Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten Haarlem    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 INLEIDING     

1.1 Bestemmingsplan     

Het bestemmingsplan Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten Haarlem bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin staan het doel van het bestemmingsplan.

1.2 Begrenzing van het plangebied     

Het Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten Haarlem is van toepassing op heel Haarlem.

1.3 Aanleiding tot actualisering van het bestemmingsplan     

Om het cultuurhistorisch erfgoed nog beter te beschermen is een aanvulling nodig van de huidige regels in de bestemmingsplannen. Het Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten voorziet hier in. Daarnaast heeft Haarlem een aantal overkoepelende bestemmingsplannen die aanpassingen doen in andere bestemmingsplannen die betrekking hebben op een specifiek gebied, bijvoorbeeld een wijk. Voor de overzichtelijkheid is het wenselijk het aantal overkoepelende bestemmingsplan beperkt te houden. Het Parapluplan voegt een aantal van deze bestemmingsplannen samen. Het een en ander is nader beschreven in Hoofdstuk 2.

1.4 Doel van het bestemmingsplan     

Hoofddoel van het parapluplan is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de bestaande situatie juist wordt geregeld. Het consoliderende karakter van het plan krijgt juridisch gestalte door de gedetailleerde bestemmingen die op de kaart zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur en voortzetting van het huidige gebruik zijn daarbij het uitgangspunt. De verbeelding en de regels zijn zo opgesteld dat een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter moeten worden behouden. Het resultaat van deze wijze van bestemmen is dat inzichtelijk is wat wel en niet kan in het plangebied.

1.5 Geldende planologische regelingen     

Het parapluplan is van toepassing op heel Haarlem. Dit houdt in dat het plan van invloed is op alle geldende bestemmingsplannen. Bij het van kracht worden van het parapluplan zullen de voorschriften van de andere bestemmingsplannen gewijzigd dan wel aangevuld worden. Zie verder paragraaf 2.2.2.1.

1.6 Bestemmingsplanprocedure     

Het parapluplan doorloopt de wettelijke procedure. Het college van burgemeester en wethouders geeft het ontwerpbestemmingsplan vrij voor tervisielegging volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie wordt het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door eenieder zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtshalve aanpassingen, besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. Na aanpassing van het bestemmingsplan, met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen, wordt het vastgestelde bestemmingsplan weer zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

1.7 Leeswijzer plantoelichting     

Dit hoofdstuk van de toelichting is de inleiding van het bestemmingsplan. Vervolgens gaat hoofdstuk 2 in op de bestaande situatie en de wijzigingen die het bestemmingsplan aanbrengt. Hoofdstuk 3 behandelt het voor het plangebied relevante beleid. Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische aspecten en licht de planregels, milieuzoneringslijst, verbeelding en de regeling voor bebouwing toe. Hoofdstuk 6 beschrijft de financieel-economische uitvoerbaarheid. Bij de toelichting hoort ook een aantal bijlagen. Daarmee sluit de toelichting af.

Hoofdstuk 2 BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE     

2.1 Inleiding     

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de verschillende onderwerpen en locaties die zijn meegenomen in het parapluplan. Bij iedere wijziging wordt aangegeven waarom de bepalingen van de betreffende bestemmingsplannen zijn aangepast. Daar waar afbeeldingen zijn opgenomen betreffen dit de oude situaties. Voor de nieuwe situatie zie de plankaarten die bij het parapluplan horen (www.ruimtelijkeplannen.nl).

2.2 Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten     

2.2.1 Locaties en onderwerpen     

2.2.1.1 Archeologie     

In de eerste helft van 2024 is de nieuwe Nota Erfgoed vastgesteld. Een van de onderdelen van de nota is archeologie. De beleidskaart Archeologie is geactualiseerd. De kaart geeft aan welke archeologische verwachtingswaarde een gebied heeft. Om potentiële archeologische waarden in het gebied te beschermen bevatten de bestemmingsplannen regels. Deze regels moeten in acht genomen worden bij bouw- en graafwerkzaamheden. Het Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten heeft de nieuwe beleidskaart verwerkt in de verbeelding en de daarbij behorende regels.

2.2.1.2 Flitsbezorging     

Flitsbezorging

De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 13 oktober 2022 een voorbereidingsbesluit genomen voor geheel Haarlem. Het voorbereidingsbesluit bevat een verbod om het gebruik van gronden en bouwwerken of gedeelten daarvan te wijzigen naar vormen van bedrijfsvoering, die blijkens hun reclame-uiting, presentatie of assortiment zijn te kwalificeren als flitsbezorgdienst. Een flitsbezorgdienst is een vorm van bedrijfsvoering, niet gericht op het klassieke winkelen in de zin dat mensen ter plaatse komen om producten te vergelijken en uit te kiezen. Flitsbezorging is te typeren als een opslag-, distributie-/magazijnlocatie, al dan niet voorzien van een afhaalloket, van waaruit zeer snel in hoofdzaak dagelijkse boodschappen worden geleverd bij klanten die digitaal hun bestelling plaatsen.

Het parapluplan bevat een regeling om de vestiging van flitsbezorging op ongewenste locaties te voorkomen. Op 17 januari 2023 zijn de beleidsregels 'Toetsingscriteria Flitsbezorging' in werking getreden. De regels in het parapluplan verwijzen naar deze criteria.

Dienstenrichtlijn

Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof van Justitie) oordeelde op 30 januari 2018, naar aanleiding van prejudiciële vragen gesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling; zie de tussenuitspraak van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:75), kort gezegd dat de Dienstenrichtlijn ook van toepassing is op detailhandel en dat brancheringsmaatregelen dus moeten voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn. Op grond van dat artikel mogen lidstaten toegang tot of uitoefening van een dienstenactiviteit afhankelijk stellen van territoriale beperkingen, zolang dergelijke maatregelen niet discriminatoir zijn én noodzakelijk en evenredig zijn.

Naar aanleiding van bovengenoemde uitspraak van het Hof van Justitie heeft de Afdeling op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in de zaak Appingedam (ECLI:NL:RVS:2018:2062). De uitspraak bevat een indringende toets van de betreffende brancheringsregeling aan artikel 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn. Omdat de Dienstenrichtlijn ook van toepassing is op de bedrijfsvoering van darkstores/flitsbezorging, is er aanleiding om de vereisten van artikel 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn in het kader van de planregeling van dit bestemmingsplan één voor één langs te lopen teneinde tot de conclusie te komen dat het bestemmingsplan voldoet aan deze vereisten.

Noodzakelijkheid

Het nader reguleren van mogelijke vestigingslocaties van een darkstore door middel van het bestemmingsplan is noodzakelijk wanneer deze wordt gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang. Uit artikel 4, aanhef en onder 8 van de Dienstenrichtlijn volgt dat bescherming van het stedelijk milieu van algemeen belang is. Een specifieke uitdaging voor Haarlem is de hoge bevolkingsdichtheid en de relatief grote omvang van 'het gemengde gebied', het type (woon)milieu waar darkstores zich, zo blijkt uit de praktijk, graag vestigen. Hoewel de gemengde omgeving typerend is voor Haarlem en ook als van meerwaarde wordt gezien, is gebleken dat deze nieuwe bedrijfsvoering wezenlijk meer overlast teweegbrengt dan ruimtelijk aanvaardbaar is ten opzichte van bestaande, meer traditionele bedrijvigheid. De flitsbezorgdiensten exploiteren distributielocaties zo dicht mogelijk bij de klant om de aanrijtijd zo kort mogelijk te houden. Om die reden zijn in de afgelopen periode enkele darkstores in veelal binnenstedelijke (woon)buurten geopend. Nadere regulering van vestigingslocaties voor darkstores is noodzakelijk omdat is gebleken dat deze negatieve effecten kunnen hebben op de woonomgeving. Zo is er geluidsoverlast als gevolg van de bedrijfsvoering, waaronder inpandig geluid en (stem)geluid op straat. Het zijn met name ook de frequentie en venstertijden die ruimer zijn ten opzichte van traditionele bedrijfsvoering. Veel panden zijn thans onvoldoende voorzien van geluidsisolatie en in smalle straten weerkaatst geluid nog extra sterk. Door de smalle en/of beperkt beschikbare openbare ruimte wordt de druk op de omgeving verder opgevoerd en daarmee staat de kwaliteit van de woon- en leefomgeving onder druk. Ook is in een aantal gevallen sprake van een negatieve impact op het vestigingsklimaat van op publiekgerichte bedrijfsvoering in binnenstedelijke (woon)buurten. Denk bijvoorbeeld aan het belang van representativiteit en veiligheid voor bezoekersstromen bij winkels en horeca(terrassen). De vergelijking gaat op met supermarkten die in een groot aantal bestemmingsplannen niet voor niets zonder nadere aanduiding dan wel regeling ontoelaatbaar zijn.

Het bevorderen en behouden van de leefbaarheid en het woon- en leefklimaat van de stad met oog op bescherming van het stedelijk milieu is dan ook een dwingende reden van algemeen belang die de brancheringsmaatregel van het verbod op darkstores in het parapluplan rechtvaardigt. Het is niet mogelijk om deze nieuwe ontwikkeling ongereguleerd haar gang te laten gaan.

Evenredigheid

Het bestemmingsplan is evenredig, in die zin dat het (1) geschikt is om het nagestreefde doel te bereiken, (2) niet verder gaat dan nodig is, en (3) het doel ook niet met minder beperkende maatregelen kan worden bereikt. Het doel van het bestemmingsplan is het nader kunnen reguleren van de vestigingslocatie van een darkstore en voorwaarden voor vestiging van een darkstore met het oog op het borgen van behoud van een aangenaam woon- en leefklimaat en vestigingsklimaat. Dit door middel van de beleidsregels waar het parapluplan naar verwijst.

Het evenredigheidsbeginsel levert hierbij geen belemmering op. Het bestemmingsplan is geschikt om het doel te bereiken dat wordt nagestreefd omdat deze coherent en systematisch wordt nagestreefd. Het parapluplan zorgt ervoor dat de goede ruimtelijke ordening van de stad coherent en systematisch wordt geborgd, waardoor er geen sprake is van willekeur, voor gelijke gevallen gelden gelijke beperkingen. Het bestemmingsplan is hét centrale instrument om ruimtelijke doelstellingen op gemeentelijk niveau te bereiken. Het parapluplan is gestoeld op beleidsmatige overwegingen en overwegingen die voortkomen uit ontvangen klachten, handhavingsverzoeken en inzicht uit de praktijk (waarneming). Hiermee is sprake van objectieve gegevens. Het parapluplan gaat niet verder dan nodig om het doel te bereiken en er zijn geen minder beperkende maatregelen voorhanden (vereisten 2 en 3).

Het alternatief van geen verbod betekent dat geen nadere voorwaarden en lokale afweging kan worden gemaakt voor de vestiging van flitsbezorging. Dat kan leiden tot onvoorziene en ongewenste uitkomsten met betrekking tot een aangenaam woon-, leef- en vestigingsklimaat, bijvoorbeeld op het gebied van representativiteit en verkeersveiligheid (voor bezoekersstromen) bij een bedrijfsomgeving of aantasting van het woon- en leefklimaat bij vestiging van een darkstore in het gemengde (woon)gebied. Door de beleidsregels gaat het parapluplan niet verder dan nodig om het doel te bereiken. Een minder vergaande planologische maatregel die een ongereguleerde toename van flitsbezorging kan voorkomen is niet voorhanden.

Discriminatieverbod

Er is geen sprake van een schending van het discriminatieverbod. Discriminatie verwijst hier naar nationaliteit of, voor vennootschappen, de plaats van hun statutaire zetel. Er is geen sprake van discriminatie nu het parapluplan geen onderscheid maakt tussen flitsbezorging gericht op Haarlemmers en flitsbezorging gericht op andere nationaliteiten. Van discriminatie naar nationaliteit of statutaire zetel van de onderneming is dus geen sprake.

2.2.1.3 Slachthuisbuurt     

De herziening van het huidige bestemmingsplan in de Slachthuisbuurt in Haarlem is nodig vanwege aanzienlijke afwijkingen tussen de vastgestelde goot- en bouwhoogtes en de werkelijk gerealiseerde hoogtes van gebouwen. Deze discrepantie resulteert vaak in meer bouwmogelijkheden, met name dakopbouwen, dan wenselijk is. Dit heeft negatieve gevolgen, waaronder aantasting van architectonische en cultuurhistorische waarden van de buurt en het verdwijnen van kleinere en betaalbare woningen.

De Slachthuisbuurt ontstond in de late 19e eeuw, parallel aan de industriële groei van Haarlem. De invoering van de Woningwet van 1901 legde regels vast die de uitvoering en financiering van (sociale) woningbouw stimuleerden en vormt de basis van de huidige buurt. Deze samengestelde buurt bestaat uit diverse arbeiderscomplexen, elk met kenmerken van een tuindorp. Voornamelijk in de jaren '20 werd dit gebied ontwikkeld om de behoeften van arbeiders- en lage middenstandsklasse te accommoderen. De buurt staat symbool voor volkshuisvesting, en haar bijzondere stedenbouwkundige structuur weerspiegelt een zorgvuldig ontworpen stadsuitbreiding met unieke architectuur.

 Het behouden van historische waarden en het beschikbaar houden van kleinere, betaalbare woningen voor specifieke doelgroepen is van groot belang. Daarom wordt het bestemmingsplan herzien om risico's voor ongewenste woninguitbreiding te beperken, terwijl tegelijkertijd cultureel erfgoed en kleine kwalitatieve grondgebonden woningen behouden blijven voor Haarlemmers.

2.2.1.4 Beeldbepalende panden     

Na-inventarisatie waardevolle panden 

De gemeente heeft een inventarisatie en waardering gemaakt van cultuurhistorische waardevolle panden. Doel van de inventarisatie was om een overzicht te krijgen van waardevolle panden en ensembles voor het gehele grondgebied van de gemeente en is aanvullend op inventarisaties die de afgelopen jaren zijn gemaakt in het kader van de actualisaties van verschillende bestemmingsplannen.

Aanleiding hiervoor was dat een systematische inventarisatie voor een aantal gebieden in Haarlem ontbrak en dat eerdere inventarisaties enkele omissies bevatte. Bij de inventarisatie is alleen gekeken naar panden. Waardevolle objecten zoals bruggen en straatmeubilair zijn niet meegenomen.

Basis voor de inventarisatie ligt in artikel 3.1.6 van het Besluit omgevingsrecht waarin is aangegeven dat bij het maken van bestemmingsplannen wordt gekeken naar de aanwezige cultuurhistorische waarden. Voor een deel van de bestemmingsplannen was dit zoals boven aangegeven niet of onvoldoende gedaan. Hiernaast geeft het gemeentelijk beleid, in het bijzonder de Nota Ruimtelijke Kwaliteit en de Nota Erfgoed en Ruimte (2013), aanleiding om waardevolle panden te inventariseren en voor zover hier aanleiding voor is een beschermende regeling voor te maken.

De inventarisatie is gedaan op basis van veldwerk, literatuur- en archiefonderzoek. De panden zijn gewaardeerd op basis van drie hoofdcriteria, namelijk op de stedenbouwkundige, de architectuurhistorische en de cultuurhistorische waarden. De panden zijn bij dit onderzoek niet alleen op hun eigen merites beoordeeld, maar ook heel nadrukkelijk beschouwd in relatie tot de directe omgeving en de betekenis die het pand heeft voor de wijk. De orde-2 panden hebben hiermee elk een eigen palet aan waarden, die tot uitdrukking komt in de redengevende omschrijving. Deze beschrijving is echter niet uitputtend en ook niet beschreven waarden kunnen onder de bescherming vallen.

Wederopbouwperiode 1940-1965

Naar cultuurhistorische waarden uit de wederopbouwperiode 1940-1965 is separaat onderzoek verricht, zie het rapport Naoorlogse architectuur en stedenbouw in Haarlem Cultuurhistorische inventarisatie en waardering, Dolf Broekhuizen, april 2020. Resultaten van dit onderzoek, waarin circa 20 panden en complexen een positieve waardering hebben gekregen, zijn eveneens meegenomen voorliggend bestemmingsplan.

Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten

Ter bescherming van de erfgoedwaarden van de positief gewaardeerde panden en complexen is in voorliggend bestemmingplan een orde-2 regeling opgenomen. In Bijlage 1 bij het parapluplan is aangegeven waarom een pand of complex als orde 2 is aangewezen. Hierin wordt een beschrijvingen op hoofdlijn gegeven.

2.2.1.5 Parkeernormen     

Op 30 maart 2023 heeft de gemeenteraad de Nota Parkeernormen vastgesteld. De nota vervangt de Beleidsregels Parkeernormen 2015 (inclusief de wijzigingen daarop). Voor de Beleidsregels Parkeernormen 2015 is het Parapluplan Parkeernormen Haarlem 2018 opgesteld. Het parapluplan verklaart de beleidsregels van toepassing op Haarlem (inclusief toekomstige wijzigingen).

Met het Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten hebben wij onder andere een aantal bestemmingsplannen samengevoegd voor de overzichtelijkheid (zie paragraaf 2.2.2.1). Dit plan heeft de regeling van het Parapluplan Parkeernormen Haarlem 2018 overgenomen en daarbij de Nota Parkeernormen (2023) van toepassing verklaard.

2.2.1.6 Dakopbouwen     

Algemeen

De beslissing om terug te grijpen naar twee Oer-dakopbouwtypen, namelijk Oertype I (rechte geveloptrekking) en Oertype II (schuine kap), is gebaseerd op de noodzaak om helderheid, ruimtelijke kwaliteit en de toepasbaarheid van voorschriften te waarborgen. Dit streven heeft tot doel de stedenbouwkundige waarde, architectonische kwaliteit en respect voor de cultuurhistorie te handhaven. De focus ligt op het creëren van een hoogwaardige, aantrekkelijke derde laag in de stad, die tegemoetkomt aan zowel de behoeften van de gemeente als die van individuele bewoners die hun woningen willen uitbreiden.

Dakopbouwen vervullen een cruciale rol als historisch veelvoorkomende vorm van verdichting. Jaarlijks dienen velen aanvragen voor dakopbouwen als oplossing voor de groeiende vraag naar extra ruimte, bijvoorbeeld voor thuiswerkplekken en extra slaapkamers. Op dit moment wordt geschat dat ongeveer 40% van de beschikbare mogelijkheden voor dakopbouwen in Haarlem benut is.

Niettemin heeft het huidige beleid geleid tot suboptimale resultaten. Het straatbeeld is verstoord door de verscheidenheid aan trends. Deze trends houden vaak geen rekening met de architectonische harmonie binnen ensembles en de stedenbouwkundige hiërarchie. Bovendien leiden veel trends tot complexe aanvragen en evaluaties, terwijl sommige gevoelig zijn voor marchanderen. Het huidige beleid is grotendeels gebaseerd op pragmatische compromissen uit het verleden en staat soms op gespannen voet met de cultuurhistorische waarden van de stad, met name in het Beschermd Stadsgezicht Haarlem Noord en andere gebieden.

Om deze kwesties aan te pakken, wordt nu ingezet op vereenvoudiging. Dit impliceert het reduceren van de verscheidenheid aan trends tot heldere en eenvoudige principes. Het doel is om een duidelijk en consistent straatbeeld te bevorderen en het ontwerp- en beoordelingsproces te vereenvoudigen.

Deze benadering omvat het terugbrengen van de trends tot twee historische dakopbouwtypen: het recht optrekken van de gevel (Oertype I) en het toepassen van een schuine kap (Oertype II). De keuze tussen deze typen is afhankelijk van de stedenbouwkundige hiërarchie van de straat en de architectonische context van het bouwensemble. Deze aanpak versterkt het straatbeeld en draagt bij aan de cultuurhistorische waarde van de stad. In zeldzame gevallen kunnen specifieke historische trends in overweging worden genomen, mits deze vooraf per ensemble worden geïdentificeerd en beoordeeld.

Pilotgebied

Een deel van de Indischebuurt Noord is aangewezen als pilotgebied voor Oertype I. De komende jaren zal de nieuwe regeling (type I en II) uitgerold worden over Haarlem.

2.2.1.7 Wonen     

De Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Haarlem 2022 maakt het onder voorwaarden mogelijk om zonder vergunning een woning gedeeltelijk in te zetten voor hospitaverhuur of mantelzorg. In het parapluplan zijn regels opgenomen om aan te sluiten bij deze onderdelen van de Huisvestingsverordening. Hierdoor werpen de bestemmingsplannen geen mogelijke belemmeringen op wanneer men over wil gaan op hospitaverhuur of mantelzorg.

2.2.2 Reparatie- en andere plannen     

2.2.2.1 Algemeen     

Haarlem heeft meerdere overkoepelende bestemmingsplannen. Deze bestemmingsplannen brengen een wijziging aan in bestaande bestemmingsplannen, maar trekken deze niet volledig in. Het gevolg is dat soms twee of meer bestemmingsplannen moeten worden geraadpleegd om te bepalen welke regels van toepassing zijn op een perceel. Dit komt het gebruiksgemak niet ten goede. Daarnaast is de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking getreden. Deze wet bepaalt dat alle bestemmingsplannen tezamen het omgevingsplan van rechtswege vormen. Voor de overzichtelijkheid is het dan ook raadzaam om het aantal bestemmingsplannen, waar nodig, te verminderen

Het Paraplubestemmingsplan Behoud Omgevingskwaliteiten voegt de volgende bestemmingsplannen samen tot één bestemmingsplan:

- Reparatieplan A;

- Reparatieplan B;

- Reparatieplan C;

- Facetbestemmingsplan Archeologie;

- Parapluplan Parkeernormen Haarlem 2018.

Met het inwerking treden van het Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten, zullen voornoemde bestemmingsplannen hun rechtskracht verliezen. In onderstaande paragrafen zijn onderdelen van de toelichting van de Reparatieplannen opgenomen. Zo ontstaat er een overzicht van welke locaties en onderwerpen over zijn genomen uit de genoemde plannen. De toelichtingen van het Facetbestemmingsplan Archeologie en het Parapluplan Parkeernormen Haarlem 2018 zijn niet bijgevoegd. Het Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten bevat voor de onderwerpen archeologie en parkeernormen een nieuwe regeling. Zie paragrafen 2.2.1.1 en 2.2.1.5.

2.3 Reparatieplan A: locaties     

1. Locaties in het centrum

verplicht

Het bestemmingsplan Oude Stad is van toepassing op het centrum van Haarlem. Horeca-activiteiten vinden hier verspreid plaats. De percelen waar horeca is toegestaan zijn voorzien van een aanduiding. Voor de goede orde, horeca is in beginsel alleen op de begane grond toegestaan.

Het vorige bestemmingsplan voor het centrum gaf door middel van een aanduiding op de verbeelding aan waar horeca-inrichtingen zich mochten vestigen. Bij het maken van de verbeelding voor het huidige bestemmingsplan Oude Stad is voor een aantal locaties de horeca-aanduiding niet overgenomen. Voor het reparatieplan is een inventarisatie uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er percelen zijn waar nog steeds een horeca-inrichting rechtmatig is gevestigd, ondanks dat de horeca-aanduiding op de verbeelding per vergissing ontbreekt. Daarnaast zijn er nieuwe horeca-inrichtingen in het centrum bijgekomen.

Voor deze percelen is op de verbeelding van het reparatieplan alsnog de aanduiding 'horeca' opgenomen. Bij de regels van het reparatieplan hoort een bijlage. In deze bijlage staan de adressen waar de functie horeca ook is toegestaan op de verdieping. Het betreft hier ook een reparatie van het bestemmingsplan Oude Stad.

In onderstaande tabel staat een overzicht van de percelen die de aanduiding horeca hebben gekregen:

Adres Aanpassing op de plankaart
Barrevoetestraat 23 Aanduiding Horeca 3
Botermarkt 27 Aanduiding Horeca 2
Frankestraat 19 Aanduiding Horeca 2
Frankestraat 25 Aanduiding Horeca 2
Gravinnesteeg 11 Aanduiding Horeca 2
Grote Markt 13 Aanduiding Horeca 3 (incl. verdieping)
Koningstraat 20 Aanduiding horeca 4 (incl. verdieping)
Keizerstraat 1a Aanduiding Horeca 2
Kleine Houtstraat 18 Aanduiding Horeca 1
Kleine Houtstraat 22 Aanduiding Horeca 1
Kruisstraat 31 Aanduiding Horeca 1
Schagchelstraat 29 Aanduiding Horeca 1
Spaarne 94 Aanduiding Horeca 2
Spekstraat 3 Aanduiding Horeca 2
Zijlstraat 31 Aanduiding Horeca 2
Zijlstraat 49 Aanduiding Horeca 2
Zijlstraat 54 Aanduiding Horeca 1
Zijlstraat 56-58 Aanduiding Horeca 2 (incl. verdieping)
Zijlstraat 78 Aanduiding Horeca 1

2. Goot- en bouwhoogte

verplicht

Een aantal panden in het beschermd stadsgezicht Haarlem Noord mag in afwijking van de feitelijke situatie een hogere goot- en bouwhoogte hebben. Het bestemmingsplan Kleverpark Frans Hals is van toepassing. Voor het behouden van de kwaliteiten van het beschermde stadsgezicht is het belangrijk het huidige straat- en bebouwingsbeeld te handhaven. Dit houdt in dat de toegestane goot- en bouwhoogte in het bestemmingsplan niet wenselijk is. Op 19 juli 2018 heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen om meerdere panden tijdelijk te beschermen tegen aanvragen om een omgevingsvergunning die op gespannen voet staan met de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied (zie kaartuitsnede hierboven). In onderstaande tabel staat een overzicht van de percelen waar de toegestane goot- en bouwhoogte in het reparatieplan wordt gewijzigd naar de feitelijke situatie:

Adres goot-/bouwhoogte huidig bestemmingsplan goot-/bouwhoogte reparatieplan
Berckheydestraat 17 10/12 meter 7/10 meter
Berckheydestraat 19 10/12 meter 7/10 meter
Berckheydestraat 25 10/12 meter 7/10 meter
Berckheydestraat 27 10/12 meter 7/10 meter
Berckheydestraat 29 10/12 meter 7/10 meter
Berckheydestraat 31 10 meter (bouwhoogte) 7/10 meter
Berckheydestraat 33 10 meter (bouwhoogte) 7/10 meter
Kennemerstraat 24 10/12 meter 8/12 meter
Kennemerstraat 32 t/m 42 (even nummers) 10/12 meter 8/11 meter
Saenredamstraat 34 t/m 82 (even nummers) 10/12 meter 7/10 meter
Schoterweg 59 t/m 63 (oneven nummers) 9/13 meter 7/9 meter
Schoterweg 63a 9/13 meter bouwhoogte 10 meter
Soutmanstraat 1a 8/10 meter bouwhoogte 9 meter
Berckheydestraat 21,23 10/12 meter goot/bouwhoogte voorste deel 7/10 meter. bouwhoogte achterste deel 7 meter.

3. Woonschepen

Er zijn diverse locaties in Haarlem waar woonschepen liggen. De maatvoering van een aantal woonschepen is niet geregeld in bestemmingsplannen, maar in de Verordening Woonschepen. Op 1 januari 2018 is de Wet verduidelijking voorschriften woonboten in werking getreden. Deze wet wijzigt de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De wijziging houdt in dat bouwregels voor woonschepen voortaan alleen in een bestemmingsplan mag worden geregeld. Het reparatieplan regelt de maatvoering voor de ligplaatsen die niet zijn vastgelegd in andere bestemmingsplannen. In onderstaande tabel staat een overzicht van de betreffende ligplaatsen en de toegestane maatvoering. Deze maatvoering is overgenomen uit de Verordening Woonschepen.

Adres lengte (m) breedte (m) hoogte (m)
Houtmarkt 16 18,5 7 4
Houtmarkt 22 18,5 4,5 4
Houtmarkt 26 18,5 7 4
Schalkwijkerstraat 10 16,5 4,5 4
Schalkwijkerstraat 12 16,5 4,5 4
Schalkwijkerstraat 14 16,5 4,5 4
Schalkwijkerstraat 16 16,5 4,5 4
Schalkwijkerstraat 22 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 24 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 26 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 28 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 30 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 32 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 34 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 36 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 40 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 42 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 44 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 46 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 48 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 52 16,5 7 4
Schalkwijkerstraat 54 16,5 7 4
Waarderhaven 1 t/m 55 16,5 4,5 4
Waarderhaven 59 16,5 4,5 4
Waarderhaven 60 16,5 4,5 4

4. Diverse onderwerpen

In deze paragraaf komen verschillende locaties aan bod met uiteenlopende reparaties. De afbeeldingen tonen de oude situatie.

Spiegelstraat 29

verplicht

Het pand aan de Spiegelstraat 29 heeft de bestemming Gemengd-1. Dit perceel heeft ook de specifieke functieaanduiding 'seksinrichting toegestaan'. Gezien de omliggende woningen en positionering nabij de doorgaande routes verdient een seksinrichting op deze locatie niet de voorkeur. Ook heeft de huidige eigenaar aangegeven een dergelijke inrichting niet te gaan vestigen in het pand. Hij heeft dan ook verzocht tot verwijdering van de aanduiding. De functieaanduiding is op de verbeelding van het reparatieplan niet opgenomen.

Antoniestraat 28

verplicht

Aan de Antoniestraat 28 is de Veronicaschool gevestigd. Het perceel heeft de bestemming Maatschappelijk en de functieaanduiding 'onderwijs'. Vanwege de functieaanduiding was het mogelijk een buitenschoolse opvang (BSO) op het bouwvlak van het perceel te vestigen (oftewel in de school). De Raad van State heeft in zijn uitspraak met kenmerk 201307077/1/R1 de mogelijkheid om een BSO in de school te realiseren vernietigd. Er is simpelweg geen ruimte beschikbaar in de school voor deze activiteit. Het voorschrift en de verbeelding van het reparatieplan zijn hierop aangepast. Het realiseren van een BSO in het hoofdgebouw past niet binnen de voorschriften van het reparatieplan. Het gebruiken van het schoolplein voor de BSO is wel toegestaan.

Liewegje 15

verplicht

De woning op het perceel Liewegje 15 heeft de aanduiding 'bedrijfswoning (bw)'. Hier is echter geen sprake van een bedrijfswoning. In het reparatieplan is de aanduiding verwijderd.

J.P. Coenlaan 3

verplicht

De eigenaar van de woning aan de J.P. Coenlaan 3 heeft een strookje openbaar groen aangekocht. In het reparatieplan heeft het aangekochte strookje grond de bestemming Tuin-2 gekregen.

Hoek Floresstraat/Timorstraat 2A

verplicht

De gronden met de bestemming Tuin-3 heeft in het reparatieplan de bestemming Gemengde Doeleinden-2 gekregen. Het perceel is namelijk nagenoeg geheel bebouwd, zodat er geen sprake meer is van een tuin. Voor de aanwezige bebouwing is een vergunning verleend.

Vergierdeweg 271

verplicht

Het crematorium gaat verbouwen en voor een klein deel uitbreiden. De uitbreiding betreft een aanbouw aan de voorzijde van 50 m² en 4 meter hoog. De gemeente heeft reeds ingestemd met de uitbreiding. De uitbouw is opgenomen op de plankaart van het reparatieplan. Op de plankaart van het bestemmingsplan Van der Aart staat een aantal fouten. Het bouwvlak heeft per vergissing de aanduiding 'begraafplaats'. De verderop gelegen aula heeft de aanduiding 'crematorium' terwijl deze in het hoofdgebouw is gevestigd. De aula is een rijksmonument (monumentnummer: 513436), maar heeft niet de aanduiding 'orde-1'. Het betreft een traditionalistische aula, gebouwd in 1936, naar ontwerp van G. Friedhoff. De onvolkomenheden zijn hersteld op de plankaart van het reparatieplan.

Grote Houtstraat 1A & 1B, Grote Markt 16

verplicht

Museum De Hallen is deels gevestigd op de verdiepingen van de Grote Houtstraat 1A & 1B (tegenwoordig geadresseerd als de Grote Markt 16). Het bestemmingsplan Oude Stad staat een museum op de verdieping abusievelijk niet toe op de Grote Houtstraat 1B. Het museum is sinds 1992 hier gevestigd. Recent is een huisnummerbesluit genomen, waarbij de verdiepingen van de Grote Houtstraat 1A en 1B zijn overgegaan in Grote Markt 16. De ingang van het museum is namelijk gelegen aan de Grote Markt 16. Met het reparatieplan wordt een museum op de Grote Markt 16 (de verdiepingen van de Grote Houtstraat 1A en 1B) toegestaan.

Weissenbruchstraat 23-41

verplicht

Het bestemmingsplan Kleverpark/Frans Hals schrijft voor de Weissenbruchstraat 23-41 een goothoogte van 5 meter voor. Feitelijk is de goothoogte 6 meter. In het reparatieplan is de feitelijke goothoogte overgenomen.

Van Hogendorpstraat 25

verplicht

De eigenaar van woning nr. 25 heeft een strookje groen aangekocht. Het reparatieplan zet de bestemming Groen om naar Tuin-1.

Sophiaplein 14-20

verplicht

Sophiaplein 14-20 heeft in het bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - De Kamp abusievelijk de Tuin 2-bestemming gekregen. Het perceel is echter grotendeels bebouwd. In het reparatieplan krijgt het perceel conform het gebruik de bestemming Gemengde Doeleinden 2.

Grote Markt 33

verplicht

De gemeente is eigenaar van het perceel Grote Markt 33. Om zorg te dragen voor een verantwoorde ontwikkeling van het perceel zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Het bestemmingsvlak is in het reparatieplan in lijn gebracht met deze randvoorwaarden. De bestemming blijft Centrum-1. Het bouwvlak is vergroot om ruimte te bieden voor een passend ontwerp.

Spaarne Wachthuisje, Spaarne 11A

verplicht

Het drijvende wachthuisje in het Spaarne, nabij Spaarne 11A, valt binnen het bestemmingsplan Burgwal. Voor het wachthuisje was de aanduiding 'recreatie' opgenomen, behorende bij de bestemming Water. In zijn uitspraak met kenmerk 201307077/1/R1 heeft de Raad van State deze aanduiding vernietigd. De aanduiding was namelijk niet voorzien van bouwregelgeving wat tot een ongewenste situatie kon leiden. In het reparatieplan is alsnog de aanduiding 'recreatie' opgenomen op de plankaart en in de regels voorzien van bouwvoorschriften.

Nieuweweg 5 en 6

verplicht

In het bestemmingsplan Liewegje zijn de twee woningen aan de Nieuweweg 5 en 6 per vergissing aangemerkt als bedrijfswoningen. In het reparatieplan zijn de twee gebouwen weer bestemd als burgerwoningen inclusief bijbehorende tuinbestemming.

Op het perceel zelf is een aannemersbedrijf gevestigd (categorie B-bedrijf). Ook is een bronsgieterij in de omgeving (categorie C-bedrijf). Deze bedrijven leveren geen hinder op voor de woningen. De woningen zelf belemmeren de bedrijfsvoering niet. Voor de leefomgevingsaspecten (luchtkwaliteit, externe veiligheid, geluid wegverkeer) gelden bij een bedrijfswoning en een burgerwoning dezelfde eisen. Voor het bestemmingsplan Liewegje en de milieuvergunningen zijn reeds de nodige onderzoeken gedaan. Het feitelijke gebruik van de woningen is niet gewijzigd. Uit het oogpunt van milieuzonering en een goede ruimtelijke ordening is er geen bezwaar tegen de bestemmingswijziging.

Bestemmingsplan Bosch en Vaart

verplicht

In de uitspraak met kenmerk 201305866/1/R1 heeft de Raad van State de bouwregels van bestemming Tuin-2 in het gehele plangebied van het bestemmingsplan Bosch en Vaart vernietigd.

In het reparatieplan zijn voor de Tuin 2-bestemming nieuwe bouwvoorschriften opgenomen. Bosch en Vaart maakt onderdeel uit van het beschermde stadsgezicht Haarlem Zuidwest. De bouwvoorschriften van het reparatieplan dragen bij aan het behoud van dit stadsgezicht.

Nieuwe Gracht 39

verplicht

Het perceel Nieuwe Gracht 39 had in het Stadsvernieuwingsplan Oude Stad de bestemming Kantoor-Woondoeleinden. Het perceel mocht binnen het bouwvlak volledig worden bebouwd. In het huidige bestemmingsplan Oude Stad heeft het onbebouwde deel van het bouwvlak per vergissing de bestemming Tuin-2 gekregen met de nadere aanduiding 'parkeerterrein'. In het reparatieplan zijn de gebruiks- en bouwmogelijkheden weer hersteld.

 

2.4 Reparatieplan B: locaties en onderwerpen     

Centrum

In november 2013 zijn voor de centrumgebieden Bakenes, Burgwal, Heiliglanden-De Kamp, Oude Stad, Nieuwstad, Papentorenvest en Vijfhoek Bouwhistorische Waardenkaarten gemaakt (zie bijlagen 2 t/m 8). Deze kaarten geven weer welke panden vermoedelijk waardevol zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt. Het is belangrijk zorgvuldig met deze panden om te gaan. Op de verbeelding zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de betreffende panden. De bestemmingen zijn gekoppeld aan regels in het reparatieplan. Hiermee bevat dit plan een beschermend regime voor het behoud van waardevolle elementen van de diverse gebouwen. In paragraaf 4.8 gaan wij nader in op hoe de kaarten tot stand zijn gekomen.

Watergangen en woonschepen

Op diverse plekken in Haarlem liggen woonschepen. Op 1 januari 2018 is de Wet verduidelijking voorschriften woonboten in werking getreden. Deze wet wijzigt de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De wijziging houdt in dat alle bouwregels voor woonschepen voortaan alleen in bestemmingsplannen mogen worden geregeld. In zowel Reparatieplan A als diverse bestemmingsplannen is de maatvoering geregeld. Naast maatvoering is een nieuwe definitie nodig van het begrip 'woonschip' in de huidige bestemmingsplannen. Reparatieplan B voorziet hierin.

Stelling van Amsterdam

verplicht

het geaceerde deel is de Stelling van Amsterdam

Een deel van het grondgebied van Haarlem is onderdeel van de Stelling van Amsterdam. De kernkwaltiteiten van de Stelling zijn: een groene en relatief stille ring rond Amsterdam, een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen & inundatiekommen en een relatief grote openheid. Regelgeving over de Stelling van Amsterdam is dan ook opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).

Onderdeel van de Stelling van Amsterdam zijn twee damsluizen van het inundatiewerk Haarlemmerliede. De twee sluizen zijn op 16 februari 2016 aangewezen als provinciaal monument. Een van de twee sluizen ligt deels binnen het grondgebied van Haarlem.

Meerdere Haarlemse bestemmingsplannen houden rekening met De Stelling van Amsterdam. Dit geldt niet voor de bestemmingsplannen Meerwijk, Liewegje, Hekslootgebied/Spaarndam-West, Zomerzone Noord, Schalkwijk en Schalkwijkerweg. Reparatieplan B herstelt dit door de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' op te nemen voor de betreffende plangebieden. De dubbelbestemming houdt in dat cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet mogen worden aangetast. Dit geldt voor nieuwe functies en uitbreiding van bestaande bouwmogelijkheden. Bestaande functies en bebouwing en juridisch-planologische rechten worden gerespecteerd. Dit conform de PRV.

Voorschriften bestemmingsplannen

Een aantal bestemmingsplannen bevat in de voorschriften een verkeerde verwijzing. In sommige gevallen is een inhoudelijk aanpassing van de regelgeving nodig. In deze paragraaf staat per bestemmingsplan een opsomming van de reparaties.

Bestemmingsplan Vondelkwartier, Vogelbuurt en Dietsveld

verplicht

Artikel 19 van het bestemmingsplan bevat de algemene bouwregels. In lid 1 staan de bouwregels. Lid 2 bevat de mogelijkheid om onder voorwaarden af te wijken van de bouwregels. Lid 19.2 sub c bevat een bepaling over dakopbouwen. Hierbij wordt verwezen naar sublid 19.1.1. onder l. Dit moet echter sublid 19.1.1 onder j. zijn. Het reparatieplan herstelt deze verschrijving.

Bestemmingsplan Kleverpark Frans Hals

verplicht

Artikel 23 van het bestemmingsplan bevat de algemene bouwregels. Sublid 23.1.1 onder q spreekt over de aanduiding 'opbouw 70-70'. Dit moet alleen zijn 'opbouw'.

sublid 23.1.1 onder r geeft een aantal mogelijkheden voor het realiseren van een opbouw. De bepaling is van toepassing op panden met de aanduiding 'opbouw 1'. Het in dezelfde bepaling opnemen van de aanduidingen 'orde 1' en 'orde 2' is niet juist.

Het reparatieplan past de betreffende voorschriften aan.

Bestemmingsplan Bomenbuurt

verplicht

Een aantal percelen heeft op de verbeelding van het bestemmingsplan Bomenbuurt de aanduiding 'parkeergarage'. In de regels zijn voor deze aanduiding echter geen bepalingen opgenomen. Ook bevat de regeling om af te wijken van de bouwregels voor een dakopbouw een foutieve verwijzing. Het reparatieplan herstelt deze omissies.

Bestemmingsplan Nieuwstad

verplicht

Artikel 22 van het bestemmingsplan Nieuwstad bevat de bouwregels voor gronden die binnen het beschermde stadsgezicht vallen. Lid 22.2 onder a bepaalt dat gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. De bepaling moet - net zoals in het bestemmingsplan Oude Stad - luiden dat hoofdgebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. Het reparatieplan herstelt deze onvolkomenheid.

Waarderpolder

Geluidszone

verplicht

De bestemmingsplannen voor het oranje gebied bevatten geen regeling voor de geluidszone.

Rond het industrieterrein Waarderpolder ligt van rechtswege een geluidszone. Deze geluidzone, ook wel de '50 dB(A)-contour' genoemd, bewaakt de totale geluidbelasting van alle bedrijven op dit industrieterrein. De geluidszone is in een aantal omliggende bestemmingsplannen niet verwerkt. De geluidzone is opgenomen op de verbeelding van het reparatieplan met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Aan deze gebiedsaanduiding zijn regels gekoppeld.

Externe veiligheid

Het bestemmingsplan Waarderpolder is in 2010 vastgesteld. In de afgelopen periode heeft er een aantal wijzigingen plaatsgevonden met betrekking tot de Bevi-inrichtingen. Zo zijn bedrijven vertrokken dan wel de activiteiten gewijzigd. Er is dan ook aanleiding om de voorschriften en de toelichting van het bestemmingsplan Waarderpolder op onderdelen aan te passen. Het reparatieplan ziet hierop toe.

2.5 Reparatieplan C: locaties en onderwerpen     

Wonen

Ieder artikel in een bestemmingsplan begint met een bestemmingsomschrijving. Een aantal bestemmingen in de Haarlemse bestemmingsplannen staat de functie 'Wonen' toe. Er is in de omschrijving geen directe koppeling gelegd met het begrip 'woning'. Volgens vaste jurisprudentie houdt dit in dat meerdere woonvormen zijn toegestaan. Hierdoor wordt handhavend optreden tegen ongewenste woonvormen bemoeilijkt. Haarlem heeft dit ondervangen door in de specifieke gebruiksregels op te nemen dat een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden. Niettemin levert deze bepaling discussies op bij het handhaven van de regels. In Reparatieplan C zijn de gebruiksregels aangepast. Met deze aanpassing is voor iedereen duidelijk dat de functie 'Wonen' alleen bedoeld is voor woningen en dus voor de huisvesting van een huishouden.

Op 18 april 2019 heeft de gemeenteraad de Huisvestingsverordening Haarlem vastgesteld. Op grond van deze verordening is een vergunning nodig voor het omzetten van een woning (zelfstandige woonruimte) naar onzelfstandige woonruimte. Het reparatieplan brengt de bestemmingsplannen in overeenstemming met de doelstellingen van de Huisvestingsverordening.

Door middel van een binnenplanse ontheffing is het mogelijk om medewerking te verlenen aan het omzetten van een woning naar onzelfstandige woonruimte. Een aanvraag om ontheffing wordt aan een aantal voorwaarden getoetst. Belangrijk is dat een goed woon- en leefmilieu behouden blijft.

Voor bestaande legale situaties van onzelfstandige woonruimten is bepaald dat die gewoon kunnen worden voortgezet. Deze worden niet wegbestemd (zijn niet onder het overgangsrecht gebracht). Ijkpunt om te bepalen of er sprake is van een legale situatie is de datum waarop het ontwerp van het reparatieplan ter inzage is gelegd. Pas bij uitbreiding van het aantal onzelfstandige woonruimten zal (ook) in die gevallen een binnenplanse ontheffing moeten worden aangevraagd.

Hospita kamerverhuur is volgens de huisvestingsverordening vergunningsvrij. Er is sprake van hospitaverhuur als:

  • de verhuurder zelf zijn hoofdverblijf heeft in het betreffende pand;
  • niet meer dan twee kamers worden verhuurd en maximaal aan twee personen tegelijk;
  • de verhuurde ruimten niet meer dan 35% van het totale bruto vloeroppervlak (BVO) beslaan en;
  • dat er minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte (GBO) (art. 7.18 Bouwbesluit)

beschikbaar is per (onder-)huurder.

Het reparatieplan gaat ervan uit dat hospita kamerverhuur, als het voldoet aan bovenstaande voorwaarden, past binnen de woonbestemming. De wijziging is van toepassing op alle bestemmingsplannen van Haarlem. Het voornemen voor deze wijziging is gepubliceerd in de Staatscourant, het gemeenteblad en het Haarlems Nieuwsblad van 23 mei 2019.

Niet gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente Haarlem heeft het bureau REASeuro in 2016 historisch vooronderzoek gedaan naar niet gesprongen explosieven uit de Tweede Oorlog. Op Open Data Portaal van de gemeente Haarlem is een kaart beschikbaar gesteld met de locaties waar waarschijnlijk niet gesprongen explosieven aangetroffen kunnen worden bij werkzaamheden aan de bodem. Deze kaart is verwerkt in de verbeelding en de regels van Reparatieplan C.

Snippergroen

Gedurende het jaar verkoopt de gemeente stukjes grond die geen betekenis hebben voor de openbare ruimte. Formeel kan dit snippergroen niet als tuin worden gebruikt. De stukjes grond hebben namelijk de bestemming Groen. Reparatieplan C maakt het mogelijk dat het snippergroen onderdeel van de tuin wordt. Hierbij zijn de gebruiksmogelijkheden van de bestemming Tuin-1 van toepassing. Bij de beoordeling van een aanvraag zal worden gekeken of er belangen in het geding zijn die zich al dan niet verzetten tegen het gebruik van de gronden als tuin. In het artikel is opgenomen dat het snippergroen maximaal 150 vierkante meter mag zijn. In eigendom overgegane gronden die groter zijn dan 150 vierkante meter, komen niet in aanmerking voor de gebruiksmogelijkheden van de bestemming Tuin-1.

Gemeentelijke monumenten en orde 2-panden

Uit onderzoek is gebleken dat een aantal panden is aangemerkt als orde 2-pand, terwijl er sprake is van een monument. Ook zijn in sommige gevallen de contouren van het monument niet volledig overgenomen op de verbeelding. Het reparatieplan herstelt de geconstateerde onvolkomenheden. Zie Bijlage 9 voor een overzicht van de betreffende locaties.

Het reparatieplan breidt de dubbelbestemming Beschermd Stadsgezicht uit met een bepaling. Bij verbouw dan wel sloop/nieuwbouw van een orde 2-pand zullen originele gevelelementen zoveel als mogelijk moeten worden behouden.

Bestemmingsplan Vijhoek/Heiliglanden - de Kamp

Artikel 18 van het bestemmingsplan bevat de standaardbepaling voor het beschermde stadsgezicht. In dit artikel ontbreekt echter de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning een andere gevelindeling toe te staan bij panden. Het reparatieplan voegt alsnog deze mogelijkheid toe aan het bestemmingsplan.

Egelantier, Gasthuisvest 47

Het bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp bevat voor het perceel Gasthuisvest 47 een wijzigingsbevoegdheid. Het oude bestemmingsplan Heiliglanden - de Kamp bevatte ook deze wijzigingsbevoegdheid. In het huidige bestemmingsplan is het gebied waar de wijzigingsbevoegdheid betrekking op heeft niet juist overgenomen. Reparatieplan C herstelt dit.

Daarnaast staat de wijzigingsbevoegdheid (zoals opgenomen in het reparatieplan) toe dat het laden en lossen aan zowel de Kleine Houtstraat als de Gasthuisvest mag plaatsvinden. Langs de Gasthuisvest zijn reeds twee parkeerplaatsen aanwezig die gebruikt mogen worden voor laden en lossen. De wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk aan de westzijde van de binnentuin een vleugel aan te bouwen. Dit is conform de ruimtelijke uitgangspunten die zijn opgesteld voor de herontwikkeling van het perceel.

verplicht

Plankaart voormalig bestemmingsplan

verplicht

Plankaart vigerend bestemmingsplan

Gerrit van Heesstraat 10 en 12

Voor deze woningen is de trend  'Opbouw 1' van toepassing. De woningen maken echter deel uit van het ensemble G. van Heesstraat 9 t/m 12. De nummers 9 en 11 hebben de trend 'Opbouw (70-70)' en zijn reeds gerealiseerd in 2011. Bij het opstellen van de trendkaart voor het bestemmingsplan Kleverpark - Frans Hals is dit ensemble over het hoofd gezien. De woningen staan namelijk niet naast elkaar maar tegenover elkaar. In het reparatieplan krijgen de nummers 10 en 12 alsnog de trend 'Opbouw (70-70)' toegewezen.

verplicht verplicht

Hendrik Roozenlaan 30

Voor de Hendrik Roozenlaan 30 is een omgevingsvergunning verleend in afwijking van het bestemmingsplan. De woning is aan de achterkant uitgebreid. Het huidige bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de woning aan de zijkant uit te breiden. Uit stedenbouwkundig oogpunt is een uitbreiding aan zowel de achterzijde als de zijkant niet wenselijk. De vergunning voor de uitbreiding aan de achterzijde is verleend op voorwaarde dat de bewoners afzien van de bouwmogelijkheden aan de zijkant van de woning. De vergunde situatie is verwerkt in het reparatieplan.

verplicht

Lange Herenstraat 14-16

Aan de Lange Herenstraat was een kantoor gevestigd. In 2019 is een bouwvergunning verleend voor het realiseren van zes appartementen en twee studio's op dit perceel. De nieuwe situatie is verwerkt in het reparatieplan.

verplicht

Waarderpolder

Hoek Watze Hilariusweg - A. Hofmanweg

De grond die bedoeld is als bouwgrond heeft in het bestemmingsplan Waarderpolder geen bouwkavel gekregen. Het reparatieplan bevat alsnog een bouwkavel die ook is uitgebreid (op gronden met voorheen de bestemming Verkeer).

verplicht

Parkeren

De bestemming Verkeer is onduidelijk over het toestaan van parkeren op de openbare weg. Het Reparatieplan past de beschrijving bij de bestemming Verkeer aan. Hierdoor is parkeren alsnog toegestaan op de openbare weg.

Waarderhaven

Een aantal tuinen bij de woonschepen heeft de bestemming Water. Dit moet de bestemming Tuin zijn. Het reparatieplan geeft aan de betreffende gronden de bestemming Tuin-1.

verplicht

Ligplaatsen woonschepen

De Verordening Woonschepen zal op termijn worden gewijzigd. Voorkomen moet worden dat woonschepen een ligplaats innemen in het midden van de Waarderhaven. Op de verbeelding is een strook opgenomen met de bestemming Water, zonder nadere aanduiding. Op gronden met deze bestemming is het niet toegestaan een ligplaats in te nemen. De huidige ligplaatsen blijven ongemoeid.

Waterkering

Langs een deel van het meer Mooi Nel is in het bestemmingsplan Waarderpolder de dubbelbestemming Waterkering opgenomen. Deze waterkering is echter niet aanwezig. Het reparatieplan heeft dit hersteld door een strook op te nemen met de aanduiding 'waterkering vervallen'.

Bestemmingsplan Leidsebuurt

Tegen het bestemmingsplan Leidsebuurt is destijds beroep aangetekend. De Raad van State heeft in haar uitspraak op 18 januari 2012 enkele delen van het bestemmingsplan voor een aantal percelen vernietigd. Overwegende reden was dat een verkeerde goot- dan wel bouwhoogte werd gehanteerd voor deze percelen. Het reparatieplan herstelt dit.

In Reparatieplan C zijn niet alle percelen meegenomen waar de Raad van State een uitspraak over heeft gedaan. Deze percelen staan op de gemeentebrede lijst om aangemerkt te worden als 'orde 2-pand'. Tijdens het opstellen van dit reparatieplan was de inventarisatie nog niet afgerond. Voor de toekomstige 'orde 2-panden' zal een apart bestemmingsplan worden opgesteld.

Archeologie

Het bestemmingsplan Delftwijk-Waterbuurt en het wijzigingsplan Deltwijk/SIG bevatten geen regeling voor het beschermen van de archeologische waarden. Door middel van het reparatieplan is voor dit gebied alsnog de regeling van toepassing die Haarlem hanteert ter bescherming van archeologische waarden.

verplicht

Standplaatsen

Begin dit jaar is het nieuwe standplaatsenbeleid in werking getreden. Een aantal standplaatsen is niet in het bestemmingsplan geregeld. Het reparatieplan voorziet alsnog in een regeling.

Tjaden-terrein

Artikel 4 van Reparatieplan B bevat een opsomming van de bestemmingsplannen die binnen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie vallen. Een van deze bestemmingsplannen is (deels) opgevolgd door bestemmingsplan Tjaden. Voor de duidelijkheid is het bestemmingsplan Tjaden aan de opsomming toegevoegd.

Gronden met de bestemming Tuin-1 zijn bedoeld voor tuinen en verhardingen. Conform het vastgestelde stedenbouwkundig plan zal parkeren binnen het plangebied deels op gronden met de bestemming Tuin plaatsvinden. Ter verduidelijking is de mogelijkheid van parkeren opgenomen in de bestemming Tuin-1.

Bestemmingsplan Wijngaardtuin

In het bestemmingsplan is in artikel 4.5.2 een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Sub b van het artikel bevat de zinssnede 'indien de bestaande erfafscheiding tussen de tuin van Jansstraat 46 en de Wijngaardtuin is verwijderd'. Dit moet zijn 'indien de bestaande erfafscheiding tussen de tuin van Jansstraat 46 en de Wijngaardtuin niet is verwijderd'. De juiste bepaling is opgenomen in reparatieplan C.

Koningstraat 37

Het huidige bestemmingsplan Oude Stad staat wonen op de begane grond niet toe. Het pand wordt echter sinds jaar en dag bewoond. Het reparatieplan maakt het mogelijk dat ook op de begane grond mag worden gewoond.

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER     

Vanwege de ondergeschikte wijzigingen is een beschrijving van rijks-, en provinciaal beleid achterwege gelaten. De wijzigingen zijn niet in strijd met dit beleid. Op onderdelen vindt wel een beschrijving plaats van het gemeentelijk beleid.

3.1 Gemeentelijk beleid     

Vanwege de ondergeschikte wijzigingen is een beschrijving van rijks-, en provinciaal beleid achterwege gelaten. De wijzigingen zijn niet in strijd met dit beleid. Het gemeentelijk beleid is reeds behandeld dan wel benoemd in hoofdstuk 2.

Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN     

Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Hierbij moet worden aangetekend dat het parapluplan hoofdzakelijk verbeteringen in andere bestemmingsplannen doorvoert. Een uitvoerige uiteenzetting vindt dan ook alleen plaats indien noodzakelijk gezien de doorgevoerde wijzigingen.

4.1 Bedrijven en milieuzonering     

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het parapluplan voorziet niet in de vestiging van nieuwe bedrijven, dan wel uitbreiding of wijziging van bestaande bedrijven. Milieuzonering komt in het reparatieplan dan ook niet verder aan de orde.

4.2 Bodemparagraaf     

In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek kan bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.

Op grond van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart kan geconcludeerd worden dat de huidig bekende bodemkwaliteit geen belemmering voor het huidige gebruik, noch voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.3 Externe veiligheid     

Binnen en in de naaste omgeving van het plangebied komen geen bedrijven voor die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Er is in de nabijheid van het plangebied geen sprake van een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de onderwerpen die in Reparatieplan B zijn geregeld geldt nog het volgende.

Reparatieplan B

Het aspect externe veiligheid beslaat in de Waarderpolder drie aspecten, te weten externe veiligheid inrichtingen, het transport van gas in ondergrondse buisleidingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Algemeen Externe veiligheid betreft het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving door het gebruik, de opslag en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld LPG, fossiele brandstoffen en oplosmiddelen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkelingen van een gebied. Er zijn veiligheidsafstanden nodig tussen bedrijven of (spoor)wegen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of vervoerd en kwetsbare objecten zoals bijvoorbeeld woningen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna te noemen Bevi) wil burgers in hun woon- en leefomgeving een wettelijk minimum beschermingsniveau bieden tegen gevaarlijke stoffen. De milieukwaliteitseisen betreffen het zogenaamde plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico is het risico op een bepaalde plaats (uitgedrukt als de kans per jaar) dat een persoon op die plaats in de omgeving van een inrichting of transportroute overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval. Uitgangspunt is dat die persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is. Bij het in acht nemen van het plaatsgebonden risico (PR) is het van belang dat binnen deze risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen zijn gelegen zoals scholen en woningen. Deze contouren zijn terug te vinden in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (het RRGS) en de daarbij behorende risicokaart.

Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van een minimaal bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in de omgeving van een inrichting of transportroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Bij geen van de huidige Bevi-bedrijven wordt de oriëntatie waarde overschreden. Actualisatie overzicht Bevi-bedrijven in de Waarderpolder Externe veiligheid speelt in de Waarderpolder momenteel een rol bij de volgende inrichtingen:

1. Edilon Sedra B.V. gevestigd op de Nijverheidsweg 21-23

2. MSD gevestigd op de Waarderweg 39

3. TEVA Nederland B.V. gevestigd op de Swensweg 5

4.4 Geluid     

De mate waarin wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en/of industrielawaai het (woon)milieu mogen belasten is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen of ziekenhuizen) niet hoger mag zijn dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Dit moet getoetst worden bij bouwaanvragen en/of bij bestemmingswijzigingen. Het reparatieplan biedt geen bouwmogelijkheden waarbij het aspect geluid een rol speelt. Het parapluplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. Voor de onderwerpen die in Reparatieplan B geregeld zijn geldt nog het volgende:

Reparatieplan B

De mate waarin wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en/of industrielawaai het (woon)milieu mogen belasten is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen of ziekenhuizen) niet hoger mag zijn dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Dit moet getoetst worden bij bouwaanvragen en/of bij bestemmingswijzigingen. Het reparatieplan biedt geen bouwmogelijkheden waarbij het aspect geluid een rol speelt. Wel is van het belang nader stil te staan bij de geluidszone rondom het industrieterrein Waardepolder. De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai bedraagt Letm=50 dB(A) op grond van artikel 40 van de Wgh. De maximale ontheffingswaarde bedraagt Letm=55 dB(A) op grond van artikel 55 van de Wgh. De etmaalwaarde is de hoogste waarde van: het equivalente geluidniveau in de dagperiode; het equivalente geluidniveau in de avondperiode + 5 dB(A) en het equivalente geluidniveau in de nachtperiode + 10 dB(A).



De geluidszone van het industrieterrein Waardepolder bewaakt de totale geluidbelasting van alle bedrijven op dit terrein De geluidbelasting mag op de geluidzone niet meer bedragen dan Letm=50 dB(A). Daarbij telt niet de geluidbelasting van een enkel bedrijf maar het totaal van alle bedrijven op het industrieterrein. Ook wordt onderscheid gemaakt in de dagperiode, de avondperiode en de nachtperiode. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van de vergunde geluidruimte van bedrijven. De feitelijke geluidbelasting van bedrijven ligt vaak veel lager omdat de vergunde situatie vaak niet wordt gehaald. In de vergunde situatie produceert een bedrijf bij volledige bezetting. Uit geluidmetingen die regelmatig op de geluidzone worden uitgevoerd blijkt dat de waarde van 50 dB(A) niet wordt bereikt. In de praktijk is het dus stiller dan de berekeningen doen vermoeden. De geluidzone is opgenomen op de verbeelding met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'.

Het reparatieplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. De geluidcontour van het gezoneerde industrieterrein Waarderpolder raakt meerdere bestemmingsplannen. Voor de bestaande woningen binnen de zone heeft dit geen ruimtelijke consequenties.

4.5 Luchtkwaliteit     

De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken waaraan de concentraties van een aantal stoffen vanaf bepaalde ingangsdata moeten voldoen. Die grenswaarden en regelgeving om ze tijdig te bereiken en te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. Het parapluplan brengt een verbetering aan in bestaande bestemmingsplannen. Er vinden geen voor de luchtkwaliteit relevante wijzigingen van toegestane functies plaats die niet al in het vorige bestemmingsplan of vrijstellingen/projectbesluiten ruimtelijk zijn vastgelegd.

4.6 MER-beoordeling     

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Hiervoor gelden twee Europese richtlijnen te weten de Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten van 13 december 2011 en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's van 27 juni 2001. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage ontwikkeld. In dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in de realisatie van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-plichtige beoordelingsplichtige activiteiten.

4.7 Archeologie     

Inleiding

In 1992 ondertekende onder andere Nederland het Verdrag van Valletta. Het doel van dit verdrag is het beschermen van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Het verdrag is verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de Erfgoedwet. De gemeente is op basis van artikel 38a van die wet verplicht om rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De drie belangrijkste uitgangspunten van de Wamz zijn:

  • het behoud van archeologische waarden in de bodem;
  • de initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek;
  • het vroegtijdig integreren van de zorg voor het archeologisch erfgoed in de procedures van de ruimtelijke ordening.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.

De Haarlemse bodem

Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, vanaf de Karolingische tijd, ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.

Parapluplan

Het parapluplan legt de actuele stand van zaken met betrekking tot de archeologische verwachtingsgebieden vast.

4.8 Cultuurhistorie     

Hieronder volgen onderdelen van de toelichtingen van de reparatieplannen met betrekking tot het thema Cultuurhistorie. Ook volgt een toelichting over de na-inventarisatie van de 'orde 2-panden' en hoe die zijn verwerkt in het Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten.

Reparatieplan A

Beschermd stadsgezicht Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als "beschermd stadsgezicht" in de zin van de Monumentenwet 1988. "Per 5 oktober 2011 is via een besluit ex artikel 35 van de Monumentenwet 1988 het "beschermde stadsgezicht" uitgebreid met gebieden in Haarlem Zuid, Haarlem Zuidwest en Haarlem Noord. De aanwijzing tot "beschermd stadsgezicht" betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (op grond van artikel 36 van de Monumentenwet 1988 dat van kracht blijft tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet).

Reparatieplan A ziet toe op het behoud van de kwaliteiten van de beschermende stadsgezichten Haarlem Zuidwest en Haarlem Noord. Voor het bestemmingsplan Bosch en Vaart, dat binnen Haarlem Zuidwest valt, bevat het reparatieplan nieuwe bouwvoorschriften voor de bestemming Tuin-2. In Haarlem Noord zijn er straten waar woningen een hogere goot- en bouwhoogte mogen hebben dan feitelijk het geval is. De straten vallen binnen het bestemmingsplan Kleverpark/Frans Hals. Het reparatieplan herstelt deze fout, zodat de feitelijke goot- en bouwhoogte ook de toegestane hoogten zijn. Monumenten De gemeentelijke en rijksmonumenten zijn op de verbeelding weergegeven als orde 1. Deze aanduiding heeft voornamelijk een informatieve waarde. De bescherming zelf is geregeld in de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. Wel zal bij het bestemmen van deze gebouwen en directe omgeving, in het bestemmingsplan waar nodig rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde.

Reparatieplan B

Beschermd stadsgezicht

Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als "beschermd stadsgezicht" in de zin van de Monumentenwet 1988. "Per 5 oktober 2011 is via een besluit ex artikel 35 van de Monumentenwet 1988 het "beschermde stadsgezicht" uitgebreid met gebieden in Haarlem Zuid, Haarlem Zuidwest en Haarlem Noord. De aanwijzing tot "beschermd stadsgezicht" betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (op grond van artikel 36 van de Monumentenwet 1988 dat van kracht blijft tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet). Het reparatieplan brengt geen wijzigingen aan in bestemmingsplannen die ten koste gaan van het beschermde stadsgezicht.

Waardekaarten

In november 2013 zijn voor de centrumgebieden Bakenes, Burgwal, Heiliglanden-De Kamp, Oude Stad, Nieuwstad, Papentorenvest en Vijfhoek Bouwhistorische Waardenkaarten gemaakt (zie bijlagen 1 t/m 7). Deze kaarten tonen aan welke panden vermoedelijk waardevol zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt. Het is belangrijk zorgvuldig met deze panden om te gaan. Op de verbeelding zijn aanduidingen opgenomen voor de betreffende panden. De aanduidingen zijn gekoppeld aan regels in het reparatieplan. Hiermee bevat dit plan een beschermend regime voor het behoud van waardevolle elementen van de diverse gebouwen. In deze paragraaf gaan wij nader in op hoe de kaarten tot stand zijn gekomen.

Haarlems Erfgoed

Er bestaan verschillende manieren om het Haarlemse gebouwde erfgoed te beschermen. De belangrijkste beschermingsregimes zijn die van de Rijks- en gemeentelijke monumentenstatus. Daarnaast bestaan via het bestemmingsplan ook mogelijkheden om erfgoedwaarden te borgen. De waarden van de beschermde stadsgezichten zijn in bestemmingsplannen verwerkt en belangrijke beeldkwaliteiten kunnen ook door middel van een aanwijzing in het bestemmingsplan (op basis van inventarisatie, waardering en duiding van die specifieke kwaliteiten) worden beschermd.

De inventarisaties ten behoeve van een monumentenstatus of beeldkwaliteit zijn echter vaak gebaseerd op visuele inspecties van het exterieur. Terwijl er regelmatig sprake is van een belangwekkende oudere kern achter bijvoorbeeld een negentiende eeuwse gevel. Deze (vaak zestiende of zeventiende eeuwse) historische bouwmassa -die het verhaal vertelt van de ruimtelijke ontwikkeling en de bouwkundige geschiedenis van de stad- is veelal verstopt en kan bij ontwikkeling, aanpassing of (gedeeltelijke) sloop van panden aan het licht komen. Op het moment dat blijkt dat hier sprake is van niet eerder onderkende of gedocumenteerde bouwhistorische waarden, dan is het noodzakelijk om op dat moment een afweging te kunnen maken of en in welke mate deze waarden worden aangetast. Deze situaties doen zich met name voor in de historische binnenstad, aangezien hier veelal sprake is van individuele, kleinere objecten in een gebied dat zich heeft ontwikkeld over een periode van meerdere eeuwen.

In het kader van de borging van bouwhistorie in het bestemmingsplan zijn voor de historische binnenstad van Haarlem kaarten gemaakt per stadsdeel, waarop de (verwachte) bouwhistorische waarden zijn aangegeven. Dit biedt de mogelijkheid om bij ontwikkeling beter rekening te houden met het gebouwde erfgoed.

Een bouwhistorische waardenkaart is door verschillende steden gemaakt. Amsterdam, Leiden, 's-Hertogenbosch, Utrecht en Nijmegen gingen Haarlem hierin voor. De ervaring die daarbij is opgedaan, is door het Convent van Gemeentelijke Bouwhistorici uitgewerkt tot een relatief eenvoudige methodiek, die voor het maken van de Haarlemse kaart is gevolgd.

Orde-panden

Naast monumenten (orde 1-pand) kent de gemeente ook een lijst met beeldbepalende panden, zogenaamde orde 2-panden. Dit betreft gebouwen (ook bruggen) die ouder zijn dan vijftig jaar en die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. De toegevoegde waarde van deze bouwwerken heeft niet alleen betrekking op de aanwezigheid binnen het (voorgenomen) beschermd stadsgezicht, maar ook op individuele architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de bouwwerken. Behoud van de specifieke waarden van deze gebouwen voor de gevelwand is het uitgangspunt. De bestemmingsplannen bevatten regels voor orde-panden.

Het reparatieplan laat de regels voor orde-panden ongemoeid. Het plan is juist opgesteld om panden te beschermen waar op enig moment blijkt dat zij waardevolle bouwkundige elementen bevatten.

Hoe komt een waardekaart tot stand?

Als uitgangspunt voor de bouwhistorische waardenkaart is het kadastrale minuutplan uit ca. 1830 genomen. De parcellering en bebouwing die hierop staat aangegeven blijkt uit onderzoek in andere steden veelal terug te gaan tot een middeleeuwse of vroeg moderne situatie. Daarnaast vormt de periode waarin het minuutplan is gemaakt een omslagpunt van een ambachtelijke naar een industrieel gerichte samenleving. Daarom is dit een logisch moment in de periodisering van de ontwikkeling van de stad. Door het minuutplan te projecteren over de BAG-kaart kan een indruk worden verkregen van de percelen en bebouwing die na 1830 zijn gewijzigd. Op de geprojecteerde kaarten zijn vervolgens de percelen geselecteerd, waarvan de grenzen na 1830 zijn verschoven. Dit beeld is getoetst, gecorrigeerd en aangescherpt door de bouwtekeningen te bekijken van alle panden in de Haarlemse binnenstad die aanwezig zijn in het digitale bouwarchief van de gemeente. Zodoende was het mogelijk om gedetailleerde informatie over de verschillende gebouwen te verkrijgen, waardoor in veel gevallen met zekerheid een gebouw aan een periode kon worden toegeschreven. Dit heeft een verdeling in zeven categorieën opgeleverd:

  • Monumenten van voor 1830
  • Monumenten van na 1830
  • Gebouwen met bouwhistorische waarden van voor 1830
  • Gebouwen met vermoede bouwhistorische waarden van voor 1830
  • Gebouwen met bouwhistorische waarden van na 1830 tot 1950
  • Gebouwen met vermoede bouwhistorische waarden van na 1830 tot 1950
  • Gebouwen met bouwhistorische waarden van na 1950



Net als 1830 is het jaar 1950 als een omslagpunt genomen. Vanaf die tijd maakt het traditionele bouwen steeds meer plaats voor systeembouw.

Onderzoek

De bouwhistorische waardenkaarten die zijn gemaakt geven behalve de verwachte bouwhistorische waarden per pand ook inzicht in de stedelijke ontwikkeling. Duidelijk komen in de verschillende stadsdelen de gebieden naar voren waar na 1830 een aanzienlijke modernisering van de stad heeft plaats gevonden. Als oorzaak kan de grootschalige sloop van huizen rond 1800 worden aangemerkt, die door de bevolkingsafname vanaf het laatste kwart van de 17de eeuw onbewoond waren. De opvolgende 'herbouw' van Haarlem zou in het licht van de economische en industriële ontwikkeling van de stad in de 19de en 20ste eeuw een thema voor bouwhistorisch onderzoek kunnen zijn. Waar de bebouwing van voor 1830 dateert blijkt uit bouwhistorisch onderzoek dat het in veel gevallen gaat om 17de-eeuwse huizen. Dit is op zichzelf niet verwonderlijk. In het midden van de 17de eeuw was de bevolking ten opzichte van het begin van de 16de eeuw meer dan verdrievoudigd, terwijl het oppervlak van de stad gelijk was gebleven. Een onderzoeksvraag die in samenhang met archeologie kan worden gesteld is of de oorspronkelijke middeleeuwse perselering in de 17de eeuw enkel is opgedeeld of waar nodig is aangepast. De verscheidenheid aan indelingen, constructies, materiaalgebruik en afwerking van de huizen in Haarlem in de 17de eeuw is een belangrijke onderzoeksvraag, mede vanwege het belang voor monumentenzorg. Nog aanwezige middeleeuwse gebouwen zijn bijzonder.



Het reparatieplan

De waardekaarten zijn verwerkt in de plankaart van het reparatieplan. Ook zijn in het plan regels opgenomen ter bescherming van te verwachten bouwhistorische waarden. Zo is het niet toegestaan om zonder vergunning een gebouw met de dubbelbestemming 'waarde - bouwhistorie' geheel of gedeeltelijk te slopen. Bouwkundige onderdelen mogen ook niet worden verwijderd of veranderd zonder vergunning.

Reparatieplan C

Zie paragraaf 2.5 voor een nadere toelichting.

Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten

Zie paragraaf 2.2.1voor een nadere toelichting

4.9 Duurzaamheid en energie     

Omdat het voorliggende bestemmingsplan op behoudend van aard is, vindt er geen toetsing plaats aan dit milieuaspect.

4.10 Groenparagraaf     

Het parapluplan brengt geen wijzigingen aan in het groenbeleid. Ook belemmert het de mogelijkheden van natuurontwikkeling in andere bestemmingsplannen niet.

4.11 Kabels, leidingen, straalpaden en andere belemmeringen     

Er bevinden zich geen kabels en leidingen in het plangebied waarvoor een specifieke regeling nodig is in het parapluplan. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.12 Natuurwaarden     

Inleiding

Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige diersoorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het goed gaat met de natuur, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten.

De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn regelen vanuit Europa de bescherming van soorten en gebieden. Deze richtlijnen hebben als doel de bescherming van soorten en hun natuurlijke leefgebieden. In Nederland verloopt de bescherming van natuurwaarden via twee sporen: gebiedsbescherming en soortenbescherming. Dit ligt vast in de Wet natuurbescherming. Deze wet voorziet in vereenvoudige regels ter bescherming van de natuur en in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies.

Wet natuurbescherming

Algemene zorgplicht

De Wet natuurbescherming bepaalt dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerwerk, nieuwbouw en planologische ontwikkelingen moet iedereen, naar redelijkheid, mogelijke nadelige gevolgen voor planten en dieren voorkomen en er in elk geval rekening mee houden. Voor het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is een ontheffing echter niet vereist op grond van de algemene zorgplicht.

Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming wijst op basis van de hiervoor genoemde Europese richtlijnen zogenaamde Natura 2000-gebieden aan. Deze gebieden vormen samen één Europees netwerk van natuurgebieden. Naast de Natura 2000-gebieden zijn er nog andere vormen van gebiedsbescherming. Een aantal terreinen in Nederland is namelijk aangewezen als onderdeel van het natuurnetwerk Nederland (NNN), als bijzonder nationaal landschap, of bijzonder provinciaal natuurgebied dan wel landschap, en de nationale parken. De impact voor een concreet terrein van één van deze vormen van beschermde status kan per situatie anders zijn.

Voor dit bestemmingsplan is nagegaan wat de gevolgen zijn van een beschermde status van een natuurterrein, indien dat in het bestemmingplan aanwezig is. Daarnaast is nagegaan, of vanuit het bestemmingsplangebied externe invloeden mogelijk zijn op de beschermde waarden van een natuurfunctie. Dit blijkt niet het geval te zijn. Het bestemmingsplan is daarom niet in strijd met het onderdeel van de ecologische gebiedsbescherming.

Soortenbescherming

Ook de soortenbescherming in Nederland ligt wettelijk vast in de Wet natuurbescherming. Het doel is het beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming deelt soorten in drie beschermingsregimes in. Dit zijn het beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn, het beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn en het beschermingsregime andere soorten. Voor alle regimes geldt dat de beschermde soorten niet verstoord mogen worden. Sommige soorten genieten een striktere bescherming dan andere soorten. Als uit de voorgenomen ingreep blijkt dat verstoring aan de orde is, dan is het aanvragen van een ontheffing bij het bevoegd gezag noodzakelijk.

Het beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn gaat over alle van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten zoals bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Deze soorten mogen niet worden gedood of gevangen, of opzettelijk worden verstoord als dit verstoring van de instandhoudingsstaat wezenlijk beïnvloedt. Ook de eieren, nesten en rustplaatsen van deze soorten genieten bescherming.

Het beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn betreft de (vogel)soorten die genoemd zijn in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het Verdrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn. Ook onder dit beschermingsregime is het verboden om de betreffende dieren in hun natuurlijke verspreidingsgebied te doden of te vangen of opzettelijk te storen. Ook dit regime beschermt eieren, voortplantingsplaatsen en rustplaatsen en daarnaast beschermt het plantensoorten op diverse aspecten.

Het beschermingsregime andere soorten gaat over soorten als genoemd in bijlage A van de Wet natuurbescherming. Het gaat hier om de bescherming van bepaalde soorten zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland.

De minister stelt daarnaast van een aantal soortengroepen “rode lijsten” vast van zeldzame en van afnemende soorten. Met de soorten op deze lijsten moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden om te zorgen voor de instandhouding daarvan. Een ontheffing is echter niet noodzakelijk.

Voor het plangebied geldt dat er geen wijzigingen aan de bestaande situatie worden doorgevoerd als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Er zijn daardoor geen nadelige effecten voor plant- en diersoorten. Een quick scan onderzoek naar ecologie is niet noodzakelijk. De ecologische situatie in het plangebied en de natuurwetgeving vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.13 Parkeren     

In het Parapluplan Parkeernormen Haarlem 2018 zijn voorschriften opgenomen over parkeernormen. De voorschriften verklaren de geldende beleidsregels over de parkeernormen van toepassing. Nieuwe bestemmingsplannen verwijzen ook naar deze beleidsregels. Het Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten vervangt het plan uit 2018. In verband met de wettelijke verplichting is de regeling over parkeren opgenomen in dit bestemmingsplan.

4.14 Waterparagraaf     

Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders willen in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken worden bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl. Het parapluplan is een behoudend plan. De toekomstige situatie wijkt daardoor slechts op kleine onderdelen af van de huidige situatie. Dit betekent dat er geen veranderingen in de waterhuishouding zullen optreden door het plan.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE ASPECTEN     

5.1 Inleiding     

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is verder uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een verdere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.

De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Hiertoe moeten alle bestemmingsplannen voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP2012 bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan, op ondergeschikte onderdelen af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.

Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen over de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels en ook de functie van visualisering van de bestemmingen.

5.2 Juridische planopzet     

Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.

Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor iedereen volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiertoe moeten alle bestemmingsplannen voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP2012 bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.

De regels van het bestemmingsplan vallen op grond van de SVBP2012 in 4 hoofdstukken uiteen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

5.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels     

Artikel Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.



Artikel Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen schrijft de regeling SVBP2012 dwingend voor.

5.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels     

5.2.2.1 Bestemmingen     

Artikel 3 Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch' regelt het bestaande gebruik van de gronden van de bestaande agrarische bedrijven in het plangebied. De gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig het huidige gebruik. Ook de bestaande bouwmogelijkheden zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Wonen is uitsluitend toegestaan in de op de verbeelding aangeduide bedrijfswoningen. Er wordt niet voorzien in een uitbreiding van het aantal bestaande bedrijfswoningen.

Artikel 4 Agrarisch met natuurwaarden

De bestemming 'Agrarisch met natuurwaarden' regelt zowel het behoud van de landschappelijke waarden als het bestaande gebruik van de gronden van de bestaande bedrijven in het plangebied.

Artikel 5 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is bedoeld voor bestaande bedrijfsgebouwen of gronden die uitsluitend zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten en bijbehorende voorzieningen.

Artikel 6 Bedrijventerrein

De bestemming is bedoeld voor het bedrijventerrein Waarderpolder. De voorschriften van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder zijn van toepassing verklaard op de betreffende percelen.

Artikelen 7, 8 en 9 Centrum 1, Centrum 2 en Centrum 3

De bestemming 'Centrum' wordt alleen gebruikt als sprake is van een "dorps- of stadskern in planologische/stedebouwkundige zin." (SVBP2012). Het betreft onder meer het gebied binnen de Haarlemse binnenstad waar het kernwinkelapparaat geconcentreerd is. Binnen de bestemming 'Centrum' wordt in het parapluplan onderscheid gemaakt in Centrum - 1 (C1), Centrum - 2 (C2) en Centrum - 3 (C3).



C1 (hoofdwinkelstraten in kernwinkelgebied):

Kenmerk: aaneengesloten front van winkels en publieksgerichte functies. Op de begane grond komt de woonfunctie niet voor. Binnen deze bestemming is op de begane grond detailhandel (inclusief ondergeschikte horeca) en publieksgerichte dienstverlening en galerie toegestaan. Op de bovenverdiepingen is wonen toegestaan. Via een afwijkingsbevoegdheid kan de begane grondfunctie toegestaan worden op de verdiepingen. Op de begane grond en op de verdiepingen is horeca toegestaan wanneer en zoals in de regels en/of op de verbeelding aangegeven. Daarnaast kan medewerking verleend worden aan de functie daghoreca (horeca 1) door toepassing te geven aan de afwijkingsbevoegdheid.



C2 (aanloopstraten in kernwinkelgebied):

Kenmerk: Onderscheid met C1 is dat in C2 op de bovenverdieping in beginsel alleen wonen is toegestaan. Op de begane grond komt de woonfunctie beperkt voor. Binnen deze bestemming zijn op de begane grond detailhandel en publieksgerichte dienstverlening en galerie toegestaan. Een horecafunctie is mogelijk indien dat als zodanig is aangeduid op de verbeelding.

Zoals reeds aangegeven is op de bovenverdiepingen alleen wonen toegestaan, tenzij anders aangegeven door middel van een aanduiding op de verbeelding. Bestaande centrumfuncties op de verdieping worden hiermee gerespecteerd. Bestaande woningen op de begane grond worden ook gerespecteerd door middel van een aanduiding op de verbeelding. Via een afwijkingsbevoegdheid wordt daghoreca (horeca 1) mogelijk gemaakt. Dit geldt ook voor activiteiten die niet zijn genoemd in de bestemmingsomschrijving, maar naar aard en invloed op de omgeving hiermee wel gelijk te stellen zijn.

C3 (maatwerk)

Is gelegen in kernwinkelgebied maar kent een specifieke invulling. Deze bestemming wordt incidenteel gebruikt.

Horecatypen

In het bestemmingsplan zijn binnen de bestemmingen Centrum op de verbeelding enkele gebouwen aangeduid als horeca. De volgende typen horeca zijn te onderscheiden:

Horeca 1

Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken zoals lunchroom, ijssalon, koffiebar, tearoom en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. De openingstijden van deze horecabedrijven (aanvullende daghoreca) zijn meestal gerelateerd aan de winkeltijden. Dit wil niet zeggen dat de daghoreca exact ook deze tijden moet hanteren, maar het moet hier wel een relatie mee hebben. De locatie van de horecabedrijven is gerelateerd aan detailhandel en het overgrote deel van het beoogde publiek is er al want dat komt voor andere (detailhandels)functies waardoor er (vrijwel) geen extra verkeersaantrekkende werking is. Bepalend is de relatie met de winkeltijden en de andere functies.

Horeca 2

Horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. Deze horecabedrijven (maaltijdverstrekking onafhankelijk van winkeltijden) onderscheiden zich door aard van de functie en openingstijden, hebben in de regel vooral fiets- en voetgangersverkeer en maar een beperkte verkeersaantrekkende werking voor autoverkeer. In de avonden zijn deze horecabedrijven meestal open tot ongeveer 23:00 uur. Een aparte groep hierbinnen zijn de bezorgdiensten die overlast kunnen geven door het aan en afrijden en brommerparkeren op de stoep.

Horeca 3

Horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals cafés en eetcafés en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. Horecabedrijven zoals cafés (verkoop alcohol als hoofdactiviteit, muziek/dansen en eten bijkomstig) onderscheiden zich door openingstijden (vroeg open en laat dicht), normaliter een geleidelijker instroom en uitstroom van bezoekers dan discotheken, minder verkeersaantrekkende werking (meer fiets/voetgangers verkeer), vaak een beperkte omvang, veel alcoholgebruik, potentieel zware overlast voor directe omgeving doordat alcoholverstrekking hoofddoel is.

Horeca 4

Horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen. Horecabedrijven zoals hotels en pensions onderscheiden zich door verkeersaantrekking (af en aanrijden van taxi's en/of bussen), gebruik van de hotelfunctie vooral door gasten, verder weinig publiekaantrekking, in de regel minder overlast dan bij cafés of discotheken ook door een beperkter alcoholgebruik ter plaatse en geen grote bezoekersaantallen.

Horeca 5

Horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en gelijkwaardige horecabedrijven. Horecabedrijven zoals discotheken en bar-dancings onderscheiden zich door late openingstijden, instroom van bezoekers in nachtelijke uren, een plotselinge en grote uitstroom rond sluitingstijd, in de regel een hogere verkeersaantrekkende werking dan bij bijvoorbeeld cafe's, grotere bezoekersaantallen en potentieel zware overlast door de verstrekking van grote hoeveelheden alcolhol in combinatie met afwijkende openingstijden. Om binnen de horeca een functiewisseling naar minder overlast gevende typen horeca mogelijk te maken is functiewisseling van horeca 3 naar horeca 2 en horeca 1 toegestaan, en van horeca 2 naar horeca 1.

Uitsluiting adressen

Het vorige bestemmingsplan liet op de adressen Kleine Houtstraat 6 en 8 geen hotel toe op de verdiepingen. Het parapluplan heeft deze beperking overgenomen, door in de voorschriften horeca 4 op de verdiepingen van deze adressen uit te sluiten.

Artikel 10 Cultuur en ontspanning

Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' is het mogeljik de volgende activiteiten te ontplooien: atelier, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, theater, film, muziek- en concertzaal. Ondergeschikte voorzieningen zijn mogelijk zoals (kleinschalige) horeca en (kleinschalige) detailhandel.

Artikelen 11, 12, 13, 14 en 15 Gemengd 1 t/m 5

Algemeen

De bestemming 'Gemengd' wordt gebruikt voor gebouwen waarin een menging van wonen en werken aanwezig of gewenst is. Binnen de bestemming 'Gemengd' worden 5 standaard typen onderscheiden, variërend van woongebouwen met beperkte mogelijkheden voor economische functies tot gebouwen waarin alleen een menging van werkfuncties is toegestaan.

Dienstverlening

Een dienst is te typeren als een transactie waarbij een niet fysiek goed wordt geleverd. Een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen van producten is geen dienstverlening. Dit geldt ook voor zelfstandige vormen van detailhandel zoals een supermarkt.

Publieksgerichte dienstverlening bestaat uit diverse soorten dienstverlening. Ten eerste gaat het om zakelijke dienstverlening waarbij er sprake is van fysiek contact met de klant. Voorbeelden zijn een makelaar, reisbureau, kantoor met loket en dergelijke. Ten tweede consumentverzorgende dienstverlening zoals een kapper. In deze categorie valt ook een stomerij en een wasserette. Ten derde horen openbare dienstverlening en overheidsinstanties gericht op het publiek tot publieksgerichte dienstverlening. Tot slot hoort ook (para)medische dienstverlening tot publieksgerichte dienstverlening. Een medische dienstverlener kan een huisarts zijn en een paramedische dienstverlener bijvoorbeeld een logopedist of een fysiotherapeut.

Onder niet-publieksgerichte dienstverlening vallen alle vormen van zakelijke dienstverlening waarbij er geen sprake is van fysiek contact met de klant ter plaatse.Voorbeelden van niet publieksgerichte dienstverlening zijn: kantoren zonder loket, informatie technologie bureau, grafische afwerking en dergelijke.

Gemengd - 1

Deze bestemming wordt vooral gebruikt voor gebouwen in gebieden waar hoofdzakelijk wordt gewoond,waar op de begane grond zowel wonen als kleinschalige functies met een beperkte verkeersaantrekkende werking en hinder zijn toegestaan, zoals niet-publieksgerichte dienstverlening, kantoor zonder loketfunctie, ateliers, praktijkruimten en kleinschalige bedrijven. Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan. Beroepsuitoefening aan huis behoort tot de mogelijkheden.

Gemengd - 2

Deze bestemming wordt vooral gebruikt voor gebouwen in aanloopstraten naar het centrum waar op de begane grond zowel wonen als (beperkt dan wel meer verkeersaantrekkende) kleinschalige functies zijn toegestaan, zoals detailhandel, publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kleinschalige bedrijven. Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan. Beroepsuitoefening aan huis behoort tot de mogelijkheden.

Gemengd - 3

Deze bestemming wordt vooral gebruikt voor (kleine) buurtwinkelcentra waar alleen (beperkt dan wel meer verkeersaantrekkende) kleinschalige functies zijn toegestaan, zoals detailhandel, publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.

Gemengd - 4

Deze bestemming wordt gebruikt voor gebouwen waar op de begane grond én op de overige verdiepingen zowel wonen als werkfuncties zijn toegestaan zoals kantoor, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening. Vaak gaat het om gebouwen die (onder meer door hun ligging, grootte en/of monumentale status) een bijzonder uitstraling hebben. Detailhandel en bedrijven zijn niet toegestaan. Beroepsuitoefening aan huis behoort tot de mogelijkheden.

Gemengd - 5

Deze bestemming wordt gebruikt voor gebouwen waar niet mag worden gewoond maar uitsluitend werkfuncties zijn toegestaan zoals publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven. Vaak gaat het om gebouwen die (onder meer door hun ligging, grootte en/of monumentale status) een bijzonder uitstraling hebben. Detailhandel en bedrijven zijn niet toegestaan.

Artikel 16 Groen

De (openbare) groengebieden van structurele aard zijn specifiek bestemd als 'Groen'. Bermen en bomen langs wegen maken deel uit van de bestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Groen' is ruimte voor waterlopen zoals slootjes.

Artikel 17 Horeca

Zie de beschrijving van de horecatypen bij de bestemming Centrum.

Artikel 18 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' wordt gehanteerd voor bestaande bouwwerken of gronden die geheel gebruikt worden voor onderwijs, openbaar bestuur, zorg- en welzijn, religie of maatschappelijke opvang.

Artikel 19 Recreatie

De bestemming Recreatie is bedoeld voor verenigingen. Het is mogelijk om op gronden met deze bestemming een clubgebouw te realiseren.

Artikel 20Tuin 1

De op de verbeelding voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Binnen deze bestemming zijn alleen erkers, tuinen en verhardingen toegestaan. Onder voorwaarden kunnen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde worden toegestaan zoals erfafscheidingen en vlaggenmasten. Een aan- of uitbouw of een bijgebouw zoals een berging kan niet binnen deze bestemming worden gebouwd. Deze bestemming komt vaak voor aan de voorzijde van woningen. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een rommelig beeld en kan vooral bij hoekwoningen het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Parkeren in tuinen met bestemming 'Tuin - 1' is alleen toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding, dan wel specifiek in de regels voor een locatie, is aangegeven.

Artikel 21 Tuin 2

De op de verbeelding voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Deze bestemming komt vooral voor in tuinen aan de achterkant van gebouwen, de zogeheten erven. Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met de bestemming 'Tuin - 2' geheel worden volgebouwd. Dit in het belang van de woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid. In de planregels zijn daarom maximale bouwregels opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 procent van het bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte van 40 m². De hoogte van de aan- en uitbouwen mogen tot 4 meter hoog en losse bijgebouwen tot 3 meter hoog. Parkeren op gronden met de bestemming 'Tuin - 2' is toegestaan in gebouwde voorzieningen én waar dit met een aanduiding in de verbeelding is aangegeven.

Artikel 22Tuin 3

De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. De gronden die onder deze bestemming vallen mogen voor 100 procent worden bebouwd. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 4 meter bedragen; de bouwhoogte van bijgebouwen en van bouwwerken geen gebouw zijnde mag maximaal 3 meter bedragen. Legale bebouwing die hoger is dan 3 meter wordt via een aanduiding op de kaart mogelijk gemaakt. Dakterrassen zijn toegestaan op aan- en uitbouwen tenzij er sprake is van privaatrechtelijke belemmeringen. Het is niet toegestaan om een dakterras te gebruiken voor horeca tenzij dit op de verbeelding is aangeduid. Horeca op een dakterras is namelijk ongewenst in verband met mogelijke overlast op de directe omgeving, onder andere door de intensiteit van het gebruik bij een gebruikelijke bedrijfsvoering. Parkeren op gronden met de bestemming 'Tuin - 3' is toegestaan in gebouwde voorzieningen én waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 23 Verkeer

De in het plangebied voorkomende wegen, met bijbehorende bermen, parkeerplaatsen, bomen, fiets- en voetpaden en alle andere bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de verzamelbestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn groen-, water- en speelvoorzieningen toegestaan evenals bouwwerken voor de verkeers- en verblijfsfunctie, waaronder nutsvoorzieningen, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins, verkeers- en lichtmasten, reclameborden en bouwwerken geen gebouw zijnde zoals fietsenrekken. Binnen de bestemming 'Verkeer' moet ruimte gelaten worden om zonodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Gedacht kan worden aan ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals veiligere inrichtingen).

Artikel 24 Verkeer - Railverkeer

De spoorlijnen, het stationsgebouw en de spoorbrug die in het plangebied zijn als Verkeer - railverkeer bestemd. Binnen deze bestemming mogen voorzieningen worden gerealiseerd ten behoeve van het betreffende railverkeer zoals hoogspanningsmasten, geluidschermen en regelstations.

Artikel 25 Water

De in het plangebied voorkomende waterlopen, waterwegen en waterpartijen, en bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de bestemming 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor waterberging en de waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen, verkeer over water, groenvoorzieningen, oevers, kunstwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers, gemalen. Op gronden met de bestemming 'Water' mag niet worden gebouwd, behalve waar het gaat om het veranderen of vernieuwen van bestaande beschoeiingen, kaden, aanlegplaatsen, remmingen, meerpalen en dukdalven.

Artikel 26 Wonen

De bestemming 'Wonen' is bedoeld voor gebouwen binnen het plangebied die uitsluitend voor wonen worden gebruikt. Op enkele plaatsen is (beperkte) uitbreiding van de bestaande woningen toegestaan.

Beroepsmatige activiteiten aan huis zijn binnen de bestemming Wonen toegestaan onder de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt zijn aan het wonen en niet meer ruimte in beslag nemen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m2. Aan huis verbonden dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, kleine financiële instellingen, pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen zoals arts, tandarts en notaris. Verder is gastouderopvang en bed & breakfast toegestaan.

Begeleid wonen wordt als passend binnen de woonfunctie gezien. Onder begeleid wonen wordt verstaan: vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

5.2.2.2 Dubbelbestemmingen     

Artikel 27 Leiding - Hoogspanning

hoogspanningsleidingen zijn op de verbeelding aangeduid als dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning'. Deze dubbelbestemming is leidend ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Op deze gronden mag in principe niet worden gebouwd. Voor bepaalde werken is een omgevingsvergunningstelsel voor werken (voorheen aanlegvergunningstelsel) opgenomen.

Artikel 28 Leiding - Water

Waterleidingen zijn op de verbeelding aangeduid als dubbelbestemming 'Leiding - Water' met een veiligheidsstrook ter breedte van 5 meter aan weerszijde van de hartlijn van de leiding. Deze dubbelbestemming is leidend ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Op deze gronden mag in principe niet worden gebouwd. Voor bepaalde werken is een omgevingsvergunningstelsel voor werken (voorheen aanlegvergunningstelsel) opgenomen.

Artikel 29 Waarde - Archeologie

De aanwezige archeologische verwachtingswaarden krijgen bescherming door het toekennen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. Het bestemmingsplan houdt rekening met de Archeologische Beleidskaart Haarlem. Er zijn zes categorieën. Drie daarvan zijn onderverdeeld in A en B.

Er is in deze dubbelbestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te verwijderen als archeologische bevindingen daartoe aanleiding geven.

Artikel 30 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)

De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' ligt over het hele plangebied. Deze dubbelbestemming valt samen met de begrenzing van het formele aanwijzingsbesluit van het Beschermd Stadsgezicht Haarlem. Het doel van het bestemmingsplan is de essentiële waarden van dit Beschermd Stadsgezicht te beschermen. De waarden van het beschermde stadsgezicht zijn in het bestemmingsplan in vrijwel alle bestemmingen vastgelegd.

Voor de bescherming van het beschermd stadsgezicht zijn bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Behoud, bescherming en waar mogelijk versterking van het straat- en

bebouwingsbeeld;

  • Instandhouding en/of herstel van de monumenten en beeldbepalende

gebouwen. Deze zijn op de verbeelding respectievelijk aangegeven als orde1 (rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten) en als orde 2 (beeldbepalende gebouwen).

  • Bij beeldbepalende gebouwen (orde 2) moeten specifieke waarden van het

pand (zoals opgenomen in de redengevende omschrijving binnen de gevelwand behouden blijven. Bij verbouwing heeft een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap de voorkeur.

  • Voor ensembles en seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen moet worden gehandhaafd. Bij verbouwingen waarbij het beeld van gevel en/of kap wordt gewijzigd, dient dat in de afzonderlijke gebouwen zodanig te gebeuren dat de samenhang in het ensemble niet wordt verstoord. Daarom moet een bouwkundige ingreep worden afgestemd met de overige gebouwen in een ensemble of een serie identieke gebouwen.

Nadere uitleg regeling orde-2 panden

Betekenis

Binnen het gebouwde cultureel erfgoed vertegenwoordigen orde-2 panden een belangrijke categorie en leveren een wezenlijke bijdrage aan de identiteit en de beleving van Haarlem als historische en gelaagde stad. Orde-2 panden zijn aangewezen op basis van hun beeldbepalende karakter en vanwege de bijdrage die zij leveren aan de stedenbouwkundige structuur en morfologie, de ruimtelijke ontwikkeling, of het dakenlandschap en daarmee het (ruimtelijke) karakter van de plek en de stad. De waardering is gebaseerd op drie hoofdcriteria:

  1. Stedenbouwkundige waarden: situering, stedenbouwkundige context, volume-opzet hoofdgebouw. Het gaat hier om de betekenis van het object voor de stad, de wijk of de straat waar het zich in bevindt. Samenhang met naastgelegen panden; ensemblewaarde.
  2. Architectuurhistorische waarden: het object is uniek of juist heel typerend wat betreft bouwstijl, bouwtrant (techniek) of architect. Kwaliteit architectuur/ontwerp - Gaafheid qua detaillering en stijl.
  3. Cultuurhistorische waarden: belang vanuit gebruik, typologie, functie en ontstaansgeschiedenis van de wijk/buurt/streek.



Waarom een object precies is aangewezen als orde-2 kan dus per geval sterk verschillen en dit heeft vanzelfsprekend ook gevolgen voor hoe ingrepen aan deze panden worden beoordeeld. Elk orde-2 pand heeft een eigen palet aan waarden. Een pand dat uniek is in een wijk vanwege een afwijkende architectuur wordt anders beoordeeld dat een pand dat vooral belangrijk is vanwege de samenhang van de gevelwand waar het pand onderdeel van uitmaakt.



Bescherming

Onder de bescherming van de Orde-2 regeling vallen de beeldbepalende kenmerken voor zover die relevant zijn voor de cultuurhistorische kwaliteit van de ruimtelijke omgeving. Hierbij gaat het logischerwijs om ruimtelijke kenmerken zoals het volume en de hoofdvorm. Maar omdat cultuurhistorische waarden ook ruimtelijk relevant zijn, gaat de bescherming verder. Architectonische en bouwhistorische kenmerken, ofwel de oorspronkelijke materialen die de bouwgeschiedenis laten zien vallen hiermee ook onder de bescherming van Orde-2. In zijn algemeenheid gaat het om de volgende kenmerken:

  • stedenbouwkundige situering;
  • voor- en achtergevelrooilijn;
  • hoofdopzet van het pand (de bouwmassa en bouwvorm, goot- en nokhoogte);
  • kapvorm en dakhelling; hoofdvorm van de kap met kenmerkende elementen als dakkapellen of schoorstenen;
  • gevelindeling: dat betekent de opzet van de relevante gevel met gevelopeningen, maar ook de invulling daarvan, vormgeving van aanvullende gevelelementen en dakranden die de architectuur bepalen. Dit heeft ook betrekking op het wijzigen van materiaal waarbij de detaillering en daarmee de gevelkarakteristiek wijzigt;
  • oorspronkelijke typologie van het pand.

Vanwege het beeldbepalende karakter van de orde-2 panden geldt dat behoud en herstel het uitgangspunt is. Hiervoor gelden daarom de volgende regels die voorschrijven dat:

  • de bestaande goot- en nokhoogte uitgangspunt zijn;
  • de voor- en achtergevelrooilijn behouden blijven;
  • de zowel de richting als de vorm van de kap niet mogen worden veranderd en dat kenmerkende elementen zoals originele dakkapellen en schoorstenen behouden blijven;
  • dat de bestaande gevelindeling met gevelelementen zoals vensters, dakranden, gevelstenen, en karakteristieke puien, behouden blijft.

Artikel 31 Waarde - Bouwhistorie

De binnen de bestemming 'waarde - bouwhistorie' aangewezen gronden zijn ook bestemd voor het behoud van de bouwhistorie. Een aantal panden in het centrum bevat mogelijk bouwhistorische waarden. Een ingreep aan deze panden kan alleen met een omgevingsvergunning waarbij vooraf is onderzocht of er daadwerkelijk bouwhistorische waarden aanwezig en in het geding zijn.

Artikel 32 Waarde - Cultuurhistorie

De binnen de bestemming 'waarde - cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn ook bestemd voor het behoud en de versterking van de cultuurhistorische waarden. Voor deze bestemming geldt voor bepaalde activiteiten en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken.

Artikel 33 Waterstaat - Waterkering

De in het gebied voorkomende regionale waterkering(en) en bijbehorende voorzieningen vallen onder deze bestemming. Hierbij dient de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland in acht te worden genomen. Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van de regionale waterkering(en) binnen het plangebied. Uitsluitend 'bouwwerken geen gebouwen zijnde' voor de regionale waterkering zijn toegestaan. Om te kunnen bouwen overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemmingen is een omgevingsvergunning vereist.

5.2.2.3 Afwijken van de bouwregels     

Binnen bovenstaande (dubbel)bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om van bepaalde bouwregels af te mogen wijken.

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' bevat de bevoegdheid om af te wijken van bepaalde bouwregels. Het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het overleggen van een waardestellend archeologisch rapport, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels. Deze vergunning wordt verleend als aangetoond is dat er geen archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn, of als aangetoond is dat die niet verstoord zullen worden.

Criteria bij afwijken van bouwregels

Bij de uitoefening van deze bevoegdheid wordt aan een aantal criteria getoetst.

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeerssituatie ter plaatse;
  3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
  4. de cultuurhistorische waarden;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Het straat- en bebouwingsbeeld

Voor de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het in stand houden of tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
  • behoud of versterken van de aanwezige trends.

Trends zijn de binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg identieke dakopbouwen, kapvormen, dakkapellen of dakterrassen en dergelijke (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn). Hieronder vallen in ieder geval ensembles en seriebouw.

Voor dit onderwerp zal getoetst worden aan:

  • de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
  • de Nota Dak;
  • de parcellering;
  • de aanwezigheid van ensembles en seriebouw.

De verkeerssituatie ter plaatse

Voor de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met verkeersveiligheid, toe- of afname van parkeren en de doorstroming.



De privacy en bezonning van de omwonenden

Voor de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden of tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding en de aanwezigheid van voldoende privacy. Bij privacy wordt gekeken naar het gebruik van het bouwwerk en de invloed daarvan op de omliggende gronden. Naarmate de invloed van het gebruik op de omgeving toeneemt, dient een grotere afstand tot de omliggende gronden te worden aangehouden.

De cultuurhistorische waarden

Voor de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden, waarbij wordt gestreefd naar het in stand houden of versterken van deze waarden. Uit cultuurhistorisch onderzoek, naar het oordeel van de gemeentelijk architectuurhistoricus, of uit andere informatie dient te blijken dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.

Voor dit onderwerp zal getoetst worden aan:

  • de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
  • de Nota Dak;
  • de parcellering;
  • de aanwezigheid van ensembles en seriebouw;
  • de bouwhistorische waarderingskaart.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Voor de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, als deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

Afwijkingen binnen 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' is de

bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om van de bouwregels af te mogen wijken voor de volgende onderdelen:

  • Wijziging gevelindeling: wanneer is sprake van herstel of verbetering. Onder herstel wordt verstaan: het herstel van de gevelindeling, zoals deze was bij de oorspronkelijke bouw. Latere toevoegingen of aanpassingen kunnen ook als authentiek of waardevol worden beschouwd. Van verbetering is sprake als bij panden, vooral winkels en kantoren, waar de begane grond (plint) zich in de loop der tijd heeft getransformeerd zonder zich rekenschap te geven van de bovenliggende gevel de eenheid tussen plint en bovengevel wordt teruggebracht. Ook is sprake van verbetering als bij een in de loop der tijd afgesloten gevel, de blinde gevel wordt opgeheven. Daarnaast zijn de criteria van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit van toepassing.
  • Afwijkende kap of dakvorm: herstel of verbetering volgens de Nota Dak. Een schilddak (schuine zijden aan alle kanten) of een plat dak met afgeschuind dakschild zijn standaard toegestaan. Afwijkingen daarvan zijn mogelijk bij herstel of verbetering. Iemand die bijvoorbeeld een zadeldak of mansardekap wil realiseren of vervangen, kan dat niet via de direct toegestane bouwregels waarin alleen een schilddak of plat dak met afgeschuind dakschild is toegestaan. Hiervoor is een extra afweging noodzakelijk. Hierbij wordt getoetst aan de uitgangspunten van de Nota Dak.

Onder herstel van de kapvorm wordt verstaan: het realiseren van een kap of dakvorm zoals deze was bij de oorspronkelijke bouw.

Van verbetering is sprake als voldaan wordt aan alle volgende voorwaarden: de bezonningsituatie verslechtert niet onevenredig, installaties en leidingen worden weggewerkt, bouwwerk en kap vormen een eenheid en de kap voldoet aan de criteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit / Nota Dak.

  • Dakkapellen: passend in (aanwezige) trend / Nota Dak

Dakkapellen moeten voldoen aan de eisen uit de Nota Dak. Afwijkingen zijn toegestaan als er sprake is van vervanging van dakkapellen die behoren bij de oorspronkelijke bouw of wanneer ze aansluiten op een bestaande trend. Daarnaast zijn afwijkingen mogelijk bij enkele specifieke bouwkundige situaties, zoals een afwijkende vloerhoogte ten opzichte van de goot of vanuit het karakter van de kap, die om een afwijkende dakkapel vragen.

  • Dakterras op hoofdbebouwing: dubbelgebruik / Nota Dak

De Nota Dak heeft als uitgangspunt dubbelgebruik van elk plat dak. Afwijking is onder voorwaarden mogelijk op hoofdbebouwing. Dat hangt samen met terughoudendheid in de beïnvloeding van het straatbeeld en de privacy van omwonenden.

  • Samenvoegen van gebouwen: vanwege cultuurhistorische belangen is het samenvoegen van panden ongewenst. Uit oogpunt van de stedelijke dynamiek is verandering van parcellering en pandindeling van alle tijden. Daarom kan onder voorwaarden aan het samenvoegen van panden worden meegewerkt. Doel is de invloed op de gevelindeling, de parcellering en het straatbeeld beperkt te houden.

Tabellen

Onderstaande tabellen geven een overzicht van de bouwmogelijkheden met afwijkingsmogelijkheden.

verplicht

verplicht

5.3 Hoofdopzet verbeelding     

5.3.1 Inventarisatie plangebied     

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk wordt gemaakt. De bestaande bebouwing wordt daarom positief bestemd.

De gemeente Haarlem heeft op de volgende wijze onderzoek gedaan om de bestaande situatie goed in beeld te brengen voor de totstandkoming van dit bestemmingsplan en de verbeelding in het bijzonder:

  • locatiebezoeken zijn gebracht aan het plangebied om specifieke situaties te controleren c.q. in beeld te krijgen;
  • waar nodig is er een analyse gemaakt van de luchtfoto's;
  • waar nodig is voor dit bestemmingsplan het gemeentelijke bouwarchief geraadpleegd met bouwvergunningen, omgevingsvergunningen en vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen.

Met de informatie van deze bronnen is een goed beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en de bouwvlakken op de verbeelding konden worden vastgelegd en in de regels konden worden geregeld.

5.3.2 Opbouw verbeelding     

De verbeelding is opgebouwd uit verschillende elementen. Dit zijn:

  • de bestemmingen;
  • de dubbelbestemmingen;
  • aanduidingen.

Hieronder wordt verder uitgelegd wat deze elementen inhouden.

De bestemmingen

De verbeelding geeft in verschillende kleuren de bestemmingen weer. De bestemmingen worden begrensd door bestemmingsgrenzen. De regels geven per bestemming aan wat deze bestemming inhoudt en welke bouw- en gebruiksregels gelden voor die bestemming. Ter onderscheid met de dubbelbestemmingen worden de bestemmingen ook wel enkelvoudige bestemmingen genoemd.

De dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn een aparte vorm van bestemmingen. Dubbelbestemmingen beslaan vaak een groter gebied en omvatten vaak meerdere enkelvoudige bestemmingen. Op de verbeelding zijn ze opgenomen door middel van een arcering. De regels van de dubbelbestemmingen gaan vóór ten opzichte van de regels van de enkelvoudige bestemmingen. Dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van specifieke sectorale belangen. Voor de dubbelbestemmingen geldt net als voor de enkelvoudige bestemmingen dat in de regels de specifieke bouw- en/of gebruiksregels zijn opgenomen.

Aanduidingen

Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming verder of specifieker te regelen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen op grond van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) opgenomen:

  1. bouwvlakken;
  2. functieaanduidingen;
  3. bouwaanduidingen;
  4. maatvoeringen;
  5. gebiedsaanduidingen.

1. Bouwvlakken

Bouwvlakken zijn een noodzakelijk onderdeel van de verbeelding. Bouwvlakken bestaan uit dikke zwarte lijnen, die aangeven waarbinnen hoofdbebouwing is toegestaan. Bouwvlakken bepalen vaak ook de voorgevelrooilijn van gebouwen of clusters van gebouwen, waardoor ze een belangrijk element vormen bij de bescherming van een bepaald straatbeeld. Ook de achtergevelrooilijn wordt vaak al bepaald met een deel van de bouwvlaklijn. Hier geldt toch vaak een vergunningsvrije bouwmogelijkheid, waar er hier minder sprake is van een beschermend karakter in vergelijking met de voorgevelzijde.

In de meeste gevallen laten de bouwvlakken op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit, kwaliteitseisen voor de bebouwing, de woonomgeving en bereikbaarheid. Over het algemeen zijn de bebouwingsgrenzen van de geldende bestemmingsplannen overgenomen. Daar waar met een ontheffing is afgeweken van het geldende beleid is de nieuw ontstane situatie opgenomen.

2.Functieaanduidingen

Functieaanduidingen zijn er in vele soorten en maten. De benaming van de diverse functieaanduidingen is vastgelegd in de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. Een functieaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd voor het gebruik. Het is daarbij gewoonlijk niet wenselijk of mogelijk om die functie in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen. Het kan hierbij gaan om een verdere specificatie van het gebruik, een uitdrukkelijke verruiming daarvan of juist een beperking.

3. Bouwaanduidingen

Bouwaanduidingen geven specifieke bouwmogelijkheden aan. Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. De benaming van de diverse bouwaanduidingen zijn vastgelegd in de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Een bouwaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd voor de bouwmogelijkheden. Het is daarbij gewoonlijk niet wenselijk of mogelijk om die bebouwing in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen.

4. Maatvoeringsaanduidingen

Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel voor het bouwen als voor het gebruik. De opgenomen maten zijn in hele meters en naar boven afgerond.

5. Gebiedsaanduidingen

Gebiedsaanduidingen zijn op de verbeelding opgenomen om voor een op de verbeelding afgebakend gebied een specifieke regeling op te kunnen nemen. Op de verbeelding zijn de gebiedsaanduidingen herkenbaar door hun schuine arceringen.

Hoofdstuk 6 UITVOERBAARHEID     

6.1 Economische uitvoerbaarheid     

Het parapluplan voorziet niet in grote stedenbouwkundige veranderingen in het plangebied. Het herstelt in hoofdzaak onvolkomenheden in andere bestemmingsplannen. Daarnaast vult het de bouwregels aan voor het behoud van cultuurhistorisch erfgoed. De economische uitvoerbaarheid is dan ook niet in het geding. In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan ook een exploitatieplan moet vaststellen als het kostenverhaal bij ontwikkelingen, zoals aangegeven in niet is verzekerd. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Er is dus geen plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan. Zoals in elk bestemmingsplan is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop-nieuwbouwplannen te ontwikkelen. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

6.2.1 Wettelijk vooroverleg     

Het parapluplan scherpt de regelgeving aan voor het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed. Ook herstelt onvolkomenheden in de andere bestemmingsplannen. Voor het plan is dan ook geen vooroverleg gevoerd met de overheidsinstanties en de wijkraden. Wel zijn de wijkraden op de hoogte gesteld van het parapluplan voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan.

6.2.2 Zienswijzen     

Gedurende een periode van 6 weken is een ieder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het plan. In Bijlage 10 is een samenvatting van de ingekomen zienswijzen, samen met de beantwoording van het gemeentebestuur opgenomen.

6.3 Handhaving     

Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt namelijk gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid over de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.

Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, wat een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt vooral de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.

Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan ook plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Zo draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Aan-huis-verbonden beroep:     

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig of technisch vlak of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.2 Aanbouw en uitbouw:     

een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.3 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanlegvergunning:     

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.6 Achtergevelrooilijn:     

bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.

1.7 Agrarisch bedrijf:     

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond, door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee.

1.8 Agrarisch handels- en exportbedrijf     

een bedrijf gericht op de verhandeling, het vervoer, de opslag, de afzet en de oppervlakkige verwerking van bloembollen en aanverwante agrarische tuinbouwproducten.

1.9 Antenne-installatie:     

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 Archeologisch deskundige:     

professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.11 Archeologisch onderzoek:     

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.12 Archeologisch rapport:     

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid en de waarde van archeologische resten.

1.13 Archeologisch waardevol gebied:     

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.14 Archeologische waarde:     

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.15 Bebouwing:     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 Bebouwingspercentage:     

een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.17 Bed & breakfast:     

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning of het woonschip met behoud van de woonfunctie.

1.18 Bedrijf:     

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur en distributie van goederen.

1.19 Bedrijfswoning:     

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.20 Begane grond:     

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.21 Begeleid wonen:     

vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.22 Beperkt kwetsbaar object     

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.23 Beschermd stads- of dorpsgezicht:     

stads- of dorpsgezicht dat door het daartoe bevoegde gezag, ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen.

1.24 Bestaande (situatie)     

onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, nokrichting, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan rechtens bestaat of rechtens mag bestaan.

1.25 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.27 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 Bijbehorend bouwwerk:     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.29 Bijgebouw:     

een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.30 Bloembinderij:     

bedrijf waar bloemen worden ingebonden en ingepakt.

1.31 Bouwen:     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.32 Bouwgrens:     

de grens van een bouwvlak.

1.33 Bouwhistorische waarde     

waarde van het object/complex voor de geschiedenis van de bouwtechniek, vanwege de afleesbaarheid van de bouwgeschiedenis (historische gelaagdheid) of vanwege het materiaalgebruik.

1.34 Bouwlaag:     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.35 Bouwkundige onderdelen     

bouwkundige onderdelen zoals dragende muren, houtskeletconstructies, vloerconstructies, trappen, spantconstructies, kelders en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen onderdelen.

1.36 Bouwperceel:     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.37 Bouwperceelgrens:     

de grens van een bouwperceel.

1.38 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.

1.39 Bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.40 Bruto vloeroppervlak (bvo):     

de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.

1.41 Creativiteitscentrum:     

een instelling waar cursussen gegeven en/of activiteiten georganiseerd worden als dans, koken, beeldende kunst, audiovisuele, dramatische en/of literaire vorming.

1.42 Cultuurhistorische waarde:     

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.43 Dakhelling:     

de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.

1.44 Dakkapel:     

een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.

1.45 Dakopbouw:     

een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.

1.46 Dakterras:     

een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.

1.47 Detailhandel:     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.

1.48 Dienstverlening:     

het verlenen van diensten in de vorm van publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening.

1.49 Ensemble:     

twee of meer gebouwen die samen een bouwkundige eenheid vormen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat het één gebouw betreft.

1.50 Evenement:     

periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten.

1.51 Gastouderopvang:     

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.52 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.53 Gebruiksoppervlak (GBO):     

Het totale vloeroppervlakte tussen de omsluitende wanden minus vaste obstakels van omvang. Het GBO wordt vastgesteld aan de hand van NEN2580.

1.54 Glastuinbouwbedrijf     

een agrarisch bedrijf waarbij de teelt van tuinbouwgewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen geschiedt.

1.55 Grondgebonden agrarisch bedrijf:     

een agrarisch bedrijf waarbij de productie hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

1.56 Grondgebonden tuinbouwbedrijf:     

een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van gewassen, hoofdzakelijk op de open grond al dan niet in combinatie met teeltondersteunend glas, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt.

1.57 Historisch woonschip:     

een vaartuig met een casco dat herkenbaar is als een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, met een historisch karakter en een historische uitstraling, dat uitsluitend of in hoofdsdzaak wordt gebruikt als woning.

1.58 Hoofdgebouw:     

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.59 Horeca 1:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.60 Horeca 2:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.61 Horeca 3:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals (eet)cafés en bars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.62 Horeca 4:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.

1.63 Horeca 5:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.64 Horecaschip:     

een zich op het water bevindend object dat (nagenoeg) geheel dient als horecabedrijf.

1.65 Hoveniersbedrijf:     

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.66 Infrastructurele of openbare voorziening     

een nutsvoorziening, een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer;

1.67 Intensieve veehouderij:     

de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond ter plaatse als productiemiddel.

1.68 Jachthaven:     

lig- en bergplaats van pleziervaartuigen.

1.69 Jachtwerf:     

lig- en bergplaats voor pleziervaartuigen waar tevens de mogelijkheid is voor het bouwen en herstellen van deze vaartuigen.

1.70 Kamerverhuurbedrijf:     

het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.71 Kampeermiddel:     

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.

1.72 Kantoor:     

een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.

1.73 Kap:     

een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.

1.74 Kas:     

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.75 Kiosk:     

klein gebouw in de openbare ruimte waar goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt.

1.76 Kunstwerk:     

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.77 Lessenaarsdak:     

een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild die onder een zekere helling is aangebracht.

1.78 Middeldure huurwoning:     

huurwoning zoals genoemd in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder j. van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.79 Molenbiotoop:     

de vrije ruimte rondom een molen in verband met de windvang.

1.80 Natuurwaarden:     

de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.

1.81 Niet-publieksgerichte dienstverlening:     

het verlenen van diensten zonder rechtstreeks fysiek contact met het publiek.

1.82 Nieuwbouw:     

nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.

1.83 Oeverlijn     

de scheidingslijn tussen water en land.

1.84 Omzetten     

het omzetten van een zelfstandige woonruimte in (meerdere) onzelfstandige woonruimte(n), het verbouwen van een woonruimte tot twee of meer woonruimten, als bedoeld in art. 21, lid c van de Huisvestingswet 2014.

1.85 Onderdoorgang/overbouwing:     

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.86 Onzelfstandige woonruimte     

woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.87 Orde 1 bouwwerken:     

orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Erfgoedwet, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.

1.88 Orde 2 bouwwerken:     

orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.

1.89 Orde 3 bouwwerken:     

orde 3 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben.

1.90 Pand:     

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.91 Peil:     

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.

1.92 Perifere detailhandel:     

detailhandel die moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden vanwege de volumineuze aard en de bevoorrading ( zoals auto's, boten, caravans, tuincentra artikelen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en woninginrichting).

1.93 Plan:     

het bestemmingsplan Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten Haarlem met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP0120006-va02 van de gemeente Haarlem.

1.94 Plat dak:     

een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.

1.95 Prostitutie:     

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.96 Publieksgerichte dienstverlening:     

het verlenen van diensten met rechtstreeks contact met het publiek in de vorm van zakelijke, consumentverzorgende, openbare en (para)medische dienstverlening inclusief ondergeschikte nevenfuncties.

1.97 Recreatief medegebruik:     

dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Hieronder valt het gebruik van (bestaande) paden, wegen, sloten en vaarten ten behoeve van dagrecreatie zoals wandelen, fietsen en kanoën.

1.98 Rolkas:     

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dat dient tot het kweken van vruchten, bloemen of planten. Een rolkas heeft een uitrolmogelijkheid buiten het bouwvlak, zoals aangegeven op de verbeelding.

1.99 Seksinrichting:     

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.100 Seriebouw:     

twee of meer gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd.

1.101 Shortstay:     

het structureel verhuren van woonruimte voor korte periodes (van minimaal één week tot maximaal zes maanden).

1.102 Sloopvergunning:     

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.103 Sociale huurwoning:     

huurwoning zoals genoemd in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder d. van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.104 Sociale koopwoning:     

koopwoning zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder e. van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.105 Standplaats:     

een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:

  1. bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
  2. voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.

1.106 Teeltondersteunend glas:     

kassen, deel uitmakend van een grondgebonden tuinbouwbedrijf of bollenteeltbedijf.

1.107 Trend:     

binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg indentieke dakopbouwen, kapvormen of dakkapellen (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn).

1.108 Verbeelding:     

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.109 Verkooppunt van motorbrandstoffen:     

een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.

1.110 Verkoopvloeroppervlakte:     

het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.111 Voorgevelrooilijn:     

de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.

1.112 Voorzieningen van openbaar nut:     

voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie, warmtenet, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.113 Waterberging:     

een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.

1.114 Wellness:     

een activiteit gericht op het ervaren en beleven van lichamelijke en geestelijke ontspanning en gezondheid.

1.115 Wet:     

de Wet ruimtelijke ordening.

1.116 Windmolen:     

inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.

1.117 Woning:     

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

1.118 Woonschepenligplaats:     

de op de verbeelding aangegeven ruimte, waarop een woonschip ligplaats mag hebben.

1.119 Woonschip:     

een vaartuig, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebruikt of tot woning bestemd.

1.120 Woonwagen:     

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.121 Woonwagenstandplaats:     

een kavel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.122 Zorgwoning:     

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten     

 

2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:     

afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.

inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

breedte dakvlak bij dakdoorbreking

de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.

2.2 Overschrijden bouwgrenzen     

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2,2 m boven een fiets- en/of voetpad;
  3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met agrarische bedrijvigheid;
  2. bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding;
  3. de bij de bestemming behorende verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen

3.2 Bouwregels     

Voor bouwwerken gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35. In aanvulling hierop geldt voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde de volgende bepaling:

  1. de bouwhoogte van silo's en andere gebouwen voor mest- en andere opslag mag niet meer dan 10 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming of welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
  2. wonen, anders dan wonen in een bedrijfswoning als bedoeld in lid 3.1 onder b;
  3. kampeerterrein;
  4. intensief veehouderijbedrijf;
  5. prostitutie en seksinrichtingen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    5. het aanleggen van watergangen en andere wateren of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen en andere wateren;
    6. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
  2. Het verbod als bedoeld in sub 1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid     

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken zodanig te wijzigen dat de maximale oppervlakte van de opgenomen bouwvlakken wordt vergroot tot 2 hectare onder de volgende voorwaarden:
    1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf is aangetoond;
    2. alvorens te beslissen omtrent wijziging waarbij het bouwperceel wordt vergroot, winnen burgemeester en wethouders advies in van een agrarisch deskundige;
    3. voldaan wordt aan de wettelijke vereisten inzake de bodemkwaliteit, water, geluid, lucht, externe veiligheid, ecologie (Flora- en fauna) en economische uitvoerbaarheid
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van gronden, die op de verbeelding zijn aangeduid als 'Agrarisch' te wijzigen in een bestemming ten behoeve van natuur onder de volgende voorwaarden:
    1. de agrarische functie van aangrenzende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd;
    2. natuurontwikkeling zal daadwerkelijk plaatsvinden of heeft reeds plaatsgevonden.

Artikel 4 Agrarisch met waarden     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Algemeen gebruik

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  2. grondgebonden tuinbouwbedrijf;
  3. recreatief medegebruik;
  4. met daarbij behorende groenvoorzieningen, natuurvriendelijke oevers, erven, wegen en paden, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding.

Perceel Vijfhuizen 5

  1. voor het perceel Vijfhuizen 5 gelden in afwijking van sub a t/m d de volgende gebruiksmogelijkheden:
    1. grondgebonden agrarische bedrijven, ambachtelijke bewerking en verwerking agrarische producten, grondgebonden veehouderij, intensieve veehouderij, paardenfokkerij, paardenhouderij;
    2. het gebruik van maximaal 100m² van het bouwperceel ten behoeve van ondergeschikte detailhandel, bestaande uit het particulier aanbieden van uitsluitend die agrarische producten, die op het betreffende bedrijf zijn geproduceerd;
    3. bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en/of bed & breakfast;
    4. recreatief medegebruik;
    5. met daarbij behorende groenvoorzieningen, natuurvriendelijke oevers, erven, wegen en paden, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels     

Op gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

4.2.1 Gebouwen     
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. binnen een bouwvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van maximaal één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan;
  4. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen;
  5. de oppervlakte van ondergrondse bergbezinkbassins mag niet meer bedragen dan 100 m².

aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. bij een bedrijfswoning mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gerealiseerd onder de volgende voorwaarden:
    1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m,
    2. de totale oppervlakte mag niet meer dan 20 m 2 bedragen,
    3. er moet worden afgedekt met een plat dak;

kap of zadeldak

  1. boven de goothoogte moet worden afgedekt met een kap of zadeldak waarvan:
    1. de dakhelling niet minder bedraagt dan 15 en niet meer dan 45 graden;
    2. gebouwd wordt binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte.

dakkapellen

  1. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, indien:
    1. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 m onder de noklijn is gelegen;
    2. de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst;
    3. de zijkanten van de dakkapel minimaal 0,9 m worden gerealiseerd van de zijkanten van het dakvlak;
    4. de dakkapel in het voordakvlak niet breder is dan 1,5 m met een maximum van 30% van het dakvlak;
    5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen, met een totale breedte van maximaal 30% van het dakvlak.

handhaven bebouwing

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - te handhaven bebouwing' dient bij vernieuwing of nieuwbouw de bestaande maatvoering gehandhaafd te blijven.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde     
  1. binnen een bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1,5 m, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak' en de aanduiding 'paardenhouderij' mogen afscheidingen niet meer bedragen dan 1,5 m, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  3. buiten een bouwvlak mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 m;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan;
  6. de hoogte van een afscheiding van een paardenbak mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  7. de bouwhoogte van overige 'bouwwerken geen gebouw zijnde' mag niet meer bedragen dan 3 m en zijn uitsluitend toegelaten binnen een bouwvlak, met uitzondering van bestaande bouwwerken.

4.3 Nadere eisen     

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats van:
    1. gebouwen
    2. bouwwerken geen gebouw zijnde hoger dan 2 m.

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de nadere eisen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. het landschappelijke beeld, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels;
    3. cultuurhistorische waarden;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

4.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 en 4.2.2 toestaan dat:
    1. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt verhoogd tot maximaal 8 m indien dit voor een goede agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    2. een aan- of uitbouw of bijgebouw wordt afgedekt met een kap tot een maximale bouwhoogte van 4 m;
    3. de dakhelling voor bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt vergroot tot 60 graden;
    4. de bouwhoogte van 'bouwwerken geen gebouw zijnde' wordt verhoogd tot maximaal 5 m;
    5. 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden gebouwd buiten een bouwvlak.

dakkapellen

  1. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
  2. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
  3. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan 1,5 m en/of 30% van het dakvlak bedraagt, indien de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is;
  4. bij meerdere dakkapellen in serie de totale breedte meer dan 30% van het dakvlak bedraagt .

bouwwerken geen gebouw zijnde

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid.4.2.2 en toestaan dat:
    1. de bouwhoogte binnen het bouwvlak wordt verhoogd tot maximaal 8 m;
    2. de bouwhoogte buiten het bouwvlak wordt verhoogd tot maximaal 5 m;
  2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 4.4 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het landschappelijke beeld, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels;
    2. cultuurhistorische waarden;
    3. bezonningsituatie op aangrenzende percelen;
    4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.5 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

4.5.1 Toegestaan gebruik     

Niet als strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt aangemerkt:

  1. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
  2. museum ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  3. recreatief gebruik van gronden als vlindertuin ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  4. ter plaatse van het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag maximaal 100 m2 gebruikt worden voor het aan particulieren te koop aanbieden van uitsluitend die agrarische producten, die op het betreffende bedrijf zijn geproduceerd;
  5. parkeren buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
4.5.2 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren;
  2. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid 4.5.1;
  3. reclame-uitingen buiten het bouwvlak;
  4. het kweken van bomen anders dan bepaald onder 4.5.1;
  5. parkeren van motorvoertuigen buiten het bouwvlak met uitzondering van het bepaalde in lid 4.5.1;
  6. motorsport;
  7. kampeerterrein of standplaats voor kampeermiddelen;
  8. stalling van auto's, boten, caravans en/of andere voertuigen;
  9. wonen anders dan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  10. bijgebouwen als zelfstandige woning.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
    3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen buiten het bouwvlak;
    4. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
    5. het aanleggen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen buiten het bouwvlak;
    6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur
    7. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen waaronder beschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken.
  2. Geen omgevingsvergunning zoals genoemd is in lid 4.6 sub 1 is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. betrekking hebben op normaal onderhoud, gebruik en beheer;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte gebruik en beheer van de grond;
    4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    5. betrekking hebben op het aanplanten van bomen en/of houtgewas tot een maximale hoogte van 5,0 meter, uitsluitend ten behoeve van kweek op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hovenier';
    6. betrekking hebben op het aanleggen van verharde en onverharde wegen en paden ten behoeve van recreatief medegebruik;
    7. betrekking hebben op het kappen, rooien en aanplanten van bomen en/of houtgewas voor zover de Boswet of krachtens die wet gestelde voorschriften daarop van toepassing zijn.
  3. Een omgevingsvergunning zoals genoemd is in lid 4.6 sub 1 wordt in ieder geval verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. de landschappelijke waarden van de gronden, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels;
    2. bodembeschermingsgebied;
    3. de waterhuishouding;
    4. de agrarische bedrijfsvoering in het gebied.

Artikel 5 Bedrijf     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Algemeen gebruik

  1. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst, met uitzondering van: geluidzoneringsplichtige inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi-inrichtingen);
  2. kantoren die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan aan de doeleinden als genoemd in lid 1 onder a, met dien verstande dat maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak per bedrijf met een maximum van 3.000 m² per bedrijf voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt;
  3. bedrijfswoning uitsluitend op de verdieping, tenzij sub i. van toepassing is;
  4. bedrijfsgebouwen;
  5. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

Met aanduiding op de verbeelding

  1. uitsluitend nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  2. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie C, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie C', met uitzondering van: geluidzoneringsplichtige inrichtingen, bedrijven of bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi-inrichtingen);
  3. bij de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportschool' het naast bedrijfsmatige activiteiten tevens uitoefenen van een sportschool;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.

5.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Bedrijf' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.

5.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
    2. een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van een bedrijf dat:

  1. niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar dat naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën.

Artikel 6 Bedrijventerrein     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

  1. Op de gronden die zijn aangewezen voor 'Bedrijventerrein' zijn de voorschriften van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14-09-2010, van toepassing. De voorschriften zijn als Bijlage 1 toegevoegd.
  2. De gronden zijn bestemd voor bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met de categorie aangegeven op de verbeelding en zoals bedoeld in Bijlage 1 Richtafstandenlijsten van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder.

6.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn de bouwregels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14-09-2010, van toepassing. Indien de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' van toepassing is gelden aanvullend de bepalingen van artikel 30.2, 30.3 en 30.4.

6.3 Specifieke gebruiksregels     

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn de gebruiksregels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14-09-2010, van toepassing.

Artikel 7 Centrum - 1     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Centrum-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

7.1.1 Begane grond/kelder     

Algemeen gebruik

  1. detailhandel met daaraan verbonden horeca met niet meer dan 30% van de verkoopvloeroppervlakte, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken;
  2. publieksgerichte dienstverlening;
  3. galerie;
  4. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden,tuinen,erven en terreinen,waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

Met aanduiding op de verbeelding

  1. tevens horeca categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 1';
  2. tevens horeca t/m categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  3. tevens horeca t/m categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  4. horeca categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 4';
  5. tevens museum ter plaatse van de aanduiding 'museum'.
7.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, bed & breakfast of gastouderopvang;
  2. de functies genoemd in lid 7.1.1 zijn uitsluitend toegestaan bij de adressen genoemd in Bijlage 4 van de regels;
  3. horeca categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 4';
  4. shortstay ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding van wonen - shortstay'.

7.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Centrum - 1' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.

7.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter;
  3. voor de percelen Grote Houtstraat 117 en Grote Houtstraat 133 is loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel niet toegestaan, maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. het bepaalde in lid 7.1.1 en horeca categorie 1 toestaan;
    2. het bepaalde in lid 7.1.2 onder b en toestaan dat de functies op de begane grond worden voortgezet op de overige verdiepingen bij adressen die niet zijn genoemd in Bijlage 4 van de regels;
    3. het bepaalde in lid 7.1.1 om functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    1. invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;
    2. effecten op (bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;
    3. de verkeerssituatie ter plaatse;
    4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 8 Centrum - 2     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Centrum-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

8.1.1 Begane grond     

Algemeen gebruik

  1. detailhandel met daaraan verbonden horeca met niet meer dan 30% van de verkoopvloeroppervlakte, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken;
  2. publieksgerichte dienstverlening;
  3. galerie;
  4. bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, waterberging, bergbezinkbassins, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, souterrains, tuinen, erven en terreinen, wegen en paden;

Met aanduiding op de verbeelding

  1. een kinderdagverblijf op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "kinderdagverblijf";
  2. horeca categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 1';
  3. een bedrijf t/m categorie B van de bij deze regels behorende zoneringslijst, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
  4. horeca t/m categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  5. horeca t/m categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  6. horeca categorie 4 ter plaatse van de aanduiding horeca categorie 4;
  7. horeca categorie 5 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 5;
  8. praktijkruimten ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  9. tevens wonen toegestaan, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, bed & breakfast of gastouderopvang ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

8.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, bed & breakfast of gastouderopvang;
  2. de functies genoemd in lid 8.1.1 zijn uitsluitend toegestaan bij de adressen genoemd in Bijlage 4 van de regels;
  3. horeca categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 4', met uitzondering van de percelen Kleine Houtstraat 6 en Kleine Houtstraat 8;
  4. shortstay ter plaatse van de aanduiding 'shortstay'.

8.1.3 Afwijkende bepaling Centrum 2     

In afwijking van lid 8.1.1 en lid 8.1.2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - centrum 2' de volgende gebruiksmogelijkheden voor zowel de begane grond als de verdiepingen:

  1. detailhandel, wonen in woningen (al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang, bed&breakfast); recreatie, sport, atelier, bioscoop, theater, dienstverlening, kantoor, water, groen, verkeer;
  2. een kinderdagverblijf op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "kinderdagverblijf";
  3. een bedrijf t/m categorie B van de bij deze regels behorende zoneringslijst, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
  4. horeca t/m categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  5. horeca t/m categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  6. bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, waterberging, bergbezinkbassins, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, souterrains, tuinen, erven en terreinen, wegen en paden.

8.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Centrum - 2' gelden de bouwvoorschriften zoals aangegeven in Artikel 35.

8.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
  3. voor de percelen Gierstraat 44 en Gierstraat 64 is loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel niet toegestaan, maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. het bepaalde in lid 8.1.1 en horeca categorie 1 toestaan;
    2. het bepaalde in lid 8.1.2 onder b en toestaan dat de functies op de begane grond worden voortgezet op de overige verdiepingen bij adressen die niet zijn genoemd in Bijlage 4 van de regels;
    3. het bepaalde in lid 8.1.1 om functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
    4. het bepaalde in lid 8.1.3 sub c ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.
  2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    1. invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;
    2. effecten op ( bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;
    3. de verkeerssituatie ter plaatse;
    4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Centrum - 3     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

9.1.1 Begane grond     
  1. detailhandel;
  2. kantoor met loketfunctie;
  3. dienstverlening met loketfunctie;
  4. horeca t/m categorie 2;
  5. een onderdoorgang/overbouwing ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  6. praktijkruimte;
  7. bijbehorende voorzieningen.
9.1.2 Overige bouwlagen     
  1. kantoor zonder loketfunctie;
  2. bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Centrum - 3' gelden de bouwvoorschriften zoals aangegeven in Artikel 35.

9.3 Specifieke gebruiksregels     

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  1. prostitutie en seksinrichtingen;
  2. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 10 Cultuur en ontspanning     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. atelier, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, theater, film, muziek- en concertzaal;
  2. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca t/m categorie 3 ten dienste van deze voorzieningen;
  3. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding.

10.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel Artikel 35.

10.3 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder a om functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 11 Gemengd - 1     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

11.1.1 Begane grond     

Algemeen gebruik

  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
  2. dienstverlening;
  3. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst. Als een perceel de aanduiding 'bedrijf uitgesloten' heeft, is een bedrijf niet toegestaan;
  4. maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in Artikel 18;
  5. praktijkruimte, atelier;
  6. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

Met aanduiding op de verbeelding

  1. dagopvang ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  2. kinderdagverblijf ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  3. alsmede cultuur en ontspanning, in de vorm van een atelier, creativiteitscentrum of wellness, ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  4. alsmede horeca categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  5. alsmede horeca t/m categorie 2 ter plaatse van de aanduiding ' horeca tot en met categorie 2'
  6. alsmede horeca t/m categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horeca categorie 3';
  7. alsmede horeca categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca 4';
  8. alsmede horeca categorie 5 ter plaatse van de aanduiding 'horeca 5';
  9. alsmede ondergeschikte detailhandel tot maximaal 30% van de verkoopvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  10. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is detailhandel niet toegestaan;
  11. alsmede fitnesscentrum, sportschool, balletstudio ter plaatse van de aanduiding 'sportschool';
  12. alsmede een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  13. een ondergrondse parkeergarage met bijbehorende voorzieningen en toegangen alsmede voor bergingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage';
  14. alsmede een garage ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  15. alsmede een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  16. uitsluitend opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  17. alsmede verenigingsleven ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  18. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is wonen niet toegestaan;
  19. In afwijking van het bepaalde in sub c zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf tot en met categorie A', bedrijven of bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met categorie A van de bij deze regels behorende zoneringslijst.

Gebruik specifieke percelen

  1. Alsmede recreatieve doeleinden voor de percelen Scheepmakersdijk 31-RD en Scheepmakersdijk 31-ZW.
11.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast;
  2. de functies genoemd in lid 11.1.1 zijn uitsluitend toegestaan bij de adressen genoemd in Bijlage 4 van de regels;
  3. alsmede een kinderdagverblijf met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  4. alsmede maatschappelijke voorzieningen zoals aangegeven in Artikel 18 ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  5. bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.

11.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;

11.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 11.1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 12 Gemengd - 2     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

12.1.1 Begane grond     

Algemeen

  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, bed&breakfast of gastouderopvang;
  2. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B van de bij deze regels behorende zoneringslijst;
  3. detailhandel met daaraan ondergeschikte en daarmee verbonden horeca met niet meer dan 30% van de verkoopvloeroppervlakte, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken;
  4. dienstverlening;
  5. atelier, praktijkruimte;
  6. maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in Artikel 18;
  7. bij de bestemming behorende voorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding;

Met aanduiding op de verbeelding

  1. horeca categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 1';
  2. horeca t/m categorie 2 ter plaatse van de aanduiding ' horeca tot en met categorie 2';
  3. horeca categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  4. alsmede horeca t/m categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  5. alsmede een supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  6. bouwmarkt ter plaatse van de aanduiding 'bouwmarkt';
  7. alsmede een kinderdagverblijf met bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  8. alsmede cultuur en ontspanning, in de vorm van een atelier, creativiteitscentrum of wellness, ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  9. een sportzaal ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal';
  10. alsmede onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  11. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is detailhandel niet toegestaan;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk uitgesloten' zijn maatschappelijke voorzieningen niet toegestaan;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is wonen niet toegestaan;
  14. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf uitgesloten' is een bedrijf niet toegestaan.
12.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, bed & breakfast of gastouderopvang;
  2. kantoor en dienstverlening met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de functie op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' op de verbeelding;
  3. uitsluitend opslag op de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  4. de functies genoemd in lid 12.1.1 zijn uitsluitend toegestaan bij de adressen genoemd in Bijlage 4 van de regels;
  5. bijbehorende voorzieningen.

12.2 Bouwregels     

Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.

12.3 Specifieke gebruiksregels     

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden.
  2. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep; gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter.

12.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1.1 en:

1. functies toestaan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;

2. horeca categorie 1 toestaan;

3. horeca categorie 4 toestaan bij het perceel Spaarne 38.

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

    1. invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;

    2. effecten op ( bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;

    3. de verkeerssituatie ter plaatse;

    4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Gemengd - 3     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

13.1.1 Begane grond     

Algemeen

  1. wonen in woningen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, bed&breakfast of gastouderopvang;
  2. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B van de bij deze regels behorende zoneringslijst;
  3. detailhandel met daaraan ondergeschikte en daarmee verbonden horeca, tot niet meer dan 30 % van de verkoopvloeroppervlakte, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken;
  4. dienstverlening;
  5. atelier, praktijkruimte;
  6. maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd in artikel Artikel 18 met uitzondering van buitenschoolse opvang en peuterspeelzaalwerk;
  7. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouwen zijnde', bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de overige verdiepingen, verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen;

Met aanduiding op de verbeelding

  1. horeca categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  2. horeca t/m categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  3. horeca t/m categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  4. een sociëteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  5. alsmede cultuur en ontspanning, in de vorm van een atelier, creativiteitscentrum of wellness, ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  6. alsmede dansschool ter plaatse van de aanduiding 'dansschool';
  7. alsmede apotheek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - apotheek;
  8. alsmede maatschappelijke voorzieningen bij de aanduiding 'maatschappelijke voorzieningen';
  9. alsmede supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  10. alsmede nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  11. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is in afwijking van sub a. wonen alleen toegestaan vanaf de eerste verdieping;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is wonen niet toegestaan;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is detailhandel niet toegestaan;
  14. In afwijking van het bepaalde in sub b zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf tot en met categorie A', bedrijven of bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met categorie A van de bij deze regels behorende zoneringslijst.
13.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
  2. alsmede dezelfde functies als op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - gemengd 3';
  3. alsmede zakelijke dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening'.
  4. bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Gemengd - 3' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.

13.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;
  3. loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel is niet toegestaan maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden.

Artikel 14 Gemengd - 4     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

14.1.1 Begane grond     

Algemeen

  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
  2. dienstverlening;
  3. atelier, praktijkruimte;
  4. maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in Artikel 18;
  5. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

Met aanduiding op de verbeelding

  1. horeca t/m categorie 2 bij de aanduiding 'horeca t/m categorie 2';
  2. detailhandel bij de aanduiding 'detailhandel';
  3. alsmede een kinderdagverblijf met bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  4. alsmede bedrijven of bedrijfsactiviteiten van categorie A, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf tot en met categorie A';
14.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
  2. dienstverlening;
  3. atelier, praktijkruimte;
  4. detailhandel bij de aanduiding 'detailhandel';
  5. maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in Artikel 18;
  6. horeca tot en met categorie 2 bij de aanduiding 'horeca t/m categorie 2';
  7. alsmede bedrijven of bedrijfsactiviteiten van categorie A, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf tot en met categorie A';
  8. alsmede een kinderdagverblijf met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  9. bijbehorende voorzieningen.

14.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Gemengd - 4' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.

14.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 38 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk.

14.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1.1 en functies toestaan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.
  2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    1. invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;
    2. effecten op ( bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;
    3. de verkeerssituatie ter plaatse;
    4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 15 Gemengd - 5     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

15.1.1 Begane grond     

Algemeen

  1. maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in Artikel 18;
  2. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B van de bij deze regels behorende zoneringslijst;
  3. dienstverlening;
  4. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  5. fietsenstallingen;
  6. voorzieningen ten behoeve van woningen op de overige verdiepingen;
  7. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouwen zijnde', bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de overige verdiepingen, verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen;

Met aanduiding op de verbeelding

  1. ondergrondse parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-ondergrondse parkeergarage' op de verbeelding;
  2. horeca tot en met categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';

 

Staten Bolwerk 1 en Prinsen Bolwerk 5

In afwijking van het bepaalde in sub a t/m g gelden voor de percelen Staten Bolwerk 1 en Prinsen Bolwerk 5 de volgende gebruiksmogelijkheden:

  1. dienstverlening;
  2. atelier, praktijkruimte;
  3. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouwen zijnde', bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de overige verdiepingen, verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen;
15.1.2 Overige verdiepingen     

  1. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de verbeelding;
  2. de functies genoemd onder a tot en met c;
  3. bijbehorende voorzieningen.

Staten Bolwerk 1 en Prinsen Bolwerk 5

In afwijking van het bepaalde in sub m, n en o gelden voor de percelen Staten Bolwerk 1 en Prinsen Bolwerk 5 de volgende gebruiksmogelijkheden:

  1. publieksgerichte en niet publieksgerichte dienstverlening;
  2. bijbehorende voorzieningen.

15.2 Bouwregels     

Voor bouwwerken gelden tevens de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35. Aanvullend hierop gelden de volgende bouwregels:

Ondergrondse parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-ondergrondse parkeergarage' mag een ondergrondse parkeergarage inclusief hellingbanen en bijbehorende voorzieningen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  1. de maximale ondergrondse bouwdiepte van de parkeergarage mag niet meer dan 7 meter bedragen;
  2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 6 meter bedragen.

15.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  2. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.

Artikel 16 Groen     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbare groenvoorzieningen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. een viskraam ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-viskraam';
  4. een kiosk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk';
  5. een snackbar ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - snackbar';
  6. bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

16.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Groen' mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van de functies genoemd in artikel 16.1 onder c, d en e. Voor deze functies gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 35.

Artikel 17 Horeca     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca categorie 4;
  2. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  3. bijbehorende voorzieningen, zoals terrassen.

17.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Horeca' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.

Artikel 18 Maatschappelijk     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Algemeen

  1. bibliotheek, buitenschoolse opvang, buurtcentrum, culturele voorzieningen, educatieve voorzieningen, gezondheidszorg, levensbeschouwelijke voorzieningen, (openbare) dienstverlening, (para)medische voorzieningen, peuterspeelzaalwerk, praktijkruimte, welzijnsinstelling, zorgwoning;
  2. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten (categorie 1 en categorie 2) ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 30% van het bruto vloeroppervlak;
  3. aan de hoofdfunctie ondergeschikte sportactiviteiten;
  4. reeds bestaande dienstwoningen;
  5. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

Met aanduiding op de verbeelding

  1. horeca categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 2';
  2. horeca categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 4';
  3. bij de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - maatschappelijk 1' zijn tevens toegestaan:
    1. scholen, jeugdopvang, kinderdagverblijf, uitvaartcentrum, verenigingsleven, zorginstelling;
    2. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca t/m categorie 3 ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 40% van het bruto vloeroppervlak;
  4. onderwijs (basis en voortgezet) en peuterspeelzaalwerk bij de aanduiding 'onderwijs';
  5. buitenschoolse opvang ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' op de verbeelding, voor zover niet gevestigd in het hoofdgebouw;
  6. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' op de verbeelding;
  7. een crematorium, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' op de verbeelding;
  8. een kinderdagverblijf bij de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  9. de bestaande dienstwoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning'.

18.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel Artikel 35.

18.3 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 bepaalde teneinde maatschappelijke functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  2. een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 19 Recreatie     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een clubgebouw ten behoeve van verenigingen;
  2. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde' groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen,warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

19.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Recreatie' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.

19.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. stacaravans.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Recreatie' zonder een aanlegvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het ontgronden, vergraven , afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
    3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
    4. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
    5. het aanleggen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en / of kappen van bos of andere houtgewassen;
    6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. Het verbod als bedoeld in dit lid is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden ontstaan of kan ontstaan.

Artikel 20 Tuin - 1     

20.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  3. een verbindingstunnel ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
  4. bijbehorende voorzieningen zoals erkers, carport en een berging.

20.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen voorzover deze gelegen zijn op of voor de voorgevelrooilijn. Achter de voorgevelrooilijn mogen afscheidingen een hoogte hebben van 2 meter;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen.

Woonschepenhaven (Waarderhaven)

Voor gronden gelegen langs de Industrieweg, ter hoogte van de woonschepenhaven, gelden de volgende bouwregels:

  1. bergingen mogen maximaal 32 vierkante meter zijn en een maximale bouwhoogte hebben van 3 meter.

20.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 21 Tuin - 2     

21.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Algemeen

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. (ondergronds of half verdiept) parkeren op bebouwde gronden;
  3. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw;

Met aanduiding op de verbeelding

  1. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  2. een monumentale/waardevolle boom ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';
  3. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  4. alsmede een ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage';
  5. alsmede een in- en uitrit parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit parkeergarage';
  6. alsmede een kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de specifieke aanduiding 'kinderdagverblijf';
  7. carport ter plaatse van de aanduiding 'carport'.

21.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

21.2.1 Alle bouwwerken     
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken' (per tuin per adres) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan.
  2. de diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.
21.2.2 Gebouwen     
  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  2. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  3. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

21.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde     
  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde' mag niet dan 3 m bedragen.

dakterras

  1. een dakterras is toegestaan, mits:
    1. gesitueerd op een aan- of uitbouw;
    2. het dakterras van binnen uit wordt ontsloten;
    3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
    4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
    5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    6. voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
    7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.
21.2.4 Specifieke bouwregels     
  1. de specifieke bouwregels zijn aanvullend van toepassing op de percelen:
    Hyacintenlaan 1
    Hyacintenlaan 51
    Marcelisvaartpad 1-3 (oneven)
    Zijlweg 282-284 (even)
  2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte van bijgebouwen 5 m mag bedragen ten behoeve van een kap of zadeldak.
  3. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. het landschappelijke beeld, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels;
    3. de bezonningssituatie;
    4. de cultuurhistorische waarden.

21.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de cultuurhistorische waarden;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

21.4 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
    1. bijgebouwen als zelfstandige woning;
    2. onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 22 Tuin - 3     

22.1 Bestemmingsomschrijving     

De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. (ondergronds) parkeren op bebouwde gronden;
  3. alsmede parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  4. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw.

22.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

22.2.1 Gebouwen     
  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  2. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  3. de verticale diepte van een (ondergronds) gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen.
  5. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd.
22.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde     

Bouwwerken geen gebouw zijnde  

  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de hoogte van overige ' andere bouwwerk' mag niet dan 3 m bedragen;

dakterras  

c. een dakterras is toegestaan, mits:

  1. gesitueerd op een aan- of uitbouw;
  2. het dakterras van binnen uit wordt ontsloten;
  3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
  4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
  5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
  6. voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
  7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

22.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. het bepaalde in lid 22.2.1 voor het verhogen van de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot 4 meter;
    2. het bepaalde in lid 22.2.1 en toestaan dat de goot van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m;
    3. het bepaalde in lid 22.2.2 onder c en toestaan dat een dakterras met een grotere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.
  2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. cultuurhistorische waarden;
    3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    4. de verkeerssituatie ter plaatse;
    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

22.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 22.1 onder b. bepaalde teneinde parkeren binnen deze bestemming mogelijk te maken buiten de bebouwing.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 23 Verkeer     

23.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  1. straten en wegen
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. terrassen;
  5. een kiosk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk';
  6. een viskraam ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-viskraam';
  7. een snackbar ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-snackbar;
  8. brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  9. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  10. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speel- en sportvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

23.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Verkeer' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.

Artikel 24 Verkeer - Railverkeer     

24.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  1. railverkeer;
  2. rangeerterreinen/emplacement en bijbehorende voorzieningen;
  3. bouwwerken ten behoeve van railverkeer;
  4. bij de bestemming behorende wegen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, reclameuitingen, geluidschermen, bergbezinkbassins, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

24.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

24.2.1 Gebouwen     
  1. bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
24.2.2 Andere bouwwerken     
  1. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van verkeer en lichtmasten mag maximaal 12 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet meer dan maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.

24.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen ten behoeve van geluidschermen.

Artikel 25 Water     

25.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Algemeen

  1. waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
  2. waterlopen en waterpartijen;
  3. verkeer te water;
  4. waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, stuwen, dammen, kademuren, duikers, gemalen en overige kunstwerken;
  5. aanmeervoorzieningen, aanlegsteigers, passantenligplaatsen;
  6. brugwachtershuisjes;
  7. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen en (ondergrondse) kabel- en leidingstroken;

Met aanduiding op de verbeelding

  1. een woonschip ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepenhaven' is tevens een woonschepenhaven met bijbehorende voorzieningen toegestaan;
  3. een woonschip ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepenhaven';
  4. een rondvaartbotenbedrijf met drie boten en wachtlokaal ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' op de verbeelding, waarbij aan gasten die in het bezit zijn van een kaartje en die wachten op de eerstvolgende rondvaart alcoholvrije dranken en etenswaren mogen worden verstrekt tijdens de openingstijden van het rondvaartbedrijf;
  5. alsmede wonen op een woonschip, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast ter plaatse van de aanduidingen 'woonschepenligplaats' en 'woonschepenhaven.

25.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Water' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

25.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

bouwhoogte

  1. de bouwhoogte van gemalen mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte mag niet meer dan 15 m²
  2. de bouwhoogte van meerpalen mag maximaal 4 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 1 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 3 m bedragen;

steiger

  1. de breedte van een steiger, gemeten vanaf de oeverlijn, mag niet meer dan 1/10 van de breedte van het oppervlaktewater bedragen;
  2. de oppervlakte van een steiger mag maximaal:
    1. 2,5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 3 en 10 m;
    2. 5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 10 en 20 m;
    3. 10 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 20 en 50 m;
    4. 15 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater breder dan 50 m;
  3. de oppervlakte per overig 'bouwwerk geen gebouw zijnde' mag, behalve voor bruggen, niet meer dan 10 m² bedragen;
25.2.2 Gebouwen     

woonschepen

  1. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' mogen woonschepen worden aangelegd, met de volgende maximale maatvoering:

Aanduiding (specifieke vorm van water) lengte (m) breedte (m) gemeten vanaf de oeverlijn hoogte (m) gemeten vanaf het peil
Woonschepenligplaats 1 16,5 4,5 4
Woonschepenligplaats 2 16,5 7 4
Woonschepenligplaats 3 18,5 4,5 4
Woonschepenligplaats 4 18,5 7 4

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenhaven' mogen woonschepen worden aangelegd, mits:
    1. de lengte niet meer bedraagt dan 16,5 m;
    2. de breedte niet meer bedraagt dan 4,5 m gemeten vanaf de oeverlijn, inclusief gangboorden en dakoverstekken;
    3. de hoogte niet meer bedraagt dan 4 meter gemeten vanaf het peil.

Brugwachtershuisje, wachtlokaal

  1. de oppervlakte en hoogte van een brugwachtershuisje mag niet meer dan 10 m² respectievelijk 3 meter bedragen.
  2. een wachtlokaal behorende bij het rondvaartbedrijf zoals bedoeld in lid 25.1 onder h, mag maximaal 13,5 m lang, 4,5 m breed en gemeten vanaf het peil 4 m hoog zijn.

25.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. het gebruik van een woonschip voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;
  2. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken:
    1. als ligplaats voor hotel- en horecaschepen;
    2. van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
    3. van gronden en bouwwerken voor het parkeren van motorvoertuigen.

Artikel 26 Wonen     

26.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Algemeen

  1. wonen in woningen, begeleid wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast;
  2. bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen;

Met aanduiding op de verbeelding

  1. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in Artikel 18;
  2. wonen in zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  3. alsmede buitenschoolse opvang ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang';
  4. alsmede een kinderdagverblijf bij de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  5. alsmede een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  6. alsmede een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'aannemersbedrijf';
  7. alsmede opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  8. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  9. ateliers ter plaatse van de aanduiding 'atelier' op de verbeelding;
  10. een ondergrondse parkeergarage met bijbehorende voorzieningen en toegangen alsmede voor bergingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage';
  11. alsmede een bestaande in- en uitrit parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit parkeergarage'.

26.2 Bouwregels     

  1. Binnen de bestemming 'Wonen' gelden de bouwregels zoals aangegeven in Artikel 35.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a. is per bouwvlak één woning van maximaal 400 m³ toegestaan bij de percelen:
Hyacintenlaan 1-5 (oneven)
Hyacintenlaan 51-55 (oneven)
Marcelistvaart 1-3 (oneven)
Marcelistvaart 7/9
Regentesselaan 5

26.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel Artikel 36 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk.

Strijdig gebruik:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.

Artikel 27 Leiding - Hoogspanning     

27.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, naast de voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transport van elektriciteit, inclusief een strook grond van 5 m ter weerszijden van de as van de leiding;

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

27.2 Bouwregels     

Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' gelden de volgende regels:

  1. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken en/of gebouwen ten behoeve van hoogspanningsverbindingen worden gebouwd;
  2. op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;

27.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding;
  2. voorafgaand aan de aanvraag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. diepploegen;
    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  1. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    4. die vallen onder de Wet informatie-uitwisseling Boven- en Ondergrondse Netten.

  1. De werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, mits:
    1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
    2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 28 Leiding - Water     

28.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse drinkwaterleiding en een veiligheidsstrook ter breedte van 5 m aan weerszijde van de hartlijn van de leiding;
  2. bij de dubbelbestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde'.

28.2 Bouwregels     

Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Water' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht, onder de voorwaarde dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

28.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. diepploegen;
    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. De werken of werkzaamheden als bedoeld in 28.4 zijn slechts toelaatbaar, mits:
    1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
    2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 29 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)     

29.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. De dubbelbestemming waarde - Archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing.

Voor zover de dubbelbestemming Waarde -archeologie geheel of gedeeltelijk samenvalt met andere dubbelbestemmingen die op deze gronden rusten, geldt dat de dubbelbestemming Waarde - Archeologie voorrang krijgt tenzij tevens de dubbelbestemming Waterkering van kracht is. In dat geval krijgt de dubbelbestemming Waterkering voorrang.

29.2 Bouwregels     

  1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    1. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1A' zijn geen bouwwerken toegestaan, waarbij bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze bouwwerken noodzakelijk zijn;
    2. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1B' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 0 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    3. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2A' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    4. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2B' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 1,5 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    5. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 250 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    6. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    7. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5A' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    8. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 5B' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2.500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 1,5 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    9. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' gelden geen bijzondere regels betreffende 'Waarde - Archeologie'.

  1. Indien uit een waardestellend archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden worden verstoord door het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, kunnen aan een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 29.2 onder 1 de volgende voorschriften worden verbonden;
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.

  1. Het bepaalde in lid 29.2 onder 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

29.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

29.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder 1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van het bevoegd gezag, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, voor zover de bodemverstorende werkzaamheden ten behoeve van de aanleg daarvan een oppervlak hebben van 25 m² of meer;
    7. diepploegen;
    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. het slopen van een bouwwerk in gemeentelijk of rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht.
  2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. de oppervlakte- en de dieptemaat niet overschrijden, behorende bij de categorie 'Waarde - Archeologie' genoemd in lid 29.2 die voor die gronden van toepassing zijn. Ter plaatse van de categorie 1a is altijd een aanlegvergunning nodig;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
    3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 29.4 bedoeld, is verleend;
    4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
    1. de aanvrager aan de hand van een waardestellend archeologisch rapport aantoont dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de aanwezige archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  4. Ter bescherming van betrokken archeologische waarden kunnen aan de aanlegvergunning voorwaarden worden verbonden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.

29.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 29.2 in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Artikel 30 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)     

30.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

30.2 Bouwregels     

In aanvulling en met voorrang op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels:

bouwvlak / voorgevelrooilijn / gevelindeling

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. er moet aangesloten worden op de belendende gebouwen;
  3. gebouwen mogen niet worden samengevoegd;
  4. voorgevels mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' dient de bestaande gevelindeling gehandhaafd te blijven. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' dient de bestaande gevelindeling gehandhaafd te blijven, voor zover gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied;

e1.

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. Oorspronkelijke gevelelementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Het college is bevoegd een latere aanpassing aan het pand als authentiek dan wel waardevol te beschouwen. Wanneer de bouwkundige staat zo slecht is dat de straatgevels en de kap niet meer kunnen worden gerestaureerd of hersteld geldt het volgende. De straatgevels en de dakvorm moeten dan naar het origineel worden terug gebouwd, waarbij oorspronkelijke gevelelementen zo veel mogelijk dienen te worden hergebruikt en teruggeplaatst.

goothoogte / bouwhoogte / bebouwingspercentage / ondergronds bouwwerk

  1. ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte (m)' dient de bestaande goothoogte te worden gehandhaafd;
  2. Voor bouwvlakken met daarin opgenomen de specifieke bouwaanduiding orde- 1 of orde- 2 dient de bestaande goothoogte gehandhaafd te blijven;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte (m)' dient de bestaande bouwhoogte te worden gehandhaafd;
  4. Voor bouwvlakken met daarin opgenomen de specifieke bouwaanduiding orde- 1 of orde- 2 dient de bestaande bouwhoogte gehandhaafd te blijven;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' dient binnen de aangegeven goothoogten te worden gebouwd;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dient binnen de aangegeven bouwhoogten te worden gebouwd;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' dient binnen de aangegeven goothoogte te worden gebouwd;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dient de kap binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte te worden gebouwd;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'minimum-maximum goot- en bouwhoogte' dient binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte te worden gebouwd;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
  12. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen;

kap / nokrichting / vorm

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen orde 1 en orde 2' dient de bestaande nokrichting , kap of dakvorm gehandhaafd te blijven m.u.v. ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen, dakdoorbrekingen.
  2. in overige gevallen dient indien boven de maximale goothoogte wordt gebouwd, gebouwd te worden binnen de contouren van een kap of zadeldak waarvan:
    1. de maximum hoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de (maximum) goothoogte;
    2. de dakhelling niet minder bedraagt dan 45 en niet meer dan 70 graden. Bij een samengestelde kap dient de dakhelling van de bovenste dakvlakken minimaal 20 graden te bedragen;

dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, niet zijnde orde 2-panden

  1. op gebouwen die niet voorzien zijn van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' mogen dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak worden opgericht, mits:
    1. de dakkapel een maximum breedte heeft van 2,5 m, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
    2. de onderzijde van de dakkapel:
      • minimaal 0,5 m en maximaal 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst.
      • in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 m en niet breder is dan één derde van de breedte van het dakvlak;
    3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt;
    4. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 m bedraagt.
    5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt.

dakkapellen in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak

  1. dakkapellen mogen worden opgericht in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits:
    1. de dakkapel een maximum breedte heeft van 2,5 m waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 60% van het dakvlak;
    2. de onderzijde van de dakkapel:
      • minimaal 0,5 m en maximaal 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst.
      • in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 2,5 m waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
    3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt;
    4. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,5 m bedraagt. In geval van een dwarskap bedraagt de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 2,5 m;
    5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 60% van het dakvlak bedraagt.

dakterras

  1. een dakterras is toegestaan, mits:
    1. gesitueerd op een aan- of uitbouw;
    2. het dakterras van binnen uit wordt ontsloten;
    3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
    4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15m bedraagt;
    5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    6. voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
    7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking

  1. collectoren voor warmteopwekking of panelen voor elektriciteitsopwekking zijn toegestaan mits:
    1. niet zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijk gebied;
    2. op een schuin dak de collectoren of de panelen:
      • aan alle kanten binnen het dakvlak blijven;
      • in of direct op het dakvlak worden geplaatst;
      • dezelfde hellingshoek hebben als het betreffende dakvlak.
    3. op een plat dak de afstand tot de dakrand ten minste gelijk is aan de hoogte van de collector of het paneel;
    4. de collector of het paneel één geheel vormt met de installatie voor het opslaan van water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Indien dit niet het geval is dient die installatie binnen in het betreffende gebouw te worden geplaatst.

30.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de privacy en bezonning van de omwonenden;
  3. de cultuurhistorische waarden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

30.4 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

gevelindeling

  1. het bepaalde in lid 2 onder e. en toestaan dat de gevelindeling gewijzigd wordt, mits deze verandering een herstel of verbetering van het gevelbeeld betreft.

kap

  1. het bepaalde in lid 2 onder r. en s. en een afwijkende kapvorm toestaan, mits deze verandering een herstel of verbetering van het (historisch) daklandschap betreft.

dakopbouw

  1. het bepaalde in lid 2 onder s. en toestaan dat de goothoogte mag worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
    1. het gebouwen betreft die niet zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduidingen 'orde 1' en 'orde 2';
    2. de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximum ) goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    3. wordt gebouwd binnen de contour, mede gevormd door een hellingshoek van maximaal 70 graden van het voor- en achterdakvlak en bij hoekwoningen tevens het zijdakvlak voor zover:
      • gelegen aan openbaar toegankelijk gebied;
      • de woning op een afstand van minder dan 10 m tot naast gelegen hoofdbebouwing ligt;
    4. de zijgevel gelegen aan openbaar toegankelijk gebied dan wel gelegen op een afstand van minder dan 10 meter tot naastgelegen hoofdbebouwing wordt afgedekt met een dakvlak onder een hoek van maximaal 70 graden of recht wordt opgetrokken binnen de contour;

dakkapellen

  1. van het bepaalde in lid 2 onder t. en u. en toestaan dat:
  1. een dakkapel in of binnen 0,5 meter van de dakvoet geplaatst wordt;
  2. een dakkapel in of binnen 0,5 meter van de nok geplaatst wordt;
  3. de afstand tot de dakvoet meer dan 1,0 meter bedraagt;
  4. een dakkapel in of binnen 0,9 meter van de zijkant van het dakvlak geplaatst wordt;
  5. een dakkapel in de goot breder wordt dan 1/3 van het voor- of zijdakvlak, mits de maximale breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het dakvlak met een maximale breedte van 2,5 meter.

dakkapellen in het voordakvlak of een naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak

  1. het bepaalde in lid 2 onder t. en toestaan dat op gebouwen die voorzien zijn van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' dakkappellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak mogen worden opgericht, mits:
    1. de dakkapel een maximum breedte heeft van 2,5 m, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
    2. de onderzijde van de dakkapel:
      • minimaal 0,5 m en maximaal 1 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
      • in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 m en niet breder is dan één derde van de breedte van het dakvlak;
    3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt;
    4. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 m bedraagt;
    5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt.

  1. het bepaalde in lid 2 onder t., voor zover de 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' niet van toepassing is, en toestaan dat:
    1. een dakkapel in de goot breder wordt dan 1/3 van het voor- of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits de maximale breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het dakvlak met een maximale breedte van 2,5 m;
    2. een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt.

dakkapellen in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak/dakdoorbreking tussen twee aaneengesloten gebouwen

  1. het bepaalde in lid 2 onder f t/m o. en onder u. en toestaan dat een gootverhoging ten behoeve van een dakdoorbreking of dakkapel tussen twee aaneengesloten gebouwen is toegestaan, mits:
    1. geplaatst in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak;
    2. de bovenzijde van de dakuitbreiding niet hoger is dan de bouw/ nokhoogte van naastgelegen gebouw - 0,5 m;
    3. de breedte niet meer bedraagt dan de helft van de diepte van het hoofdgebouw;
    4. wordt gebouwd op een afstand van ten minste 2 m gemeten vanaf de voor- en achtergevel;
    5. de afstand van de bovenzijde van de dakdoorbreking tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt.

dakterras

  1. het bepaalde in lid 2 onder f t/m o. en onder v. en toestaan dat een dakterras wordt gesitueerd op de hoofdbebouwing met (een gedeeltelijk) plat dak, mits:
    1. de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20m;
    2. de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;
    3. de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst;
    4. indien er een architectonische aanleiding is voor een dakterras zoals een borstwering of een doorgetrokken dakvlak kan van het bovengestelde worden afgeweken;
  2. het bepaalde in lid 2 onder v. en een dieper dakterras toestaan, mits gesitueerd op een aanbouw in de rooilijn, voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,5 m aan de zijde van de openbare weg.

samenvoegen (parcellering)

  1. het bepaalde in lid 2 onder c. en toestaan dat gebouwen worden samengevoegd ten behoeve van functies passend binnen de bestemming, mits:
    1. niet meer dan twee gebouwen worden samengevoegd met uitzondering van gebouwen met de bestemming centrum;
    2. de totale voorgevelbreedte van twee gebouwen maximaal 15 m is;
    3. de individuele voorgevels van de gebouwen intact blijven;
    4. de samenvoeging omkeerbaar is;
    5. door het samenvoegen van de gebouwen het aantal opgangen naar bovenwoningen niet afneemt;
    6. de scheidingsmuur niet geheel wordt verwijderd;
    7. er geen sprake is van een gang, steeg of ozendrop tussen de panden.

Aanvullend gelden voor gebouwen met de 'specifieke bouwaanduiding orde 2', waarop ook de dubbelbestemming 'Waarde - bouwhistorie' van toepassing is, de volgende bepalingen:

  1. de historische bouwmuur dient voor ten minste de helft behouden te blijven;
  2. vanaf de voorgevelrooilijn een muurvlak behouden blijft met een breedte van minimaal de helft van de hoogte van de betreffende muur;
  3. van de muur boven de te maken doorbraak over de gehele lengte minstens 50 cm onder het constructieve plafond behouden blijft;
  4. elke afzonderlijke doorbraak niet breder is dan 2 meter;
  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouwhistorische waarden van het bouwwerk;
  6. het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen onder 8 tot en met 12 als door middel van bouwhistorisch onderzoek kan worden aangetoond dat er geen bouwhistorische waarden in het geding zijn.

onderdoorgang/overbouwing

  1. het bepaalde in lid 2 onder d. en een onderdoorgang/overbouwing toestaan, mits de maximum breedte niet meer bedraagt dan 3 m.

afwijkingscriteria

Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 30.4 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de cultuurhistorische waarden;
  3. de bezonningssituatie;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 31 Waarde - Bouwhistorie (dubbelbestemming)     

31.1 Bestemmingsomschrijving     

31.1.1 Werkingsgebied     

Binnen de dubbelbestemming 'waarde-bouwhistorie' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen de dubbelbestemming het juridisch-planologisch regime van de volgende bestemmingsplannen gelden:

  1. Oude Stad, vastgesteld op 29-05-2014;
  2. Bakenes, vastgesteld op 06-06-2013;
  3. Nieuwstad, vastgesteld op 01-11-2012;
  4. Vijfhoek/Heiliglanden-De Kamp, vastgesteld op 14-06-2018;
  5. Burgwal, vastgesteld op 16-05-2013;
  6. Papentorenvest, onherroepelijk vanaf 11-11-2008.

Als het Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten nog andere wijzigingen dan de dubbelbestemming 'waarde-bouwhistorie' doorvoert in voornoemde bestemmingsplannen, zijn deze wijzigingen onverkort van toepassing.

31.1.2 Waarde - Bouwhistorie     

De voor 'waarde - bouwhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de bouwhistorische waarden.

31.2 Bouwregels     

  1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    1. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing met de dubbelbestemming 'waarde - bouwhistorie' geheel of gedeeltelijk te slopen, dan wel de bouwkundige onderdelen geheel of gedeeltelijke te verwijderen of te veranderen;
    2. de onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien mede uit een bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de bouwhistorische waarden van het bouwwerk niet op een onaanvaardbare wijze worden verstoord;
    3. alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent de mogelijke verstoring van bouwhistorische waarden. Het inwinnen van advies blijft achterwege als evident is dat er geen sprake is van aantasting van bouwhistorische waarden;
    4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen en voortvloeien uit het gebruik overeenkomstig de bestemming.
  2. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.2 sublid 1 onder a kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarde verbinden:
    1. de verplichting tot het documenteren van het pand of de bouwkundige onderdelen die geheel of gedeeltelijk worden gesloopt, verwijderd of veranderd. Deze bouwhistorische documentatie dient te worden uitgevoerd op basis van de Richtlijn Bouwhistorisch Onderzoek (RCE2009) dan wel op basis van een specifiek programma van eisen. Het bevoegd gezag dient de bouwhistorische rapportage goed te keuren, voordat aangevangen kan worden met de uitvoering van de omgevingsvergunning.

31.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 31.2 sublid 1 onder b, indien toepassing hiervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 32 Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)     

32.1 Bestemmingsomschrijving     

32.1.1 Werkingsgebied     

Binnen de dubbelbestemming 'waarde-cultuurhistorie' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen de dubbelbestemming het juridisch-planologisch regime van de volgende bestemmingsplannen gelden (voor zover van toepassing):

  1. Meerwijk, vastgesteld op 21-01-2016;
  2. Liewegje, vastgesteld op 16-12-2010;
  3. Liewegje, 1e partiële herziening Liewegje 3, vastgesteld op 29-05-2019;
  4. Hekslootgebied/Spaarndam-West, onherroepelijk vanaf 06-05-2010;
  5. Zomerzone Noord, vastgesteld op 20-06-2012;
  6. Schalkwijk, onherroepelijk vanaf 28-07-2009;
  7. Schalkwijkerweg, onherroepelijk vanaf 15-02-2012;
  8. Tjaden, vastgesteld op 17-10-2019.

Als het Parapluplan Behoud Omgevingskwaliteiten nog andere wijzigingen dan de dubbelbestemming 'waarde-cultuurhistorie' doorvoert in voornoemde bestemmingsplannen, zijn deze wijzigingen onverkort van toepassing.

32.1.2 Waarde - Cultuurhistorie     

De voor 'waarde - cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

32.2 Bouwregels     

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat op de gronden met de bestemming 'waarde- cultuurhistorie' niet mag worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. het realiseren van bouwwerken overeenkomstig het van toepassing zijnde bestemmingsplan genoemd in sublid 32.1.1;
  2. verbouwing of vervanging van bestaande legale bouwwerken waarbij de afmetingen, voor zover afwijkend van de bouwmogelijkheden van het van toepassing zijnde bestemmingsplan genoemd in sublid 32.1.1, gehandhaafd mogen blijven.

32.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de cultuurhistorische waarde;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

32.4 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.2 en toestaan dat wordt gebouwd in afwijking van de bouwregels van de andere bestemming, mits de cultuurhistorische- en landschappelijke waarden van de gronden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het scheuren van grasland;
    4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    5. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    7. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    8. diepploegen;
    9. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    10. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    11. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  1. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  1. De aanlegvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting weergegeven cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 33 Waterstaat - Waterkering     

33.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en onderhoud van deze waterkering, waarbij de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland in acht moet worden genomen.

33.2 Bouwregels     

Binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' mogen uitsluitend 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht ten dienste van de genoemde bestemming.

33.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:

  1. het belang van de watergang niet onevenredig wordt aangetast;
  2. door de aanvrager daarover advies van het hoogheemraadschap van Rijnland is verkregen;
  3. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene bouwregels     

Tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anderszins is bepaald gelden voor het bouwen de volgende regels:

35.1 Bouwregels     

35.1.1 Gebouwen     
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan.
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'minimum - maximum goot/bouwhoogte' dient binnen de aangegeven goot/bouwhoogten gebouwd te worden;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'minimum goot/bouwhoogte' dient ten minste de aangegeven goot/bouwhoogte aangehouden te worden;
  7. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen;

Gebouwen met aanduiding 'orde 1' of 'orde 2' (aanvullende bepalingen)

  1. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' en 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' zijn in aanvulling en met voorrang op artikel 35 de bepalingen van de artikelen 30.2, 30.3 en 30.4 van toepassing.

dakkapellen

  1. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, mits:
    1. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 m onder de noklijn is gelegen; Bij dakvlakken met een hellingshoek minder dan 35 graden mag een dakkapel gelijk aan of binnen 0,5 m van de nok geplaatst worden;
    2. de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst;
    3. de hoogte van de dakkapel gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger is dan:
      • 1,5 m in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak;
      • 1,75 m in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak;
    4. de zijkanten van de dakkapel minimaal 0,5 m worden gerealiseerd van de zijkanten van het dakvlak;
    5. de (gezamenlijke breedte van) dakkapel(len) in het naar openbaar gebied gekeerde dakvlak niet breder is dan de helft van de breedte van het dakvlak;
    6. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen.

Dakopbouw (algemeen)

  1. de maximum goothoogte mag worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
    1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximum) goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
    2. de contour wordt mede gevormd door een hellingshoek van maximaal 70 graden van het voor- en achterdakvlak en bij hoekwoningen tevens het zijdakvlak voor zover:
      • gelegen aan openbaar toegankelijk gebied;
      • de woning op een afstand van minder dan 10 m tot naastgelegen hoofdbebouwing ligt;
    3. er wordt aangesloten op de trend;
    4. een dakopbouw conform deze bepaling is niet mogelijk wanneer een perceel de 'specifieke bouwaanduiding - opbouw' of de 'specifieke bouwaanduiding - recht optrekken achterzijde' heeft.

Opbouw (70-70)

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - opbouw' mag de (maximum) goothoogte worden overschreden voor een extra bouwlaag met een platte afdekking, als:
    1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    2. de hellingshoek van het voor- en achterdakvlak maximaal 70 graden bedraagt;
      • het achterdakvlak mag recht worden opgetrokken binnen de contour, gevormd door de maximum hoogte en maximum hellingshoek;
    3. de hellingshoek van het zijdakvlak bij hoekwoningen maximaal 70 graden bedraagt voor zover:
      • gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied;
      • de afstand van de hoekwoning tot naastgelegen hoofdbebouwing minder dan 10 m bedraagt;
    4. er aangesloten wordt op de trend.

Opbouw 1 (1 meter terugliggend)

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - opbouw 1' mag de (maximum) goothoogte uitsluitend worden overschreden voor een extra bouwlaag met een platte afdekking, als:
    1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    2. de voorzijde 1 m terug ligt ten opzichte van de voorgevel;
    3. bij de hoekwoning geldt dit tevens voor de zijgevel voor zover:
      • gekeerd naar de openbaar toegankelijk gebied;
      • de woning op een afstand van minder dan 10 m tot naastgelegen hoofdbebouwing ligt;
    4. het achterdakvlak maximaal 70 graden bedraagt of recht wordt opgetrokken binnen deze contour;
    5. er wordt aangesloten op de trend.

Opbouw 2 (verlengen voordakvlak vanaf de nok)

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen - opbouw 2' mag de kap aan de voorzijde worden verlengd ten behoeve van een extra bouwlaag mits:
    1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de maximale goothoogte en bestaande goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    2. het achterdakvlak maximaal 70 graden bedraagt;
    3. de achterzijde mag recht worden opgetrokken indien:
      • de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen minimaal op een afstand van 20 m liggen;
      • niet wordt gebouwd in de hoek van een bouwblok binnen 15 m van het snijpunt van de oorspronkelijke achtergevels;
    4. de zijgevel van een hoekwoning gelegen aan openbaar toegankelijk gebied dan wel gelegen op een afstand van minder dan 10 m tot naastgelegen hoofdbebouwing wordt afgedekt met een dakvlak onder een hoek van maximaal 70 graden;
    5. bij de adressen Meester Cornelisstraat 60 t/m 102;
      • de hoogte van de extra bouwlagen boven de bestaande goothoogte niet meer dan 6 meter bedraagt;
      • de diepte van de vierde bouwlaag de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van de zolderverdieping niet overschrijdt;
    6. er wordt aangesloten op de trend.

Opbouw 3 (opbouw vanaf de nok)

  1. indien ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding opbouw 3' boven de maximale goothoogte wordt gebouwd, moet deze worden afgedekt met een kap;
    1. waarvan de hoogte van de extra bouwlaag boven de maximale goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    2. het voordakvlak tot de nok ongewijzigd blijft;
    3. waarvan het dakvlak maximaal 80 graden bedraagt;
    4. waarbij moet worden aangesloten op de trend.

Recht optrekken achterzijde

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - recht optrekken achterzijde' mag de goot uitsluitend aan de achterzijde verhoogd worden voor een bouwlaag met een platte afdekking als:
    1. de hoogte van de bouwlaag boven de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    2. de bestaande nokhoogte niet wordt overschreden.

Oertype I

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - oertype 1' mag de maximale goothoogte worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
    1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    2. de voor-, zij- en achtergevel in passende architectuur, materiaal en detaillering wordt doorgezet bovenop de bestaande gevel;
    3. de achterzijde dient te worden afgeschuind indien de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen op minder dan een afstand van 20 m liggen.

35.1.2 Andere bouwwerken     

  1. 'bouwwerken geen gebouw zijnde' mogen alleen worden opgericht op 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  4. de hoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen.

dakterras algemeen

  1. een dakterras is toegestaan, mits:
    1. gesitueerd op een erker of op aan- en uitbouwen;
    2. het dakterras van binnen uit wordt ontsloten;
    3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
    4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 20 m bedraagt;
    5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    6. voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
    7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

dakterras specifiek

  1. dakterrassen zijn op de hoofdbebouwing toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd: dakterras' onder de voorwaarde dat de bouwhoogte van afscheidingen op dakterrassen niet meer mag bedragen dan 1,2 m.

fietsenberging

  1. het realiseren van een fietsenberging in de voor- of zijtuin mag onder de volgende voorwaarden:
    1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
    2. de diepte van de voortuin of de breedte van de zijtuin is minimaal 2,5 m;
    3. de hoogte van de berging mag maximaal 1,3 m bedragen;
    4. de verticale diepte van een berging mag maximaal 1 m bedragen ten opzichte van het maaiveld;
    5. de oppervlakte van de berging mag maximaal 20% van de oppervlakte van de voor- of zijtuin bedragen met een maximum van 4 m²;
    6. de gevels van de berging evenwijdig aan de voorgevel, mogen maximaal 30% van de breedte van die voorgevel beslaan.
35.1.3 Bestaande maten     

  1. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten (zoals afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, hellingshoeken, etc.) afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 of Artikel 35 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 of Artikel 35 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. ingeval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

35.2 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. cultuurhistorische waarden.

35.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

dakkapellen

  1. het bepaalde in sublid 35.1.1 onder i en toestaan dat:
    1. een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet of noklijn geplaatst wordt;
    2. een dakkapel meer dan 1 meter boven de dakvoet geplaatst wordt;
    3. een dakkapel in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
    4. een dakkapel aan de voorzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is;
    5. een dakkapel aan de achterzijde een breedte heeft over het gehele dakvlak.
    6. de hoogte van de dakkapel gemeten vanaf de voet van de dakkapel hoger wordt dan 1,5 m;

dakopbouw

  1. de contour zoals bepaald in sublid 35.1.1 onder j en toestaan dat:
    • de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
    • de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
    • de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken.

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 35.1.1 en toestaan dat de goothoogte mag worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, als:
    1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximum) goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    2. wordt gebouwd binnen de contour, mede gevormd door een hellingshoek van maximaal 70 graden van het voor- en achterdakvlak.

dakterrassen

  1. het bepaalde in sublid 35.1.2 onder e en f en toestaan dat:
    • de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 m;
    • de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;
    • de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst.
    • ten aanzien van het bepaalde in sub 1 en 2 geldt  aanvullend dat indien er een architectonische aanleiding is voor een dakterras zoals een borstwering of een doorgetrokken dakvlak er van deze bepalingen kan worden afgeweken.
  2. een dakterras aan de voorzijde is toegestaan.

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. cultuurhistorische waarden;
    3. de bezonning.

Artikel 36 Algemene gebruiksregels     

36.1 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. prostitutie en seksinrichtingen, tenzij op de verbeelding is toegestaan;
  2. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
  3. bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels     

37.1 Geluidzone - industrie     

37.1.1 Werkingsgebied     

Binnen de gebiedsaanduiding 'geluidszone-industrie' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen de gebiedsaanduiding het juridisch-planologisch regime van de volgende bestemmingsplannen gelden:

  1. Vondelkwartier, Vogelbuurt en Dietsveld, vastgesteld op 14-07-2016;
  2. Hekslootgebied/Spaarndam-West, onherroepelijk vanaf 06-05-2010;
  3. Spaarndamseweg e.o., vastgesteld op 06-06-2013;
  4. Indische Buurt, vastgesteld op 11-04-2013;
  5. Land in Zicht, vastgesteld op 20-04-2011;
  6. Indische Buurt Zuid en Transvaalbuurt, onherroepelijk vanaf 31-01-2011;
  7. Frans Hals/Patrimonium, onherroepelijk vanaf 16-10-2009;
  8. Sportheldenbuurt, vastgesteld op 06-06-2013;
  9. Nieuwstad, vastgesteld op 01-11-2012;
  10. Papentorenvest, onherroepelijk vanaf 11-11-2008;
  11. Zomerzone Noord, vastgesteld op 20-06-2012.
37.1.2 Aanduiding Geluidszone - industrie     

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.

37.1.3 Bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het - met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidsgevoelige functie - niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidsgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies, tenzij de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de nieuwe gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

37.2 Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven     

37.2.1 Werkingsgebied     

Binnen de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van alle bestemmingsplannen van Haarlem gelden die reeds zijn vastgesteld op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het parapluplan.

37.2.2 Aanduiding - veiligheidszone niet gesprongen explosieven     

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven in de bodem.

37.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden     
  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone – niet gesprongen explosieven' is een omgevingsvergunning vereist indien;
    1. grondroerende werkzaamheden worden verricht waarbij dieper wordt gegraven dan 1 meter onder het maaiveld en;
    2. uit het onder b onder 1 genoemde rapport naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders blijkt dat de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in onvoldoende mate gewaarborgd is.
  2. Er is geen omgevingsvergunning vereist indien;
    1. een rapport in de vorm van een (beperkte) risicoanalyse is overlegd waaruit naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders blijkt dat de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in voldoende mate gewaarborgd is. Dit rapport dient te bestaan uit informatie over de naoorlogse (graaf)werkzaamheden op de locatie, waaruit blijkt welke grond al zodanig geroerd is dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein is. Deze informatie behoeft niet te zijn verkregen van een gecertificeerd bedrijf.
    2. sprake is van grondroerende werkzaamheden waarbij dieper wordt gegraven dan 1 meter onder het maaiveld, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, of welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    3. de omvang van de grondroerende werkzaamheden of het te realiseren bouwwerk van dien aard is dat een rapport als bedoeld onder 1. niet redelijk is om te eisen;
  3. Bij de aanvraag om de vergunning dient de aanvrager aan te geven op welke wijze de risico's teniet gedaan worden. Dit dient te worden aangegeven door het indienen van:
    1. een Projectgebonden Risicoanalyse als bedoeld in bijlage XII Arbeidsomstandighedenregeling, indien nodig gevolgd door;
    2. een detectieonderzoek, als bedoeld in bijlage XII Arbeidsomstandighedenregeling en indien nodig gevolgd door;
    3. een benadering als bedoeld in bijlage XII Arbeidsomstandighedenregeling.
  4. Ter bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat dienen alle onder c genoemde onderzoeken uitgevoerd te worden conform het Werkspecifiek certificatieschema voor het systeemcertificaat 'Opsporen Conventionele Explosieven' (WSCS-OCE) uit bijlage XII behorend bij artikel 4.17 Arbeidsomstandighedenregeling met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  5. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien naar oordeel van het bevoegde gezag uit de onder c ingediende bescheiden en gegevens blijkt dat de bescherming van het woon- en leefklimaat in voldoende mate gewaarborgd is.

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.3 Overige zone - herziening planregels 1 (correctie regels)     

37.3.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 1' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van het bestemmingsplan Vondelkwartier, Vogelbuurt en Dietsveld, vastgesteld op 14-07-2016, gelden.

37.3.2 Afwijken van de bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 1' wordt in lid 19.2 onder c van het bestemmingsplan "Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1.1 onder l en toestaan dat:" vervangen door: Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1.1 onder j en toestaan dat:..  

De regels van het bestemmingsplan Vondelkwartier, Vogelbuurt en Dietsveld zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.4 Overige zone - herziening planregels 2 (correctie regels)     

37.4.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 2' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van het bestemmingsplan Kleverpark/Frans Hals, vastgesteld op 14-07-2016, gelden.

37.4.2 Gebouwen     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 2' wordt in:

  1. lid 23.1.1 onder q van het bestemmingsplan "Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'Opbouw (70-70)' mag de maximale goothoogte en bestaande goothoogte bij orde 1 en orde 2 gebouwen worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:" vervangen door: Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'Opbouw' mag de maximale goothoogte en bestaande goothoogte bij orde 1 en orde 2 gebouwen worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
  2. lid 23.1.1 onder r van het bestemmingsplan "ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'opbouw 1' [sba-ob1] mag de maximale goothoogte en bestaande goothoogte van orde 1 en orde 2 gebouwen worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:" vervangen door: Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'opbouw 1' [sba-ob1] mag de maximale goothoogte en bestaande goothoogte van gebouwen worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits: 

Het bepaalde in de regels van het bestemmingsplan Kleverpark/Frans Hals is voor het overige onverminderd van toepassing.

37.5 Overige zone - herziening planregels 3 (correctie regels)     

37.5.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 3' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van het bestemmingsplan Bomenbuurt, vastgesteld op 28-05-2014, gelden.

37.5.2 Bestemmingsomschrijving     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 3' wordt in:

a. lid 12.1 van het bestemmingsplan toegevoegd: e. een garage ter plaatse van de aanduiding 'garage'.

De regels van het bestemmingsplan Bomenbuurt zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.5.3 Afwijken van de bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 3' wordt in:

a. lid 16.3 onder a van het bestemmingsplan "Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 onder l. en m. en toestaan dat:" vervangen door: Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 onder o. en p. en toestaan dat:

De regels van het bestemmingsplan Bomenbuurt zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.6 Overige zone - herziening planregels 4 (correctie regels)     

37.6.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 4' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van het bestemmingsplan Nieuwstad, vastgesteld op 01-11-2012, gelden.

37.6.2 Bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 4' wordt in lid 22.2 onder a van het bestemmingsplan "gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd " vervangen door: hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

De regels van het bestemmingsplan Nieuwstad zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.7 Overige zone - herziening planregels 5 (BEVI-inrichtingen)     

37.7.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 5' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van het bestemmingsplan Waarderpolder, onherroepelijk vanaf 14-09-2010, gelden.

37.7.2 Bestemmingsomschrijving     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 5' wordt artikel 4 lid 1 onder d van het bestemmingsplan als volgt gewijzigd: bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi-inrichtingen) uitsluitend op de volgende locaties:

  • Nijverheidsweg 21-23;
  • Waarderweg 39;
  • Swensweg 5.
37.7.3 Strijdig gebruik     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 5' wordt artikel 4 lid 3 onder d van het bestemmingsplan als volgt gewijzigd: het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven of activiteiten die vallen onder of genoemd staan in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, met uitzondering van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten die staan genoemd bij artikel 4 lid 1 onder d.

37.7.4 Bijzondere vrijstellingsbevoegheden     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 5' komt artikel 4 lid 4a onder d 'vrijstellingsbevoegdheid voor Bevi-inrichtingen' van het bestemmingsplan te vervallen.

37.8 Overige zone - herziening planregels 6 (Wonen, snippergroen, flitsbezorging, parkeren, binnenplanse ontheffing)     

37.8.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 6' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van alle bestemmingsplannen van Haarlem gelden die reeds zijn vastgesteld op het moment van terinzagelegging van het ontwerp parapluplan.

37.8.2 Bestemmingsomschrijving Wonen     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 6' gelden voor de bestemmingen die Wonen toestaan de aanvullingen in dit lid. Aan de functie Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast, worden de volgende mogelijkheden toegevoegd:

  1. hospitaverhuur;
  2. mantelzorg.
37.8.3 Specifieke gebruiksregel 1 (Hospitaverhuur)     

In aanvulling op artikel 37.8.2 gelden voor hospitaverhuur de volgende regels:

  1. de hoofdbewoner heeft de woning feitelijk als hoofdverblijf;
  2. de hoofdbewoner heeft voor aanvang van hospitaverhuur al minimaal twee jaar hoofdverblijf in de woning;
  3. de hoofdbewoner verhuurt niet meer dan twee kamers en verhuurt aan maximaal twee personen tegelijk;
  4. de verhuurde ruimten beslaan niet meer dan 35% van het totale bruto vloeroppervlak (GBO).

37.8.4 Specifieke gebruiksregel 2 (Mantelzorg)     

In aanvulling op het bepaalde in artikel 37.8.2 gelden voor mantelzorg de volgende regels:

  1. de hoofdbewoner heeft de woning als hoofdverblijf en ontvangt of verleent mantelzorg conform de voorwaarden als omschreven in artikel 2.3.5, lid 1 onder b van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Haarlem 2022;
  2. de verhuurde ruimten beslaan niet meer dan 35% van het totale bruto vloeroppervlak (GBO).

37.8.5 Specifieke gebruiksregels 3 (Woning)     
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 6' zijn, in aanvulling op de specifieke gebruiksregels van de in deze zone voorkomende bestemmingsplannen, de gronden, voor zover deze (mede) aangewend kunnen worden voor de functie Wonen, bedoeld voor een gebruik als woning naast de andere toegestane functies.
  2. burgemeester en wethouders kunnen met een vergunning afwijken van het bepaalde in het voorgaande lid en medewerking verlenen aan het omzetten van de woning in onzelfstandige woonruimte indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de verkeerssituatie ter plaatse;

    3. de privacy van omwonenden;

    4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    5. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

    6. de cultuurhistorische waarden.
  3. Voor bouwwerken met (mede) een woonfunctie die niet voldoen aan in de voorgaande leden opgenomen gebruiksregels inzake onzelfstandige woonruimten, geldt dat de – tot het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan - legaal tot stand gekomen onzelfstandige woonruimten, zijn toegelaten en mogen worden voortgezet als zijnde bestaand gebruik. Deze vallen niet onder het overgangsrecht.
37.8.6 Bestemming Groen     
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 6' wordt de bestemming Groen van de in deze zone voorkomende bestemmingsplannen aangevuld met de volgende bepalingen:
    1. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsomschrijving en de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de bestemming Tuin - 1 van toepassing verklaren, mits:
  • het gaat om snippergroen dat in eigendom over is gegaan van de gemeente op een derde en;
  • het snippergroen niet meer bedraagt dan 150 vierkante meter.
  1. burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de verkeerssituatie ter plaatse;
  • de privacy van omwonenden;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
37.8.7 Flitsbezorging     

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 6' wordt onder flitsbezorging verstaan: een opslag-, distributie- /magazijnlocatie, al dan niet voorzien van een afhaalloket, van waaruit zeer snel in hoofdzaak dagelijkse boodschappen worden geleverd bij klanten die digitaal hun bestelling plaatsen.
  2. Het is verboden het gebruik van gronden en bouwwerken of gedeelten daarvan te wijzigen naar vormen van bedrijfsvoering, die blijkens hun reclame-uiting, presentatie of assortiment zijn te kwalificeren als flitsbezorgdienst.
  3. burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het onder 2. genoemde verbod. Burgemeester en wethouders geven hierbij toepassing aan de beleidsregels 'Toetsingscriteria flitsbezorging', die op 20 december 2022 zijn vastgesteld, met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

37.8.8 Parkeren, laden en lossen     

Voor zover een:

  1. bestemmingsplan;
  2. partiële herziening van een bestemmingsplan;
  3. wijzigingsplan of;
  4. uitwerkingsplan,

een ten opzichte van artikel 39.1 van dit parapluplan afwijkende regeling bevat over parkeren, laden en lossen, is artikel 39.1 van toepassing. Deze regeling is van toepassing op plannen genoemd in sub a t/m d die onherroepelijk zijn op het moment van terinzagelegging van het ontwerp parapluplan.

37.8.9 Binnenplanse ontheffing     
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herzieningplanregels 6' kan het college met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het betreffende bestemmingsplan en medewerking verlenen aan:
    1. de uitbreiding van een hoofdgebouw mits voldaan wordt aan de volgende eisen:
      • niet hoger dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw en;
      • de oppervlakte niet meer bedraagt dan 150 m².
    2. een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
      • niet hoger dan 5 m en;
      • de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
    3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits deze niet hoger wordt dan 40 m;
    4. een dakkapel, dakterras, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, waarbij:
      • het aantal zelfstandige en onzelfstandige woningen niet wordt uitgebreid en;
      • er binnen het bouwblok al op de helft of meer van de panden een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding legaal aanwezig is en;
      • het bouwplan overeenkomt met de legaal aanwezige dominante verschijningsvorm binnen het bouwblok;
    5. voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw;
    6. het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van een terrein of een openbaar gebied;
    7. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
    8. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen f. en g. voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

  1. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 toetst het college van burgemeester en wethouders of in ieder geval geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    3. de (omliggende) cultuurhistorische waarden;
    4. de verkeerssituatie ter plaatse;
    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

37.8.10 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.9 Overige zone - herziening planregels 7 (Egelantier)     

37.9.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 7' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp, vastgesteld op 14 juni 2018, gelden.

37.9.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1     
  1. Het bepaalde in artikel 22.1 van het bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp is van toepassing;
  2. aan artikel 22.1 van het bestemmingsplan wordt na 8. toegevoegd:  

9. met inachtneming van het bepaalde onder 1 tot en met 8 mag aan de westzijde van de binnentuin (niet zijnde de Egelantiertuin) een vleugel tussen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd van maximaal 4 meter hoog en een oppervlakte van maximaal 55 vierkante meter;

  1.  artikel 22.1 onder 6. van het bestemmingsplan wordt als volgt gewijzigd: voorzieningen voor laden en lossen zijn toegestaan aan de zijde van de Kleine Houtstraat en de Gasthuisvest. 
37.9.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.10 Overige zone - herziening planregels 8 (Waarderpolder, bestemming Verkeer)     

37.10.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 8' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van bestemmingsplan Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14 september 2010, gelden.

37.10.2 Verkeer     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 8' wordt artikel 10 (Verkeer) lid c van het bestemmingsplan als volgt gewijzigd:

c. onbebouwde parkeervoorzieningen.

37.10.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.11 Overige zone - herziening planregels 9 (Waterkering - vervallen)     

37.11.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 9' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van de volgende bestemmingsplannen gelden:

  1. Bedrijventerrein Waarderpolder, onherroepelijk op 14 september 2010;
  2. Penningsveer, vastgesteld op 22-06-2017.
37.11.2 Waterstaatkering - vervallen     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 9' is de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' vervallen.

37.11.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.12 Overige zone - herziening planregels 10 (Woonschip)     

37.12.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 10' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van alle bestemmingsplannen van Haarlem gelden die reeds zijn vastgesteld op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het parapluplan.

37.12.2 Woonschip     
  1. ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 10' wordt, in afwijking van de in deze zone voorkomende bestemmingsplannen, onder 'woonschip' verstaan een woonschip zoals bedoel in artikel 1.119 van dit parapluplan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 10' wordt in afwijking van de in deze zone voorkomende bestemmingsplannen onder 'historisch woonschip' verstaan een woonschip zoals bedoel in artikel 1.119 van dit parapluplan.

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.13 Overige zone - herziening planregels 11 (Tuin 1 Tjaden)     

37.13.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 11' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van de bestemmingsplan Tjaden, vastgesteld op 17-10-2019, gelden.

37.13.2 Tuin-1     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 11' wordt aan artikel 4.1 van het bestemmingsplan toegevoegd:

b. parkeren behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing.

De regels van het bestemmingsplan Tjaden zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.13.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.14 Overige zone - herziening planregels 12 (Wijngaardtuin)     

37.14.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 12' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van de bestemmingsplan Wijngaardtuin, vastgesteld op 15-12-2016, gelden.

37.14.2 Tuin-2     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 12' wordt artikel 4.5.2 van het bestemmingsplan als volgt gewijzigd:

4.5.2 Voorwaardelijke verplichting

Tot strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt eveneens verstaan:

  1. het bebouwen van gronden, indien de bestaande gebouwen aanwezig ten tijde van het onwerpbestemmingsplan (portocabins) niet zijn verwijderd;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen, indien de bestaande erfafscheiding tussen de tuin van Jansstraat 46 en de Wijngaardtuin niet is verwijderd.
37.14.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.15 Overige zone - herziening planregels 13 (Aanvullende bepaling Beschermd Stadsgezicht)     

37.15.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 13' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime gelden van de volgende bestemmingsplannen:

  1. Oude Stad (29-5-14);
  2. Nieuwstad (1-11-12);
  3. Vijfhoek Heiliglanden - de Kamp (14-6-18);
  4. Burgwal (16-5-13);
  5. Bakenes (6-6-13);
  6. Papentorenvest (11-11-08);
  7. Frans Hals Patrimonium (16-10-09);
  8. Kleverpark Frans Hals (14-7-16);
  9. Bomenbuurt (28-5-14);
  10. Sinnevelt en Planetenwijk (24-9-09);
  11. Frederiksplein (6-6-13);
  12. Spaar en Hout (20-12-12);
  13. Koninginnebuurt eerste partiële herziening (26-5-16);
  14. Koninginnebuurt (16-5-13);
  15. Van Tubergen (6-4-12);
  16. Bosch en Vaart (16-5-13);
  17. Rozenprieel (28-2-17);
  18. Hekslootgebied/Spaarndam (9-11-2009).

37.15.2 Aanvullende bepaling beschermd stads- of dorpsgezicht     

Aan de volgende bepalingen wordt toegevoegd:

verplicht

Toevoeging voorschrift:

Voor bouwwerken die op de verbeelding zijn aangeduid met 'Specifieke bouwaanduiding - orde 2' of op de waarderingskaart zijn aangeduid als 'orde 2' geldt dat bij verbouwing dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. Oorspronkelijke gevelelementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Het college is bevoegd een latere aanpassing aan het pand als authentiek dan wel waardevol te beschouwen. Wanneer de bouwkundige staat zo slecht is dat de straatgevels en de kap niet meer kunnen worden gerestaureerd of hersteld geldt het volgende. De straatgevels en de dakvorm moeten dan naar het origineel worden teruggebouwd, waarbij oorspronkelijke gevelelementen zo veel mogelijk dienen te worden hergebruikt en teruggeplaatst.

37.15.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

37.16 Overige zone - herziening planregels 14 (Gevelindeling)     

37.16.1 Werkingsgebied     

Binnen de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 14' zijn de wijzigingen zoals opgenomen in dit parapluplan van toepassing. Voor het overige blijft binnen deze aanduiding het juridisch-planologisch regime van bestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp, vastgesteld op 14 juni 2018, gelden.

37.16.2 Afwijken van de bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - herziening planregels 14' wordt aan artikel 18.4 van het bestemmingsplan toegevoegd:

gevelindeling

  1. het bepaalde in lid 2 en toestaan dat de gevelindeling wordt gewijzigd, mits deze verandering een herstel of verbetering van het gevelbeeld betreft.

Afwijkingscriteria (vernummering)

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in dit lid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de cultuurhistorische waarden;
  3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
37.16.3 Overig     

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels     

38.1 Afwijken van de regels algemeen     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
  2. de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 m;
  3. van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een Wmo-voorziening in openbaar toegankelijk gebied wordt geplaatst, mits:
    1. er geen achterom aanwezig is bij de woning;
    2. de hoogte van de voorziening maximaal 1,3 m mag bedragen;
    3. de oppervlakte van de voorziening maximaal 4 m² mag bedragen.

38.2 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 38.1 onder a tot en met e nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeerssituatie ter plaatse;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  5. cultuurhistorische waarden.

Artikel 39 Overige regels     

39.1 Parkeren, laden en lossen     

39.1.1 Aanbrengen ruimte voor parkeren, laden en lossen     

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen, duurzame parkeeroplossingen in ruimtelijke ontwikkelingen (2023)', en waarbij geldt dat (toekomstige) bewoners/gebruikers geen recht hebben op een parkeervergunning en bezoekersregeling in de openbare ruimte.

39.1.2 Beleidsregels     

Het bevoegd gezag past de in sublid 39.1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Nota Parkeernormen, duurzame parkeeroplossingen in ruimtelijke ontwikkelingen (2023)' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

39.1.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in sublid 39.1.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in sublid 39.1.2.

39.1.4 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 39.1.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in sublid 39.1.2.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 40 Overgangsrecht     

40.1 Bouwen     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

40.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 40.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

40.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken     

Lid 40.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

40.4 Gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

40.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 40.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

40.6 Verboden hervatten gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 40.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

40.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik     

Lid 40.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Parapluplan behoud omgevingskwaliteiten Haarlem'.

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 3 Zoneringslijst     

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is milieuzonering een standaardinstrument voor de ruimtelijke ordening. Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon-, werk- en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en te verhelpen of te beperken in bestaande situaties.

Toepassing milieuzonering

Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een bedrijvenlijst). Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones zoals het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in november 2002 vaststelde als onderdeel van de nota Milieuzonering. Deze nota is in 2008 geactualiseerd, waarbij de indeling in gebieden of zones uit 2002 is behouden.

Gebiedstypering

Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer (de tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning vindt plaats op bestemmingsplanniveau).

Typologie Omschrijving Maximaal toegestane bedrijfscategorie
A Wonen
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid Dichtheid < 40 w/ha B
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid Dichtheid = 40 w/ha B
Flatwijk = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen B
Stedelijke centra Historisch centrum en moderne stadswinkelcentra C
B Werken
Corridors/ Gemengd gebied Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. C
Bedrijvigheid Bedrijven geconcentreerd in een gebied 3 of 4
C Natuur en recreatie
Stadsnatuur Alle stedelijke parken en plantsoenen n.v.t.
Dagrecreatie Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag Recreatiegebonden
Buitengebied/ natuurontwikkeling Landelijke gebied met en zonder woningen B (gebiedsgebonden)

Ad A Wonen

Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. Feitelijke juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie 'stedelijke centra' wordt de vergrote binnenstad gerekend.

Ad B Werken

Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die een verbinding vormen met het centrum (of centrum Schalkwijk) met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt vaak openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.

Ad C Natuur en recreatie

Onder 'stadsnatuur' worden naast openbare parken ook begraafplaatsen gerekend. Onder 'dagrecreatie' wordt naast groengebied buiten de stad ook sport gerekend. In deze gebiedstypen kunnen gebiedsgebonden activiteiten worden toegestaan en kan eventueel horeca ook een plek krijgen. Voor het 'buiten-/ natuurontwikkelingsgebied' geldt dat gebiedsgebonden bedrijfsactiviteiten tot categorie B zijn toegestaan. In sommige gevallen zal categorie C toelaatbaar zijn, afhankelijk van de nabijheid van gevoelige bestemmingen en de verkeersaantrekkende werking.

Bedrijvenlijst

De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is weergegeven in een categorie indeling. Daarbij geldt hoe lager het categoriecijfer des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie). Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.

Steeds meer bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer en zijn niet meer vergunningsplichtig. Er zijn dus minder bedrijven waaraan specifieke eisen kunnen worden gesteld via een vergunning. Voor een deel wordt dit ondervangen met de preventieve werking van het instrument milieuzonering. Daarmee is milieuzonering een belangrijk instrument. De bedrijvenlijst (milieuzoneringslijst) garandeert deze preventieve werking voldoende.

Zoneringslijst - Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging
SBI-

code
OMSCHRIJVING Categorie
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL  
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18    
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT  
181 Vervaardiging kleding van leer B
20    
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.  
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² B
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22    
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA  
221 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 Grafische afwerking A
2223 Binderijen B
2224 Grafische reproduktie en zetten B
2225 Overige grafische aktiviteiten B
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24    
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN  
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:  
2442 - verbandmiddelenfabrieken B
26    
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN  
2615 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 Aardewerkfabrieken:  
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:  
267 - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² B
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28    
28 VERVAARD. VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)  
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30  
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS  
30 Kantoormachines- en computerfabrieken B
33    
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN  
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
36    
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.  
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 Muziekinstrumentenfabrieken B
3661.1 Sociale werkvoorziening B
40    
40 PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER  
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:  
40 - < 10 MVA B
40 Gasdistributiebedrijven:  
40 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. cat. A A
40 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:  
40 - blokverwarming B
41    
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER  
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:  
41 - < 1 MW B
45    
45 BOUWNIJVERHEID  
45 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1.000 m2 B
50    
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS  
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51    
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING  
511 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:  
5153 - algemeen C
5153 - indien b.o. < 2.000 m² B
5153.4 zand en grind:  
5153.4 - indien b.o. =< 200 m² B
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:  
5154 - algemeen C
5154 - indien b.o. =<2.000 m² B
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN  
72    
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE  
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 Switchhouses B

Gebruikte afkortingen en tekens:

< kleiner dan

> groter dan

= gelijk aan

=< kleiner dan of gelijk aan

b.o. bedrijfsoppervlak

cat. categorie

e.d. en dergelijke

n.e.g. niet elders genoemd

p.o. productieoppervlak

v.c. verwerkingscapaciteit

Bijlage 4 Begane grondfuncties toegestaan op de verdiepingen     

- Grote Houtstraat 1A en 1B (tegenwoordig geadresseerd als de Grote Markt 16 wat betreft museum De Hallen)

- Grote Markt 13

- Grote Markt 16

- Kleine Houtstraat 22

- Koningstraat 20

- Kruisstraat 31

- Zijlstraat 56-58