|
In 2014 verloor de Koepel in Haarlem na meer dan 100 jaar zijn functie als gevangenis. De eigenaar, het Rijk, zette het monumentale complex in de verkoop. Hiermee ontstond een mogelijkheid om een tot dan toe afgesloten complex te transformeren in een nieuw stuk stad.
De stichting Panopticon heeft het plan gelanceerd deze unieke kans te gebruiken een al even bijzondere ambitie te realiseren, namelijk het oprichten van een universitaire opleiding in Haarlem. De Koepel wordt daarbij getransformeerd tot een openbaar gebouw met academisch onderwijs als drager, naast een bioscoop, hotel, start-ups en horeca. Het terrein eromheen, met onder andere het voormalige Huis van Bewaring de Vest, wordt door Duwo en Elan Wonen ontwikkeld tot een stadscampus, met studenten- en jongerenhuisvesting en met voorzieningen die voor alle stadbewoners aantrekkelijk zijn. Een invulling die recht doet aan de ontwikkelzone waarin de Koepel ligt, die geheel onderscheidend is binnen Haarlem én die zelfs in de Metropoolregio Amsterdam een rol kan gaan vervullen.
Het Koepelterrein wordt letterlijk geopend naar de stad en zal veranderen in een aantrekkelijke en groene verblijfsplek, voor de directe gebruikers, voor omwonenden en voor alle Haarlemmers.
Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken, dient het vigerende bestemmingsplan "Papentorenvest" te worden gewijzigd.
Afbeelding 1.1: Ligging van het bestemmingsplangebied
Het bestemmingsplan De Koepel bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin staan het doel van het bestemmingsplan en de toekomstige ontwikkeling van het gebied. De toelichting gaat in op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van het plan en milieuaspecten.
De projectlocatie is gelegen aan de Oostvest 22 te Haarlem en ligt ingeklemd tussen de Oostvest, Harmenjansweg, de Papentorenvest en de achtertuinen van de woningen aan de Damaststraat.
Afbeelding 1.2: Plangebied
Het Koepelterrein ligt in een dichtbebouwd stadsdeel zonder publieke functies of groen in de vorm van parkeren, pleinen en hofjes. De binnenstad lijkt dichtbij, maar is in de praktijk verder weg dan gedacht. Dit omdat het Koepelterrein omgeven is door harde grenzen in de vorm van intensieve weg-, water- en spoorinfrastructuur, zoals de Gedempte Oostersingelgracht aan de oostzijde, het spoor aan de noordzijde, het Spaarne aan de westzijde en de Papentorenvest aan de zuidzijde van het terrein.
Inmiddels staat het gebied rondom de voormalige Koepelgevangenis op de kaart voor het gewenste vergroten van het centrumstedelijke karakter. Door de gemeente vertaalt in de 'Ontwikkelingsvisie Spaarnesprong' (vastgesteld door gemeenteraad Haarlem op 15 maart 2018). Voor de Koepel is daarin een belangrijke rol als trekker en magneet weggelegd.
De primaire doelstelling voor de transformatie is het openen van het Koepelterrein naar de stad. Het te veranderen in een levendige plek. Als campus voor alle studenten die studeren aan het academisch onderwijs in de Koepel en wonen in de gebouwen er omheen. Als aantrekkelijke verblijfsplek voor de Haarlemmers, met vele publieksgerichte voorzieningen, zoals horeca, hotel en het filmhuis en als groen verblijfsgebied voor de omliggende woonbuurten, die gelegen zijn in een dichtbebouwd, groenarm stadsdeel.
Om dit mogelijk te maken, dient het vigerende bestemmingsplan "Papentorenvest" te worden gewijzigd en dient voorzien te worden in een actueel planologisch kader voor het Koepelterrein.
De geldende planologische regelingen op de projectlocatie zijn:
Bestemmingsplan "Papentorenvest"
Binnen het vigerende bestemmingsplan "Papentorenvest" heeft de projectlocatie de volgende
bestemmingen:
Daarnaast is de locatie aangeduid als monument en kent de locatie diverse bouwvlakken, waarbinnen gebouwd mag worden tot diverse bouw- en goothoogten. Een en ander is nader weergegeven op figuur 1.3.
figuur 1.3 uitsnede bestemmingsplankaart "Papentorenvest" (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Onderdeel van het bestemmingsplan "Papentorenvest" is de waarderingskaart. Op basis van de waarderingskaart zijn delen van de projectlocatie (rood weergegeven op figuur 1.4) aangewezen als Rijksmonument. Dit betreft echter een niet geheel correcte weergave van de monumenten. In paragraaf 4.10.3 is een geactualiseerde afbeelding opgenomen van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied. De gehele projectlocatie is gelegen binnen beschermd stadsgezicht.
figuur 1.4 uitsnede waarderingskaart "Papentorenvest" (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Parapluplan "Parkeernormen Haarlem 2018"
Dit parapluplan voorziet in een toetsingskader om te kunnen bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid bij nieuwe bouwontwikkeling en/of gewijzigd gebruik. Daarnaast is een uniforme regeling voor parkeren, stallen, laden en lossen opgenomen.
De toets aan de verkeer- en parkeeraspecten voor onderhavige ontwikkeling vindt plaats in paragraaf 4.8 van deze toelichting.
Facetbestemmingsplan "Archeologie"
Op basis van dit bestemmingsplan heeft de projectlocatie de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.
Het bestemmingsplan De Koepel doorloopt de wettelijke procedure. Het conceptontwerpbestemmingsplan is op basis van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan de verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties.
Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrij voor tervisielegging volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie wordt het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kan iedereen mondeling, digitaal dan wel schriftelijk zienswijzen indienen bij de gemeenteraad.
Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan weer zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.
Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Door eerst in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel verklaard. Ook wordt een beschrijving gegeven van het nieuwbouwplan.
In hoofdstuk 3 passeren de voor het plangebied relevante beleidsdocumenten de revue.
Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Het uitvoeren van onderzoeken en het maken van analyses van het plangebied is nodig overeenkomstig artikel 3.1.6 Bro.
In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische aspecten waarbij een toelichting wordt gegeven op de planregels, bedrijvenlijst, verbeelding, waarderingskaart en de regeling voor bebouwing.
In hoofdstuk 6 wordt de financieel-economische uitvoerbaarheid beschreven en worden de uitkomsten van overleg toegelicht. De resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn opgenomen in paragraaf 6.2.2.
In dit hoofdstuk wordt zowel de bestaande als de toekomstige situatie beschreven. In bijlage 1 is het stedenbouwkundig plan voor het Koepelterrein opgenomen. Het stedenbouwkundig plan is opgesteld door Faro Architecten, HOSPER (landschapsarchitectuur en stedebouw) en reA (bureau voor architectuur, urban design en onderzoek). In het stedenbouwkundig plan is een uitgebreide analyse en toelichting van de bestaande situatie en de beoogde ontwikkeling opgenomen. Bijlage 1 vormt tezamen met de beschouwingen in de paragrafen 2.1 en 2.2 derhalve de toelichting op de ontwikkeling.
De Koepelgevangenis in Haarlem werd geopend in 1907 als opvolger van het Huis van Bewaring aan de Botermarkt/Tuchthuisstraat. Het complex is gelegen langs de Papentorenvest, op het voormalige Harmenjansveld, ten oosten van de binnenstad en het Spaarne. Tot ver in de 17e eeuw lag het Harmenjansveld buiten de stadsmuren van Haarlem. Het gebied had een agrarisch karakter en werd doorsneden door sloten en waterlopen. De Harmenjansweg was in de basis al aanwezig, eerst als een landelijk pad dat veel later werd rechtgetrokken. Vanaf 1671 werd de stad aan de noord- en noordoostkant uitgebreid met het 'Nieuwe Werk'. Twee bastions van de nieuwe bolwerken kwamen over het Spaarne te liggen, voorbij de stadsmuur en de Papentorenvest, waardoor het Harmenjansveld vanaf dat moment in de stad lag. De vrij geïsoleerde ligging ten oosten van het Spaarne maakte de gronden geschikt als vestigingsplaats voor uiteenlopende functies, zoals leerlooierijen, fruitgaarden en scheepmakerijen. Eind 19e eeuw was het plangebied onderdeel geworden van een industriegebied dat zich uitstrekte tot in de Veerpolder. De locatie leende zich rond 1900 goed voor de nieuw te bouwen gevangenis: op de rand met het buitengebied gesitueerd, omringd door het water van de Papentorenvest en Oostersingelgracht en alleen verbonden met de stad via de Catharijnebrug over het Spaarne. Na de bouw van de gevangenis ontwikkelde Haarlem Oost zich snel. Met de komst van de werkplaatsen van de spoorwegen verschenen ten noorden van de Koepel straatjes met arbeiderswoningen. De Papentorenvest en de Singelgracht werden gedempt. De oude stadsmuur langs de Papentorenvest is al in een eerder stadium gesloopt, net als de Papentoren (sloop 1868).
Het water in de Papentorenvest legde via de Oostersingelgracht van oudsher een verbinding met het Spaarne en het water van de bolwerken. Deze waterloop bleef in eerste instantie nog gehandhaafd, maar is een aantal jaar na de bouw van de Koepelgevangenis gedempt. In het ontwerp van de Koepelgevangenis werd aangesloten op de omgeving door middel van een groen voorplein op de kruising Harmenjansweg-Papentorenvest, dat als onverharde groene waterkant afliep naar de Papentorenvest, en een groene zone aan de zijde van de Oostvest.
Behalve de nieuwe haven in het Scheepmakerskwartier maakt water tegenwoordig geen deel meer uit van de grotere structuren en straatprofielen. Het gevangeniscomplex bevindt zich in een omgeving die sterk verdicht is, met historische bebouwing rondom de Papentorenvest en aan de Harmenjansweg en recente woningbouw in het kader van de ontwikkelingen binnen Spaarnoogproject (2005) en het Scheepmakerskwartier.
Delen van de projectlocatie zijn aangewezen als rijksmonument. Daarnaast is de gehele projectlocatie gelegen binnen beschermd stadsgezicht. Voor een omschrijving van de cultuurhistorie en de effecten van de beoogde ontwikkeling op de cultuurhistorie wordt verwezen naar paragraaf 4.10.
Zoals in de Historische schets is aangegeven, werden (en worden) gevangenissen bij voorkeur buiten het openbare stadsleven gesitueerd. Zo ook het Koepelterrein. Tegenwoordig ligt het Koepelterrein in een dichtbebouwd stadsdeel zonder publieke functies of groen in de vorm van parken, pleinen en hofjes. De binnenstad lijkt dichtbij, maar is in de praktijk verder weg dan gedacht. Dit omdat het Koepelterrein omgeven is door harde grenzen in de vorm van intensieve weg- , water- en spoor infrastructuur.
De Koepel vormt een markant icoon in het stadssilhouet van Haarlem. Het maakt de plek al van verre herkenbaar. Er wordt veel waarde gehecht aan de instandhouding van dit profiel.
De voormalige Koepelgevangenis is een historisch, architectonisch gebouwcomplex, maar is specifiek ontworpen als een imponerend gevangeniscomplex binnen een ommuurd niemandsland met diverse (lucht- en sport)kooien. Dit heeft als logisch gevolg dat het gebouwcomplex en de huidige terreininrichting een aantal waarden uitdrukken, die te maken hebben met vrijheidsberoving en macht. Hierbij te denken aan grenzen, controle, isolement, kaal en stenig.
De primaire doelstelling voor de transformatie is het openen van het Koepelterrein naar de stad. Het te veranderen in een levendige plek. Als campus voor alle studenten die studeren aan het academisch onderwijs in de Koepel en wonen in de gebouwen er omheen.
Als aantrekkelijke verblijfsplek voor de Haarlemmers, met vele publieksgerichte voorzieningen, zoals een hotel, horeca en een bioscoop én als verblijfsgebied met ruimte voor vergroening voor de omliggende woonbuurten, die gelegen zijn in een dichtbebouwd, groenarm stadsdeel. De introverte gesloten enclave die het was wordt hiervoor letterlijk geopend naar de stad, zonder dat het echter zijn vorm van enclave verliest. Want hierin schuilt ook de aantrekkingskracht van de plek, als een te ontdekken schat.
De verbinding in atmosfeer tussen de buitenzijde en de binnenzijde van de muur wordt hiervoor ingezet. Doel is dat het precies andersom gaat werken als in de gevangenentijd: lopende aan de overzijde van de Harmenjansweg of het Papentorenvest wordt de passant al aan de buitenzijde van het Koepelterrein verleidt om de weg over te steken en het Koepelterrein te betreden.
Het doel is het behoud en revitalisering van het Koepelterrein door het vestigen van academisch onderwijs, 250 studentenwoningen, 96 sociale woningen, horeca, hotel, buurtwinkel, werk- en kantoorruimte en een bioscoop.
Meer specifiek luidt het beoogde programma als volgt:
min/max eenheden | BVO in m2 | |||
Wonen | bestemming/ functie |
|||
studentenwoningen en campus- voorzieningen |
studentenhuis- vesting |
max. 250 won. | 9400 | |
sociale woningen | max 96 won. | 3800 | ||
Koepelvoorzieningen | ||||
university college | onderwijs | 2800 | ||
cupola XS en overig | dienstverlening/ bedrijf t/m cat B |
5250 | ||
horeca | horeca | 330 | ||
bioscoop | 600 stoelen | 2300 | ||
Voorzieningen rond de Koepel | ||||
hotel | logies | 70 kamers | ||
horeca (hotel) | horeca 4 |
|
540 waarvan max 320 bvo tbv extern gebruik (niet-hotelgasten) | |
fietsenmaker | bedrijf t/m cat B | 65 | ||
buurtwinkel | detailhandel | 235 | ||
kantine-restaurant | horeca 2 | 240 | ||
bedrijvigheid | dienstverlening/ bedrijf t/m cat B |
155 | ||
Stallingen | ||||
Parkeergarage | min. 187 pp | |||
Fietsenstalling | 350 |
Dit besluit legt nationale ruimtelijke belangen vast. Het beleid is erop gericht om het aantal regels terug te dringen. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Hierdoor is onder andere de aanwijzing van nationale landschappen vervallen.
Het Rijk maakt bijvoorbeeld geen landsdekkende woningbouwafspraken meer, alleen nog in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Het Rijk benoemt alleen nog landelijke doelstellingen om de woningmarkt goed te laten werken. Het landschapsbeleid gaat ook naar de provincies. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er met een gebied moet gebeuren.
Op dit moment legt het Barro geen beperkingen op voor de onderhavige locatie.
In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie heeft verschillende nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en de Pieken in de Delta.
De rijksoverheid streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio's in interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Zij verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
In de structuurvisie zijn dertien nationale belangen benoemd. De nationale belangen, die worden benoemd, betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. Geen van deze nationale belangen zijn van toepassing op dit project en daarmee wordt beleid hierover overgelaten aan de provincie en de gemeente.
Voor onderhavig plan is vooral relevant de bevordering van krachtige steden. Behoud van het stedelijke draagvlak voor voorzieningen en van voldoende stedelijke 'massa' en de daarbij horende economische agglomeratievoordelen is van groot belang. Het plan sluit aan bij het beleid ten aanzien van het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke cultuurhistorische waarden behouden blijven.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. In voorliggend geval betreft het een stedelijke ontwikkeling aangezien de bestaande bestemming 'Maatschappelijke doeleinden, penitentiaire inrichting' wordt vervangen door een gemengde bestemming waarin onder andere een bioscoop, academisch onderwijs, woningen en overige stedelijke voorzieningen worden mogelijk gemaakt. Daarom dient aandacht besteed te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 4.1 wordt de ladder doorlopen.
De Omgevingsvisie NH2050 is vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Holland op 19 november 2018. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. De Omgevingsvisie richt zich op lange termijn ambities en - doelen, met oog voor kwaliteiten die de provincie langjarig wil koesteren en die proberen in te spelen op veranderingen en transities die tijd nodig hebben. De visie spreekt zich dus uit over het Waarom en ten dele over het Wat. Onder de hoofdambitie, Balans tussen economische groei en leefbaarheid, zijn samenhangende ambities geformuleerd. De ambities zijn uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. In die bewegingen worden meerde ontwikkelprincipes gehanteerd. Alle ontwikkelprincipes hangen met elkaar samen.
De omgevingsvisie laat in algemene zin zien wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden. Deze principes zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie. Hierbij komen de thema's gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie en landschap aan bod, alsook een aantal generieke principes voor het gebruik van de fysieke leefomgeving. Daarnaast schetst de provincie vijf samenhangende bewegingen. Bewegingen die laten zien hoe wordt omgegaan met opgaven die op de samenleving afkomen en die de provincie wil faciliteren. Dat wordt gedaan door een aantal ontwikkelprincipes en randvoorwaarden mee te geven om de beweging naar de toekomst te kunnen maken.
Het gaat om de volgende vijf bewegingen:
Alle vijf bewegingen hebben een economische drijver.
In de eerste fase van de omgevingsvisie, zijn verkenningen uitgevoerd. Deze verkenningen maken nu onderdeel uit van de omgevingsvisie. In de Verkenningen NH2050 zijn acht hoofdthema's van trends en ontwikkelingen, met hun kernopgaven, geformuleerd. Een van deze acht hoofdthema's is verstedelijking. Hierin wordt aangegeven dat de woningbehoefte voor Noord-Holland Noord en Noord-Holland Zuid in de toekomst nog steeds toeneemt. De prognoses laten ook in lage scenario's nog groei zien in de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Ook in Noord-Holland Noord is er een groei vergelijkbaar met het Nederlands gemiddelde, waarbij een deel van Noord-Holland Noord langzamerhand meer in beeld komt bij woningzoekenden in het zuidelijk deel van de provincie. Migratie, vooral van expats, heeft in toenemende mate invloed op de woningbehoefte. Tegelijkertijd is er steeds meer structureel leegstaand vastgoed en kunnen er leefbaarheidsproblemen in verouderde nieuwbouwwijken ontstaan. De woningbehoefte op de korte termijn is groot, op de lange termijn neemt deze volgens de huidige inzichten af.
De ambitie van de provincie is om woningbouw vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden te plannen, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Nabijheid van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe.
De voorgenomen ontwikkeling draagt met de realisatie van de diverse functies bij aan de bewegingen 'Metropool in ontwikkeling', 'Sterke kernen, sterke regio's' en de ontwikkeling draagt bij aan de ambitie van de provincie om woningbouw vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden in te plannen, in overeenstemming met de kwalitatieve behoefte en trends.
Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en er wordt voorzien in zowel een kwalitatieve als kwanitatieve behoefte. Dit blijkt tevens uit de toets aan de beleidsstukken in paragraaf 3.4.2, 3.4.6, 3.4.7 en 3.4.8.
Om het toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de Provincie Noord-Holland provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze zijn verankerd in de provinciale ruimtelijke verordening. In deze verordening zijn regels opgenomen die de provinciale belangen beschermen. Deze regels zijn een uitwerking van de omgevingsvisie.
Het relevante beleidsonderwerp voor de onderhavige locatie wordt hierna behandeld.
Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Artikel 5a sluit aan op de wettelijk verplichte toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, zoals vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In deze versie van de PRV zijn eerdere regels over het aantonen nut en noodzaak (Laddertrede 1) en het benutten van binnenstedelijke mogelijkheden van de betreffende marktregio (Laddertrede 2) uit de PRV gehaald, omdat het al bij wet is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2a en 2b van het Bro.
Daarmee komt de regionale afstemming in de PRV centraal te staan als het gaat om nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Regionale afstemming is niet in het Bro via de Ladder geregeld en blijft daarom in de PRV gehandhaafd.
In paragraaf 3.1.2 is reeds aangegeven dat het hier gaat om een stedelijke ontwikkeling.
Conform artikel 5a PRV dient de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen te worden. Daarnaast dient de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming te zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Gemeente Haarlem is gelegen in de regio Zuid Kennemerland, waarbinnen regionale afspraken worden gemaakt m.b.t. woningbouw. In paragraaf 3.3.1 wordt nader ingegaan op deze regionale afspraken en in paragraaf 4.1 wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Het plan is daarnaast niet in strijd met het provinciale beleid zoals vervat in de omgevingsvisie en met provinciale belangen zoals verwoord in de verordening.
Met de Watervisie 2021 zoals vastgesteld op 16 november 2015 geeft de provincie Noord-Holland vervolg aan het Provinciaal Waterplan 2010-2015. De Watervisie is afgestemd met de Stroomgebiedbeheerplannen uit de Kaderrichtlijn Water. De Watervisie is een strategisch beleidsdocument voor de periode 2016-2021 en beschrijft de ambitie en kaders voor het regionale waterbeheer in Noord-Holland richting 2021 met doorkijk naar 2040. De Watervisie is integraal onderdeel van het strategisch omgevingsbeleid en heeft een directe relatie met de provinciale structuurvisie. In de Watervisie richt de provincie zich op de thema's veilig, schoon en voldoende water en werkt die uit in doelstellingen voor onder andere veilige dijken en duinen, robuuste inrichting van het achterland, rampenbeheersing bij overstromingen, kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, zoetwatervoorziening en het tegengaan van wateroverlast.
Paragraaf 4.9 beschrijft hoe in het plangebied met de waterhuishouding wordt omgegaan.
Het archeologische beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland ligt vast in de Provinciale Cultuurnota. Verder geeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie informatie over onder andere archeologische verwachtingen.
Paragraaf 4.12 werkt het aspect archeologie verder uit.
Haarlem is een centrumgemeente in de samenwerking met Zuid-Kennemerland, IJmond en Haarlemmermeer op het gebied van onder meer beschermd wonen en maatschappelijke opvang. De beleidskaders hierin, worden regionaal opgesteld en uitgevoerd. Op woongebied werkt Haarlem ook samen met de regiogemeenten Zuid-Kennemerland en IJmond, de provincie Noord-Holland en met de Metropoolregio Amsterdam.
Als uitvoeringsinstrument van de provinciale woonvisie 2010 - 2020 stelt elke regio in Noord-Holland twee Regionale Actieprogramma's Wonen (RAP) vast. Zo heeft de regio Zuid-Kennemerland-IJmond een eerste RAP 2012 tot en met 2015 vastgesteld. De regionale samenwerking is opnieuw bekrachtigd door vaststelling van het RAP 2016 tot en met 2020, dat als motto heeft: 'De regio Zuid-Kennemerland en IJmond geeft thuis! Dit tweede RAP draagt bij aan een zo goed mogelijke afstemming van vraag en aanbod op de regionale woningmarkt in Zuid-Kennemerland en IJmond met bijzondere aandacht voor groepen die in de verdrukking dreigen te komen, zoals inwoners met lagere inkomens.
Gemeenten werken via het RAP samen om de regio prettig leefbaar te houden voor (toekomstige) bewoners. Ze bundelen kennis en besparen (onderzoeks-)kosten door samen te werken. De provincie heeft een belangrijk aandeel in de financiering van projecten en onderzoek. De inspanningen in het RAP maken deel uit van gezamenlijk regionaal volkshuisvestingsbeleid en vormen een kader voor onderlinge afstemming. Daarmee voldoet de regio aan de wettelijke verplichting uit de Woningwet om met buurgemeenten het volkshuisvestingsbeleid af te stemmen.
Om in de woningbehoefte te kunnen voorzien, is een woningbouwprogramma van 8.100 woningen met een bandbreedte van 20 procent gewenst voor de periode 2016 tot en met 2020. Voor Haarlem zijn dit 4.133 woningen. Omdat op de korte en de lange termijn een tekort dreigt aan woningbouwplannen in de regio, wordt in de komende RAP-periode gezocht naar extra locaties. Primair wordt ingezet op bebouwing binnen bestaand stedelijk gebied, met prioriteit voor locaties rondom OV-knooppunten en door transformatie van leegstaande bedrijfspanden naar woningbouw. Omdat er veel vraag is naar betaalbare huurwoningen en er sprake is van nieuwe doelgroepen hebben de gemeenten in het RAP afgesproken de voorraad sociale huurwoningen in de regio in ieder geval niet te laten krimpen ten opzichte van het niveau van 2015. Ook wordt gewerkt aan verduurzaming van de bestaande woningvoorraad, wordt de doorstroming gestimuleerd en wordt een woonzorgagenda voor de hele regio opgesteld.
Relatie met het plan
De voorgenomen ontwikkeling realiseert ca. 350 woningen in het sociale segment. Hiervan
zijn 250 woningen bedoelt voor de studenten van het beoogde academisch onderwijs op
de projectlocatie en 100 woningen gericht op jongeren. Door de realisatie van deze
woningen wordt bijgedragen in de doelstelling van het RAP om te voorzien in de grote
vraag naar betaalbare huurwoningen en de voorraad sociale huurwoningen in de regio
in ieder geval niet te laten krimpen. Daarnaast vindt de ontwikkeling van deze woningen
plaats op een locatie binnen bestaand stedelijk gebied, waarbij een groot deel van
de huidige bebouwing op de projectlocatie wordt getransformeerd naar een andere stedelijke
functie.
De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de doelstellingen uit het RAP 2016 - 2020.
De Ontwikkelingsvisie Spaarnesprong gaat over het gebied rondom de voormalige Koepelgevangenis aan de Papentorenvest. De grenzen van het gebied zijn globaal gedefinieerd tussen Spaarne, Oudeweg en het Nedtrain-terrein. Het gebied is grotendeels onderdeel van het centrum en van het beschermde stadsgezicht, maar wordt nog niet zo beleefd. De naamgeving Spaarnesprong refereert dan ook aan de ambitie om dit gebied meer te laten functioneren als binnenstad, zodat deze als het ware het Spaarne oversteekt.
In het gebied komen diverse bouwprojecten tot ontwikkeling op het moment van schrijven van de ontwikkelingsvisie. Dat is het gevolg van de actuele economische conjunctuur en de druk op de Haarlemse woningmarkt. De projecten zijn verschillend van aard, initiatiefnemer, status en ontwikkelingssnelheid. De Koepelgevangenis is de grootste, maar het betreft ook de Drijfriemenfabriek, Fietsenfabriek, het Scheepmakerskwartier en meerdere locaties van Nedtrain. Daarnaast is er een aantal locaties dat nog wacht op een initiatief.
Het vergroten van het Haarlemse centrummilieu, 'de Spaarnesprong', is al jaren gemeentelijk beleid. In het gebied is ruimte voor centrumstedelijke functies en het toevoegen van woningen. Met de ontwikkeling hiervan kan Haarlem als een hoogwaardig woonmilieu met een cultureel klimaat verder worden versterkt. Dit beleid is onder andere vertaald in de ontwikkeling van het Scheepmakerskwartier.
Deze ambities verdienen actualisering en concretisering nu de ontwikkeling van de diverse kavels een grote vaart neemt.
De totstandkoming van de bebouwing is ook een kans om de ambities in de openbare ruimte dichterbij te brengen. Bovendien is afstemming in het ontwerp noodzakelijk. De autonome ontwikkelingen hangen niet automatisch onderling samen. Door een visie op de integrale ontwikkeling te maken wordt deze samenhang versterkt.
Doelstelling Ontwikkelingsvisie
Deze visie kent de volgende doelen:
Ontwikkeling Koepelgevangenis
De gemeente hecht grote waarde aan het vinden van een bijzondere invulling de voormalige
Koepelgevangenis. Er wordt gezocht naar een grootschalige publieke maatschappelijke
bestemming zoals een academisch onderwijsfunctie. Aan het ontwerp van het terrein
wordt op het moment van schrijven van de Ontwikkelingsvisie gewerkt. De nieuwe invulling
van het Koepelcomplex kan met een onderscheidend programma een vliegwiel vormen waarvan
de invloed verder reikt dan alleen de directe omgeving. Door het terrein op strategische
plekken te openen wordt het als verblijfsgebied en doorgangsgebied onderdeel van de
buurt. Zonder het karakter van stoer, indrukwekkend bolwerk te kort te doen, kan het
gebied uitnodigend en aantrekkelijk worden. Verbetering van de verblijfskwaliteit
in de directe omgeving van het Koepelcomplex dient hand in hand te gaan met de ontwikkeling
van het terrein op zich.
In samenwerking met het Rijk is een Ambitiedocument Herontwikkeling Koepelgevangenis (2016) opgesteld met aantal kernkwaliteiten voor het complex van de Koepel gedefnieerd. Bij transformatie en het toevoegen van nieuwe bebouwing dienen deze kwaliteiten te worden gerespecteerd.
De toets aan het ambitiedocument vindt plaats in paragraaf 3.4.3 van deze toelichting.
Historische en ruimtelijke analyse
Vanuit de historische en ruimtelijke analyse is te verklaren waarom het gebied weinig
samenhangend overkomt: het ligt in verschillende stedelijke sferen, de openbare ruimtes
hebben geen verbindende maar eerder scheidende werking. De bebouwing varieert sterk
in schaal en aard.
De historie en de ligging geven echter ook handreikingen om het gebied in grotere samenhang te ontwikkelen.
Het gebied kan versterkt worden door, vanuit de huidige situatie en vanuit historie, stedelijke sferen te definiëren en deze vervolgens expliciet te maken middels de inrichting openbare ruimte. De nieuwe bebouwing dient eveneens aan te sluiten bij de betreffende sfeer.
De projectlocatie (Koepelgevangenis) is gelegen in de centrumstedelijke sfeer. Binnen
de centrumstedelijke sfeer is het grootste gedeelte van het gebied onderdeel van het
beschermd stadsgezicht en/of heeft de potentie om onderdeel te zijn van centrumstedelijk
gebied, qua functie. Nieuwe bebouwing zal moeten bijdragen aan versterking van het
fijnmazige stelsel. De openbare inrichting hoort aan te sluiten bij het hoogwaardige
niveau van het centrum (HIOR centrum). De nieuwe bebouwing rondom De Koepel zal een
overgang vormen in schaal tussen de Koepel zelf en de kleinschalige bebouwing aan
de Papentorenvest en Harmenjansweg.
Beoogd eindbeeld binnenstadsmilieu
Dit milieu is onderdeel van de vergrote binnenstad. Een aantrekkelijk woonmilieu wordt gecombineerd met de mogelijkheid te recreëren aan het Spaarne en de Koepel. Er zijn wandelroutes vanaf het Spaarne en vanaf de Spaarnwouderstraat het gebied in. De bijzondere locaties, zoals de Koepel en Drijfriemenfabriek komen als 'eilanden' van voorzieningen en cultuur in een overwegend residentieel gebied te liggen. Tussen deze bestemmingen worden aantrekkelijke wandelroutes gemaakt.
Het binnenstadsmilieu impliceert een mate van verdichting, een gebalanceerde functiemix, een hoogwaardige openbare inrichting en het maken van verblijfsplekken in de openbare ruimte.
Het aangename woonmilieu dient zich te verhouden tot de ambitie een levendige sfeer te maken en een overloopgebied voor het centrum te vormen. In het kader van duurzaamheid en flexibiliteit zijn de plinten gevuld met transformeerbare woningen. In de plinten wordt daarom, naast een woonfunctie, toegestaan een gemengd programma te realiseren, zodat het gebied zich in de loop van de tijd kan transformeren. Op een aantal plekken aan het Spaarne zijn terrassen denkbaar.
Het water in de Papentorenvest krijgt de vorm van een binnenstedelijk gracht, dus
met verharde kades. De grachten staan in open verbinding met elkaar en zijn voorzien
van doorvaarbare bruggen. Onder de Papentorenvest en/of de hoek Papentorenvest - Gedempte
Oostersingelgracht, ter hoogte van de bebouwing van de Koepelgevangenis is ruimte
voor een ondergrondse parkeergarage.
Relatie met het plan
De voorgenomen ontwikkeling wordt in lijn met de ambities en het eindbeeld zoals verwoord
in de Ontwikkelingsvisie Spaarnesprong gerealiseerd. Er wordt een levendige centrumstedelijke
sfeer gecreëerd door een mix van functies op het terrein van de Koepelgevangenis te
realiseren. Zo wordt academisch onderwijs in combinatie met (publieksgerichte) voorzieningen
als een bioscoop, horeca en een gemakswinkel gerealiseerd. Evenals een hotel en woningen.
De openbare ruimte rondom de Koepelgevangenis wordt opgewaardeerd door de ruimte te
transformeren in een groene verblijfs- en ontmoetingsplek. Tot slot wordt het parkeren
op eigen terrein opgelost, door de realisatie van een ondergrondse parkeergarage.
Het Structuurplan geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ambities en wensen voor de stad voor de periode 2005-2020. In de toekomst wil Haarlem de bestaande aantrekkelijkheid behouden en verder uitbreiden. Haarlem wil voor zijn inwoners een levendige en veilige stad zijn met veel aandacht voor een leefbare woonomgeving en voldoende voorzieningen voor alle leeftijdsgroepen. Voor bedrijven moet Haarlem nog interessanter worden als vestigingsplaats. De strategische ligging vlakbij Schiphol, Amsterdam en IJmond, de goede bereikbaarheid over de weg en per openbaar vervoer, en de aanwezigheid van een hoogopgeleide beroepsbevolking spelen daarbij een cruciale rol.
De speerpunten van beleid zijn profilering op een duurzaam goed woonklimaat, versterking van de zakelijke dienstverlening en versterking van de culturele en toeristische wervingskracht.
Uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haarlem is dat bewust met schaarse ruimte wordt omgegaan en dat er contrasten in de stad zijn. Naast plekken waar dynamiek wordt voorgestaan (in herstructureringsgebieden, op knooppunten van openbaar vervoer en in veranderzones) zijn er ook rustige woonwijken waar plaats is voor ondersteunende wijkvoorzieningen.
Het plangebied valt binnen het 'verandergebied Spoorzone' (zie figuur 3.1, OPH-zone 2, verandergebied). Het Structuurplan sluit voor wat betreft de ontwikkeling van de Spoorzone aan op de in het Masterplan Spoorzone benoemde ambities en voorgestelde maatregelen. Op de structuurplankaart is het plangebied tevens gelegen in het 'centrum stedelijk gebied'. Dit gebied is bij uitstek multifunctioneel en omvat de Haarlemse binnenstad en de aangrenzende gebieden waar een vergelijkbare intensiteit en mate van functiemenging wordt gestimuleerd.
figuur 3.1 uitsnede OPH-Zones, verandergebieden (bron: Structuurplan 2020 Haarlem)
Het Structuurplan Haarlem 2020 sluit voor wat betreft de ontwikkeling van de Spoorzone aan op de in het Masterplan Spoorzone benoemde ambities en ontwikkelingsrichting. Inmiddels is de Ontwikkelingsvisie Spaarnesprong (15 maart 2018) maatgevend voor de ambities en de ontwikkelingsrichting. Daarnaast wordt in het structuurplan voorzien dat in het centrum/spoorzone mogelijk behoefte ontstaat aan onderwijsvoorzieningen, welke ook worden mogelijk in onderhavige ontwikkeling.
De gemeente Haarlem heeft de randvoorwaarden voor de transformatie, in harde en zachte eisen gezamenlijk met het Rijk, geformuleerd in de Nota Ambities en Eisen Herontwikkeling Koepel Haarlem van 14 juli 2016. Deze nota heeft sindsdien een belangrijke rol gespeeld bij de planontwikkelingen.
'Open de koepel' is onderdeel van de uitrol van de binnenstad (de Spaarnesprong). Dat betreft diverse particuliere en publieke projecten in de omgeving. Middel- en zwaartepunt in de Spaarnesprong is het Koepelterrein. Het is een vliegwiel voor ontwikkelingen rondom. Het is een functionele trekker en deel van de stad met voetgangersstromen en over het terrein, doorzichten van en naar de omgeving en een openbare ruimte die deel uitmaakt van het doorlopende stedelijk weefsel.
Het stedenbouwkundig plan doet een grote belofte, qua ruimtelijke diversiteit en beeldkwaliteit. Mede door de toevoeging van openbare trappen en rondgangen op de eerste verdieping ontstaat een rijk plan met een veelheid aan openbare plekken die een relatie aangaan met bestaande en nieuwe bebouwing. In combinatie met het publieke programma lijkt er een attractief en levendig gebied te ontstaan dat een uitnodiging doet aan de stad.
De ruimtelijke opzet waarbij de nieuwe bebouwing de randen van het gebied zoekt, zorgt ervoor dat de oude bebouwing grotendeels gevrijwaard blijft van aanbouwen. Tussen oud- en nieuwbouw ontstaan diverse ruimtes. De 'taillering' van de nieuwe bebouwing zorgt voor afbakening van deze ruimtes. Het principe van de openbare ruimte is duidelijk ; één doorlopende stadsvloer waarop de bovengenoemde inrichtingselementen landen. De openbare ruimte van de stad wordt in de vorm van deze 'stadsvloer' doorgetrokken en verbonden met het terrein.
De nieuwbouw zoekt de samenhang in de massa en hoogte van de gebouwen door een tussenschaal toe te voegen. De bebouwing aan de Papentorenvest vormt een schaalsprong tussen de kleinschalige bebouwing in de omgeving en de massaliteit van de Koepel en de Vest. Sterk is de oplossing van de rondgang op de eerste verdieping. Het voegt een openbare laag toe aan het plan en vergroot het contact tussen terrein en stad zonder de muur aan te tasten.
Het is zeer bevorderlijk voor het plan dat het parkeren binnen de muren niet op het maaiveld plaatsvindt maar ondergronds. Uitgangspunt is ook dat het voorplein in de definitieve situatie vrij blijft van parkeren.
Het plan voldoet aan de ambities van de nota van ambities en eisen:
Waar het gaat om de eisen van de nota van ambities en eisen, voldoet het plan (nog) niet volledig aan de criteria:
Deze afwijkingen komen ten goede aan het plan en doen geen afbreuk aan de essenties van het plan.
Het parkeren op het voorplein verdwijnt niet volledig bij start van de ontwikkeling. Uitgangspunt is dat dit een tijdelijke situatie betreft omdat het parkeren op het voorterrein wél afbreuk doet aan de essenties van het plan. In de definitieve situatie dient het voorplein autovrij en groen ingericht te zijn.
De conclusie is dat de ontwikkeling in hoofdzaak voldoet aan de Nota van Ambities en Eisen. Daar waar dit niet het geval is, wordt dit aanvaardbaar geacht.
Deze structuurvisie is een deelherziening van het Structuurplan Haarlem 2020 en biedt het kader voor de ruimtelijke ontwikkeling, herstructurering en het beheer en onderhoud van het publieke domein in de stad.
De Structuurvisie Openbare Ruimte noemt als ambitie het behouden en ontwikkelen van een stedelijk en hoogwaardig woonmilieu. Hierbij spelen onder andere de volgende aspecten een rol:
In bijlage 1 wordt nader toegelicht op welke wijze op het Koepelterrein een stedelijk en hoogwaardig woonmilieu wordt gerealiseerd. Gesteld kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in lijn is met de ambitie van de Structuurvisie Openbare Ruimte.
In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012) wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken. De Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012) bestaat uit twee delen. Het eerste deel is de Visie op Ruimtelijke Kwaliteit. Deel twee is het Beoordelingskader voor Ruimtelijke Kwaliteit. De in deel 2 opgenomen criteria hebben betrekking op alle vergunningplichtige plannen.
Het plangebied ligt aan de oostkant van het Spaarne, ten zuiden van de spoorlijn, in het gebied dat in de nota behoort tot de 'beschermde stad'. De gebieden die vallen onder de beschermde stad vormen het 'historische' gezicht van Haarlem. Je vindt er de dominante karaktereigenschappen van de stad: een aantrekkelijke historische binnenstad, groene bolwerken, ruim opgezette villawijken op het zand en de Haarlemmerhout, één van de oudste stadsparken van Nederland. In de beschermde stad is er een zichtbare relatie tussen geschiedenis, architectuur, openbare ruimte (de inrichting van de straat) en functie. Die herkenbaarheid en vertrouwdheid maakt de stedelijke ruimte tot een prettige plek om te bezoeken of om in te wonen.
In de beschermde stad versterken, repareren en verrijken nieuwe ontwikkelingen de bestaande kwaliteiten. In de Beoordelingskaders Ruimtelijke kwaliteit krijgt de beschermde stad een 'beschermende regie', gericht op het behouden en versterken van de zichtbare relatie tussen geschiedenis, openbare ruimte, architectuur en functie. De regie is behoudend en gedetailleerd.
Woonvisie Haarlem 2017 - 2020 'Doorbouwen aan een (thuis)'
Haarlem is een geliefde en aantrekkelijke stad om in te wonen. De vraag naar woonruimte is groot en zorgt voor stijgende prijzen in de vrije sector en stijgende wachttijden voor het vinden van een sociale huurwoning. Haarlem wil een complete stad zijn, een stad die een thuis biedt aan een breed scala aan inwoners, aan mensen met een laag, midden- en hoog inkomen, van verschillende opleidingsniveaus, leeftijd, cultuur en huishoudensgrootte. In de Woonvisie Haarlem 2017-2020 Doorbouwen aan een (t)huis is daarom opgenomen dat het nodig is om de komende jaren veel te bouwen (7.500 woningen), en dat het gewenst is dat de voorraad sociale huurwoningen weer gaat groeien, met name aan de westkant van de stad. In de woonvisie is tevens aangekondigd dat onderzocht wordt hoe de gemeente kan bijdragen aan de realisatie van meer sociale huurwoningen. Genoemd is het beschikbaar stellen van grond of vastgoed, de inzet van ruimtelijk instrumentarium of ontwikkelende partijen in contact te brengen met de Haarlemse corporaties. Het huidige plan draagt bij aan de groei van de woningvoorraad in Haarlem en differentiatie van de woningvoorraad in deze wijk.
Coalitieprogramma 'Duurzaam doen!' en de 'Nota kaders en instrumenten sociale huur en middensegment'
Op 1 juni 2018 is het Coalitieprogramma 'Duurzaam doen 2018-2022' vastgesteld. Daarin is onder andere het streven opgenomen om de toevoeging van 7.500 (uit de Woonvisie) woningen te verhogen naar 10.000 woningen. Daarnaast is in het coalitieprogramma opgenomen dat voor nieuwe projecten een minimale procentuele verdeling geldt van veertig procent sociale huur, veertig procent middeldure huur of koop en twintig procent overige woningen.
De doelstelling 40-40-20 is, samen met aanvullende kaders op dit gebied uitgewerkt in de 'Nota Kaders en instrumenten sociale huur en middensegment'. De overige doelstellingen uit de Woonvisie blijven van kracht. Uitzondering hierop zijn projecten waar reeds (privaatrechtelijke) afspraken zijn gemaakt. Verder kent de nota ook de mogelijkheid voor uitzonderingen op de gestelde kaders voor sociale huur. Dit wordt uitgebreid toegelicht in paragraaf 2.4 van de nota.
Relatie met het plan
Op de projectlocatie mogen in totaal 350 woningen in het sociale segment worden gerealiseerd, circa 250 woningen gericht op studenten huisvesting en circa 100 woningen voor jongeren. Deze doelgroepen sluiten goed aan bij de realisatie van de stadscampus op de locatie waar het academisch onderwijs een onderdeel van uitmaakt.
Bij dit project is de mogelijkheid voor uitzondering op de gestelde kaders voor sociale huur (uit de 'Nota Kaders en instrumenten sociale huur en middensegment') van toepassing omdat er bijvoorbeeld wordt afgeweken van zowel de programmering als van de oppervlakte per woning. In dit project zijn namelijk studenten- en jongerenwoningen beoogd (100% sociale woningbouw). Dat is passend op deze locatie omdat het een campusontwikkeling betreft. Het is voor deze doelgroep passend dat deze kleiner zijn dan de gestelde 40m2 uit de kaders voor sociale huur. Voor de beoogde studenten- en jongerenhuisvesting zijn er overigens wel aanvullende landelijke en lokale regels van kracht over bijvoorbeeld contractvormen (campus- en jongerencontracten) en de huurtoeslaggrens.
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de Woonvisie Haarlem 2017-2020 Doorbouwen aan een (t)huis, het Coalitieprogramma 'Duurzaam doen 2018-2022' en de 'Nota Kaders en instrumenten sociale huur en middensegment'.
Deze detailhandelsvisie biedt voor de periode 2016 - 2020 het beleidskader voor toekomstige ontwikkelingen in de detailhandelssector in de gemeente Haarlem. De visie verschaft bewoners, ondernemers, vastgoedeigenaren en ontwikkelaars duidelijkheid over de gewenste ruimtelijke structuur van de detailhandel in de gemeenten en over de ontwikkelingsrichting daarvan. Het geldt als toetsingskader voor nieuwe initiatieven waar gemeentelijke medewerking vereist is. Het prikkelt ondernemers tot het benutten van de kansen die Haarlem hen op dit terrein brengt.
Zes speerpunten
De gemeente heeft in de detailhandelsvisie 2016 - 2020 zes speerpunten geformuleerd:
Hoofdwinkelstructuur
Gezien de beleidsdoelen voor Haarlem, de beperkte marktruimte en inspelend op de trend
dat er minder fysieke winkels nodig zijn door het veranderde koopgedrag van de consument,
en er wel behoefte is aan meer concentratie op sterke winkellocaties wordt de hoofdwinkelstructuur
voor Haarlem in 2020 als volgt vastgesteld.
Tabel 3.1 Hoofdwinkelstructuur Haarlem 2020 in tabel
Figuur 3.2 Hoofdwinkelstructuur Haarlem 2020 op kaart
Met deze hoofdstructuur komt Haarlem tegemoet aan het uitgangspunt tot het waarborgen
van:
Gemakswinkels
Het is niet de bedoeling dat van gemakswinkels een autonome attractie uitgaat op de
consument die elders verblijft. Om deze reden is het gewenst een maximum metrage per
vestiging te hanteren. Gebruikelijk is hierbij een maat van maximaal 100 m2 wvo te hanteren. Omvang en assortiment van winkels in stations dienen primair te
zijn gerelateerd aan het draagvlak en behoefte van reizigers. Het realiseren van winkelvoorzieningen
met een groter draagvlak dient te passen in de grotere detailhandelsstructuur.
Relatie met het plan
De locatie van de Koepelgevangenis is niet gelegen in de hoofdwinkelstructuur, maar
schuurt hier wel tegenaan. In lijn met de Ontwikkelingsvisie
Spaarnesprong en het Structuurplan Haarlem 2020 wordt op de locatie een centrumstedelijke sfeer c.q. een binnenstadsmilieu gecreëerd.
Om dit mogelijk te maken wordt op de locatie academisch onderwijs gehuisvest, met
daaromheen publieksgerichte voorzieningen zoals o.a. een gemakswinkel en horeca. Daarnaast
wordt ook voorzien in de realisatie van 350 woningen in het sociale segment.
Conform de Detailhandelsvisie Haarlem Winkelstad is het niet de bedoeling dat van gemakswinkels een autonome attractie uitgaat op de consument die elders verblijft en wordt om die reden een maximum metrage per vestiging gehanteerd. Het maximum metrage van een gemakswinkel wordt niet specifiek benoemd. Echter, de gemakswinkel die beoogd wordt op de locatie heeft een omvang van circa 250 m2 bvo. Deze omvang is passend bij de locatie en de beoogde centrumstedelijke sfeer op de locatie en zal voornamelijk voorzien in de behoefte van de nieuwe bewoners op de locatie en derhalve de directe omgeving. Dit zal er niet voor zorgen dat de hoofdwinkelstructuur wordt aangetast. De realisatie van een gemakswinkel met een grotere omvang vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ambities uit de Detailhandelsvisie Haarlem Winkelstad.
Tot slot speelt het plan in op de speerpunten genoemd onder 2 en 3, te weten het stimuleren van detailhandel en nieuwe concepten die bijdragen aan een aantrekkelijke, toekomstbestendige (binnen)stad, en het speerpunt een vitale dynamische en concurrende detailhandelstructuur te (willen) hebben door ruimte te geven aan kwaliteit en innovatie inspelend op de toekomstige trends zoals de groeiende grensvervaging tussen detailhandel en andere branches (o.a. horeca 'blurring'). Het plan voorziet immers ook in de realisatie van een fietsenmaker/winkel die met name gericht is op de aanwezige studenten op het terrein en horeca met een 'blurring' functie. Beiden dragen bij aan de realisatie van een centrumstedelijke sfeer dat aansluit op de ambities voor de hoofdwinkelstructuur zoals genoemd in de Detailhandelsvisie Haarlem Winkelstad.
Haarlem zoekt 'balans in de groei' en heeft mede daarvoor het 'Hotelbeleid Haarlem' (16 oktober 2018) ontwikkeld. Haarlem staat open voor nieuwe, duurzame hotels maar wil dat die voldoende waarde aan Haarlem toevoegen en gaat onder andere via het hotelbeleid beter grip houden op de groei van de omvang, kwaliteit en spreiding van hotelaccommodaties in de stad (zowel nieuw als uitbreiding).
Uitgangspunten bij de ontwikkeling van het hotelbeleid zijn:
Op basis van deze uitgangspunten zijn in het hotelbeleid de opgaven gedefinieerd,
uitgewerkt en vertaald naar een ontwikkelkader, dat als toetsingskader dient voor
nieuwe en/of uitbreiding van bestaande hotelinitiatieven.
Grip op groei
Het aantal bezoekers naar Haarlem en de regio, vanuit Nederland en vanuit het buitenland,
neemt ook de komende jaren flink toe. Dat wordt bevestigd in een recente studie uitgevoerd
in opdracht van de provincie Noord-Holland (ZKA, oktober 2018). In de studie wordt
berekend dat er in de MRA-regio naast de bestaande 'harde' plannen voor circa 9.000
hotelkamers, behoefte zal zijn aan nog eens 9.000 hotelkamers extra. Door het recente
stringente beleid voor hotels in Amsterdam (geen nieuwe hotels, tenzij….) zal de druk
op de regio, en daarmee Haarlem, toenemen
De grote opgave voor Haarlem is om goed om te gaan met de verwachte groei in de komende jaren. Het gaat daarbij om (1) de verdeling van de schaarse ruimte, maar ook om (2) het tegengaan van nadelige gevolgen van bezoekers voor de bewoners en bedrijven.
In het coalitieakkoord (2018) wordt gesproken over de 'Menselijke maat' en wordt het beeld geschetst van een groen, groeiend, sociaal en leefbaar Haarlem. Hoe kan het nieuwe hotelbeleid (2019 en verder) daar een bijdrage aan leveren en wat zijn dan belangrijkste uitdagingen en opgaven voor de komende periode?
Haarlem hanteert voor het nieuwe hotelbeleid geen specifieke tijdshorizon. Het voorstel is om op basis van de ervaringen met het hotelbeleid en de regionale samenwerking, over uiterlijk 5 jaar te bezien waar de gemeente staat en of er aanpassingen van het beleid gewenst zijn. Wanneer gesproken wordt over 'grotere initiatieven', dan worden initiatieven bedoeld van 50 of meer slaapplekken, meestal 25 kamers.
Om grip op de groei te houden dient kwaliteit te worden toegevoegd en dienen nadelige
gevolgen te worden voorkomen. Om dit te bereiken heeft de gemeente een ontwikkelkader
opgesteld, dat aan de hand van 11 criteria de mogelijkheid biedt om nieuwe en bestaande
accommodaties (uitbreiding) te beoordelen en te toetsen. Het ontwikkelkader biedt
initiatiefnemers voldoende richting om hun initiatief op Haarlem toe te spitsen.
Ontwikkelkader
Relatie met het plan
In onderstaande beschouwing vindt de toets aan de criteria van het ontwikkelkader
plaats. De voorgenomen ontwikkeling realiseert een 3*- à 4* niveau (boetiek-)hotel
met ruimte voor 50 tot 70 kamers. Dit maakt het hotel, conform het vigerende hotelbeleid,
een groot initatief (> 50 slaapplekken). Met een dergelijk initiatief wordt bijgedragen
in de behoefte aan 9.000 hotelkamers in de MRA-regio.
Een hotel draagt bij aan de functiemenging in een buurt en kan de aantrekkelijkheid van een buurt vergroten. De nabijheid van de Koepel, die op zich al functies bergt met een aantrekkende werking, een locatie op relatief korte afstand van Haarlem Station en net buiten het centrum gelegen, is het de verwachting dat er behoefte is aan hotelkamers op deze locatie.
Boetiekhotels worden gekenmerkt door een eigen, persoonlijke stijl en accommodatie. Ze zijn vaak kleiner dan gemiddelde ketenhotels en hebben drie tot honderd kamers. Het hier beoogde hotel krijgt een luxueuze, eigenzinnige maar ook intieme sfeer en voldoet daarmee aan die kenmerken; een 'sterk merk'. Aan de rand van het centrum van Haarlem kan dit hotel een extra aantrekkingskracht voor de buurt betekenen, waarbij de verwachte hotelgasten gebruik zullen maken van de voorzieningen in de directe nabijheid, zoals de aanwezige horeca in de Koepel en langs het Spaarne, de bioscoop, et cetera. Verwacht wordt dat er zowel gebruikers van de Koepel (universiteit, zakelijk) als leisure toeristen naar het hotel zullen komen. Met een wandeling door de buurt zal men via de Catharijnebrug zo het centrum van Haarlem in kunnen wandelen.
Door de fysieke verbondenheid met de Koepel, juist op de locatie tussen Koepel en stad, kan het initiatief verbinding krijgen met de buurt. Door de horeca laagdrempelig te maken, wordt het hotel-restaurant van iedereen. Daarnaast biedt het hotel werkgelegenheid voor de buurt. Het hotel kan nieuwsbrieven in de directe omgeving rondsturen om zo de buurt op de hoogte te houden van eventuele evenementen, wijziging van menu en werkgelegenheid. Om mogelijke overlast voor de buurt tegen te gaan, zal het hotel voorzien zijn van een nachtreceptie, waarmee de bereikbaarheid bij eventuele acute overlast geborgd is. Tot slot zal voorafgaand aan de bouw van het hotel een overeenkomst met een hotelexploitant gesloten te worden, zodat geborgd is dat het beoogde concept ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in lijn is met het Hotelbeleid Haarlem.
De visie brengt belangrijke toekomstige ontwikkelingen en (ruimte)behoeften in beeld op het gebied van welzijn, onderwijs, zorg, cultuur en sport. Vanuit diverse invalshoeken worden die met elkaar verbonden en wordt een richting gegeven voor ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Daarmee wordt een duidelijke koppeling tot stand gebracht tussen sociaal en fysiek. Concrete keuzen moeten worden uitgewerkt in gebiedsvisies.
De visie biedt een handvat voor de ontwikkeling of bijstelling van het eigen gemeentelijk accommodatiebeleid, is voor de gemeenteraad een kaderstellend document, biedt professionele partijen duidelijkheid over de gewenste richting van de ruimtelijke ontwikkeling van de maatschappelijke voorzieningen en geeft belangrijke input bij de ontwikkeling van gebiedsvisies en stedenbouwkundige plannen.
De gemeente is verantwoordelijk voor de huisvesting van de scholen. In principe zijn de schoolbesturen 'bouwheer'. In 2008 is het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs en het daaruit voortvloeiende Uitvoeringsplan vastgesteld. De (toekomstige) locaties en de omvang van de gebouwen zijn daarin voor de diverse onderwijssoorten vastgesteld. Dit plan is uitgangspunt voor de ruimtelijke planning. Het beleid is er verder op gericht verbindingen te leggen met de ruimtebehoefte van de voorzieningen die gekoppeld kunnen worden aan de brede scholen en een nog op te stellen huisvestingsplan voor de sport. Beleidsuitgangspunt is dat waar de mogelijkheden zich aandienen, gestreefd wordt naar het realiseren van een multifunctionele accommodatie. Er worden de komende jaren geen (demografische) ontwikkelingen voorzien die ingrijpend zullen zijn voor aantal en spreiding van onderwijsvoorzieningen.
Relatie met het plan
In de visie Haarlem Maatschappelijk op de Kaart (2010) is t.a.v. de maatschappelijke functie onderwijs het beleidsuitgangspunt dat waar
de mogelijkheden zich aandienen, gestreefd wordt naar het realiseren van een multifunctionele
accomodatie. In de nota 'Ambities en Eisen Herontwikkeling Koepel Haarlem' (14 juli
2016) heeft de gemeente Haarlem randvoorwaarden voor de transformatie van het Koepelterrein
geformuleerd. Een van deze randvoorwaarden is dat minimaal 20% van het totale bruto
vloeroppervlak een maatschappelijke/culturele functie krijgt. Om aan deze eis te voldoen
wordt op de locatie een stadscampus gerealiseerd, waar het academisch onderwijs onderdeel
van uitmaakt. De behoefte aan deze Universiteit is gebleken uit de regio en zal ingevuld
worden door de Global School for Entrepreneurship en de SRH Gruppe.
Door de locatie in te richten als stadscampus ontstaat een multifunctionele accomodatie, waarin zowel culturele, maatschappelijke, publieksgerichte, horeca-, hotel- en woonfuncties worden gecombineerd.
Met het vaststellen van de Structuurvisie Openbare Ruimte Haarlem 2040: Groen en Bereikbaar (SOR) op 21 december 2017, is het Haarlems Verkeer en Vervoersplan (HVVP, 2003) vervallen. In de SOR is de ambitie voor Haarlem beschreven: een stad waar ruimte is om met elkaar te kunnen wonen, leven en verblijven. De SOR beschrijft de keuzes die Haarlem in de toekomst groen en bereikbaar houden.
Ten aanzien van het aspect verkeer liggen er specifieke opgaven voor het afwikkelen van verkeersstromen. Of het nu gaat om de groeiende fietsersstromen, de doorstroming van (hoogwaardig) openbaar vervoer (HOV), de afwikkeling van het regionale gemotoriseerde verkeer of om de bereikbaarheid van de binnenstad voor de toenemende stroom bezoekers, waaronder toeristen. Daarnaast moet de parkeerdruk in de wijken beheersbaar blijven om de bereikbaarheid te garanderen en de leefbaarheid te waarborgen.
In het SOR zijn derhalve de volgende aandachtspunten benoemd:
In paragraaf 4.8 zal het aspect verkeer en vervoer voor het onderhavige plan nader uitgewerkt worden.
In paragraaf 3.1.2 en paragraaf 3.2.2 is reeds geconcludeerd dat de ontwikkeling is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Derhalve dient in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking enkel de behoefte van de ontwikkeling aangetoond te worden. Vanuit de PRV volgt de verplichting dat de nieuwe stedelijke ontwikkeling in overeenstemming dient te zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Gemeente Haarlem is gelegen in de regio Zuid Kennemerland, waarbinnen regionale afspraken worden gemaakt m.b.t. woningbouw. In paragraaf 3.3.1 heeft voor de functie wonen de toets aan het regionale beleid plaatsgevonden. Hieruit is gebleken dat voor de beoogde woningen op de locatie een regionale behoefte bestaat. De voorgenomen ontwikkeling geeft hier invulling aan.
De voorgenomen ontwikkeling maakt naast woningbouw diverse functies mogelijk. Van elk van deze functies dient de behoefte aangetoond te worden. De behoefte aan de mix van functies is aangetoond in de paragrafen 3.4.1, 3.4.2 en 3.4.3. Uit deze beleidsstukken blijkt dat de behoefte aan een levendige centrumstedelijke sfeer, met een mix van functies.
Meer specifiek is de behoefte per functie aangetoond in de beleidsparagrafen 3.4.6 t/m 3.4.8. In deze paragrafen is de gemeentelijke behoefte voor het aantal woningen op de locatie, de beoogde gemakswinkel, de hotelfunctie en de onderwijsfunctie aangetoond.
Voor de te realiseren bioscoop in De Koepel is door Ecorys een onderzoek in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting.
In dit onderzoek is het verzorgingsgebied van de bioscoop, de rol van de provincie en de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling bepaald. Vastgesteld is dat er in de komende 10 jaar voldoende behoefte aan extra bioscoopstoelen bestaat om onder meer de opening van de nieuwe bioscoop in de Koepel mogelijk te gaan maken. Bij deze afweging is verder van belang:
Ecorys heeft geconcludeerd dat er voldoende regionale behoefte bestaat voor de nieuwe bioscoop. De nieuwe bioscoop roept geen effecten op, die in strijd met een goede ruimtelijke ordening kunnen zijn.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling is gelegen in bestaand stedelijk
gebied en dat voldoende (regionale) behoefte bestaat voor de voorgenomen ontwikkeling.
Er wordt voldaan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het gebruik van milieuzonering biedt anderzijds de mogelijkheid om bepaalde bedrijvigheid te versterken, omdat deze zich (legaal) verder kan uitbreiden.
In de milieuzonering staat de typering van (woon) gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk.
Door middel van een passende bestemmings- en gebruiksregeling kan het bestemmingsplan een bijdrage leveren aan een afname van overlast binnen het plangebied, door niet passende bedrijvigheid of activiteiten zoveel mogelijk te weren, te reduceren, of door hinder beperkende maatregelen te treffen.
Categorisering van bedrijven in en rondom het projectgebied
Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door specifieke kenmerken van die gebieden (waaronder aanwezige functies, bebouwingsdichtheid, ligging ten opzichte van wegen en stations e.d.). In die gebieden of zones zijn drie typen bedrijvigheid aan de orde:
Onderzoek
Het plangebied kan goed getypeerd worden als stedelijk centrum, waarbij vervolgens is aangesloten bij het omgevingstype 'gemengd gebied' met functiemenging. Hier zijn bedrijven t/m bedrijfscategorie C toegestaan. In het plangebied wordt een onderwijsfunctie gecombineerd met woonfunctie voor studenten een hotel, bioscoop, horeca en ondergeschikte detailhandel. Dit betekent dat in gebieden met functiemenging niet gewerkt wordt volgens het principe van functiescheiding.
Met de voorgenomen herontwikkeling wordt de voormalige gevangenis getransformeerd naar een combinatie van functies met overwegend een onderwijs en woonfunctie. Er wordt een gemengd gebied gerealiseerd. De functie wonen is een gevoelige bestemming in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De overige functies behoren tot categorie A (detailhandel, horeca) en categorie B (onderwijs) categorie C (bioscoop en parkeergarage) en kunnen, mits bouwkundig gescheiden goed opgenomen worden naast woningen.
Nader onderzoek geluidsaspecten
Volledigheidshalve is in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzoek uitgevoerd
naar het geluid in de omgeving. Dit onderzoek is in februari door Peutz uitgevoerd
(zie bijlage 7). De te realiseren horecafunctie met terrassen alsmede de verkeersstromen en laden
en lossen kan leiden tot geluidshinder voor omwonenden. Voor wat betreft het geluid
naar de omgeving zijn de volgende aspecten relevant:
- de bevoorrading van de commerciële functies;
- de activiteiten op de terrassen;
- het rijden van personenwagens ter plaatse van de Kiss&Ride.
Het geluid ten gevolge van het rijden van de personenwagens van en naar de Kiss&Ride alsmede de vrachtwagens en de personenwagens op de openbare weg valt niet onder het regime van het Activiteitenbesluit. In het onderzoek wordt wel nader ingegaan op deze activiteiten buiten de grens van de inrichting (indirecte hinder). De resultaten van het onderzoek is hieronder integraal weergegeven.
Het hotelrestaurant (inclusief terrassen) betreft een type B-inrichting, dit geldt ook voor de kantine behorende bij de beoogde onderwijsinstelling, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit).
Uit het onderzoek van Peutz volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) ten gevolge van de activiteiten op het Koepelterrein (met uitzondering van het terras van de kantine) ter plaatse van de gevels van woningen ten hoogste 47, 42 en 35 dB(A) bedraagt in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit van 50, 45 en 40 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Het terras van de kantine wordt hierbij buiten beschouwing gelaten, aangezien stemgeluid bij een onverwarmd en onoverdekt terras buiten beschouwing blijft bij de toetsing aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het menselijk stemgeluid echter wel relevant. Aangezien het onverwarmde en onoverdekte terras slechts op een relatief beperkt aantal momenten per jaar in gebruik zal zijn zal deze naar alle verwachting niet leiden tot een slecht woon- en leefklimaat.
Laad- en losactiviteiten
De maximale geluidniveaus ten gevolge van het laden en lossen van de vrachtwagens bedragen ten hoogste 79 dB(A). De maximale geluidniveaus veroorzaakt door het rijden van de vrachtwagens voor de bevoorrading bedragen ten hoogste 77 dB(A). Dergelijke maximale geluidniveaus zullen ook in de huidige situatie optreden ten gevolge van het rijden van de vrachtwagens ten behoeve van de bevoorrading van de huidige Koepelterrein.
De geluidgrenswaarden voor de maximale geluidniveaus zijn volgens artikel 2.17, lid b, gedurende de dagperiode niet van toepassing op de laad- en losactiviteiten. Zou dit niet buiten beschouwing gelaten worden dan zouden in Nederland de meeste winkels niet meer bevoorraad kunnen worden. Dit is dan ook de reden waarom in het Activiteitenbesluit het
laden en lossen, inclusief het aan- en afrijden van voertuigen bij de beoordeling van de maximale geluidniveaus buiten beschouwing gelaten wordt. Maximale geluidniveaus hoger dan 70 dB(A) in de dagperiode ten gevolge van het rijden en het laden en lossen van de vrachtwagens kunnen in de onderhavige situatie derhalve acceptabel geacht worden. Dit betekent echter wel dat het laden en lossen enkel gedurende de dagperiode plaats kan vinden. In artikel 11.1.3 is het laden en lossen beperkt tot de dagperiode tussen 7:00 uur en 19:00 uur.
Terrassen
Het maximale geluidniveau (LAmax) ter plaatse van de gevels van woningen bedraagt ten gevolge van de activiteiten ter plaatse van de terrassen ten hoogste 52 dB(A), 52 dB(A) en 52 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Hierbij wordt het maximale geluidniveau ten gevolge van het terras van de kantine buiten beschouwing gelaten, aangezien stemgeluid bij een onverwarmd en onoverdekt terras immers buiten beschouwing blijft bij de toetsing aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De maximale geluidniveaus voldoen hiermee aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit van 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Hiermee vormt het maximale geluidniveau ten gevolge van de activiteiten op de terrassen geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling. In overleg met de initiatiefnemers is de openstelling van het terras beperkt tot de dag en de avondperiode. Het terras is daarmee gesloten voor publiek tussen 23:00 uur en 7:00 uur. Dit is vastgelegd in artikel 3.3.
Kiss&Ride
Ten gevolge van de Kiss & Ride bedraagt het maximale geluidniveau (LAmax) ten hoogste 67 dB(A), 67 dB(A) en 67 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Dit wordt veroorzaakt door het dichtslaan van portieren van personenwagens. Deze waarden voldoet derhalve aan de geluidgrenswaarde van 70 dB(A) voor de dagperiode, maar niet aan de geluidgrenswaarde van 65 dB(A) en 60 dB(A) voor respectievelijk de avond- en nachtperiode. Aangezien dit het komen en gaan van bezoekers voor (horeca)functies betreft, zijn de voornoemde geluidgrenswaarden conform artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit echter niet van toepassing. Het maximale geluidniveau ten gevolge van de Kiss & Ride vormt hiermee geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
In het kader van een goed akoestisch woon- en leefklimaat is onderzocht wat het verwachte geluidniveau in de woningen (binnenniveau) als gevolg van de beoogde ontwikkeling zal zijn. Naast het optredende geluidniveau op de gevels, is de geluidwering van de gevels van belang bij het bepalen van het binnenniveau. Omdat in dit onderzoek de geluidwering niet meettechnisch is vastgesteld, is hiervoor een gefundeerde aanname gedaan. De gebouwen ter plaatse van het Koepelterrein worden deels nieuw gebouwd en deels herontwikkeld. Op basis van dit gegeven, en het feit dat de gevels op het zicht in goede staat verkeren, mag worden aangenomen dat de geluidwering tenminste 25 dB bedraagt.
Dit betekent dat het binnenniveau (LAr,LT) vanwege de activiteiten ter plaatse van het Koepelterrein in de maatgevende woningen ten hoogste 22, 17 en 10 dB(A) zal bedragen in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Het hoogste binnenniveau van 22 dB(A) wordt veroorzaakt door de bevoorrading middels vrachtwagens. Opgemerkt wordt dat zowel in de huidige als toekomstige situatie sprake is van het bevoorraden van het Koepelterrein, waardoor voor bestaande woningen geen sprake is van wijzigingen welke die van grote invloed zijn op het woon- en leefklimaat.
Het maximale binnengeluidniveau (LAmax) ten gevolge van de beoogde ontwikkeling zal bovendien tussen 09.00 en 01.00 uur ten hoogste 27 dB(A) bedragen. Het terras van de kantine wordt hierbij buiten beschouwing gelaten in de beoordeling. Dit terras is onverwarmd en onoverdekt en zal daarom slechts gedurende een beperkt aantal momenten van invloed zijn op het geluid in de omgeving. Naar verwachting zal dit niet leiden tot een slecht woon- en leefklimaat.
Bovendien wordt opgemerkt dat de terrassen ter plaatse van het Koepelterrein naar verwachting niet het gehele jaar door in gebruik zullen zijn; in de winter is het immers doorgaans niet erg aantrekkelijk om op een terras te verblijven. De terrassen zullen voornamelijk in de zomerperiode in de avonden volop in gebruik zijn. De berekende geluidbelastingen ter plaatse van nabijgelegen woningen zullen dan ook niet regelmatig voorkomen. Tevens zijn de beoogde nieuwe woningen voornamelijk gericht op studenten, welke doorgaans niet voor langere tijd in deze woningen zullen wonen.
Uit het onderzoek blijkt dat het equivalente geluidniveau (LAeq) ter plaatse van de bestaande woningen ten gevolge van de activiteiten behorende bij het Koepelterrein buiten de grenzen van de inrichting (indirecte hinder) ten hoogste 54 dB(A) in de dagperiode en 35 dB(A) in de avondperiode bedraagt. In de nachtperiode bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 30 dB(A).
Hiermee wordt voldaan aan de maximale grenswaarden volgens de VROM-circulaire van 65 dB(A), 60 dB(A) en 55 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. De voorkeursgrenswaarden van 50 dB(A),45 dB(A) en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode worden echter voor de dagperiode wel overschreden.
Conform de VROM-circulaire is een overschrijding van de voorkeursgrenswaarden acceptabel indien het equivalente geluidniveau binnen de woning voldoet aan ten hoogste 35 dB(A) in de dagperiode en 30 dB(A) in de avondperiode. Voor de betreffende bestaande woningen geldt in alle redelijkheid dat de geluidwering van deze gevels tenminste 20 dB(A) bedraagt. Het binnenniveau in deze woningen zal aldus ten hoogste 34 dB(A) in de dagperiode en 28 dB(A) in de avondperiode bedragen. Deze waarden voldoen aan de richtlijnen van de VROM-circulaire. Tevens is in de huidige situatie ook sprake van het aan- en afrijden van voertuigen in het kader van indirecte hinder. Zowel voor als na de beoogde ontwikkeling zullen de functies ter plaatse van het Koepelterrein immers bevoorraad worden. Bovendien zijn de berekende geluidniveaus niet ongebruikelijk op een dergelijke stedelijke locatie. Ter plaatse van het Koepelterrein is bovendien thans reeds sprake van een hoge geluidbelasting ten gevolge van de ligging nabij enkele relatief drukke wegen. Hiermee vormt de indirecte hinder geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Op basis van de richtafstanden conform de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" zijn de beoogde activiteiten ter plaatse van het Koepelterrein op een passende afstand ten opzichte van bestaande en beoogde woningen gesitueerd. Volledigheidshalve is echter alsnog akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting ter plaatse van de gevels van woningen ten gevolge van de activiteiten ter plaatse van het Koepelterrein. Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek volgt dat de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus als de maximale geluidniveaus ter hoogte van de beoogde en bestaande woningen in de omgeving niet worden overschreden. Opgemerkt wordt dat dit enkel opgaat indien het terras behorende bij de kantine niet verwarmd en overdekt wordt, en wanneer de laad- en losactiviteiten enkel gedurende de dagperiode plaatsvinden.
Tot slot vormt indirecte geluidhinder van het verkeer van en naar het Koepelterrein op de openbare weg geen belemmering, aangezien het geluidniveau ten gevolge van indirecte hinder maximaal 54 dB(A) en 48 dB(A) in de dag- en avondperiode bedraagt ter plaatse van de meest nabijgelegen gevoelige bestemming. Hiermee worden weliswaar de voorkeursgrenswaarden van 50 dB(A) en 45 dB(A) voor de dag- en avondperiode overschreden, maar worden de maximaal toegestane geluidgrenswaarden niet overschreden. Deze geluidbelasting is niet ongebruikelijk op een dergelijke stedelijke locatie en wordt aanvaardbaar geacht mits een binnenniveau van 35 dB(A)-etmaalwaarde wordt gewaarborgd. Ter plaatse van het Koepelterrein is bovendien reeds sprake van een hoge geluidbelasting ten gevolge van de ligging nabij enkele relatief drukke wegen. Het betreft hier een hoogstedelijke ontwikkeling in een gebied dat tegen het centrum aan ligt en door de nieuwe functies juist ook een verbinding zoekt met het centrum.
Resumerend kan gesteld worden dat voor de beoogde woningen sprake zal zijn van een goed akoestisch woon- en leefklimaat, en voor bestaande woningen een goed woon- en leefklimaat zal worden gewaarborgd. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de herontwikkeling van het Koepelterrein.
Naast de onderzoeken naar geluid die zijn genoemd in paragraaf 4.2, is onderzoek verricht in het kader van de Wet geluidhinder.
De mate waarin wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en/of industrielawaai het (woon)milieu mogen belasten is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen of ziekenhuizen) niet hoger mag zijn dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Dit moet getoetst worden bij bouwaanvragen en/of bij bestemmingswijzigingen.
Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van meerdere wegen, het nabijgelegen spoortraject 'Haarlem - Amsterdam' en de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein ‘Waarderpolder‘. Aangezien woningen geluidgevoelig zijn, dient de geluidbelasting ter plaatse van de gevels van de beoogde ontwikkeling ten gevolge van weg- , railverkeers- en industrielawaai conform de Wet geluidhinder inzichtelijk gemaakt te worden.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van State van 28 april 2021 en de daarmee samenhangende uitbreiding van de ondergrondse parkeergarage is door Peutz is een geactualiseerd akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de optredende geluidbelasting ten gevolge van weg- en railverkeerslwaai ter plaatse van de gevels van de beoogde woningen binnen het plangebied. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 6 van deze toelichting. De conclusie van dit onderzoek wordt hieronder integraal overgenomen.
Uit akoestisch onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en 55 dB voor respectievelijk wegverkeer en railverkeer ter plaatse van de beoogde woningen ten gevolge van weg- en railverkeerslawaai wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor weg- en railverkeer wordt niet overschreden.
Tevens bedraagt de geluidbelasting ten gevolge van industrielawaai 55 dB (A) ter plaatse van de gevels van de beoogde woningen. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB (A) voor industrielawaai tevens overschreden.
Uit voorliggend onderzoek kan geconcludeerd worden dat er hogere waarden verleend moeten worden ten gevolge van wegverkeers-, en railverkeers- en industrielawaai. Alvorens het college van burgemeester en wethouders hogere waarden kunnen verlenen, dient eerst onderzocht te worden of door het treffen van stedenbouwkundige maatregelen (indeling bouwplan, situering geluidgevoelige bestemmingen), bron- of overdrachtsmaatregelen, dan wel (bouwkundige) maatregelen bij de ontvanger aan de voorkeursgrens-waarde kan worden voldaan.
Indien bron- en overdrachtsmaatregelen niet mogelijk of onvoldoende blijken te zijn om de geluidbelasting vanwege weg- en railverkeer tot de voorkeursgrenswaarde te beperken, kunnen voorzieningen aan of in de woningen worden gerealiseerd.
In het onderzoek zijn de mogelijke maatregelen nader beschouwd. In voorliggende situatie zullen hierbij (bouwkundige) maatregelen bij de ontvanger moeten worden toegepast. Hiermee zal tevens voldaan moeten worden aan de voorwaarden uit het gemeentelijk geluidbeleid. Aangezien het ontwerp van de beoogde ontwikkeling thans nog niet in detail is uitgewerkt, zullen deze maatregelen in een later stadium nader uitgewerkt moeten worden.
Op grond van de Wet bodembescherming wordt getoetst of de aanwezige bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de beoogde functies in het bestemmingsplangebied. Voor het bestemmingsplangebied wordt beoordeeld op basis van de bodemkwaliteitskaart en op de aan/afwezigheid van locaties verdacht van bodemverontreiniging en uitgevoerde onderzoeken in het bestemmingsplangebied.
Informatie
Milieukwaliteit van de bodem
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld (zie figuur 4.1). In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden acht bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.
Zeven zones zijn op de kaart zichtbaar als geografische eenheden. Zone 8 heeft betrekking op openbare gebieden. Het bestaansrecht van deze zone bestaat in het feit dat ter plaatse van wegen een afwijkende kwaliteit wordt aangetoond dan de kwaliteit van het omliggende gebied. Het oppervlak van de bovengrond en ondergrond van deze zone verschillen van elkaar.
Het bestemmingsplangebied (de Koepel) is gelegen in de bodemkwaliteitszone 1.
Figuur 4.1 Haarlemse bodemkwaliteitskaart
Bodemkwaliteitszone 1
In deze bodemkwaliteitszone is de bovengrond (0,0 - 0,5 m-mv) gemiddeld matig verontreinigd met lood. Verder is de grond gemiddeld licht verontreinigd met koper, kwik, zink, PCB, PAK (teerachtige verbindingen in bijvoorbeeld koolas) en minerale olie. Plaatselijk komen sterke verontreinigingen voor met lood en zink, matige verontreinigingen met koper en PAK en lichte verontreinigingen met cadmium, kobalt en nikkel.
De ondergrond (0,5 - 2,0 m-mv) is gemiddeld licht verontreinigd met koper, kwik, lood, zink en PAK. In de ondergrond komen plaatselijk sterke verontreinigingen voor met lood. Koper en zink komen plaatselijk als matige verontreiniging voor. Cadmium, kobalt, molybdeen en minerale olie komen plaatselijk als lichte verontreiniging voor.
In onderstaande tabel zijn de gemiddelden en de P95-waarden van de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) en ondergrond (0,5-1,5 m-mv) van de bodemkwaliteitszone 1 weergegeven.
Grondverzet
De gemeente Haarlem heeft voor haar beheergebied gebieds-specifiek beleid vastgesteld
(Nota bodembeheer 5-9-2013, BBV nr: STZ/MIL 2013/232071). Voor het toepassen van grond
in bodemkwaliteitszone 1 zijn Lokale Maximale Waarden vastgesteld. In de onderstaande
tabel zijn de Lokale Maximale waarden voor bodemkwaliteitszone 1 weergegeven.
toelichting:
De weergegeven gehalten zijn de gehalten bij een standaardbodem met gehalte humus van 10% en gehalte lutum van 25%
Op basis van de Nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart is vrij grondverzet binnen de bodemkwaliteitszone 1 toegestaan, mits het gaat om grond van een onverdachte locatie.
Voor het toepassen van grond uit bodemkwaliteitszone 1 in andere bodemkwaliteitszones is een partijkeuring nodig.
In het bestemmingsplangebied zijn een zestal rapportages met betrekking tot bodemkwaliteit bekend.
Het verkennend bodemonderzoek van Tauw d.d. 19-05-2016 is dekkend uitgevoerd over vrijwel het gehele gebied, de voorgaande onderzoeken betreffen delen van het gebied in verband met aanvragen van bouwvergunningen.
Binnen het plangebied zijn op een aantal plaatsen activiteiten verricht die mogelijk bodemverontreiniging veroorzaken. Het gaat binnen dit plangebied met namen om ondergrondse brandstoftanks, kolenbunkers, smederij-activiteiten en stort van (huis)vuil.
Uit het laatste verkennend onderzoek blijkt dat ter plaatse van de voormalige kolenbunkers een verontreiniging met minerale olie van beperkte omvang aanwezig.
Tijdens het onderzoek is een plaatje asbesthoudend materiaal aangetroffen, in het asbest onderzoek wordt een gehalte asbest vastgesteld beneden de 50 mg/kg droge stof. Er is op basis van dit onderzoek geen verdenking ten aanzien van verontreiniging met asbest.
Algemeen worden verhoogde gehalten aan zware metalen (lood, koper) en PAK aangetoond, incidenteel is sprake van gehalten hoger dan de interventiewaarde. Dit beeld is afwijkend van de gehalten die op basis van de bodemkwaliteitskaart worden verwacht. In de huidige situatie vormen de verontreinigingen geen belemmering voor het gebruik.
In de oplegnotitie van Tauw d.d. 23-07-2019 (behorende bij het daarvoor uitgevoerde verkennend bodemonderzoek) is de bodemkwaliteit in relatie tot de beoogde ontwikkeling beschreven en is tevens beoordeeld of de bodemkwaliteitsgegevens voldoende actueel zijn.
Ondergrondse brandstoftanks
Op het terrein zijn een tweetal ondergrondse brandstoftanks bekend op de adressen Harmenjansweg 4 en Harmenjansweg 6. Door de eigenaar (Rijksvastgoed) is aangegeven dat deze ondergrondse tank in de jaren '70 van de twintigste eeuw is verwijderd. De ondergrondse brandstoftank is niet bekend bij de gebruiker van Harmenjansweg 4. In het verkennend onderzoek Harmenjansweg 4 (Koepelgevangenis) te Haarlem (Tauw, rapportnummer 1228273, 19-05-2016) wordt vermeld dat de bewoner van Harmenjansweg 2 aangeeft dat aan de zuidzijde een niet meer in gebruik zijnde ondergrondse brandstoftank aanwezig is. De ondergrondse tanks die in gebruik zijn geweest zijn gesaneerd in een periode dat nog geen KIWA-certificaten werden uitgegeven. Voor buitengebruik zijnde ondergrondse brandstoftanks gelden de regels van het BOOT-besluit.
In het verkennend bodemonderzoek aan de achterzijde van het adres Oostvest 16-18 wordt een voormalige ondergrondse brandstofopslag gemeld. Deze vermelding berust op onjuiste feiten. Ter plaatse is wel een kolenopslagplaats en centrale verwarming op kolen geweest.
Op basis van de historie van het terrein en de uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd dat de locatie plaatselijk sterke verontreinigingen voorkomen. Deze verontreinigingen zijn geen belemmering voor het huidige gebruik. Algemeen komt de bodemkwaliteit overeen met de kwaliteit zoals die bekend is uit bodemkwaliteitszone 1. De huidig bekende bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het huidige en toekomstige gebruik. In het kader van de omgevingsvergunning moet een technisch bodemonderzoek worden uitgevoerd naar de bodemkwaliteit ter plaatse. Uit het onderzoek kan naar voren komen dat plaatselijk verontreiniging voorkomen die niet gewenst zijn binnen het gebied en een risico vormen voor een gebruiksfunctie. In dat geval zal een sanering moeten worden uitgevoerd. De doelstelling van die sanering zal minimaal het bereiken van de achtergrondwaarden van bodemkwaliteitszone 1 zijn.
Deze conclusie en aanbeveling wordt onderschreven in de uitgevoerde oplegnotitie van Tauw d.d. 23-07-2019.
De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken waaraan de concentraties van een aantal stoffen vanaf bepaalde ingangsdata moeten voldoen. Die grenswaarden en regelgeving om ze tijdig te bereiken en te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. Indien een bestemmingsplan vastgesteld of gewijzigd wordt, dient vast te staan dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit voldoen aan die eisen (als gevolg van art. 5.16 lid 1 en 2). Die gevolgen worden bepaald door de verandering in gebruik en functies die door het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt ten opzichte van de bestaande (toegestane) functies. Maatgevend is de met de veranderingen samenhangende groei van het autoverkeer en de daardoor veroorzaakte uitstoot van de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). De Wet milieubeheer onderscheidt in artikel 5.16. lid 1 een aantal situaties waarin een bestemmingsplan voldoet aan de regels voor de luchtkwaliteit. Dit is onder meer het geval indien aannemelijk is dat de ontwikkelingen 'niet in betekenende mate' (NIBM) gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit (artikel 5.16 lid 1 onder c). Nadere criteria om te bepalen of er sprake is van NIBM zijn gegeven in een AmvB Niet In betekenende Mate en een gelijknamige Regeling NIBM. Daarin is bijvoorbeeld aangegeven dat van NIBM onder meer sprake is indien het bestemmingsplan een netto-uitbreiding met minder dan 1.500 woningen of 100.000 m2 BVO kantoren mogelijk maakt.
De voorgenomen ontwikkeling behelst de realisatie van diverse functies. Om die reden kan niet zondermeer gesteld worden dat sprake is van een ontwikkeling die 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Derhalve is voor de beoordeling of de beoogde ontwikkeling in 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit, gebruik gemaakt van de NIBM-tool.
Uit de NIBM-tool blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer (circa 800 extra voertuigbewegingen, gebaseerd op uitgevoerd onderzoek door Bonotraffics zie paragraaf 4.8.2) niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Om ook enig zicht te kunnen bieden in de optredende concentraties van stoffen in het plangebied wordt hieronder ook nader gekeken naar de berekende waarden. Er wordt eveneens voldaan aan de regelgeving van de luchtkwaliteit indien aannemelijk is dat wordt voldaan aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit (art 5.16 lid 1 onder a van de Wm).
Om een beeld te krijgen van de bestaande en te verwachten luchtkwaliteit in het gebied is gebruik gemaakt van de luchtkwaliteitskaarten die te vinden zijn op www.nsl-monitoringstool.nl (geraadpleegd op 1 juni 2021). Op deze monitoringstool is te zien dat ter plaatse van de projectlocatie (rekenpunt 15676324) de concentraties in 2020 van stikstofdioxide NO2 20,6 µg/m3, van fijnstof PM10 19,0 µg/m3 en van fijnstof PM2,5 10,9 µg/m3 zijn. De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdioxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Wanneer de maximale bijdrage van het extra verkeer hierbij wordt opgeteld, zal de concentraties van zowel fijnstof als stikstofdioxide ruim onder de grenswaarden blijven.
tabel 4.1 achtergrondconcentraties NO2, PM10 en PM2,5 in het plangebied (2020)
Voor het beschouwen van de externe veiligheid zijn het Bevi (Besluit externe
veiligheid inrichtingen), het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen) en het
Bevt (Besluit transportroutes externe veiligheid) relevant. In deze AMvB's staat beleid
waarmee de risico's rondom risicobronnen tot maatschappelijk aanvaardbare proporties
kunnen worden beperkt. Risicobronnen kunnen inrichtingen zijn (bedrijven waar gewerkt
wordt met gevaarlijke stoffen zoals ammoniak, chloor of LPG) of transportassen, zoals
buisleidingen of wegen waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De meest effectieve
manier om de risico's te beperken is het ruimtelijk scheiden van risicobron en risico-ontvanger.
Concreet betekent dit hoe groter de afstand, hoe minder risico. De grens van het invloedsgebied
wordt vaak bepaald door de 1% letaliteit-afstand (maar soms ook door een kleinere
afstand). Dit is de
afstand tussen risicobron en ontvanger, waarbij nog 1% van de ontvangers als
direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, komt te overlijden. Het
invloedsgebied is een belangrijk begrip om te beoordelen of externe veiligheid voor
een plangebied een te beschouwen aspect is.
Het plangebied is getoetst op het aspect externe veiligheid (zie bijlage 8). Hierbij is gebruik gemaakt van de gegevens op de risicokaart van Noord-Holland. In figuur 4.3 is de ligging van het plangebied aangegeven met de dichtstbijzijnde risicovolle activiteiten zoals aangegeven op de risicokaart.
Figuur 4.3 uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Bevi-inrichtingen
Op 500 tot 1.000 meter afstand zijn enkele bedrijven gelegen die niet onder het Bevi
vallen (gasontvangststation (nummer 1 in figuur 4.3), ammoniakkoelinstallatie
(< 1.500 kg NH3) (2), bufferopslag 5 m3 gas Connexxion (3). Voor deze activiteiten geldt geen wettelijk bepaald invloedsgebied.
De dichtstbijzijnde Bevi-inrichting is gelegen op een afstand van 870 meter van het plangebied (PGS 15 opslag met vloeroppervlak < 300 m2, beschermingsniveau 2). Op grond van het Revi geldt voor deze PGS 15 opslagvoorziening een invloedsgebied van 300 meter. Het plangebied is gelegen buiten het invloedsgebied.
Het plangebied bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van inrichtingen
waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt (Bevi-inrichtingen).De normen voor het
plaatsgebonden risico en het groepsrisico in het Bevi vormen geen belemmering voor
de ontwikkelingen in het plangebied.
Buisleidingen
Het plangebied is gelegen op circa 520 meter afstand van de hogedruk aardgasleiding
W-532-06 (nr. 5 in figuur 4.3). Het plaatsgebonden risico (PR=10-6) van deze leiding valt op de leiding. Ten aanzien van het groepsrisico dient beoordeeld
te worden of de ontwikkeling binnen het invloedsgebied van de leiding is gelegen.
Als de ontwikkeling binnen het invloedsgebied van de leiding is gelegen, verplicht
het Bevb het bevoegd gezag bij het vaststellen van het bestemmingsplan het groepsrisico
te verantwoorden.
Conform het attribuutrapport behorende bij de leiding, heeft de leiding een diameter
van 219 mm en een maximale werkdruk van 40 bar. Dit betekent, conform het Handboek
buisleiding in bestemmingsplannen oktober 2016, dat de 1%-letaliteitsgrens van de
buisleiding 95 meter bedraagt. De 100%-letaliteitsgrens bedraagt 50 meter. Omdat de
projectlocatie op circa 520 meter afstand van de leiding is gelegen, valt de ontwikkeling
buiten het invloedsgebied van de leiding en hoeft geen verantwoording van het groepsrisico
plaats te vinden.
De normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in het Bevb vormen geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.
Transport van gevaarlijke stoffen (spoor)
Het plangebied is gelegen op ca. 105 meter afstand van de spoorlijn Haarlem-Amsterdam.
Deze spoorlijn betreft een hoofdspoorweg. In de regeling Basisnet zijn voor alle hoofdspoorwegen
de vervoerscijfers voor het vervoer van gevaarlijke stoffen weergegeven. Het betreffende
traject is hierin niet met name genoemd. De spoorweg kan op grond van de regeling
Basisnet beschouwd worden als “overige hoofdspoorweg” waarbij kan worden uitgegaan
van 0 transporten met gevaarlijke stoffen (het ammoniaktransport over dit spoortracé
is al enige jaren beëindigd). De aanwezigheid van deze spoorweg vormt geen belemmering
voor het plangebied.
Transport van gevaarlijke stoffen (weg)
Het plangebied is gelegen op grote afstand van rijkswegen en provinciale wegen die
zijn vrijgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en is daarmee gelegen buiten
het invloedsgebied van rijkswegen en provinciale wegen.
De gemeente Haarlem beschikt niet over een route vervoer gevaarlijke stoffen. Hierdoor geldt dat bij het vervoer van routeplichtige gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen de bebouwde kom moet worden vermeden. Het vervoer binnen de bebouwde kom mag alleen voor bestemmingsverkeer (ten behoeve van laden en lossen) en als er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is. Op verzoek van de gemeente en de omgevingsdienst is nader onderzoek gedaan naar mogelijk transport van gevaarlijke stoffen over de doorgaande wegen nabij het plangebied (Prevent Adviesgroep B.V.; rapportnummer 405 V.01, d.d. 27 november 2019). Voor de relevante doorgaande gemeentelijke wegen is op basis van telgegevens van GF3-transporten (transporten van brandbare gassen) van provinciale wegen en rijkswegen in de omgeving en de ligging van propaantanks en LPG-tankstations in de omgeving een inschatting gemaakt van het maximale aantal GF3-transporten. Op basis van de inschatting van het maximale aantal GF3-transporten is getoetst aan de vuistregels voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART). Voor de Oudeweg (N200) is hierbij uitgegaan van 72 GF3-transporten per jaar en voor de Gedempte Oostersingelgracht, Amsterdamsevaart van 35 GF3-transporten per jaar.
Op grond van de vuistregels voor het plaatsgebonden risico kan worden geconcludeerd dat langs de Oudeweg (N200), Gedempte Oostersingelgracht en de Amsterdamsevaart geen PR=10-6 contour aanwezig is. De normen voor het plaatsgebonden risico vormen geen belemmering voor het plangebied.
Op grond van de vuistregels voor het groepsrisico risico kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico langs de Oudeweg (N200), Gedempte Oostersingelgracht en de Amsterdamsevaart nabij het plangebied minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedraagt bij de bestaande en nieuwe omgevingssituatie. Op grond van artikel 8 van het Bevt is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist. De normen voor het groepsrisico vormen geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de Oudeweg (N200), Gedempte Oostersingelgracht en de Amsterdamsevaart moet op grond van artikel 7 van het Bevt worden ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op de weg en de zelfredzaamheid van personen in het plangebied. Deze aspecten zijn beschouwd in de rapportage van Prevent Adviesgroep B.V.
Het Haarlems beleid ten aanzien van Duurzaamheid kent eisen en wensen. De Richtlijn Duurzaam Bouwen Haarlem (in ontwikkeling) vat dit beleid samen in concrete 'randvoorwaarden' en 'doeleinden' voor het bouwen.
Randvoorwaarden zijn gebaseerd op het rijksbeleid of bestaande wetten zoals bijvoorbeeld aardgasvrij bouwen en compensatiemaatregelen voor water en ecologie.
Doeleinden zijn ambities van de gemeente zoals natuurinclusief en circulair bouwen. Wanneer nieuw beleid wordt gemaakt of wordt aangescherpt wordt dat in de richtlijn toegevoegd. Bij elk project kan bepaald worden of er doeleinden zijn die als aanvullende randvoorwaarden gesteld worden. Bij elke stap van het ontwikkelproces wordt het pakket aan duurzaamheidsmaatregelen scherper geformuleerd:
Als meetinstrument wordt de Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) gehanteerd. Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid.
Randvoorwaarden en doeleinden (september 2019):
Energie en Warmte
Randvoorwaarde: Aardgasvrij bouwen
Aardgasvrij bouwen wordt reeds als voorwaarde bij het bouwen gesteld. Het Rijk heeft per 1 juli 2018 de gaswet gewijzigd waardoor nieuwe gebouwen in principe geen gasaansluiting meer krijgen. Gemeente heeft de 'routekaart naar aardgasvrij 2040' vastgesteld.
Randvoorwaarde: Bijna energieneutraal bouwen (BENG)
BENG vervangt per jan 2020 de (EPC). Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat alle aanvragen van omgevings- vergunningen per 1 jan 2020 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG ). Deze vervangt de energieprestatie- coëfficiënt (EPC). De BENG is opgebouwd uit drie indicatoren: de maximale energiebehoefte, het maximale primair fossiel energiegebruik en het minimale aandeel hernieuwbare energie. De BENG-eisen gelden alleen voor nieuwbouw.
Doeleinde: Energieneutraal en -leverend bouwen
De BENG-eisen gaan niet uit van volledige energieneutraliteit. De 'versnelling Duurzaamheidsprogramma' (2017) zet in op een klimaatneutraal Haarlem in 2030. Bij nieuwe bouwontwikkelingen waar de gemeente de randvoorwaarden bepaald, zal maximaal op deze ambitie ingezet moeten worden door energieneutraliteit of energieleverende gebouwen te realiseren.
Doeleinde: checklist Warmtebron
Nieuwbouwprojecten kunnen bijdragen aan de energietransitie van omliggende bestaande bouw. De checklist geeft een indicatie of een ontwikkeling in theorie geschikt is voor een collectief warmtesysteem (Energiestrategie Haarlem, 2019)
Doeleinde: Warmtevoorziening via bodemwarmte
Om te voorzien in de benodigde warmtevraag wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een bodemwarmtevoorziening. Indien in de omgeving al een warmtenet aanwezig is waar op kan worden aangesloten heeft dit de eerste voorkeur. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt dit gemotiveerd. Bodemwarmtevoorzieningen moeten passen binnen eventueel aanwezige (lokale) bodemenergieplannen. (Routekaart aardgasvrij 2040, en Routekaart Versnelling Duurzaamheidsprogramma)
Klimaatadaptatie
Randvoorwaarde: Watertoets en watercompensatie
Een ontwikkeling mag niet leiden tot verslechtering van de waterhuishouding of een versnelde toename van de af-en aanvoer van water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden op naastgelegen percelen / gebieden en er wordt rekening gehouden met de gewenste stroombaan van het hemelwater. De watertoets is een wettelijke verplichting bij planvorming en moet uitwijzen of/hoeveel gecompenseerd dient te worden. Het watersysteem wordt robuust ingericht met waterbergings- en afvoermogelijkheden conform de watertoets.
Doeleinde: Toekomstbestendig watersysteem
Het extra hemelwater wordt zoveel bovengronds geborgen en afgevoerd naar open water. Bij nieuwbouw wordt een toekomstbestendig watersysteem aangelegd met voldoende waterbergingscapaciteit. Dat houdt concreet in dat de ontwikkeling minimaal 70 mm water per m2 moet kunnen bergen op eigen terrein gedurende in een etmaal.
Doeleinde: Aanpak droogte en hittestress
Een gebiedsontwikkeling mag niet bijdragen aan een versnelde bodemdaling, verslechtering van waterkwaliteit en hittestress in bestaand stedelijk gebied.
Groen en Ecologie
Randvoorwaarde: Natuurtoets en compensatiemaatregelen ecologie
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet deze met een natuurtoets beoordeeld worden op ecologische effecten. Een quickscan ecologie maakt standaard deel uit van de uit te voeren onderzoeken. Deze quickscan kan als basis dienen voor een mitigatie- of compensatieplan in het kader van een ontheffingsaanvraag. Het ontwerp houdt rekening met uitkomsten van de quickscan en wordt hierop aangepast en past, als behoud niet mogelijk is, compenserende maatregelen toe. De compenserende maatregelen worden genomen voor de aangetroffen (beschermde) soorten. (o.a. Wet natuurbescherming 2017 en Ecologisch Beleidsplan 2013-2030, gemeente Haarlem)
Doeleinde: Natuurinclusief bouwen
Om een gezonde, aantrekkelijke en toekomstbestendige leefomgeving voor mens en dier te maken, moet de natuur een volwaardige plaats krijgen bij het ontwerpen van nieuwbouw en (openbare) ruimte hier omheen. Behoud en aansluiten op de bestaande ecologische waarden is uitgangspunt. Indien behoud niet mogelijk is, dienen in het bouwproject compensatiemaatregelen te worden getroffen. Daarnaast liggen er grote kansen voor bevordering van natuur binnen bouwprojecten d.m.v natuurinclusief bouwen.
Circulair bouwen en ontwikkelen
Randvoorwaarde: Milieu Prestatie Gebouwen (MPG)
Voor nieuwbouw dienen de waardes gehanteerd te worden conform bouwbesluit 2018. De Milieu Prestatie Gebouwen (MPG) geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. De MPG is bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning verplicht. Er geldt voor de MPG een maximum grenswaarde van 1,0. (Bouwbesluit 2018)
Doeleinde: verbeterde Milieu Prestatie Gebouwen
Het verhogen van de ambitie ten aanzien van de MPG is een concrete maatregel die bijdraagt bij aan deze doelstelling. Dat betekent dat waar mogelijk een lagere MPG-norm wordt voorgeschreven (hoe lager de norm, hoe beter de prestatie), te weten: 0,8
Doeleinde: Duurzame GWW
De Aanpak Duurzaam GWW helpt om op een uniforme en systematische manier de juiste processtappen te zetten. Door duurzaamheid te verankeren in de bedrijfsprocessen geven partijen binnen de GWW-sector op een zelfde manier invulling aan duurzaamheid in projecten en zijn verwachtingen vooraf duidelijk. De aanpak Duurzaam GWW wordt gevolgd voor planvorming, aanleg, aanbesteding, beheer en onderhoud. Van de private partijen die GWW aanleggen wordt gevraagd mee te werken aan deze aanpak. (Grondstoffenakkoord, Green Deal Duurzaam GWW 2.0)
Doeleinde: Registratie materialen
Bestaande stad is de grondstoffenmijn van de toekomst. Het opstellen van een materialenpaspoort en de registratie daarvan in het Madaster 7, of vergelijkbaar registratiesysteem, draagt bij aan het hergebruik van materialen. Het betreft een relatief eenvoudig uitvoerbare maatregel omdat het in de ontwerpfase wordt toegepast en geen uitvoeringskosten betreft.
Doeleinde: Toekomstbestendig ontwerpen
Flexibiliteit bieden voor functionele verandering op termijn kan hoge kosten en materiaalverspilling bij een herbestemming of woningaanpassing voorkomen. De woonvisie vraagt aandacht voor flexibiliteit en duurzaamheid. (Doorbouwen aan een (t)huis, Woonvisie Haarlem 2017 - 2020)
Doeleinde: Afvalinzameling integreren in ontwerp
De voorzieningen voor (gescheiden) inzameling van afval dienen bij de oplevering van nieuwbouwlocaties al op orde moeten zijn, zodat geen noodoplossingen worden ingezet. Daarom dienen voorzieningen zoals ondergrondse en inpandige containers in een vroege fase van het ontwerp geïntegreerd te worden.
Mobiliteit
Doeleinde: Stimuleren fiets en voetgangers door de bebouwing
Voor iedere nieuwe woning schrijft het Bouwbesluit 2012 voor om een eigen berging voor het stallen van fietsen en scootmobielen met een minimale oppervlakte te realiseren. Op grond van de gelijkwaardigheidsbepaling mag er op een andere manier aan worden voldaan dan is aangegeven. De "Beleidsregel bergingen nieuwe woongebouwen Haarlem 2018" geeft voorwaarden daar aan. Tevens wordt er bij woongebouwen rekening gehouden met levensloopbestendigheid (d.m.v. stalling voor scootmobielen).
Doeleinde: Stimuleren fiets en voetgangers door de openbare ruimte
Het aantal autoritten moet gereduceerd worden en het is de bedoeling dat er minder parkeerplaatsen in de openbare ruimte komen. Ook bij (ver)bouwprojecten moet dit principe leidend zijn. Bijvoorbeeld met een aantrekkelijke looproute naar de dichtstbijzijnde HOV-halte of NS-station, autoparkeren op afstand en voldoende en comfortabele fietsenbergingen of -stallingen die gemakkelijker bereikbaar zijn dan de parkeerplaatsen voor auto's.
Doeleinde Duurzaam mobiliteitsplan
Binnen de 'beleidsregels parkeernormen' is het mogelijk om gebruik te maken van een mobiliteitsplan. Het uitwerken van een locatie specifiek mobiliteitsplan is een goede methode om bij te dragen aan de duurzame mobiliteitstransitie én te voorzien in voldoende ruimte voor parkeren. Het mobiliteitsplan wordt opgesteld door de initiatiefnemer en kan elementen bevatten over bijvoorbeeld deelauto's, goede fietsontsluiting i.c.m. nabijheid en OV etc.
Doeleinde: Fietsparkeren in ontwerp
In het ontwerp moet er aandacht zijn voor het fietsparkeren voor bewoners, maar ook voor bezoekers. Slimme locaties, goed bereikbaar en zeer comfortabel waardoor gebruikers verleid worden de fiets te verkiezen boven de auto. Een goede integratie van (voldoende) fietsparkeren in het ontwerp moet als doel hebben de ruimtelijke kwaliteit vergroten én om het gebruik van de fiets te stimuleren.
Voor de beoogde herontwikkeling van het Koepelterrein wordt op diverse wijzen ingezet op duurzaamheid en energie.
Het rijksmonument De Koepel wordt behouden en hergebruikt. Het behoud en hergebruik van monumentale en bestaande gebouwen is per definitie duurzaam. Derhalve worden de aanwezige bewaarderswoningen en De Vest - ondanks het ontbreken van een monumentale status - wel als zodanig behandeld. De bestaande gebouwen worden nageïsoleerd. Ook het dak van De Koepel wordt geïsoleerd. De beglazing wordt vervangen door isolatieglas.
De Filmkoepel gaat in het interieur onderdelen opnemen uit het gevangeniscomplex.
Naast het streven naar het maximaal hergebruik van de bestaande gebouwen en materialen zal bij de keuze van nieuwe materialen hun ecologische footprint een belangrijke rol spelen.
In de huidige situatie zijn op het voorplein 45 auto parkeerplaatsen met een 12-tal bomen. Verder op het terrein is alleen de tuin van de directeurswoning uitbundig groen ingericht. Het gehele terrein is sterk versteend.
In de nieuwe situatie zal het gebied een binnenstedelijk klimaat kennen. Bij de uitwerking van de buitenruimte wordt sterk ingezet op een passende vergroening, inclusief nieuwe bomen van formaat. Ook de gebouwen zelf worden ingezet voor groen, met groene daken en gevelbegroeiing.
Dit heeft niet alleen positief effect op hittestress maar draagt ook bij aan vertraagde hemelwater afvoer. Naast het groen worden de daken ook ingezet voor het plaatsen van PV-panelen.
Bij de uitwerking van de gebouwen en de buitenruimte wordt gestreefd naar regenwater infiltratie op het terrein. Daarbij kan gedacht worden aan open bestrating, groen, goten en kolken en grindkorven onder hwa's. Het afvoersysteem wordt zodanig aangelegd dat het later is te koppelen aan de toekomstige 'groene' of 'blauwe' gracht ter plaatse van de Papentorenvest.
Het Koepelterrein wordt gasloos. Er worden verschillende concepten onderzocht voor een duurzame energievoorziening op het terrein. Het streven daarbij is een centrale voorziening voor het hele terrein. De verschillen in warmte-koude behoefte en in gebruikstijden tussen woningen enerzijds en de voorzieningen anderzijds kunnen dan optimaal benut worden. De meest kansrijke technieken zijn een warmte-koude opslag in de bodem of een aansluiting op een warmtenet. De voorziening wordt gecombineerd met PV panelen op de daken. De openbare gebouwen in het plan worden voorzien van een LED-verlichting.
Het realiseren van academisch onderwijs, een bioscoop (Filmkoepel) en horeca zorgt voor een dusdanige impuls in het Scheepmakerskwartier dat duurzaam geïnvesteerd kan worden in de openbare ruimte. Water en groen verhogen de leefbaarheid in een wijk en voorkomt hittestress.
Studenten brengen levendigheid met zich mee. Het stimuleert in belangrijk mate de economie.
Het maakt een buurt divers, dynamischer en gezonder.
Voor het koepelterrein en haar functies is een mobiliteitsplan opgesteld dat deel uitmaakt van de parkeerbalans.
Er zijn goede OV verbindingen en er wordt veel aandacht besteed aan het stallen van voldoende fietsen. Op het terrein is een fietsenmaker aanwezig en kunnen fietsen gehuurd worden.
Door de verschillende (dag- en nacht) functies op het parkeerterrein is dubbelgebruik van parkeerplekken mogelijk. Zo kan het aantal benodigde parkeerplekken beperkt worden en ontstaat er een efficiënt gebruik van de parkeerkelder.
We leven in een snel veranderende maatschappij op het gebied van mobiliteit. Naar verwachting zullen steeds meer mensen vaker een auto delen of zullen minder vaak een auto hebben of gebruiken. Zeker in binnen- of hoogstedelijke omgevingen valt een afname van autogebruik te verwachten.
Onderzocht wordt of op het terrein van De Koepel bronnen kunnen worden geslagen voor een WKO installatie. Het gehele complex wordt gasloos uitgevoerd. Daarnaast worden alle woningen op het koepelterrein compact uitgevoerd (tussen de 20 - 25 m2 GBO). Dat betekent per huishouden beperkt materiaalgebruik tijdens de bouw en minimaal energie-verbruik in de gebruiksfase.
De Koepel is een project dat anticipeert op de toekomst en de wensen van de toekomstige gebruikers. Deze liggen niet zozeer op het vlak van automobiliteit en parkeren maar meer op leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, functionele verblijfsruimte en toegankelijkheid voor voetgangers en fietsers. Te hoge parkeernormen en bouwen voor de leegstand zijn achterhaald, zo blijkt ook al in andere steden. Met het mobiliteitsplan van BonoTraffics (bijlage 9) wordt ingespeeld op de toekomstige behoeften en wordt een stap gezet richting een leefbare en toegankelijke stad.
Parkeren
Aan de hand van de vastgestelde parkeernormen per functie is de totale parkeervraag voor de voorgenomen ontwikkeling berekend. Daarnaast is het parkeeraanbod bepaald. Het parkeeraanbod bestaat uit 187 parkeerplaatsen in de te realiseren parkeergarage en 20 parkeerplaatsen, (tijdelijk) voorzien op het voorterrein. Het totale parkeeraanbod bestaat daarmee uit 207 parkeerplaatsen.
Door BonoTraffics is de totale parkeervraag afgezet tegen het aanbod. Hierbij is het theoretische overschot op de verschillende momenten aangegeven. Op alle momenten is er sprake van voldoende parkeerplaatsen. Dit is weergegeven in onderstaande tabel:
In het onderzoek van BonoTraffics (bijlage 9) is een toelichting gegeven op de parkeernormen, de parkeervraag en is beschreven hoe de parkeerbehoefte wordt gefaciliteerd.
Fietsparkeren
Op basis van de richtlijnen van het CROW is een indicatie gegeven van het aantal benodigde fietsenstallingen in het plangebied. Omdat sprake is van dubbelgebruik van fietsparkeerplaatsen én de voorzieningen van de Koepel veel gebruikt zullen worden door de bewoners van de Koepel, zijn bij optimaal dubbelgebruik 357 stallingsplaatsen nodig. Echter is door de verspreiding van verschillende stallingmogelijkheden op het terrein van de Koepel het dubbelgebruik niet altijd optimaal mogelijk. Er wordt daarom een marge in het aantal stallingen aangehouden. In het plan worden circa 400 stallingsplaatsen gerealiseerd. Met deze circa 400 goed geplaatse en goed toegankelijke publieke stallingsplaatsen, naast de 350 te realiseren fietsplaatsen bij de woningen, wordt de vraag naar fietsparkeerplaatsen op elk moment ruimschoots gefaciliteerd.
Ontsluiting
De ontsluiting van De Koepel (voor het autoverkeer) moet bekeken worden in samenhang met de gemeentelijke plannen voor de omliggende wegenstructuur. In de ontwikkelvisie Spaarnesprong is onder andere de wens uitgesproken om de Catharijnebrug af te sluiten voor (doorgaand) autoverkeer. Hiermee kan de Papentorenvest maar ook de Gedempte Oostersingelgracht worden ontlast. Het verblijfskarakter van de Papentorenvest kan hiermee worden vergroot en mogelijk kan invulling worden gegeven aan de wens om de gracht terug te brengen in de Papentorenvest. Voorlopig wordt wat betreft de ontsluiting van De Koepel uitgegaan van de bestaande situatie maar er wordt rekening gehouden met de wensen voor de toekomst.
Ontsluiting en gebruik voorterrein
Voorlopig blijft het voorterrein afgesloten met een slagboom. Daarnaast is op het voorterrein ruimte om te laden en te lossen.
Het voorterrein van De Koepel wordt voorlopig via de bestaande aansluiting op de Harmenjansweg ontsloten. Als op langere termijn invulling wordt gegeven aan de gemeentelijke wensen ten aanzien van de Papentorenvest (afwaarderen en terugbrengen gracht) wordt het voorterrein afgewaardeerd naar een plek waar alleen nog ruimte is voor logistiek verkeer (expeditie, laden / lossen), kiss&ride en parkeren voor gehandicapten. Hierbij wordt bekeken hoe het terrein wat betreft inrichting beter aan kan sluiten op de wensbeelden voor de Papentorenvest.
Ontsluiting parkeergarage
De ontsluiting van de parkeergarage loopt via het Oostvest en de Papentorenvest. Om de ontsluiting vanuit De Koepel op het Oostvest zo veilig mogelijk te maken wordt het Oostvest gedeeltelijk verlegd/uitgebogen in oostelijke richting. Hiermee ontstaat vanuit de garage voldoende zicht op het verkeer en de voetgangers op het Oostvest. Het verleggen van de rijbaan van het Oostvest gaat naar verwachting ten koste van circa 5 parkeerplaatsen op het daar gesitueerde terrein. Recent parkeeronderzoek geeft aan dat het terrein op een werkdagmiddag en -avond voldoende restcapaciteit (8pp) biedt om het verlies van circa 5 parkeerplaatsen op te vangen.
Het verkeer vanuit de parkeergarage kan vooralsnog alleen rechtsaf slaan de Papentorenvest op. Linksaf (doorsteek door de middenberm) is niet mogelijk in verband met de benodigde opstelruimte en aanwezige opstelstroken voor de verkeerslichten. Om verkeer vanuit de garage een goede routing te bieden richting Gedempte Oostersingelgracht wordt op de Papentorenvest een keermogelijkheid gerealiseerd ten noorden van de opstelstroken voor de verkeerslichten.
Het wegprofiel herbergt voldoende ruimte (in de breedte) om het keren mogelijk te maken. De exacte locatie en het ontwerp van de keermogelijkheid en het toeleidende wegprofiel moet nader uitgewerkt worden. Hierbij staan de veiligheid van het verkeer en het behoud van zoveel mogelijk parkeerplaatsen centraal. De realisatie van de keermogelijkheid gaat ten koste van een aantal parkeerplaatsen. Er is echter nog restcapaciteit aanwezig op de Papentorenvest (circa 10 pp op de noordelijke rijbaan) waarmee dit verlies aan plekken kan worden opgevangen.
Verkeer op de Papentorenvest (vanuit westelijke richting) kan niet het Oostvest oprijden richting garage. Dit verkeer zal moeten omrijden via de Harmenjansweg. Eventueel kan een doorsteek worden gemaakt voor dit verkeer (linksaf door de middenberm t.h.v. het Oostvest). Naar verwachting is deze verkeersstroom echter beperkt (het grootste deel van het verkeer is georiënteerd op de richting Gedempte Oostersingelgracht). Aanvullende voorzieningen voor het linksafslaande verkeer zijn daarom naar verwachting niet direct nodig.
In een later stadium, wanneer de gemeentelijke wensen ten aanzien van de Papentorenvest worden gerealiseerd (knip Catharijnebrug en gracht terug in het profiel), kan de garage via het Oostvest rechtstreeks ontsluiten op de Papentorenvest (zowel linksaf - als rechtsaf is dan mogelijk). Het verkeersaanbod op de Papentorenvest zal dan zeer beperkt zijn. Een andere mogelijkheid is een rechtstreeks aansluiting op de Gedempte Oostersingelgracht. Dit laatste is sterk afhankelijk van de gemeentelijke plannen met betrekking tot de Gedempte Oostersingelgracht en de mate waarin afwaarderen van deze weg mogelijk is.
In totaal worden 187 parkeerplaatsen gerealiseerd op het eigen terrein van de ontwikkeling. Door BonoTraffics is de totale parkeervraag afgezet tegen het aanbod. Daar waar de normen onvoldoende specifiek zijn of niet genoeg houvast bieden zijn de richtlijnen van het CROW gehanteerd. Op alle momenten is sprake van voldoende parkeerplaatsen. Daarmee kan geconcludeerd worden dat voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor de beoogde ontwikkeling en de ontwikkeling in overeenstemming is het met het vigerende parkeerbeleid.
Daarnaast worden ook voldoende fietsparkeerplekken gerealiseerd en blijkt uit het onderzoek dat de beoogde ontwikkeling zowel vanaf het voorterrein als vanaf de parkeergarage passend kan worden ontsloten.
Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders worden in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl. De resultaten van het doorlopen van dit proces van afstemming zijn weergegeven in deze waterparagraaf. Deze paragraaf benoemt de waterbeheerder, beschrijft het relevante beleid en het huidige watersysteem en gaat in op de effecten daarop van ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Het hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheerfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.
Sinds 22 december 2009 is de nieuwe Waterwet van kracht. Deze nieuwe Waterwet regelt het beheer van grond- en oppervlaktewater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op basis van deze wet is in december 2009 het Nationaal Waterplan vastgesteld.
In het Nationaal Waterplan worden antwoorden geformuleerd op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer voor Nederland.
Waterbeheerplan Rijnland
In het Waterbeheerplan 2016 – 2021 geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna te noemen: Rijnland) zijn ambities aan en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De vier hoofddoelen zijn [1] waterveiligheid, [2] voldoende water, [3] schoon en gezond water en [4] waterketen.
Bij het doel 'waterveiligheid' wordt gestreefd naar het beschermen tegen overstromingen, gevolgbeperking en het voorbereiden op eventuele calamiteiten. Bij voldoende water wordt gestreefd naar juiste waterpeilen, instandhouding van het watersysteem, voorkomen van wateroverlast en voldoende zoetwater. Bij schoon en gezond water wordt gestreefd naar het verminderen van watervervuiling, ecologisch beheer en onderhoud, het realiseren van schone meren, plassen en natuurgebieden en schone en veilige zwemwaterlocaties. Bij het doel waterketen wordt gestreefd naar het op een doelmatige wijze verwerken van afvalwater en het verduurzamen van de verwerking van afvalwater en het optimaal hergebruiken van afvalwater.
Het Waterbeheerplan 2016 – 2021 van Rijnland is te vinden op www.rijnland.net.
Rijnlands Keur en Beleidsregels
Rijnland dient haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder adequaat te
kunnen uitvoeren. De “Keur” is een verordening van de waterbeheerder met juridisch
bindende regels (gebod- en verbodsbepalingen). Zo zijn werken en werkzaamheden in
en bij waterkeringen (dijken, kaden, duinen) en watergangen (sloten, vaarten, plassen)
zonder of in afwijking van een vergunning op grond van de Keur niet toegestaan. Ook
het aanbrengen van verhard oppervlak (bebouwing, bestrating) en het onttrekken van
grondwater zijn in veel gevallen vergunningsplichtig.
In de “Beleidsregels” die bij de “Keur” horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De “Keur en Beleidsregels” van Rijnland zijn te vinden op www.rijnland.net.
Rijnlands beleid Riolering en afvalwaterzuivering
Rijnland geeft de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater. Naast een
voorkeursvolgorde voor afvalwater geldt voor de behandeling van hemelwater de zorgplicht.
Rijnland geeft daarbij de voorkeur aan brongerichte maatregelen boven 'end-of-pipe'
maatregelen.
Hierbij geldt de volgende toelichting. 'Hemelwater kan de capaciteit van riolering en zuivering aanzienlijk belasten. Dat is niet wenselijk en vaak ook niet nodig. Zeker bij nieuwbouw ontwikkelingen is het gescheiden aanbieden van hemelwater en afvalwater vaak een doelmatige maatregel. Rijnland volgt hierbij een de voorkeursvolgorde (rijksbeleid), waarbij vooropstaat het voorkomen van het ontstaan van afvalwater. Als er afvalwater is het zoveel mogelijk beperken van verontreiniging en waar mogelijk afvalwaterstromen scheiden. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). De uiteindelijke afweging wordt lokaal gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat'.
Het te lozen hemelwater mag geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater veroorzaken. Maatregelen om dit te bereiken zijn duurzaam bouwen, infiltratie, het toepassen van berm- of bodempassage en straatkolken met extra voorzieningen. Als ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of- als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel.
Integraal Waterplan Haarlem
De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal
Waterplan Haarlem vastgesteld en in 2014 geactualiseerd. Centrale doelstelling van
het Integraal Waterplan is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig
en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor
gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om
ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering
(hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking
van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater
nodig.
Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.
Gemeentelijk Rioleringsplan
Het GRP is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer
(incl. financiën) en de visie op riolering voor de langere termijn worden beschreven.
Met het GRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen
in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente
invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het GRP wordt
het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. Er zijn vier doelstellingen
voor het GRP van toepassing, te weten:
Compensatieregeling
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een
eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied
toeneemt, zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar
als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap
van Rijnland stellen als richtlijn dat - indien gebouwd wordt en hierbij meer dan
500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van
de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van oppervlaktewater.
Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van het rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt. Tevens onderschrijft het Waterplan de noodzaak op het vlak van baggeren, afkoppelen, saneren overstorten, inrichten natuurvriendelijke oevers, en afkoppelen schone verharding, en het creëren van extra open water ter compensatie van toegenomen verharding.
Compensatieregeling
Een uitwerking van de watertoets voor de gemeente Haarlem is de compensatieregeling.
Bij een aanwijsbare toename van het verhard oppervlak zullen waterhuishoudkundige
maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van toename verharding
te voorkomen. Indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak, dient 15% van de toename
verharding als oppervlaktewater te worden aangebracht.
In voorliggend plan is geen sprake van een toename aan verharding van meer dan 500 m2. Het projectgebied is op dit moment voor het overgrote deel reeds verhard met bebouwing en parkeerterrein. In de nieuwe situatie wordt zelfs meer groen (onverhard) toegevoegd dan in de huidige situatie het geval is. Er hoeft geen water gecompenseerd te worden.
Oppervlaktewater
Binnen het projectgebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het open water dat nabij
het projectgebied ligt, betreft het Spaarne aan de noordwest en zuidwestelijke kant
van het projectgebied. Overeenkomstig het Rijnlands Keur moet aan weerszijden van
de watergangen een obstakelvrije strook grond aanwezig zijn met een breedte van 5
meter ten behoeve van het uitvoeren van het onderhoud aan en ter bescherming van het
profiel van de watergangen, alsmede voor de inspectie. Het projectgebied ligt op meer
dan 80 meter van het Spaarne en vormt daarmee geen belemmering.
Grondwater
De grondwaterstanden in Haarlem zijn over het algemeen vrij hoog. Om grondwateroverlast
te voorkomen zijn dan ook onder een groot aantal wijken drainagesystemen aangelegd.
Deze systemen hebben grote invloed op het functioneren van het lokale grondwatersysteem.
In voorliggend plan wordt een kelder gegraven onder de Koepel en wordt een parkeergarage gerealiseerd onder een groot deel van het plangebied. Hiervoor wordt in overleg met Rijnland middels een geohydrologisch onderzoek onderzocht of een vergunning of melding noodzakelijk is het voor het tijdelijk onttrekken van grondwater.
Waterketen
Het projectgebied en haar omgeving heeft een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt zowel
het afvalwater als regenwater verzameld en naar de rioolzuivering gevoerd. Dit betekent
dat de mogelijkheden voor het afkoppelen van schone verharding goed onderzocht en
benut moeten worden. Bij het afkoppelen van verharding zullen tevens maatregelen ter
voorkoming van uitloging door bouwmaterialen (voornamelijk zink en lood) genomen moeten
worden. De gemeente neemt afkoppelkansen mee in de uitwerking van het basisrioleringsplan
voor het gebied.
Afkoppeling verhard oppervlak
Enkele malen per jaar treden bij piekbelasting (extreme regenbuien) riooloverstorten
in werking. Aangezien dit de waterkwaliteit niet ten goede komt, stimuleert het Hoogheemraadschap
van Rijnland het afkoppelen van verharde oppervlakken. Dit is in lijn met de gezamenlijke
doelstelling van het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen om het water eerst
vast te houden, dan te bergen en vervolgens af te voeren. Voor het afkoppelen van
wegen en overig verhard oppervlak hanteert Rijnland de 'Beslisboom aan- en afkoppelen
verharde oppervlakten' van de Werkgroep Riolering West-Nederland als richtlijn. Bij
het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)bouwactiviteiten
hanteren Rijnland en de gemeente Haarlem de uitgangspunten van nationale pakketten
duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen. Van belang is bijvoorbeeld het uitgangspunt
dat bij de bouw de toepassing van uitloogbare metalen zoveel mogelijk voorkomen dient
te worden zodat minder verontreinigde stoffen in het watersysteem terecht komen.
Conform geldend beleid van het Hoogheemraadschap en het vGRP 2018 is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen, zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Er wordt in ieder geval een gescheiden rioolstelsel aangelegd en aangeboden. Daarnaast worden een aantal ruimtelijke ingrepen uitgevoerd die bijdragen aan de gewenste manier van afkoppelen van hemelwater.
De openbare ruimte wordt allereerst zo ingericht dat er ook bij extreme regenval geen water in de woningen en gebouwen loopt. Daarnaast wordt de maaiveldinrichting gericht op het optimaal bergen en vasthouden van hemelwater alvorens het wordt afgevoerd op het boezemsysteem (aanpak klimaatuitdaging vGRP 2018 - 2023). Het zo lang mogelijk bergen en vasthouden van hemelwater op eigen terrein kan met name in de vorm van groene plekken en boomspiegels binnen het terrein en op het voorplein die bij regenbuien tijdelijk kunnen vollopen (wadi). Middels drains of goten kan het water vervolgens afstromen en op het oppervlaktewater worden afgevoerd. Daarnaast kan gedacht worden aan open bestrating, kolken en grindkorven onder hwa's.
Een beleidswens is het creëren van een watergang in de Papentorenvest. Het gescheiden afvoersysteem wordt zodanig aangelegd dat het hemelwater later is te koppelen aan de toekomstige 'groene' of 'blauwe' gracht ter plaatse van de Papentorenvest.
Groene daken, daken bedekt met beplanting, kunnen bijdragen aan het vertraagd afstromen van hemelwater op het maaiveld. Hiermee kunnen groene daken een bijdrage leveren aan de doelstellingen in het vGRP.
In voorliggend plan worden daken zoveel mogelijk benut voor vergroening dan wel voor opwekking van zonne-energie. Het realiseren van groene daken zorgt voor een waterbuffering en een afkoppeling van regenwater (vertraagde afvoer). Ook zorgt een groen dak voor verkoeling en biedt het de mogelijkheid om een bijdrage te leveren aan de natuur in de stad. Ook op maaiveldniveau wordt daar aandacht besteed door zoveel mogelijk van het openbaar gebied als groen in te richten.
Waterspreekuur Rijnland
Het plan is op 16 september 2019 voorgelegd aan Rijnland tijdens het wateroverleg met gemeente Haarlem. Hier is besproken dat aandacht besteed moet worden aan het afkoppelen van verhard oppervlak en dat aangegeven moet worden op welke wijze in dit plan hiermee omgegaan wordt. In bovenstaande paragraaf is dit helder aangegeven.
In paragraaf 2.1.1 is de historische schets opgenomen.
De gehele projectlocatie is gelegen binnen beschermd stadsgezicht. In de door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg opgestelde beschrijving van het beschermd stadsgezicht is aangegeven dat in het algemeen het patroon van straten en waterlopen in samenhang met de schaal en de bebouwing van belang is. Meer specifiek is voor (de omgeving van) de projectlocatie het volgende opgenomen: "Kenmerkend voor dit deel van het beschermd stadsgezicht is dat de opbouw ervan tamelijk eenvoudig is en in sterke mate bepaald wordt door de loop van de rivier. Hoofdelement is de oostelijke uitleg van de (dijk-)straat evenwijdig aan de rivier, die buiten de stad doorliep als dijkweg naar Amsterdam. Aan de rivier is over een grote lengte een kade met zelfstandige bebouwing ontstaan (...). Ten noorden van de Amsterdamse Poort, de enig resterende poort van de middeleeuwse ommuring, blijft het stedelijk gebied beperkt tot de smalle strook direct langs de rivier (...). De bajonet in de Scheepmakersdijk is ruimtelijk zeer sprekend. De bijzondere plaats van het westelijk einde vand e Scheepmakersdijk als smalle landtong tussen rivier en Papentorenvest is als gevolg van de demping van een groot deel van die vest, de verwijdering van de brug naar de Koudenhorn en de sloop van de destijds op de punt gesitueerde molen duidelijk verzwakt, maar toch nog wel herkenbaar".
In het plangebied zijn verschillende bouwwerken die vanwege hun cultuurhistorische betekenis bescherming genieten.
Monumenten
In het plangebied bevinden zich de volgende rijksmonumenten:
De monumenten zijn met de aanduiding orde-1 op de verbeelding weergegeven.
Beeldbepalende bouwwerken
Het plangebied telt diverse beeldbepalende bouwwerken, ouder dan vijftig jaar, die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. De toegevoegde waarde van deze bouwwerken heeft niet alleen betrekking op de aanwezigheid binnen het beschermd stadsgezicht, maar ook op individuele architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de bouwwerken. Dit betreft het Huis van Bewaring (De Vest) en de bijbehorende bewaarderswoningen. Bij beeldbepalende gebouwen dienen de specifieke waarden van het pand, zoals opgenomen in de redengevende omschrijving (zie Bijlage 2) behouden te blijven. Bij verbouwing heeft een restauratieve aanpak van de gevels en de kap de voorkeur. De gebouwen zijn met de aanduiding orde -2 op de verbeelding weergegeven.
Bouwhistorie
Het Huis van bewaring en de bewaarderswoningen zijn niet alleen beeldbepalend, maar ook bouwhistorisch waardevol. Reeds in 2009 heeft het ministerie van VROM een zogenaamd 'demarcatierapport PI DE Vest' opgesteld, waarin de bouwhistorische waarden zijn beschreven. Met dit onderzoek is aan de in artikel 6 'Waarde- bouwhistorie' gestelde eis tot doen van onderzoek naar de bouwhistorische waarden voldaan.
De gebouwen zijn voorzien van de dubbelbestemming Bouwhistorie op de verbeelding.
Afbeelding: waarderingskaart cultuurhistorische waarden
De Nota Ambities en Eisen Herontwikkeling Koepel Haarlem van 14 juli 2016 formuleert zeven kernkwaliteiten die het complex kenmerken en die als uitgangspunt moeten dienen voor behoud en transformatie van de voormalige strafgevangenis, het monumentale complex 'De Koepel'. Hiertoe behoort het ronde cellengebouw met bijbehorende directie- en bewaarderswoningen, inclusief hekwerken en de gevangenismuur. Voorts is er op het terrein als bebouwing met hoge cultuurhistorische waarde het later gerealiseerde Huis van Bewaring, bekend als de Vest, met bijbehorende bewaarderswoningen en directeurswoning.
Ten aanzien van de aanwezige cultuurhistorische waarden geldt als grondgedachte, dat nieuwe waarden op een respectvolle wijze kunnen worden toegevoegd. In deze paragraaf wordt beschreven om welke kernkwaliteiten en cultuurhistorische waarden het gaat en welke impact de voorgenomen ontwikkeling hierop heeft, of hoe de ontwikkeling hierop inspeelt. Hierbij geldt dat de uiteindelijke uitwerking op onderdelen pas in een later stadium zal volgen, net als de uiteindelijke toetsing op grond van de Erfgoedwet.
De zeven geformuleerde kernkwaliteiten zijn:
Icoonwaarde
De Koepelgevangenis heeft een sterke iconische waarde voor het stadssilhouet. Deze icoonwaarde geldt het sterkst op grote afstand van het complex en neemt af naarmate men het gebouw dichter nadert. De nieuwbouw op het terrein krijgt een variatie aan bouwhoogtes, reagerend op de directe context, de bestaande woningen aan de noordzijde en de compositie en zichtlijnen aan de zuidzijde. De zichtlijnen vanuit de stad naar de Koepel, maar ook de zichtlijnen vanuit de Koepel naar de stad, zorgen ervoor dat het monumentale complex vanaf maaiveldniveau niet 'verdwijnt' achter de nieuwbouw, maar juist continu in verbinding staat met de stad. De maximale bouwhoogtes zijn dusdanig, dat het stadssilhouet op afstand niet wordt verstoord. De icoonwaarde is daarmee op stedenbouwkundig niveau voldoende gewaarborgd.
Hoofdstructuur (bestaande routing en assenkruis)
De hoofdingang van het Koepelterrein bevindt zich aan de noordzijde. Verder zijn er geen toegangen tot het ommuurde terrein. Bij de hoofdentree vormen de directeurswoningen aan weerszijden van het centrale administratiegebouw een monumentale en statige façade. Het voorplein versterkt de monumentaliteit van de gevelwand en zoekt tegelijkertijd aansluiting van het complex bij de omgeving. Vanaf het voorplein loopt de centrale route door het administratiegebouw via een nu verdwenen lage tussengang naar het cellengebouw. De as van de hoofdentree eindigt in de navel van de koepel en splitst zich daar uit in een volledig assenkruis waarop de overige toegangen tot het cellengebouw zijn geplaatst. Het zelfstandig functionerend Huis van bewaring De Vest kende een eigen entree met vergelijkbare symboliek (voorplein, voorgebouw, tussenzone, cellengebouw) langs de Oostvest.
Impact op hoofdstructuur
Het stedenbouwkundig plan voorziet in drie heldere en herkenbare toegangen tot het
terrein: de formele hoofdingang, de nieuw toegevoegde conceptuele ingang vanaf de
Papentorenvest en een informele ingang aan de oostzijde, waaronder de entree voor
de parkeergarage.
De impact op de bestaande hoofdstructuur en routing is voornamelijk aanwezig in de toevoeging van de twee nieuwe entreezones. Door de drie ingangen elk een sterk eigen karakter en wisselende formaliteit te geven, ontstaat er een hiërarchie in de entrees. Tegelijk wordt de bestaande formele routing zoals die uit het gebruik van de gevangenis bestond, inclusief de sterk symbolische route via het administratiegebouw naar de Koepel zelf, gehandhaafd. De hoofdstructuur van routing en ontsluiting wordt met dat uitgangspunt voldoende gewaarborgd.
Conceptuele entree
De conceptuele entree aan de Papentorenvest is een opening in de monumentale muur.
Hier wordt een enkele doorgang in de muur gemaakt, die zich in het verlengde van de
nieuwe brug over de toekomstige (groene of blauwe) gracht bevindt en die een heldere,
kleinschalige en verfijnde ingreep in de gevangenismuur vormt. Deze ingreep moet in
verhouding staan tot de monumentale muur en geen aantasting vormen op haar karakteristieke
geslotenheid. De entree sorteert voor op de toekomstvisie voor de Papentorenvest.
Het conceptuele karakter speelt in op het uitgangspunt van de muur als gesloten doorgaande
wand, waarbij de ingang op informele wijze toegang biedt tot het terrein. Vanuit erfgoed
is er een positieve grondhouding ten aanzien van dit uitgangspunt.
Voorplein en besloten binnenterrein
Het voorplein is van oorsprong een zachte, groene overgangszone tussen het vrije leven in de stad en de gesloten binnenwereld van de gevangenis. De formele entreepartij met administratiegebouw en directeurswoningen aan weerszijden vormt de monumentale overgang tussen openbaar voorplein en het gesloten binnenterrein dat erachter ligt.
Dit gegeven wordt in het stedenbouwkundig plan opgepakt door het openbare voorplein een groen karakter te geven, dat in die zin afwijkt van de doorlopende stadsvloer met accenten zoals die op het binnenterrein wordt gelegd. Deze nieuwe stadsvloer maakt het binnenterrein onderdeel van de openbare ruimte in de stad; het is niet langer besloten. De trappartij rechts van het administratiegebouw is een duidelijke nieuwe toevoeging die het binnenterrein direct op het voorplein en de rest van de stad ontsluit; de trappartij hoort onmiskenbaar bij het nieuwe gebruik van het complex.
Naast het renoveren van de bestaande gebouwen wordt er ruim 9.000 m2 nieuwbouw binnen het terrein gerealiseerd, voor woningen en voorzieningen. Dit betekent dat er een aanzienlijke bouwvolume naast de monumenten moet worden ingepast, globaal evenveel als dat er nu op het terrein aan latere uitbreidingen staat. In tegenstelling tot de bestaande situatie zal de nieuwbouw vooral ruimte laten voor de monumenten. De prioriteit wordt daarbij gegeven aan de Koepel als het centrale middelpunt, deze komt geheel vrij te staan. Door de muur aan binnenzijde op strategische punten 'op te dikken' met de nieuwbouw, vindt een taillering van de openbare ruimte rondom de Koepel plaats. Door het toevoegen van groen wordt de stenige wereld van het binnenterrein verzacht.
De karakteristieke beslotenheid van het binnenterrein wordt sterk belichaamd in de aanwezigheid van de monumentale ringmuur. Deze wezenlijke fysieke eigenschap van de muur, dat zij het terrein afzondert, kan niet ondergeschikt worden gemaakt aan de ambitie om het koepelterrein te openen. De ringmuur is in het stedenbouwkundig plan daarom opgepakt als constante, een vast gegeven waar vanuit de nieuwbouw en de toegankelijkheid naar het binnenterrein zich ontwikkelt. Naar buiten toe blijft de muur sterk aanwezig en ook grotendeels gesloten. Juist omdat de gesloten karakteristiek van de muur als helder uitgangspunt voor het ontwerp wordt genomen, blijft deze kernkwaliteit gewaarborgd, zonder dat dit ten koste gaat van de toegankelijkheid of het publiek maken van het terrein.
Monumentale en waardevolle gebouwen en bouwwerken
Voor de restauratieve werkzaamheden aan de Koepel zelf (het ronde cellengebouw) en de ingrepen die noodzakelijk zijn voor de nieuwe gebruiksfunctie, zoals akoestische maatregelen en klimaatregulatie, is reeds vergunning afgegeven. Voor de fysieke transformatie van de monumentale gebouwen heeft eveneens de afweging ten aanzien van de aantasting van de monumentwaarden al plaatsgevonden. Hierbij is ook de impact op het kathedrale effect binnenin de Koepel, de architectonische en ruimtelijke inpassing van de inbouw, het assenkruis, de omgang met monumentale details en de uiterst subtiele kleurtoepassing in het monumentale interieur gewogen en getoetst. Het stedenbouwkundige plan doet hierover dan ook verder geen uitspraken.
De gebouwen behorend bij de Vest worden met zorg voor de cultuurhistorische waarden getransformeerd. De ringmuur en de diverse tuinhekken rondom de directeurswoningen zijn op zichzelf staande Rijksmonumenten en als dusdanig onderdeel van het stedenbouwkundige plan. Op deze onderdelen zal bij de nadere planuitwerking getoetst worden aan de Erfgoedwet.
Belevingswaarde, emotionele waarde (sociaal/maatschappelijk)
Met de herontwikkeling van het monumentale gevangenisterrein gaat onherroepelijk een deel van de belevingswaarde van het complex verloren. Dat is inherent aan het herbestemmen van een complex met zo'n specifieke oorspronkelijke en gesloten functie. Het stedenbouwkundig plan is geënt op de balans tussen open en dicht, toegankelijk en gesloten, waarbij de beleving van de muur als symbool voor de geslotenheid als centraal element is opgepakt. Het behoud van de muur als element waar men door- of overheen moet om het terrein te betreden is essentieel voor het behoud van een deel van de belevingswaarde. In hoeverre de belevingswaarde uiteindelijk behouden blijft, is bovendien sterk afhankelijk van de uitwerking op detailniveau, de materialisering en de fijnzinnigheid van het ontwerp. De uitgangspunten voor het stedenbouwkundig plan zoals die nu zijn vastgelegd bieden hiervoor ruim voldoende mogelijkheden.
Ten westen van het plangebied ligt Molen De Adriaan. De kortste afstand tussen de molen en het plangebied bedraagt circa 125 meter en loopt op naar circa 320 meter.
De oorspronkelijke molen dateert van omstreeks 1779, maar die werd in 1932 door brand verwoest. De molen werd in 1999-2002 herbouwd. De bijzondere hoogte is een gevolg van het feit dat de molen gebouwd is op een deel van de vestingwerken. Door deze hoogte is er zelfs in binnenstedelijk gebied sprake van een goede windvang. (Bron: molendatabase.nl; molenid 1163).
Ter bescherming van de windvang kan in bestemmingsplannen een zogenaamde molenbiotoop worden vastgelegd. Dit is een zone rond de molen waar geen nieuwe bouwwerken en beplantingen zijn toegestaan die de molen kunnen belemmeren in zijn windvang. Voor een molen die in goede staat is en een bijzondere plaats in het (stads)landschap heeft, geldt ook dat de molenbiotoop ter bescherming van de belevingswaarde van de molen fungeert. De belevingswaarde van een molen is groter wanneer de molen vrij in een ruimte staat waarin geen grootschalige objecten voorkomen.
Bestaande rechten bebouwingshoogte
De bestaande bebouwing van de Koepel en haar monumentale bijgebouwen vormen de hoogste gebouwen binnen het plangebied. De nieuwbouw wordt niet hoger dan 13,5 meter aan de zuidwest- en zuidoosthoek en maximaal 10 meter aan de noordkant en blijft daarmee onder de hoogste bestaande gebouwen. Er is daarmee geen sprake van een negatieve ontwikkeling uit oogpunt van de gewenste windvang.
Richtlijn bebouwingshoogte
Als richtlijn geldt dat voor een ongestoorde windvang voor de molen, de volgende bebouwingshoogten voor objecten die verder weg staan dan 100 meter moeten gelden:
Deze maten gaan uit van een molen op maaiveldniveau. Bij molen De Adriaan geldt dat deze zich bevindt op 12 meter hoogte. Die hoogte moet daarom worden opgeteld bij voorgaande maten. Gelet op de afstand van ruim 180 meter van de molen tot het plangebied wordt uitgegaan van 5 meter plus 12 meter = 17 meter. Het hoogteaccent van de nieuwbouw in het plangebied mag 17 meter hoog zijn. Hieraan wordt voldaan.
Molenbiotoopinventarisatie 2006
Uit de molenbiotoopinventarisatie 2006 van de Provinciale Molencommissie blijkt dat Molen De Adriaan (biotooprapport: 139A) nauwelijks sprake is van last van zijn omgeving. Hoogstens het gevangenisgebouw 'De Koepel' zal een merkbare invloed hebben.
Gezien het feit dat het plangebied aanzienlijk verder weg gelegen is, gaan we ervan uit dat de bebouwing daar nauwelijks van invloed zal zijn op de windvang.
Conclusie
Vanwege de volgende punten wordt geen molenbiotoop in dit bestemmingsplan opgenomen:
Hamaland Advies heeft in juni 2019 een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek voor de beoogde herontwikkeling van de locatie uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 10 van deze toelichting. Hieronder wordt een samenvatting van het onderzoek weergegeven.
Het totale onderzoeksgebied heeft een oppervlakte van ca. 1,7 ha. Telefonisch is door de opdrachtgever aangegeven dat de nieuwe funderingen tot maximaal 1,0 m-mv aangelegd zullen worden. De parkeerkelder wordt tot circa 3,0 m-mv gerealiseerd en de aan te leggen kelder onder De Koepel tot circa 6,0 m-mv. In het plangebied zal gebruik worden gemaakt van heipalen. Een palenplan is nog niet bekend.
Op grond van de archeologische beleidsadvieskaart van gemeente Haarlem kan herleid worden dat het plangebied een middellage archeologische verwachting (categorie 4) heeft. Hiervoor geldt conform het archeologisch beleid van de gemeente dat onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv en groter dan 2.500 m2. Het plangebied behoort tot een archeologisch monument (monumentnummer 13913) en een Rijksmonument (monumentnummers 513313, 513314, 513315, 513316, 513317, 513318, 513319 en 513320).
Conclusie bureauonderzoek
Op grond van de bestudeerde bronnen kan geconcludeerd worden dat het plangebied een
middelhoge verwachting heeft op archeologische resten uit de periode vanaf de Late
Middeleeuwen B (1250 n. Chr.) tot aan de Nieuwe Tijd B (1650 n. Chr.). Voor de periode
vanaf de Nieuwe Tijd B geldt een hoge archeologische verwachting voor het plangebied.
Archeologische vindplaatsen uit de Vroege Prehistorie, in de diepere ondergrond, kunnen
niet uitgesloten worden. Hiervoor geldt een lage archeologische verwachting. Vindplaatsen
uit andere periodes zijn hoogstwaarschijnlijk niet aanwezig door veenvorming en latere
turfwinning. Daarnaast heeft de bouw van de koepelgevangenis en bijgebouwen een aanzienlijke
bodemverstoring veroorzaakt binnen het plangebied. Onbekend is echter tot hoe diep
de bodem daadwerkelijk is verstoord.
Conclusie veldonderzoek
Uit het veldonderzoek blijkt dat in het plangebied onder een straatverharding van
beton, betonklinkers of betontegels een subrecente ophoging van gemiddeld 120 cm en
een stadsophoging van gemiddeld 60 cm uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd is.
De basis van het profiel wordt gevormd door een dik pakket rietzeggeveen (Hollandveen,
behorend tot de Formatie van Nieuwkoop). De top van het veenpakket is aangetroffen
op dieptes variërend van 210 cm-mv (boring 40) tot 260- cm-mv (boring 6), in NAP:
139 cm -NAP tot 189 cm - NAP. De top van het veen is her en verspit en veraard (geoxideerd),
wat erop duidt dat het tijdens de middeleeuwen aan de oppervlakte heeft gelegen en
ontgonnen is. De top van het veen is vervlakt en wordt afgedekt door een pakket grijze
of bruingrijze iets kalkhoudende klei met een gemiddelde dikte van 60 cm (afkomstig
uit de voormalige Haarlemmermeer of het IJ) waarin zich puinspikkels bevinden en soms
wat fijne schelpresten, (dierlijke) mest en humeuze insluitsels. Dit is in het veld
geïnterpreteerd als de oorspronkelijke ploegvoor uit de Late Middeleeuwen welke globaal
in de 14e en 15e eeuw gedateerd kan worden, op basis van de stratigrafische positie
en het afdekkende pakket. Deze wordt op zijn beurt weer afgedekt door een gemiddeld
50 cm dikke laag stadsgrond met huishoudelijk afval, voornamelijk uit de 16e en 17e
eeuw. De laag stadsgrond wordt afgedekt door een gemiddeld 75 cm dikke laag bruin
humeus kleiig fijn siltig zand met baksteenpuin, betonpuin en metaalresten. Dit is
de oorspronkelijke bouwvoor uit de tijd van de bouw van de koepelgevangenis (eind
19e eeuw). De toplaag bestaat vanaf het maaiveld (71 cm + NAP) uit een 60 cm dikke
subrecente ophogingslaag van puinhoudend zand.
Selectieadvies
Op grond van de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat in het plangebied vanaf een diepte van 120 cm-mv (49 cm -NAP) sprake is van een grotendeels intacte bodemopbouw met archeologische indicatoren voor bewoning en/of landgebruik in de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Eventuele spoorniveaus en/of vondstniveaus zijn te verwachten in de stadsophoging uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd en onder de oorspronkelijke ploegzool in de top van het veenpakket op een diepte variërend van 210 cmmv tot 260 cm-mv (139 cm -NAP tot 189 cm -NAP). Op grond van de onderzoeksresultaten adviseren wij om bodemingrepen in het plangebied te beperken tot een diepte van 100 cm-mv (29 cm -NAP), rekening houdend met een bufferzone van 20 cm boven de top van de eerste archeologisch relevante cultuurlaag uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. In dat geval is sprake van behoud in situ. De beheersmaatregelen voor behoud in situ dienen te worden afgestemd met de gemeentelijk archeoloog en zijn mede afhankelijk van de geplande bodemingrepen. Indien diepere bodemingrepen voorzien zijn, dan zullen archeologisch waardevolle niveaus aangetast worden. In dat geval zal een vervolgonderzoek plaats dienen te vinden waarbij de bedreigde archeologische niveaus (spoor- en.of vondstniveaus) veilig worden gesteld middels een proefsleuvenonderzoek, archeologische begeleiding of een opgraving, afhankelijk van de aard en omvang van de te verwachten resten. Dit zal in overleg met de gemeentelijk archeoloog worden bepaald.
De groenparagraaf biedt inzicht in de kwaliteit en de kwantiteit van het aanwezige groen binnen het plangebied. Deze paragraaf eschrijft niet alleen duidelijk welke effecten dit bestemmingsplan heeft op het aanwezige groen, maar gaat ook in op de kansen voor en de bescherming van groen.
De hoofdgroenstructuur ligt vast in het Structuurplan Haarlem 2020. Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde als van groen met stedelijke waarde. Dit wordt bereikt door het in stand houden en versterken van de bestaande groene gebieden en lijnen.
Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van onze leefomgeving. Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Uitgangspunt voor de bomenstructuur is de verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand.
De gemeente Haarlem beschikt verder over een Haarlemse Monumentale Bomenlijst (2009). Vanwege de waarden van monumentale bomen zal in beginsel geen omgevingsvergunning voor het kappen worden verleend voor deze bomen. De Bomenverordening beschermt monumentale bomen.
Een bestemmingsplan biedt bescherming aan de groeiplaats van alle monumentale bomen in de openbare ruimte die (deels) binnen het plangebied liggen. Op die manier zijn niet alleen de monumentale bomen beschermd op basis van de Bomenverordening, maar op basis van het bestemmingsplan ook de ruimtes die de monumentale bomen nodig hebben om te kunnen groeien. Voor het kunnen vastleggen van alle groeiplaatsen is er een actuele inventarisatie uitgevoerd waarbij bepaald is welke monumentale bomen er in het plangebied zijn op het moment dat het bestemmingsplan is opgesteld.
Afbeelding: Hoofdbomenstructuur
In de huidige situatie is er enkel sprake van wat groen op de voorzijde (het parkeerterrein) bij de ingang van de koepel. Hier zijn enkele bomen aanwezig en een klein plantsoen. Er zijn geen monumentale bomen aanwezig. Het binnenterrein is niet openbaar en bestaat enkel uit verharding en gebouwen. Hier is geen groen aanwezig.
De bomen in en rond het plangebied zijn geinventariseerd door Pius Floris, om de huidige conditie van de bomen vast te stellen (Bijlage 11).
De boominventarisatie betreft alle bomen op het koepelterrein en een aantal direct aangrenzende bomen op openbaar terrein. Op het koepelterrein zelf staan in totaal 21 bomen. Vanwege het toevoegen van nieuwe bouwvolumes in de achtertuinen van de directeurswoning worden 9 bomen gekapt.
Op het voorplein wordt één boom gekapt, omdat deze in zeer slechte staat verkeerd. De gemeente heeft als voorwaarde in de regels gesteld, dat een inrichtingsplan voor de buitenruimte moet worden opgesteld en goedgekeurd door BenW.
Naar aanleiding van overleg met de Bomenwachters d.d. 25 september 2019 wordt aanbevolen om in de uitwerkingsfase te onderzoeken of twee grote Winterlindes (boomnummer 18 en 19) behouden kunnen worden. Deze bomen staan in de meest essentiële zichtlijn maar verkeren in goede staat. Er wordt onderzocht of deze bomen in sterke mate kunnen worden opgesnoeid. Wanneer deze bomen op leeftijd zijn en de nieuwe bomen op het terrein volgroeid zouden de Winterlindes alsnog gekapt kunnen worden op latere leeftijd.
Naar aanleiding van het overleg met de Bomenwachters wordt ook de toestand van een jonge Beuk (boommnummer 28) nader beschouwd. Door zijn leeftijd is deze waarschijnlijk nog goed te verplaatsen naar een andere plek op het Koepelterrein.
Het voorterrein wordt in de nieuwe situatie naast verharding ook voorzien van een gazon met grastrappen.
In de nieuwe situatie moet binnen de voormalige gevangenismuren de maat en schaal van de stadsvloer dominant worden en niet teveel onderbroken worden door groenvakken. Daarom wordt het groen met name toegevoegd in de vorm van bomen, die in de pleinverharding worden geplaatst. Zoveel als mogelijk wordt gekozen voor 1e orde grootte bomen. Er wordt gekozen voor een menging van een aantal verschillende soorten 1e orde stadsbomen: Iepen, Linden en Platanen. Op een aantal plekken is minder ruimte, daarom wordt er op die plekken gekozen voor 2e orde grootte bomen. Er wordt gekozen voor een menging van een aantal verschillende 2e orde stadsbomen: Gleditsia's en Robinia's.
Bovenop de parkeergarage worden een aantal boombakken met zitranden geplaatst waarin naast siergrassen en bloemen ook 3e orde grootte boompjes worden geplaatst: Krentenboompjes en Gele Kornoeljes.
Op diverse plekken kan gevelbegroeiing ingezet worden om groene, fleurige verrassingen te creëren. Op specifeke plekken worden staal kabels en roosters gemonteerd tegen de gevels. Deze ondersteunen de rankende en slingerplanten (Blauwe Regen, Druif, Clematis, Kamperfoelie, Winterjasmijn, Bruidsluier, etc).
Daarnaast worden diverse daken van de nieuwbouw ingericht als groen dak. Met deze vergroening wordt niet alleen een bijdrage geleverd aan het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit, maar ook aan klimaatadaptie (tegengaan hittestress) en de biodiversiteit.
Met het nieuwbouwplan wordt een vergroening als nieuwe basis voor de toekomst gerealiseerd. Het plangebied wordt toegankelijk gemaakt en deze openbare ruimten worden zo groen mogelijk ingericht met groenplaatsen en bomen. Daarnaast worden diverse daken van de nieuwbouw ingericht als groen dak. Met deze vergroening wordt niet alleen een bijdrage geleverd aan het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit, maar ook aan klimaatadaptie.
Door in te zetten op vergroening wordt er aantrekkingskracht uitgeoefend op de passanten in de omringende, gemeentelijke, openbare ruimte. Het groen en het binnenhalen van de stadsvloer zijn de dragers van de continue ruimte rondom de Koepel en dragen bij aan het uitnodigende karakter van het terrein. Hierdoor wordt de bezoeker verleid om het Koepelterrein te betreden. Tegelijk vormt het groen niet alleen een ontspannen uitloop voor de stad, maar ook voor de studenten en voor de activiteiten in de Koepel. Om even op adem te komen, te verblijven of om een rondje te lopen en een luchtje te scheppen. Zo zorgt het groen voor een langere verblijfstijd op het Koepelterrein en ontstaat er meer ontspannen levendigheid.
Er is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld.
De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende
zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en
vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en
op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura
2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen
als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk
(NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd
in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk
rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor
instandhouding van de beschermde soort.
Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische
Hoofdstructuur naar Nationaal Natuurnetwerk (NNN). NNN is een netwerk van gebieden
in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten
en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen.
Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens
opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de
nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.
Het ecologisch beleidsplan uit 2013 heeft als doel het kwalitatief verbeteren en verhogen van de ecologische waarden en de richtlijnen uit het beleid verankeren in planprocessen en beheer- en onderhoudsprogramma's. Duurzaamheid, biodiversiteit en participatie zijn onderwerpen die een belangrijke rol spelen bij de invulling en uitvoering hiervan.
Het ecologische beleid bevat een afwegingskader bij projecten en andere ingrepen dat weergeeft waar men op moet letten bij projecten. Hierdoor is minder kans op vertraging. Ook wordt ingezet op het verbeteren van beheer en inrichting van de locaties met ecologische potentie. Dit kan alleen als beheer en inrichting zoveel mogelijk gebaseerd zijn op ecologische principes.
Binnen Haarlem zijn verschillende gebieden aangegeven als ecologische hotspots of als ecologische potentiegebieden. Deze laatste zijn waardevolle groene gebieden die zich door de juiste inrichting en beheer tot hotspots kunnen ontwikkelen. Geen van deze gebieden bevinden zich in het plangebied.
Daarnaast omvat het beleidsplan ook het ecologisch actieplan van de gemeente Haarlem met daarin de ambities voor de periode van 2013-2022 voor onder andere het afkoppelen van regenwater en het toepassen van gevelgroen. Bij nieuwe relevante ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied wordt het ecologisch beleidsplan Haarlem betrokken.
Ten behoeve van deze ontwikkeling is door Dresmé&vanderValk een quickscan Wet natuurbescherming en een nader vleermuizenonderzoek. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 12 van deze toelichting. De conclusie van het onderzoek wordt hieronder overgenomen.
De quickscan Wet natuurbescherming inclusief vleermuisonderzoek richt zich op de voormalige penitentaire inrichting, de Koepelgevangenis, aan de Harmenjansweg 4 in het centrum van Haarlem. Omdat het projectgebied zich in een sterk verstedelijkte omgeving bevindt, is specifiek onderzoek gedaan naar broedvogels en vleermuizen. Behalve in de twee directeurswoningen zijn geen geschikte invliegopeningen aanwezig voor vleermuizen. Er zijn in juni en juli 2017 twee onderzoeksrondes uitgevoerd, waarbij geconcludeerd wordt dat geen verblijfplaatsen worden verwacht in de directeurswoningen.
Het projectgebied is van zeer beperkte betekenis voor vleermuizen. De bomen op het parkeerterrein en in de achtertuin worden incidenteel gebruikt om te foerageren en hebben vooral de functie van stapsteen, tussen belangrijkere foerageergebieden en verblijfplaatsen elders in de binnenstad van Haarlem. De straten en de bomen in de straat fungeren als migratieroute. Op basis van deze waarnemingen worden geen verblijfplaatsen van vleermuizen verwacht in de twee directeurswoningen. Een onderzoek in het najaar naar paarverblijfplaatsen is derhalve niet nodig. Met de gedeeltelijke sloop van de bijgebouwen van de Koepelgevangenis, de nieuwbouw en de renovatie van de twee directeurswoningen worden geen verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming overtreden.
Binnen het projectgebied zijn geen mogelijke holtes voor nesten voor vogels met een jaarrond beschermde vogelnesten waargenomen. Indien buiten het broedseizoen (half maart - half april) sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd, worden geen effecten op broedvogels verwacht. Nader onderzoek of een ontheffing voor broedvogels is niet nodig.
Ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek door Dresmé&vanderValk was de PAS-wetgeving nog van kracht (Programmatische Aanpak Stikstof). Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) een streep gezet door het PAS. Dit houdt in dat de PAS niet meer als toestemmingsbasis voor (o.a.) de voorgenomen ontwikkeling kan dienen. Er dient derhalve beoordeeld te worden of de voorgenomen ontwikkeling een depositie van stikstof heeft dat een negatief significant effect op het nabijgelegen Natura 2000-gebied 'Kennemerland-Zuid'. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van State van 28 april 2021 en de daarmee samenhangende uitbreiding van de ondergrondse parkeergarage is een gewijzigde stikstofdepositieberekening toegevoegd.
Het gehele project wordt in de nieuwe situatie gasloos uitgevoerd, dus ook de gebouwen die blijven staan, gaan van het gas af. Dit betekent dat in de eindsituatie enkel verkeer een aspect is dat voor stikstofdepositie kan zorgen. Op basis van de verkeersaantrekkende werking van het plan en de eerste berekeningen (Bijlage 13) kan geconcludeerd worden dat het project niet zorgt voor een depositie van meer dan 0,00 mol/ha/jaar. Significante negatieve effecten op het Natura 2000-gebied zijn derhalve uit te sluiten.
Het projectgebied is van zeer beperkte betekenis voor vleermuizen. Daarnaast zijn geen mogelijke holtes voor nesten voor vogels met een jaarrond beschermd vogelnest waargenomen.
Met de gedeeltelijke sloop van de bijgebouwen van de Koepelgevangenis, de nieuwbouw en de renovatie van de twee directeurswoningen worden geen verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming overtreden.
Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit (LIB) van kracht. In het LIB, onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart (ofwel de "Schipholwet"), is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden beperkingen van de maximale hoogte van objecten, en van vogel aantrekkende bestemmingen en vogel aantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen.
De beperkingen voor de vogel aantrekkende bestemmingen en vogel aantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden, die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen.
Voor het plangebied gelden hoogtebeperkingen, die variëren van 72 tot 123 meter, evenals beperkingen ten aanzien van vogel aantrekkende bestemmingen en vogel aantrekkend gebruik. In het plangebied bevinden zich echter geen vogel aantrekkende bestemmingen of vogel aantrekkende gebruiken. Evenmin komen in het plangebied bouwwerken of gebouwen voor, of worden deze mogelijk gemaakt, die de maximale bouwhoogte van 72 tot 123 meter benaderen.
Het plangebied valt buiten de in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol aangewezen zone waarbinnen geen geluidsgevoelige functies (zoals woningen) zijn toegestaan. Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met de bepalingen uit het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
Er bestaan geen wettelijke normen en eisen met betrekking tot de bezonning. Wel bestaan de normen van TNO: een 'lichte' norm, die minimaal twee uur zon per dag in de periode 19 februari tot en met 21 oktober voorschrijft, en een 'strenge' norm, die drie uur zon per dag in de periode 21 januari tot en met 22 november voorschrijft.
Noordgevels ontvangen nagenoeg geen direct zonlicht. Daarom wordt ook niet getoetst of deze gevels aan de lichte en/of strenge TNO norm voldoen.
Door Prevent Adviesgroep is een bezonningsonderzoek uitgevoerd waarin zowel de huidige (planologische) situatie en het nieuwe (bestemmings)plan wordt getoetst aan de lichte TNO norm en de strenge TNO norm. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 15 van deze toelichting. De resultaten van dit onderzoek worden hieronder overgenomen.
Op figuur 4.4 zijn de omliggende gebouwen getoond, welke zijn onderzocht op bezonning van het nieuwe (bestemmings)plan.
Figuur 4.4 onderzochte gebouwen 1, 2 en 3 (bron: Prevent)
De conclusie van het bezonningsonderzoek per gebouw luidt als volgt:
De schaduwwerking van het plan op gebouw 1 betreft het effect op de zuidoostgevel van het gebouw. Deze gevel heeft in de winterperiode, 0 uur directe bezonning op de gevel in de huidige situatie. Dit is onvoldoende om de 'strenge' eisen te behalen. Tussen 19 februari en 21 oktober zijn er maximaal 4 bezonningsuren, dit is voldoende om de 'lichte' eisen te behalen. Het nieuwe ontwerp heeft nihil invloed op de bezonning en behaalt dus niet de strenge TNO norm, maar wel de lichte TNO norm.
De schaduwwerking van het plan op gebouw 2 betreft het effect op de zuidwestgevel van het gebouw. Deze gevel heeft in de winterperiode maximaal 3 uur directe bezonning op de gevel in de huidige situatie. Dit is voldoende om de 'strenge' eisen te behalen. Het nieuwe ontwerp heeft geen invloed op de bezonning. Dit betekent dat de strenge en lichte TNO norm wordt behaald.
De schaduwwerking van het plan op gebouw 3 betreft het effect op de noordwestgevel van het gebouw. In het bezonningsonderzoek is duidelijk te zien dat deze gevel veel eigen schaduw ontvangt en deze gevel dus nagenoeg geen direct zonlicht kan ontvangen. Gebouw 3 wordt door het ontbreken van direct zonlicht en de ligging van de gevel buiten beschouwing gelaten.
De optredende effecten op de bezonning op de omliggende woningen van het nieuwe ontwerp kunnen worden getoetst aan de hand van de lichte en strenge TNO-normen voor bezonning.
De 'lichte' TNO-norm: ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari – 21 oktober (gedurende 8 maanden ) in midden vensterbank binnenkant raam. De bezonningsuren van de omliggende woningen voldoen aan deze norm na het realiseren van het nieuwe ontwerp.
De 'strenge' TNO-norm: ten minste 3 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 21 januari – 21 november (gedurende 10 maanden ) in midden vensterbank binnenkant raam. De bezonningsuren van de omliggende woningen voldoet niet aan deze norm na het realiseren van het nieuwe ontwerp. Ook de bestaande bebouwing van het project voldoet niet aan deze norm.
In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. De planologisch relevante leidingen. De ligging van de leiding is globaal vastgelegd op provinciale risicokaarten. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.
Er liggen geen hoofdgasleidingen of landelijke/ regionale leidingstroken in of nabij het plangebied die planologisch relevant zijn.
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Omdat sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is een aanmeldnotitie opgesteld en ingediend bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft hierover op 22 november 2019 een besluit genomen met kenmerk 2019/842853 (zie bijlage 14) genomen en geoordeeld dat geen significante negatieve effecten te verwachten zijn en dat een nadere m.e.r. beoordeling niet noodzakelijk is.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan, op ondergeschikte onderdelen af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.
Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.
De regels van het bestemmingsplan vallen conform de SVBP 2012 in 4 hoofdstukken uiteen.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen zijn op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven
Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Of dit zo is, hangt af van de ruimtelijke relevantie, of wel van de mate waarin de betrokken functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. De verbeelding van een bestemming bestaat dus nooit uit een lijn of een punt. De bestemmingen worden gescheiden door bestemmingsgrenzen.
De volgende bestemmingen zijn aan de gronden in het plangebied toegekend.
Gemengd
Deze bestemming is bedoeld om de specifieke mix aan functies van het beoogde programma mogelijk te maken. Om een gemengd levendig gebied te bewerkstelligen en te behouden zijn de functies alleen toegestaan ter plaatse van de desbetreffende aanduiding en is het bvo van een aantal functies gemaximeerd. Onder bijbehorende campusvoorzieningen wordt onder meer verstaan beheerdersruimte, dienstruimte en wasserette.
Onder ondersteunende horeca wordt in ieder geval verstaan: een centraal ontmoetingspunt ten behoeve van koffie en lunchcorner voor bezoekers en gebruikers van het koepelgebouw.
Het restaurant behorende bij het hotel is gemaximeerd op 540 m2 bvo. Dit is deels ten behoeve van de hotelgasten (ca 220 m2 bvo) en deels gericht op extern gebruik (ca 320 m2 bvo). Een onderbouwing voor deze verdeling is te vinden in het mobiliteitsplan (bijlage 9).
Ten behoeve van de flexibiliteit is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, zodat met een nader afwegingsmoment BenW kan besluiten over het toelaten van functies op andere buiten de aangegeven aanduiding en over het toelaten van bedrijvigheid die niet wordt genoemd in de zoneringslijst. Uitgangspunt hierbij blijft het functioneren als gemengd levendig gebied.
Artikel 4 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
De aanwezige archeologische verwachtingswaarden krijgen bescherming door het toekennen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
Het bestemmingsplan houdt rekening met de (voorlopige) Archeologische Beleidskaart Haarlem. In het plangebied komt de categorie 4 voor.
Categorie 4
In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een lage archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 2.500 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Aan deze gebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' toegekend.
Artikel 5 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' ligt over het gehele plangebied. Deze dubbelbestemming valt samen met het op grond van de Monumentenwet aangewezen gebied van het Beschermd Stadsgezicht Haarlem. Het doel van het bestemmingsplan is de essentiële waarden van dit Beschermd Stadsgezicht te beschermen. De waarden van het beschermde stadsgezicht zijn in het bestemmingsplan in vrijwel alle bestemmingen vastgelegd.
Ten behoeve van de bescherming van het beschermd stadsgezicht zijn bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Bijzondere bouwregels
In de Nota van Ambities en Eisen voor de herontwikkeling van het complex de Koepel' zijn enkele stedenbouwkundige eisen gesteld, die in de bouwregels zijn opgenomen. Dit betreft een maximaal bebouwingspercentage voor het gehele plangebied en een floor space index van 1,2.
Met de algemene afwijkingsregels van artikel 10 bestaat de mogelijkheid hiervan af te wijken, bijvoorbeeld indien het door BenW vastgestelde stedenbouwkundig plan hier aanleiding toegeeft.
Artikel 6 Waarde - Bouwhistorie
De binnen de bestemming 'waarde - bouwhistorie' aangewezen gronden zijn ook bestemd voor het behoud van de bouwhistorie. Een ingreep aan deze panden kan alleen met een omgevingsvergunning waarbij vooraf is onderzocht of er daadwerkelijk bouwhistorische waarden aanwezig en in het geding zijn.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
Lid 8.1 Geluidzone - industrie
Deze aanduiding is toegekend aan de geluidszone die hoort bij het bedrijventerrein Waarderpolder dat direct ten westen van het plangebied ligt.
Het bedrijventerrein Waarderpolder is aangewezen om naast gewone bedrijven ook bedrijven te vestigen die veel geluid kunnen veroorzaken. Deze bedrijven noemt men ook wel grote lawaaimakers. Als op een bedrijventerrein zich grote lawaaimakers mogen vestigen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wordt een dergelijk bedrijventerrein in het kader van die wet een industrieterrein genoemd.
Om een industrieterrein heen ligt een geluidszone. De geluidszone is het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de zonegrens. Buiten deze geluidszone mag de totale geluidsbelasting van alle op het industrieterrein gevestigde bedrijven niet hoger zijn dan 50 dB(A). Dit betreft de geluidsbelasting van de op het industrieterrein gevestigde inrichtingen, met inachtneming van bestaande rechten. Woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de geluidszone liggen kunnen wel een geluidsbelasting hebben die hoger is dan 50 dB(A).
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Dit artikel geeft algemene regels met betrekking tot ongewenst gebruik van gronden die in alle gevallen opgeld doen, tenzij dit in de specifieke gebruiksregels expliciet alsnog wordt toegestaan.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Door middel van dit artikel is enige mate van flexibiliteit mogelijk. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.
Het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken.
Artikel 11 Overige regels
Lid 11.1 Parkeren, laden en lossen legt een koppeling tussen de regels van het bestemmingsplan en de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren. De normen voor parkeren, stallen, laden en lossen zelf liggen namelijk niet vast in dit bestemmingsplan, maar in gemeentelijke beleidsregels. Die beleidsregels geven aan wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor parkeren, stallen, laden en lossen. Uitgegaan wordt altijd van de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Lid 11.1.3 geeft ook aan wat als strijdig gebruik van gronden en bouwwerken is aangemerkt. Strijdig gebruik is het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor parkeren, stallen, laden en lossen overeenkomstig het gemeentelijke beleid.
Tot slot bepaalt lid 11.1.4 dat er afgeweken kan worden onder de voorwaarden zoals die zijn genoemd in de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren. Ook hiervoor geldt dat uitgegaan dient te worden van de gemeentelijke beleidsregels voor het parkeren zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
voorwaardelijke verplichting
Om het gewenste eindbeeld te realiseren en te kunnen voldoen aan een goede ruimtelijke ordening is een aantal voorwaardelijke verplichtingen opgenomen in de specifieke gebruiksregels in lid 11.2 Overige voorwaardelijke verplichtingen.
Het betreft een voorwaardelijke verplichting ten aanzien van:
Artikel 12 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is van toepassing op bestaande situaties (gebruik en/of bebouwing) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet passen binnen het nieuwe plan.
Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet.Ook bouwwerken die basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden, worden onder het overgangsrecht geschaard.
Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.Er is geen sprake van legalisatie van reeds strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op peildatum illegaal zijn, blijven illegaal.
Artikel
13
Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
Bijlage 1 bij de regels Zoneringslijst
De Zoneringslijst is opgenomen in bijlage 1 Zoneringslijst van de regels en geeft – voor zover passend binnen de bestemming – op basis van de hindercategorie aan welk type activiteiten zijn toegestaan. Activiteiten die niet in de lijst omschreven staan kunnen – voor zover passend binnen de bestemming – worden beoordeeld op basis van de hinder die ze (kunnen) veroorzaken. Vanuit milieuoverwegingen (zoals lawaai en stank) zowel als vanuit ruimtelijke overwegingen (een bedrijf met een vloeroppervlak van 90 m2 ziet er geheel anders uit dan een bedrijf met een vloeroppervlak van 350 m2) is het wenselijk niet alle werkfuncties toe te laten. Daarom is als bijlage achter de regels een zogeheten Zoneringslijst opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. In deze bijlage wordt uiteengezet hoe de lijst is samengesteld en hoe de toetsing aan de Zoneringslijst verloopt. Naast deze planologische toetsing vindt ook altijd een toetsing plaats in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.
Milieuzonering is het waar nodig ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. De in het gebied voorkomende activiteiten zijn overeenkomstig het huidige gebruik en bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor bestaande werkfuncties die een hogere milieucategorie hebben dan het bestemmingsplan toelaat worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden. De milieuhinder van de bedrijfsfuncties moet passen binnen de voor het gebied geldende categorieën van de zoneringslijst. Bedrijven met een hogere milieuhindercategorie zijn slechts toegestaan waar dat nader is aangeduid op de verbeelding.
Bij ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling 6.4 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien het verhaal van de kosten van een grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
Met dit bestemmingsplan wordt beoogd het vigerende juridisch-planologisch kader te herzien naar aanleiding van wens om het plangebied te transformeren naar een woon-werk-, en leergebied. Door studentenwoningen te kunnen realiseren is hier sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Daarom is het opstellen van een exploitatieplan noodzakelijk, tenzij de kosten van de ontwikkeling anderszins verzekerd is.
Tussen gemeente en de ontwikkelpartijen is een anterieure overeenkomst gesloten waarin ingegaan wordt op het kostenverhaal. Hiermee zijn de kosten van de ontwikkeling anderszins verzekerd.
Vanaf 2016 is op verschillende manieren contact gezocht met stakeholders en geparticipeerd om te komen tot het voorliggend plan. In deze paragraaf worden de diverse contact- en participatiemomenten inzichtelijk gemaakt.
Contacten bedrijfsleven
Met onder meer MKB Haarlem, Young MKB, Innovate Today (voorheen HaarlemValley) de 3D Makerszone en de IndustrieKringHaarlem is vanaf 2016 tot aan de dag van vandaag contact gelegd met het doel om input te verkrijgen over de behoeften aan toegesneden onderwijs van het bedrijfsleven en ook om de samenwerking te zoeken met betrekking tot de ruimte voor ondernemers in de koepel. Vanuit stichting Panopticon is eind 2018 deelgenomen aan een serie gesprekken met de gemeente Haarlem in het kader van versterking van de economische ontwikkeling.
Young MKB Haarlem en IndustrieKringHaarlem zijn lid van het comité van aanbeveling sinds begin 2016 en hebben tot aan de dag van vandaag regelmatig van zich laten horen vanwege het belang van de koepelontwikkelingen voor de werkgelegenheid in Haarlem.
Met de 3D Makerszone (Fieldlab Ministerie EZ) vindt vanaf begin 2018 overleg plaats in het kader van C-District, een gebied dat innovatief, creatief, circulair en verbindend is – een economische band van koepel tot en met de Bakkerij in de Waarderpolder.
Het overleg met het bedrijfsleven heeft eind 2018 heeft geresulteerd in een voorlopig curriculum van de onderwijsinstellingen en een nadere invulling van wat we altijd 'Startups' hebben genoemd in de planvorming.
Haarlem Valley/Innovate Today waren vanaf begin 2016 betrokken bij het initiatief Open de Koepel.
Startup Fest in de Metropoolregio vond in september 2017 voor de eerste keer plaats: in de Haarlemse koepel. Voor Innovate Today het startschot voor de werving van innovatie ondernemers in de koepel.
Het startschot voor het innovatieprogramma PIM van de provincie Noord-Holland vond ook plaats in de koepel, in oktober 2017. De provincie Noord-Holland was vanaf begin 2017 op de hoogte van de plannen; gedeputeerde Jaap Bond heeft zijn steun meermaals uitgesproken. Stichting Panopticon heeft in het kader van de economische ontwikkelingen tweemaal een presentatie gegeven voor de wethouders EZ in Kennemerland.
De mensen achter Startup Village Amsterdam en Amsterdam Centre for Entrepreneurship zijn vanaf eind 2018 betrokken en hebben na overleg met het Haarlemse bedrijfsleven, de RABO-bank, de gemeente Haarlem (EZ) en de MetropoolRegioAmsterdam het concept Cupola XS ontwikkeld. Inmiddels is hiervoor de MOU getekend. Bij Cupola XS staan niet de startups, maar juist het bestaande MKB centraal. Cupola XS biedt MKB wat op veel plekken al voor startups voorhanden is: ondersteuning op het gebied van digitalisering, groei, artificial intelligence, circulariteit. Het MKB wordt hier future proof gemaakt, in nauwe samenwerking met het onderwijs in de koepel. Inmiddels zijn de eerste innoverende MKB-programma's in Nederland, gesteund door het Ministerie van EZ, van start en gevalideerd. De lessons learned worden uitgewisseld en in de koepel toegepast.
Contacten onderwijs
Aanvankelijk zouden de Universiteit van Amsterdam en Inholland gezamenlijk academisch onderwijs in Haarlem faciliteren (2016-begin 2017).
Na het terugtrekken van de UvA voelde de Vrije Universiteit wel voor deze rol, maar dan bij voorkeur met de Open Universiteit. Na een half jaar uitwerking van de plannen (maart – oktober 2017), trok de VU zich uiteindelijk terug, waardoor ook de OU dit moest doen – als instituut voor afstandsonderwijs kan zij deze kar niet alleen trekken.
Het Duitse SRH Higher Education (onderdeel van de SRH Gruppe) en de Nederlandse Global School for Entrepreneurship tekenen nu voor het hoger en academisch onderwijs. Hiervoor is na een intentieovereenkomst in januari 2018 en uitwerking in de loop van 2018 begin juni 2019 door SRH ,GSE een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de gemeente Haarlem en studentenhuisvester DUWO en Stichting Panopticon.
Steeds is de Koninklijke Hollandse Maatschappij der Wetenschappen (KHMW) betrokken bij de afwegingen.
Inholland heeft afgelopen mei 2019 aangegeven open te staan voor samenwerking en afstemming. Met de opleiding Media & Entertainment is samengewerkt bij het onderdeel Take me to Prison van de culturele manifestatie Architectural Healing. Zij verzorgden de productie van optredens van singer/songwriters. Vanaf voorjaar 2017 tot heden zijn er contacten met de middelbare scholen in Haarlem, het laatst is er een ontvangst geweest in de koepel in april 2019.
De onderwijsinstellingen SRH en GSE hebben zelf contact gezocht met het NOVA-College (maart 2019), om een doorgaande leerlijn middelbaar onderwijs – MBO – HBO – academisch onderwijs te bewerkstelligen.
Voor lagere schoolleerlingen werd in de meivakantie van 2017 Codekamp georganiseerd.
Met de Bildung Academie in Amsterdam is vanaf eind 2015 contact tot op heden, met hen is afgesproken de kennis en ervaring met Bildung in het (post)academisch onderwijs in te brengen in de koepel.
Met de Hannie Schaftstichting wordt gewerkt aan de invulling van een cel, gewijd aan Hannie Schaft, ook als educatief onderdeel in de koepel.
Contacten culturele instellingen
Met de culturele instellingen in Haarlem heeft overleg plaatsgevonden tussen eind 2015 en heden, ondermeer in G8-verband zijn twee presentaties gehouden. Met een aantal instellingen is ook samengewerkt.
Het ABC Architectuurcentrum heeft activiteiten in de koepel georganiseerd: ArchiKidz najaar 2017, Mystery Night, najaar 2018 en een specifieke middag over de gevangenisarchitectuur in het najaar van 2018. De koepel was daarnaast onderdeel van de Dag van de Architectuur van het ABC in 2017 en 2018.
Met Bibliotheek Kennemerland is op verschillende momenten contact geweest, het laatst in het voorjaar van 2019. Afgesproken is om in elk geval programmatische samenwerking te zoeken, mogelijk gaat e.e.a. verder.
Met de Toneelschuur is naast het overleg in G8-verband eind 2017 contact gezocht in het kader van afstemming over het filmtheater in de koepel. Dit contact is weer opgepakt na definitieve goedkeuring van het onderwijsprogramma door de gemeente Haarlem, in mei 2019.
Met het Frans Halsmuseum is intensief contact geweest in het kader van het curriculum van het academisch onderwijs, op verschillende momenten tot eind 2017. Thans is er overleg in het kader van de koepel als mogelijke expositieruimte.
Met het Patronaat zijn verschillende programma's georganiseerd in het Huis van Bewaring en ook bij een historisch avond met Jules Deelder in de koepel.
Met de Haarlemse Schouwburg/Philharmonie heeft nog in 2016 afstemming plaatsgevonden over de zalenverhuur; directeur Jaap Lampe was lid van het comité van aanbeveling.
Met het Noord-Hollands Archief en stichting Museum Enschedé zijn de contacten vanaf eind 2015 goed, met Lieuwe Zoodsma wordt gepoogd het cultureel erfgoed van de familie Enschedé een plek te geven in het onderwijs.
De Haarlemse Viooldiva's gaven vier uitverkochte concerten in 2017, ook met Cantorij Grote Baaf en verschillende gastmuzikanten.
Boekhandel Athenaeum en uitgeverij Lebowski organiseerden verschillende optredens van auteurs in de koepel. In het najaar van 2017 met een volle koepel met Mo Gowdat en in het najaar van 2018 met vier jonge auteurs. Athenaeum is de beoogde partij voor een boekwinkel in de koepel.
De Creatieve Universiteit Haarlem organiseerde een bijeenkomst in het najaar van 2017.
In die periode was de koepel ook twee weken lang het decor van de eerste serie Gevangenismonologen, met een topbezetting van acteurs, een productie van Ideefix Foundation. Zij organiseerden ook voorstellingen voor reclassering en justitiemedewerkers in de koepel.
Met Haarlem Marketing (voormalig directeur Esther Brasser was lid van het comité van aanbeveling) is tot en met eind 2018 intensief contact geweest, ook in het kader van de culturele manifestatie Architectural Healing.
Architectural Healing is op het gebied van beeldende kunst gecureerd door CityScapes Foundation; meer dan 50 kunstenaar waren betrokken en stichting Panopticon heeft in dit kader de samenwerking gezocht met de Haarlemse Dichtlijn, Gitaarlem, de Haarlemse Poëzielijn, the Movies, de Haarlemse Viooldiva's.
Atelier Rijksbouwmeester is nadrukkelijk betrokken bij de vernieuwende plannen voor de koepel; Rijksbouwmeester Floris Alkemade was daarnaast spreker bij het symposium Architectural Healing in november 2018.
Participatie met de buurt
In juni 2018 heeft Stichting Panopticon een deel van het omliggende terrein van de
Koepel overgedragen aan studentenhuisvester Stichting DUWO en woningcorporatie Elan
Wonen. Vanaf dat moment werken beide partijen hard aan een plan om op het terrein
betaalbare studentenhuisvesting en compacte huurwoningen te realiseren. Op 1 november
2018 organiseerden de drie betrokken partijen gezamenlijk een inloopbijeenkomst voor
de buurt. Doel van deze bijeenkomst was om buurtbewoners bij te praten over de laatste
stand van zaken met betrekking tot het stedenbouwkundig plan. Ook was er ruimte om
met elkaar in gesprek te gaan, vragen te stellen en om zorgen te delen. Bovendien
was dit ook een mooie gelegenheid om nader kennis te maken.
Meedenkgroep Koepel
Donderdag 15 november 2018 organiseerden Stichting DUWO, Elan Wonen en Stichting Panopticon
een eerste bijeenkomst voor de meedenkgroep Koepel. Dit in vervolg op de drukbezochte
inloopbijeenkomst over de stand van zaken rond het Koepelterrein begin november.
De meedenkgroep bestaat uit bestaande leden (afvaardiging) van de werkgroep Koepel
(Wijkraad Scheepmakersdijk) én bewoners die zich tijdens de inloopbijeenkomst (november
2018) hebben aangemeld. Naast de drie betrokken partijen was ook de gemeente aanwezig.
Doel van de bijeenkomst was om met elkaar in gesprek te gaan over de verschillende
thema's (onder meer over wonen, stedenbouwkundig plan, werken, hotel, bioscoop, onderwijs,
parkeren & voorzieningen en studentenhuisvesting) en aandachtspunten die tijdens de
inloopbijeenkomst ter sprake zijn gekomen.
Tijdens de eerste bijeenkomst zijn er zorgen uitgesproken en wensen meegegeven voor
het stedenbouwkundig plan van het Koepelterrein. Deze reacties waren voor de ontwikkelpartijen
aanleiding om het plan op een aantal punten aan te passen. Op 19 maart 2019 zijn de
drie partijen met de meedenkgroep in gesprek gegaan over het aangepaste plan. Tijdens
de presentatie van het aangepaste plan is toegelicht welke zorgen & wensen hebben
geleid tot aanpassingen van het stedenbouwkundig plan. En is toegelicht en beargumenteerd
welke punten niet haalbaar zijn.
Op 2 april 2018 is er een tweede bijeenkomst met de meedenkgroep georganiseerd. Hierbij
is de reactie van de meedenkgroep op het aangepaste plan met de ontwikkelpartijen
besproken. Ook zijn de leden onder meer geïnformeerd over de geplande restauratiewerkzaamheden
van de Koepel. Op 27 augustus 2019 heeft een afsluitende bijeenkomst met de meedenkgroep
plaatsgevonden, gevolgd door een informatiebijeenkomst voor de hele buurt op 24 september
2019.
Omgevingsvergunning restauratie Koepel
Stichting Panopticon heeft voor de restauratie van de Koepel en het Entreegebouw aan
de Harmenjansweg een omgevingsvergunning monument aangevraagd en inmiddels verkregen.
Deze vergunning en relevante stukken lagen tot en met 26 juni 2019 ter inzage bij
de gemeente Haarlem.
Dinsdag 4 juni 2019 organiseerde Stichting Panopticon een inloopbijeenkomst over de
omgevingsvergunning restauratie van de Koepel. Tijdens deze bijeenkomst konden buurtbewoners
de plannen in zien en vragen beantwoorden. De bijeenkomst stond in het teken van de
omgevingsvergunning. De gemeente was ook aanwezig. Het stedenbouwkundigplan voor het
koepelterrein werd daar niet gepresenteerd. Ook is gesproken met Bond Heemschut.
Actief informeren van de buurt
Er is regelmatig overleg geweest met de wijkraad Scheepmakersdijk. Verder is/wordt
de buurt actief geïnformeerdover de laatste stand van zaken middels onder meer de
bestaande wijkkrant en via huis-aan-huis uitnodigingen en brieven.
Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de volgende instantie:
In overleg met de VRK en de ODIJ wordt de paragraaf EV aangepast. De conclusie dat de Externe Veiligheid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling vormt, blijft onveranderd.
Het plan is op 16 september 2019 voorgelegd aan Rijnland tijdens het wateroverleg met gemeente Haarlem. Hier is besproken dat aandacht besteed moet worden aan het afkoppelen van verhard oppervlak en dat aangegeven moet worden op welke wijze in dit plan hiermee omgegaan wordt.
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.
Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.
Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Aldus draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig of technisch vlak of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid en de waarde van archeologische resten.
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning met behoud van de woonfunctie.
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.
vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden.
stads- of dorpsgezicht dat door het daartoe bevoegde gezag, ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen.
onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, nokrichting, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan rechtens bestaat of rechtens mag bestaan.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
waarde van het object/complex voor de geschiedenis van de bouwtechniek, vanwege de afleesbaarheid van de bouwgeschiedenis (historische gelaagdheid) of vanwege het materiaalgebruik.
bouwkundige onderdelen zoals dragende muren, houtskeletconstructies, vloerconstructies, trappen, spantconstructies, kelders en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen onderdelen.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Het bruto-vloeroppervlakte is het vloeroppervlakte inclusief alles, gemeten op vloerniveau.
een instelling waar cursussen gegeven en/of activiteiten georganiseerd worden als dans, koken, beeldende kunst, audiovisuele, dramatische en/of literaire vorming.
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.
het verlenen van diensten in de vorm van publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening.
twee of meer gebouwen die samen een bouwkundige eenheid vormen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat het één gebouw betreft.
periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten.
De FSI geeft de verhouding tussen het bruto vloeroppervlak en de oppervlakte van het terrein.
gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een agrarisch bedrijf waarbij de productie hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals (eet)cafés en bars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.
horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
een zich op het water bevindend object dat (nagenoeg) geheel dient als horecabedrijf.
het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.
klein gebouw in de openbare ruimte waar goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt.
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild die onder een zekere helling is aangebracht.
de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.
het verlenen van diensten zonder rechtstreeks fysiek contact met het publiek.
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Erfgoedwet, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.
orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
detailhandel die moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden vanwege de volumineuze aard en de bevoorrading ( zoals auto's, boten, caravans, tuincentra artikelen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en woninginrichting).
het bestemmingsplan De Koepel met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP1120013-va02 van de gemeente Haarlem.
een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.
het verlenen van diensten met rechtstreeks contact met het publiek in de vorm van zakelijke, consumentverzorgende, openbare en (para)medische dienstverlening inclusief ondergeschikte nevenfuncties.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
huurwoning zoals genoemd in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder d. van het Besluit ruimtelijke ordening.
een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:
binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg indentieke dakopbouwen, kapvormen of dakkapellen (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn).
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.
een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.
het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.
een activiteit gericht op het ervaren en beleven van lichamelijke en geestelijke ontspanning en gezondheid.
de op de verbeelding aangegeven ruimte, waarop een woonschip ligplaats mag hebben.
een vaartuig, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebruikt of tot woning bestemd.
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die
afstand het kortst is.
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk
met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar
de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels,
klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of
het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse
van het bouwwerk.
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
breedte dakvlak bij dakdoorbreking
de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.
bruto vloeroppervlak
volgens NEN 2580
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Binnen de bestemming 'Gemengd' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 5.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en toestaan dat:
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 4.2 in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels:
bouwvlak / gevelindeling
goothoogte / bouwhoogte / ondergronds bouwwerk
bebouwingspercentage / floor space index
kap / nokrichting / vorm
collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking
Bouwwerken geen gebouw zijnde
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvormvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
afwijkingscriteria
De voor 'Waarde - Bouwhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de bouwhistorische waarden.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2 sublid 1 onder b, indien toepassing hiervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het - met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidsgevoelige functie - niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidsgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies, tenzij de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de nieuwe gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 10.1 onder a tot en met d nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Beleidsregels parkeernormen 2015'.
Het bevoegd gezag past de in sublid 11.1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Beleidsregels parkeernormen 2015' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is milieuzonering een standaardinstrument voor de ruimtelijke ordening. Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon-, werk- en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en te verhelpen of te beperken in bestaande situaties.
Toepassing milieuzonering
Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een bedrijvenlijst). Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones zoals het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in november 2002 vaststelde als onderdeel van de nota Milieuzonering. Deze nota is in 2008 geactualiseerd, waarbij de indeling in gebieden of zones uit 2002 is behouden.
Gebiedstypering
Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer (de tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning vindt plaats op bestemmingsplanniveau).
Typologie | Omschrijving | Maximaal toegestane bedrijfscategorie | |||
A | Wonen | ||||
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid | Dichtheid < 40 w/ha | B | |||
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid | Dichtheid = 40 w/ha | B | |||
Flatwijk | = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen | B | |||
Stedelijke centra | Historisch centrum en moderne stadswinkelcentra | C | |||
B | Werken | ||||
Corridors/ Gemengd gebied | Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. | C | |||
Bedrijvigheid | Bedrijven geconcentreerd in een gebied | 3 of 4 | |||
C | Natuur en recreatie | ||||
Stadsnatuur | Alle stedelijke parken en plantsoenen | n.v.t. | |||
Dagrecreatie | Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag | Recreatiegebonden | |||
Buitengebied/ natuurontwikkeling | Landelijke gebied met en zonder woningen | B (gebiedsgebonden) |
Ad A Wonen
Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. Feitelijke juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie 'stedelijke centra' wordt de vergrote binnenstad gerekend.
Ad B Werken
Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die een verbinding vormen met het centrum (of centrum Schalkwijk) met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt vaak openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.
Ad C Natuur en recreatie
Onder 'stadsnatuur' worden naast openbare parken ook begraafplaatsen gerekend. Onder 'dagrecreatie' wordt naast groengebied buiten de stad ook sport gerekend. In deze gebiedstypen kunnen gebiedsgebonden activiteiten worden toegestaan en kan eventueel horeca ook een plek krijgen. Voor het 'buiten-/ natuurontwikkelingsgebied' geldt dat gebiedsgebonden bedrijfsactiviteiten tot categorie B zijn toegestaan. In sommige gevallen zal categorie C toelaatbaar zijn, afhankelijk van de nabijheid van gevoelige bestemmingen en de verkeersaantrekkende werking.
Bedrijvenlijst
De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is weergegeven in een categorie indeling. Daarbij geldt hoe lager het categoriecijfer des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie). Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.
Steeds meer bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer en zijn niet meer vergunningsplichtig. Er zijn dus minder bedrijven waaraan specifieke eisen kunnen worden gesteld via een vergunning. Voor een deel wordt dit ondervangen met de preventieve werking van het instrument milieuzonering. Daarmee is milieuzonering een belangrijk instrument. De bedrijvenlijst (milieuzoneringslijst) garandeert deze preventieve werking voldoende.
Zoneringslijst - Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SBI- code |
OMSCHRIJVING | Categorie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
181 | Vervaardiging kleding van leer | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
221 | Uitgeverijen (kantoren) | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2223 | Grafische afwerking | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2223 | Binderijen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2224 | Grafische reproduktie en zetten | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2225 | Overige grafische aktiviteiten | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2442 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2442 | - verbandmiddelenfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
262, 263 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
262, 263 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
267 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
267 | - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28 | VERVAARD. VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
281 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
284 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2852 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
287 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3661.1 | Sociale werkvoorziening | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - < 10 MVA | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. cat. A | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40 | - blokverwarming | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41 | - < 1 MW | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45 | BOUWNIJVERHEID | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1.000 m2 | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5020.4 | Autobeklederijen | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5020.5 | Autowasserijen | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
51 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153 | - algemeen | C | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153 | - indien b.o. < 2.000 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153.4 | zand en grind: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5153.4 | - indien b.o. =< 200 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5154 | - algemeen | C | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5154 | - indien b.o. =<2.000 m² | B | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
72 | Switchhouses | B |
Gebruikte afkortingen en tekens:
< kleiner dan
> groter dan
= gelijk aan
=< kleiner dan of gelijk aan
b.o. bedrijfsoppervlak
cat. categorie
e.d. en dergelijke
n.e.g. niet elders genoemd
p.o. productieoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit