en Waarderpolder ligt een tracé van de Gasunie dat wordt gekruist. Het is niet mogelijk om het tracé zodanig te kiezen dat deze wordt ontweken. Met de Gasunie worden afspraken gemaakt over de wijze van kruisen van de leiding van Gasunie en de kabel van Tennet.
De gasleidingen zijn daarnaast ook publiekrechtelijk beschermd. Voor werkzaamheden binnen 5 meter van de leidingen dient een omgevingsvergunning voor aanleg te worden aangevraagd bij de betreffende gemeente.
Het tracé is niet gelegen nabij een reservering voor een Buisleidingenstrook, zoals omschreven in de structuurvisie Buisleidingen.
Windturbines
In de directe omgeving van het geplande tracé zijn geen windturbines aanwezig.
Vliegveld
Het geplande tracé is niet gelegen binnen de invloedsfeer van een vliegveld.
Conclusie
Gelet op bovenstaande bevindingen kan worden opgemerkt dat de realisatie van het plan vanuit het aspect externe veiligheid ruimtelijk aanvaardbaar is. De (spoor)wegen en de gasleiding worden gekruist door middel van een gestuurde boring. Daarmee wordt het risico op schade aan de kabelverbinding bij een externe calamiteit beperkt.
Luchtkwaliteit
Wet- en regelgeving
Het wettelijk kader voor luchtkwaliteitseisen is opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). In bijlage 2 van de Wm zijn grenswaarden opgenomen voor onder andere de luchtverontreinigende componenten stikstofdioxide, fijn stof, zwaveldioxide, lood, benzeen, koolmonoxide en stikstofdioxiden. De concentraties van deze stoffen in de buitenlucht moeten voldoen aan deze grenswaarden. Plansituatie
In de aanlegfase zijn de verkeersbewegingen door het bouwverkeer beperkt en tijdelijk waardoor het plan nauwelijks bijdraagt aan de concentratie van de hierboven genoemde stoffen in de buitenlucht. In de gebruiksfase heeft het plan bovendien geen extra verkeersbewegingen tot gevolg.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Geluidshinder
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat indien een plan de realisatie van woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk maakt, de van belang zijnde geluidhinderaspecten moeten worden onderzocht. Dit geldt eveneens wanneer een plan de realisatie of wijziging van een geluidbron mogelijk maakt, zoals een (spoor)weg of (industriële) inrichting.
Voor het plan zijn de bepalingen uit de Wgh niet relevant. Ten eerste omdat het plan geen woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk maakt. Bovendien voorziet het plan niet in de realisatie van een (spoor)weg of de realisatie of wijziging van een inrichting. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het aspect geluid wel in beeld gebracht en beoordeeld.
De aanleg van de kabelverbinding heeft tijdelijk geluidseffecten. Tijdens de aanlegfase produceren verschillende bronnen geluid. De ene activiteit duurt langer dan de andere activiteit en iedere activiteit heeft een andere geluidssterkte. Het gaat hierbij om tijdelijk geluid veroorzaakt door vrachtverkeer, graven en boren. De Wet geluidhinder bevat geen regels voor dergelijke tijdelijke situaties.
Wet- en regelgeving
Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Tot op heden worden bij grond- en waterwerkzaamheden nog nagenoeg dagelijks Conventionele Explosieven gevonden.
Volgens mondiale, militaire inschatting is van al het materieel dat gedurende de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verschoten of afgeworpen is, ondergronds 10% en onder water 15% niet tot ontploffing gekomen. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen.
In 2009 is in Haarlem onderzoek uitgevoerd naar potentiële risicogebieden ten aanzien van mogelijk achtergebleven Conventionele Explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 13.
Uit de Probleeminventarisatie en de Probleemanalyse is gebleken dat een aantal bombardementen is uitgevoerd op Haarlem. De gasfabriek van Haarlem is herhaaldelijk doelwit geweest van geallieerde luchtaanvallen, waarbij ook bommen zijn afgeworpen. Ook de Gemeente Reiniging en de werkplaats van de Nederlandse Spoorwegen in Haarlem zijn doelwit geweest van bombardementen.
Op de kaart behorend bij het onderzoeksrapport (bijlage 14 )zijn gebieden aangeven waar rekening gehouden moet worden met het aantrekken van CE. bij werkzaamheden in deze gebieden wordt geadviseerd een Projectgebonden Risico Analyse (PRA) uit te laten voeren. De geplande werkzaamheden voor de aanleg van het 150kV leiding liggen niet in één van de gebieden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect explosieven vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Bij de aanleg van een hoogspanningsverbinding is het belangrijk te bezien of er andere ondergrondse infrastructuur aanwezig is in de vorm van kabels en leidingen die nadelig kunnen worden beïnvloed door de hoogspanningsverbinding. Het is ook mogelijk dat het functioneren van de hoogspanningsverbinding nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van kabels en leidingen.
Om de wederzijdse beïnvloeding van buisleidingen en hoogspanningssystemen in beeld te brengen wordt gebruikt gemaakt van de Nederlandse norm NEN 3654. Deze norm beoogt exploitanten van buisleiding- en hoogspanningssysteem te laten komen tot passende maatregelen om nadelige wederzijdse beïnvloeding uit te sluiten. Er worden richtlijnen gegeven welke moeten worden nageleefd om nadelige wederzijdse beïnvloeding van buisleiding- en hoogspanningssystemen te voorkomen.
In juni 2015 is een KLIC melding uitgevoerd naar de eventueel in het plangebied aanwezige kabels en leidingen. Over het gehele trace kruist de nieuwe 150 kV-kabelverbinding diverse kabels en leidingen. Tussen 380 kV /150 kV Vijfhuizen en 150 kV station Waarderpolder worden door middel van HDPE-buizen met diameter 200 mm de volgende kabels en leidingen op één of meerdere plaatsen kruist.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
De lengte van het tracé is circa 4,1 kilometer. Een deel van het tracé ligt in gevoelig gebied (EHS/ NNN), zoals vermeld in onderdeel A van de bijlage van het Besluit m.e.r. De activiteiten worden ook vermeld in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. en daarmee is een vormvrije m.e.r. beoordeling noodzakelijk. De Milieueffectrapportage is opgenomen in bijlage 15.
Het aanleggen van een extra 150 kV-kabelverbinding Vijfhuizen - Waarderpolder maakt onderdeel uit van het Randstad 380 kV project. Om te kunnen voldoen aan de toenemende energievraag en de betrouwbaarheid van het elektriciteitsnetwerk te kunnen garanderen, wordt het transportnet uitgebreid. Het nieuwe 380/150 kV-station van Vijfhuizen maakt onderdeel uit van de verbinding tussen Beverwijk en Bleiswijk. Momenteel is er één kabelverbinding vanuit station Vijfhuizen naar het station Waarderpolder. Het voornemen is om in het bestaande tracé een tweede kabel aan te leggen (VHZ-WPLD zwart).
In de eindsituatie zal het 150kV-station Waarderpolder gevoed gaan worden door middel van twee 150kV-verbindingen vanuit Vijfhuizen en één verbinding vanuit het 150kV-station Velsen. De tweede kabelverbinding tussen Vijfhuizen en Waarderpolder wordt eveneens op het nieuwe 380/150kV station Vijfhuizen zijn aangesloten.
TenneT heeft in 2008 bij Liander het verzoek neergelegd voor (onder meer) het maken van een basisontwerp (BO) voor één extra 150kV-kabelverbinding Vijfhuizen - Waarderpolder. Liander, (voorheen Continuon) heeft in 2010 is een basisontwerp (BO) opgesteld.
Gebleken is dat de planologische eisen uit het in 2010 opgeleverde BO niet meer hetzelfde zijn in vergelijking tot de eisen die in 2012 aan het BO worden gesteld. Het BO is daarom aangevuld aan het Programma van Eisen Planologie en milieu. Daarnaast is het BO getoetst en aangepast aan het meest recente Programma van Eisen voor kabelverbindingen.
De update is uitgevoerd door Reddyn B.V.. Reddyn is de service provider van TenneT en bereidt de aanleg van deze verbinding voor. In een separaat overleg tussen TenneT en Reddyn zijn varianten uitgewerkt en is een voorkeurstracé overeengekomen.
De belangrijkste uitgangspunten hierbij waren:
Het beoogd voorkeurstracé is op basis van overleg met stakeholders en planologische afwegingen gewijzigd ten opzichte van het basisontwerp 2010. Hiertoe heeft de gemeente Haarlem op 7 november 2013 een overleg georganiseerd met diverse specialisten van de interne vakafdelingen.
Na de totstandkoming van het tracé op basis van overleg met stakeholders en planologische afwegingen zijn kleine wijzigingen in de uitvoering doorgevoerd. Bijvoorbeeld zijn drie kortere boringen samengevoegd tot één grote.
Toekomstige situatie
Het plan bestaat uit de aanleg en het in werking hebben van een ondergrondse verbinding met een spanningsniveau van 150kV tussen station Waarderpolder en station Vijfhuizen.
De nieuwe koppelingen tussen het 380/150kV-station Waarderpolder en het 150kV - station Vijfhuizen zal uitgevoerd worden met een nieuw circuit bestaande uit drie 150kV-hoogspanningskabels. Per circuit worden drie glasvezelbuizen (2x groen en 1x rood) mee gelegd. De lengte van de nieuwe verbinding bedraagt ca. 4,1 km.
Voor het ruimtelijk beslag dat door het tracé van de ondergrondse verbinding wordt ingenomen, zijn de uitgangspunten uit aanlegfase en gebruikersfase bepalend geweest.
Aanlegfase
Open ontgravingen en gestuurde boringen
De aanleg van de verbinding vindt in beginsel plaats in een open ontgraving. De aanlegdiepte van de open ontgravingen zijn weergegeven in de dwarsprofielen G1 en G3. Op locaties met een risico op verzakking van de bovenliggende infrastructuur, zoals (spoor)wegen en buisleidingen, wordt infrastructuur veelal gekruist door een gestuurde boring. Om de effecten op de waterhuishouding en waardevolle gebieden te voorkomen of beperken, is er voor gekozen om in de meeste gevallen ook watergangen en waardevolle gebieden te kruisen met een gestuurde boring. Ter plaatse van het Baarspad vindt een persboring plaats. De dwarsprofielen van de gestuurde boring en de persboring zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Profiel gestuurde boring | Profiel Pers- profiel |
Afbeelding 5.1
Voor de aanleg van de verbinding is een werkstrook nodig. De breedte van de strook hangt af van de grond samenstelling en de breedte van de kabelsleuf. In deze strook ligt ook een bouwweg, wordt de kabelsleuf gegraven, en teelaarde, grond en materiaal opgeslagen. Voor deze werkzaamheden is een strook benodigd van ongeveer 25 meter. Een indicatieve weergave van de benodigde werkstrook en indeling hiervan is opgenomen in afbeelding 5.2.
Afbeelding 5.2: Indicatieve weergave (van de indeling) van de benodigde werkstrook
Gebruiksfase
Voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse 150kV-verbinding moet gebruik
kunnen (blijven) gemaakt van een strook grond rondom de verbinding. Deze strook, de
belaste strook, is vastgesteld op basis van het benodigd ruimtebeslag voor de aanleg
en instandhouding. Daarbij wordt eveneens rekening gehouden met veiligheidseisen.
De totale breedte van de belaste strook bedraagt in het plangebied 5 meter aan weerszijden.
Binnen de belaste strook zijn slechts in beperkte mate bouw- en graafwerkzaamheden toegestaan, zie hiervoor paragraaf 6.2.2. en de planregels van dit plan.
In onderstaande afbeelding 5.3 is de ligging van het toekomstige 150kV kabelverbinding in de gemeente Haarlem weergegeven.
Afbeelding 5.3 beschrijving toekomstig 150kV kabelverbinding Waarderpolder Vijfhuizen
Het tracé begint vanaf de 150kV-station in Waarderpolder, langs de bestaande 150kV kabelverbinding, via de berm van de Emrikweg en de berm van de Mollerusweg richting de A. Hofmanweg. Door middel van een horizontaal gestuurde boring (HDD) onder de A. Hofmanweg wordt het Aalpad bereikt. In de berm van het Aalpad vervolgt het tracé naar het Bliekpad. Vervolgens in de berm aan de westzijde van het Bliekpad in zuidelijke richting. Na ongeveer 300m kruist het tracé het Baarspad (door middel van een persing) en kort na het Baarspad wijkt het tracé iets verder af van het Bliekpad, maar blijft dit pad volgen in de bestaande kabels en leidingenstrook richting de Oudeweg. De Oudeweg wordt gepasseerd door middel van een horizontaal gestuurde boring.
Vanaf de Oudeweg vervolgt het tracé de bestaande kabels en leidingenstrook langs de rand van het recreatiegebied Spaarnwoude richting de toegangsweg naar de parkeerplaats. Deze toegangsweg, een leiding van Gasunie en het toekomstige bouwblok tegenover de klimrekken zullen worden gekruist door middel van een horizontaal gestuurde boring. Na het toekomstige bouwblok komt de boring uit in de berm aan de oostzijde van het fietspad (Bliekpad).
Na deze horizontaal gestuurde boring vervolgt het tracé in de berm aan de oostzijde van het Bliekpad , langs de rand van het recreatiegebied Spaarnwoude richting de A200. Op deze locatie moet een kruising worden gemaakt met het spoorgedeelte Amsterdam Sloterdijk – Haarlem Spaarnwoude, de Amsterdamsevaart, de Rijksweg A200 en de Robertus Nurksweg. Deze kruising zal worden gerealiseerd door middel van een horizontaal gestuurde boring.
De boring eindigt in de bermstrook tussen het fietspad langs de Robertus Nurksweg en de parallel gelegen sloot. In deze strook vervolgt het tracé naar de bestaande kabels en leidingenstrook door weilandgebied, langs het woonwagenkamp aan de Waarderveldweg, richting het zuiden.
Ter hoogte van het woonwagenkamp en het aardkundig monument wordt door middel van een lange horizontaal gestuurde boring een kruising gemaakt met 3 sloten en het gehele terrein van het woonwagenkamp, inbegrepen de kruising van de Diakenhuisweg. Voor de derde kavelsloot vanaf de Diakenhuisweg wordt een afbuiging gemaakt richting het oosten.
Vanaf dit punt wordt een horizontaal gestuurde boring gemaakt om een kruising te maken met het Liewegje, de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en de Vijfhuizerdijk.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende regels (hoofdzakelijk bestemmingsregels) die van toepassing zijn op de aanwezige bestemmingen.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.
Het voorliggende bestemmingsplan herziet de vigerende bestemmingsplannen gedeeltelijk door de toevoeging van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' en bijbehorende planregels. De dubbelbestemming ligt over de basisbestemmingen zijn vastgelegd. Die basisbestemmingen blijven ongewijzigd.
Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl.
De regels van het bestemmingsplan vallen conform de SVBP 2012 in vier hoofdstukken uiteen.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen is op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.
Artikel 3 Leiding - Hoogspanning
Dit hoofdstuk bevat de bepalingen die direct verband houden met de op de verbeelding aangegeven bestemming Leiding - Hoogspanning. Dit artikel is als volgt opgebouwd":
Artikel 4 Waarde-Archeologie
De aanwezige archeologische verwachtingswaarden worden beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. Het bestemmingsplan houdt rekening met de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH). In het plangebied komen gebieden voor met een verschillende archeologische waarde. Deze gebieden zijn ingedeeld in categorieën op basis van de ABH. In het plangebied komen de categorieën 2, 3, 4 en 6 voor.
Categorie 2
In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een hoge archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 50 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport dient te worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Deze gebieden hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
Categorie 3
In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een middelhoge archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 500 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport dient te worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Deze gebieden hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Categorie 4
In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een middellage archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 2.500 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport dient te worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Deze gebieden hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.
Categorie 6
In het plangebied komen ook gebieden voor met een zeer lage archeologische verwachtingswaarde. Dit zijn veelal de gebieden die zijn bestemd als 'Water' zoals de Veerplas en de Binnenliede. Hiervoor gelden vanuit archeologie geen beperkingen bij bodemverstorende activiteiten. Bodemverstorende activiteiten kunnen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder archeologische beperkingen worden uitgevoerd.
Ook is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het bevoegd gezag de begrenzing van de dubbelbestemming archeologie kan wijzigen, toevoegen of verwijderen als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 5 Van toepassing verklaring en voorrang
Met deze regel wordt aangegeven welke bestemmingsplannen van toepassing blijven binnen het plangebied. De regels uit deze bestemmingsplannen blijven van toepassing. Als de regels strijdig zijn met de regels uit voorliggend plan dan hebben de regels uit dit bestemmingsplan hebben voorrang.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.
Artikel 5 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is van toepassing op bestaande situaties (gebruik en/of bebouwing) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet passen binnen het nieuwe plan.
Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet.Ook bouwwerken die basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden, worden onder het overgangsrecht geschaard.
Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.Er is geen sprake van legalisatie van reeds strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op peildatum illegaal zijn, blijven illegaal.
Artikel 6: Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt de financiële en maatschappelijke haalbaarheid van het plan beschreven.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een ruimtelijk plan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan.
Kosten van aanleg en instandhouding
De kosten van de aanleg en instandhouding van de kabelverbinding worden gedragen door TenneT TSO B.V. De leveringszekerheid is een wettelijke taak van TenneT op grond van de Elektriciteitswet 1998. Indien nut en noodzaak van een project zijn aangetoond kan TenneT de investeringskosten doorberekenen in de tarieven voor transport van elektriciteit.
Grondexploitatie en planschade
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten om de kosten van bouw- en of verbouwplannen te verhalen op grondexploitanten. De kosten kunnen in beginsel worden verhaald door het opstellen van een exploitatieplan of het afsluiten van een anterieure overeenkomst. Het kostenverhaal richt zich op bouw- en of verbouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan moet worden verstaan is opgenomen in het Bro:
Het plan houdt geen bouw- en of verbouwplan in. Het opstellen van een exploitatieplan en/of het afsluiten van een anterieure overeenkomst is dan ook niet aan de orde.
Met de gemeente Haarlem zal TenneT een planschadeverhaalsovereenkomst sluiten. Daarmee wordt het verhalen van planschade doorgelegd van de gemeente Haarlem aan TenneT. Deze overeenkomst wordt gesloten voorafgaande aan vaststelling van dit bestemmingsplan.
Vestiging zakelijk recht door TenneT
Voor de aanleg en instandhouding van de 150 kV hoogspanningsverbinding moet TenneT gebruik kunnen (blijven) maken van een strook grond ter plaatse van de hoogspanningsverbinding. Deze strook (de zakelijk rechtstrook) is vastgesteld op basis van het benodigde ruimtebeslag voor aanleg en instandhouding. Daarbij is rekening gehouden met veiligheidseisen. Om gebruik te kunnen (blijven) maken van de grond in deze strook wil TenneT bij voorkeur een zakelijk rechtovereenkomst (inclusief gebruiksovereenkomst) afsluiten met de eigenaar, de eventuele overige zakelijk gerechtigden (erfpachters, opstalhouders, et cetera) en de eventuele persoonlijk gerechtigden (huurder, pachters, et cetera). In deze overeenkomsten worden de afspraken vastgelegd over het gebruik van de grond en welke vergoeding en welke rechten op toekomstige vergoedingen de rechthebbende van TenneT zal ontvangen. Het zakelijk recht betreft een opstalrecht en is een zelfstandig recht dat een inbreuk vormt op het exclusieve gebruiksrecht van de eigenaar en de overige zakelijk gerechtigden.
In de situatie waarbij de 150 kV kabel de buisleidingenstraat kruist, gelden ter plaatse van de buisleidingenstraat andere voorwaarden. In dat geval wordt geen gebruik gemaakt van een zakelijk recht maar van privaatrechtelijke overeenkomsten.
Belemmeringenwet Privaatrecht
TenneT tracht op minnelijke wijze met grondeigenaren, overige zakelijk gerechtigden en gebruikers overeenstemming te bereiken over het gebruik van een strook grond (de zakelijk rechtstrook) ter plaatse van de hoogspanningsverbinding door middel van het vestigen van een zakelijk recht. In het geval op minnelijke wijze geen overeenstemming kan worden bereikt, kan voor aanleg en instandhouding van de verbinding een beroep worden gedaan op de Belemmeringenwet Privaatrecht. Middels deze wet kan door de Minister van I&M aan de rechthebbenden op de grond een zogenaamde gedoogplicht worden opgelegd. In artikel 20 van de Elektriciteitswet 1998 is onder meer de toegang tot de Belemmeringenwet Privaatrecht vastgelegd voor de aanleg van elektriciteitsnetten als hier aan de orde.
Infrastructuur derden
Er bevinden zich in het tracé drie instanties waar bij de vergunningsaanvraag voor de horizontaal gestuurde boring een boorrapport dient te worden toegevoegd.
van Rijnland
Rijkswaterstaat
Rijkswaterstaat heeft een vergunning verleend voor het leggen van een kabel en het maken van een gestuurde boring langs de Rijksweg A200. In de vergunning zijn voorschriften opgenomen waaraan de werkzaamheden aan moeten voldoen.
Prorail
Iedereen die plannen heeft voor werkzaamheden in de buurt van het spoorwegnet, heeft een vergunning nodig. Als vuistregel geldt daarvoor een gebied van 11 meter vanaf het spoor. ProRail streeft ernaar binnen acht weken een vergunningaanvraag af te handelen. Deze aanvraag is in voorbereiding.
Hoogheemraadschap van Rijnland
Voor de aanleg van de 150kV verbinding is een watervergunning van het hoogheemraadschap Rijnland nodig. Deze aanvraag is in voorbereiding.
Recreatieschap Spaarnwoude
Voor het doorkruisen van de Veerpolder dient toestemming te worden aangevraagd bij Recreatieschap Spaarnwoude. Recreatieschap Spaarnwoude heeft aangegeven toestemming te verlenen voor het beoogde 150kV-kabeltracé.
Conclusie
Geconstateerd moet worden dat het plan uitvoerbaar is.
Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de volgende instantie:
Instantie | Gereageerd? |
Ministerie van defensie | Niet gereageerd |
Ministerie EL&I | Niet gereageerd |
Rijkswaterstaat | Niet gereageerd |
Provincie Noord Holland | Schriftelijke inhoudelijke reactie |
Gemeente Bloemendaal | Niet gereageerd |
Gemeente Haarlemmerleide Spaarnwoude | Niet gereageerd |
Gemeente Haarlemmermeer | Niet gereageerd |
Hoogheemraadschap Rijnland | Schriftelijke reactie |
Waternet | niet gereageerd |
Liander | Niet gereageerd |
Prorail | Niet gereageerd |
Gasunie | Schriftelijke inhoudelijke reactie |
PWN | Niet gereageerd |
GGD kennemerland | Niet gereageerd |
RCE | Schriftelijke reactie |
Brandweer Kennemerland | Niet gereageerd |
Recreatie Noord Holland | Schriftelijke inhoudelijke reactie |
Luchtverkeersleiding Schiphol | Niet gereageerd |
De volgende instanties hebben schriftelijk aangegeven geen opmerkingen op het ontwerp-bestemmingsplan te hebben:
De onderstaande instanties hebben schriftelijk hun opmerkingen kenbaar gemaakt. Cursief is een antwoord van het gemeentebestuur opgenomen op de gemaakte opmerkingen. De ingezonden reacties zijn samengevat.
“Middels dit bestemmingsplan blijven de vigerende enkelbestemmingen van kracht. De dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' die middels dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt bevat geen regels die omzetting naar een natuurfunctie onomkeerbaar belemmerd.” Deze tekst in de toelichting klopt (behalve het woord belemmerd hierboven …).
Reactie De tekst is aangepast
Reactie: deze afstemming heeft door de leidingbeheerder op 12 augustus 2015 via de e-mail plaatsgevonden.
Reactie: de leiding heeft een onderhoudsstrook van 5 meter aan weerszijde. Op deze onderhoudsstrook mag niet gebouwd worden. In de vigerende plannen en het in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan Penningsveer zijn geen bouwmogelijkheden opgenomen die liggen binnen 5 meter aan weerszijde van deze ondergrondse kabelverbinding (zie bijlage 1). In het voortraject van dit bestemmingsplan heeft de leidingbeheerder contact gehad met het recreatieschap over de ligging van de kabelverbinding. De ingekomen reactie is doorgestuurd naar de leidingbeheerder en zij neemt contact op met het Recreatieschap Noord Holland.
Reactie: zie hoofdstuk 5 van de toelichting. Hierin staat aangegeven welke afwegingen gemaakt zijn ten aanzien van de ligging van de kabelverbinding.
In het kader van de participatie met de wijkraden is het conceptbestemmingsplan door de leidingbeheerder besproken met de betrokken wijkraden.
Het bestemmingsplan wordt voorbereid met de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat eerst een ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Gedurende de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan heeft eenieder gedurende zes weken de mogelijkheid om zienswijze in te dienen. Daarna wordt het ontwerp bestemmingsplan vastgesteld. Er zijn naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan géén zienswijzen ingediend.
Nadat het bestemmingsplan is vastgesteld en bekendgemaakt, kunnen belanghebbenden, die eerder een zienswijze tegen het ontwerpbesluit hebben ingediend of redelijkerwijs niet in de gelegenheid zijn geweest om tegen het ontwerp bestemmingsplan een zienswijze in te dienen, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.
Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.
Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Aldus draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.
de begrippen uit de vigerende bestemmingsplannen (zie artikel 5 lid 1) worden als volgt aangevuld/gewijzigd:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid op de verbeelding, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
een veld dat de ruimte doordringt en dat een magnetische kracht op bewegende elektrische ladingen en magnetische dipolen uitoefent. Magnetische velden omgeven elektrische stromen, magnetische dipolen, en veranderende elektrische velden.
bestemmingen waar gedurende langere tijd kinderen, ouderen en zieken verblijven, zoals scholen, kinderdagverblijven, bejaardenhuizen en verzorgings- en verpleegtehuizen, alsmede de bijbehorende terreinen.
het bestemmingsplan 150 kV leiding Waarderpolder - Vijfhuizen met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP3120007-va01van de gemeente Haarlem.
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk
met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar
de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse
van het bouwwerk.
De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transport van elektriciteit, inclusief een strook grond van 5 m ter weerszijden van de as van de leiding;
Binnen de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning' mogen 'bouwwerken geen gebouwen zijnde' worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:
De voor 'Waarde- archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in 4.2 , in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.
Van toepassing verklaring en voorrang
Bestemmingsplan | vastgesteld | |
Penningsveer | 25-1-2007 | |
Waarderpolder | 18-2-2010 | |
Zomerzone Noord | 19-7-2012 | |
Liewegje | 16-12-2010 | |
Facetbestemmingsplan Archeologie Haarlem | 25-6-2009 |
Bestemmingsplan | Artikel (vervalt) | |
Waarderpolder | Artikel 17: Waarde - Archeologie | |
Zomerzone Noord | Artikel 25: Waarde - Archeologie | |
Liewegje | Artikel 18: Waarde - Archeologie | |
Facetbestemmingsplan Archeologie Haarlem | Artikel 2: Waarde - Archeologie |
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Lid 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.