|
Dit is een leeg bibliotheekbestand voor bestemmingsplantekst
en binnen SVBP2012. Deze bibliotheek kan gevuld worden vanuit bestaande bestemmingsplanteksten en bestemmingsplan-bibliotheken.
Om in te voegen vanuit een bestaande bibliotheek, haalt u het vinkje weg bij de optie "Alleen bronnen tonen die passen binnen het huidige profiel".
De wijziging van de Monumentenwet 1988 door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geeft aanleiding tot het aanpassen van de vigerende bestemmingsplannen.
Op basis van de Archeologische Beleidskaart Haarlem (gemeentelijke beleidskaart archeologie) worden de bestemmingsplannen waarvoor geldt dat zij vóór 1 juli 2008 ter inzage zijn gelegd, aangepast om rekening te houden met archeologische waarden in de bodem. Dit betekent dat voor het plangebied van die bestemmingsplannen een dubbele bestemming geldt. In bestemmingsplannen waarvan het ontwerp na 1 juli 2008 ter inzage is gelegd, worden de archeologische waarden opgenomen, daar is dit facetbestemmingsplan niet van toepassing op. Wel gaat het facetbestemmingsplan ook gelden voor de volgende bestemmingsplannen waarvan het ontwerp na 1 juli 2008 ter inzage heeft gelegen:
bestemmingsplan Frans Hals / Patrimonium
bestemmingsplan Haarlem Zuid
bestemmingsplan Oosterduin.
Nadat het facetbestemmingsplan inwerking is getreden conform artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening, is dit facetbestemmingsplan van toepassing op aanvragen voor bouw- en aanlegvergunningen, die na de datum van inwerkingtreding zijn ingediend. Voor sloopvergunningen binnen beschermd stadsgezicht heeft de wetgever in artikel 37 van de Monumentenwet de bescherming van de archeologische waarden apart geregeld.
Tegelijk met de vaststelling van dit bestemmingsplan zal naar verwachting de Beleidsnota Archeologie worden vastgesteld. Onderdeel van de beleidsnota is de (voorlopige) Archeologische Beleidskaart Haarlem (de ABH). De ABH wordt periodiek vastgesteld. In de nota staat aangegeven hoe de gemeente Haarlem adequaat invulling geeft aan de nieuwe wettelijke verplichtingen, voortvloeiend uit de wijziging van de Monumentenwet. De nota beschrijft de wettelijke verplichtingen, de huidige situatie van het Haarlemse archeologiebeleid, de balans tussen archeologische monumentenzorg en de ruimtelijke ordening, wat er moet er gebeuren om de gewenste situatie te bereiken en wat de kosten en de risico's zijn.
Bij dit facetbestemmingsplan Archeologie behoort een plankaart. Deze plankaart is gebaseerd op de bovengenoemde ABH. De regels zoals opgenomen in dit facetbestemmingsplan Archeologie betreffen met name de archeologisch inhoudelijke regels. De regels in geldende bestemmingsplannen die geen archeologie betreffen zijn onverkort van toepassing. In bestemmingsplannen zonder archeologische regels zijn de bepalingen van dit facetbestemmingsplan aanvullend van toepassing. In bestemmingsplannen met archeologische regels zijn de bepalingen uit dit facetbestemmingsplan vervangend van toepassing.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 augustus 2008 ingestemd met het conceptontwerpfacetbestemmingsplan Archeologie. Het concept is toegezonden aan voormalig artikel 10 Bro-partners (oude Besluit ruimtelijke ordening). Tevens heeft op 25 augustus 2008 een informatie-avond in het Archeologisch museum plaatsgevonden in aanwezigheid van twee wethouders. Zowel het archeologiebeleid als het bestemmingsplan zijn toegelicht en aansluitend was gelegenheid voor het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Ook na die informatie-avond waren (schriftelijke) reacties mogelijk. Daar is via een publicatie in de Stadskrant opgewezen. Deze reacties en het gemeentelijk commentaar hierop zijn opgenomen in bijlage 4 en 5 behorend bij deze toelichting op het facetbestemmingsplan. Deels hebben ze geleid tot aanpassingen, die in het ontwerp zijn opgenomen.
Het college heeft ingestemd met het ontwerpfacetbestemmingsplan Archeologie en het besluit is ter bespreking naar de commissie Ontwikkeling gestuurd. Het ontwerpfacetbestemmingsplan heeft conform art. 3.8 van de Wro voor zes weken ter inzage gelegen van 3 april tot 15 mei 2009. Gedurende de terinzagelegging van het ontwerp is gelegenheid geboden zienswijzen in te dienen. Na verwerking van de zienswijzen is het vast te stellen bestemmingsplan voorgelegd aan het college. Vervolgens gaat het ter advisering naar de commissie Ontwikkeling, waarna de gemeenteraad de zienswijzen beoordeelt en besluit over de, eventueel gewijzigde, vaststelling van het bestemmingsplan.
Bij positief besluit zal na publicatie, het vastgestelde bestemmingsplan zes weken ter inzage worden gelegd, waarna het bestemmingsplan in werking treedt. Er bestaan ook nog beroepsmogelijkheden bij de Raad van State, waardoor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan later kan plaatsvinden.
Met de goedkeuring van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) is de Monumentenwet zodanig gewijzigd dat de gemeente vanaf 1 september 2007 primair verantwoordelijk is voor de bescherming van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunten van het nieuwe beleid zijn de vroegtijdige integratie van archeologische waarden in de procedures van ruimtelijke ordening en het principe dat initiatiefnemers van projecten waarbij archeologische waarden worden aangetast verantwoordelijk zijn voor de kosten van noodzakelijk archeologisch onderzoek.
Teneinde aan het beleid uitvoering te geven dienen een aantal bepalingen expliciet aan bestemmingsplannen te worden toegevoegd c.q. te worden aangepast. In alle bestemmingsplannen waarvan het ontwerp vóór 1 juli 2008 ter inzage is gelegd en de drie boven genoemde bestemmingsplannen wordt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie toegevoegd en worden regels opgenomen die het mogelijk maken archeologische voorwaarden te verbinden aan bouw- en aanlegvergunningen. De dubbelbestemming Awordt toegekend op basis van de plankaart archeologie waarop zeven gedifferentieerde regimes zijn vastgelegd in de vorm van zeven categorieën, te weten 1A, 1B, 2, 3, 4, 5 en 6, afhankelijk van de aanwezige of de al dan niet te verwachten archeologische waarden. Bij elk van de regimes wordt aangegeven bij welke planomvang rekening gehouden moet worden met archeologische waarden. Hiermee wordt invulling gegeven aan de bevoegdheid vrijstellingsnormen vast te stellen, afwijkend van 100 m2 zoals gesteld in artikel 41a van de Monumentenwet 1988. De motivering van de vrijstellingsnormen vindt plaats in deze toelichting.
Verantwoord beheer van het eigen bodemarchief begint met het inzichtelijk maken waar, wanneer en hoe met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De Wamz bepaalt dat de gemeente in de voorbereidingsfase van een bestemmingsplan een inventarisatie naar (verwachte) archeologische waarden uit laat voeren. In het bestemmingsplan stelt de gemeente vervolgens voorwaarden aan het uitvoeren van bodemverstorende activiteiten voor die gebieden waarvan in de inventarisatie is vastgesteld dat ze (potentieel) archeologisch waardevol zijn. Hiermee wordt bereikt dat naast andere belangen, ook het archeologisch belang een volwaardige plaats krijgt.
Verder bepaalt artikel 41a van de Monumentenwet dat projecten kleiner dan 100 m2 vrijgesteld zijn van de verplichting een archeologisch rapport te overleggen1. De gemeenteraad kan een hiervan afwijkende oppervlakte vaststellen. Het is voor de wetgever immers onmogelijk om voor iedere gemeente een passende maatgeving te verschaffen. Van deze bevoegdheid wenst de gemeente Haarlem gebruik te maken door een differentiatie binnen het Haarlemse grondgebied aan te brengen.
Om de kwaliteit en omvang van het bodemarchief inzichtelijk te maken en de archeologische belangenafweging in het ruimtelijke ordeningsproces zo werkbaar mogelijk te houden heeft de gemeente een Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH) opgesteld. Met deze kaart geeft het gemeentebestuur aan in welke gebieden grondverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Haarlem heeft een archeologische ondergrond die qua archeologische waarde sterk uiteenloopt. Daarom is het noodzakelijk de in artikel 41a gestelde oppervlaktebepaling te nuanceren. Gevolg is dat een groot gedeelte van het Haarlems grondoppervlak een veel grotere ontheffing van de indieningseis van een archeologisch rapport heeft gekregen en dat voor een klein gedeelte ervan een strenger regime is bepaald. Door deze nuancering is de archeologische wet- en regelgeving zo hanteerbaar mogelijk gemaakt. De ABH vormt als gezegd de basis voor de plankaart van dit facetbestemmingsplan.
De beleidskaart is namelijk als onderlegger voor het opstellen en herzien van bestemmingsplannen opgesteld. Deze voorlopige kaart is opgesteld op basis van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Waardenkaart (CWH) van de provincie Noord-Holland, de vereenvoudigde geologische kaart van Haarlem en omgeving en de kennis die de gemeentelijke archeologen de afgelopen decennia hebben opgedaan. De voorlopige Archeologische Beleidskaart Haarlem is een rudimentaire kaart die is opgesteld op basis van onderzoek naar voorgenoemd bronmateriaal. De kaart zal de komende twee jaar worden verfijnd door meer bronnenonderzoek te verrichten.
Bij de eerstvolgende evaluatie van het archeologiebeleid zal een definitieve Archeologische Beleidskaart worden vastgesteld. Deze kaart zal vervolgens regelmatig worden geactualiseerd. Resultaten van archeologisch (veld)onderzoek kunnen namelijk leiden tot nieuwe inzichten omtrent de aanwezigheid van archeologische waarden en de daarmee verbonden voorwaarden die aan bodemroerende activiteiten worden gesteld. Bij de regelmatig terugkerende evaluatie van het archeologiebeleid zal de kaart indien noodzakelijk worden aangepast.
Om te voldoen aan de wettelijke eisen inzake bestemmingsplankaarten, zijn op de juridische kaart de categorieën in verschillende kruisjespatronen weergeven. Deze worden bij de bestemmingsplannen geprojecteerd over de bestemmingen heen, die zoals gebruikelijk in een bepaalde kleur in beeld worden gebracht. Voor de bruikbaarheid is tevens in bijlage 1 een kaart toegevoegd waarop de verschillende categorieën in kleuren zijn weergegeven, zodat in één oogopslag helder is of bij een bepaald perceel aan archeologische eisen moet worden voldaan.
De beleidskaart hanteert een indeling in verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën is bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een archeologisch rapport, het zogenaamde regime. De regimes gelden voor bodemverstorende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van ‘plannen’ waarvoor het vereist is om aan te vragen:
- een reguliere bouwvergunning;
- een aanlegvergunning;
Voor archeologisch waardevolle terreinen van categorie 1A geldt in principe een bouwverbod. Terreinen van categorie 1B en terreinen van de tweede tot en met vijfde categorie zullen door middel van het stellen van voorwaarden aan bouw- of aanlegvergunningen worden beschermd. De regimes gelden voor reguliere bouwaanvragen, bij lichte bouwaanvragen kan volgens de Wamz nooit een archeologisch rapport verplicht gesteld worden. Dit betekent dat bij kleine bouwwerken, zoals een aan- of uitbouw of klein bijgebouw normaliter geen rapport nodig is. Bij dit soort werken is de gemeente afhankelijk van de meldingen van toevalsvondsten. Artikel 53 Monumentenwet legt namelijk de vinder een meldingsplicht op. Ook maakt de Monumentenwet mogelijk dat bij het verlenen van een lichte bouwvergunning met een ontheffing, archeologische eisen mogelijk zijn. Daar is in Haarlem nu nog niet voor gekozen. Bij de geplande evaluatie zal worden gekeken of dit alsnog wenselijk is.
De bescherming van het archeologische erfgoed vindt in de ruimtelijke ordeningsprocedures dus op twee manieren plaats: voorafgaand aan de vergunningverlening en bij vergunningverlening. Voorafgaand aan vergunningverlening zal bij werkzaamheden van een bepaalde omvang een
archeologisch rapport als noodzakelijke bescheiden worden verlangd (indieningsvereiste uit artikel 4 Besluit indieningsvereisten jo. Bijlage bij het besluit Paragraaf 1.2.1a. aanvraag bouwvergunning). Dit vereiste is mogelijk gemaakt na wijziging, middels artikel 26 Besluit archeologische monumentenzorg. Als uit een dergelijk archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning op basis van het bestemmingsplan. Ook is mogelijk aanvullende rapporten te verlangen voorafgaand aan de vegrunningverlening, totdat voldoende vaststaat of en hoe archeologische waarden beschermd dienen te worden, zodat het stellen van voorwaarden aan de vergunning helder is.
Overzicht categorieën en regimes
Categorieën 1A (GROEN)
Categorie 1A is van toepassing op terreinen die van bijzonder archeologisch belang zijn voor de gemeente Haarlem en terreinen die staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Op deze plaats is de aanwezigheid van belangwekkende archeologische waarden aangetoond. Archeologisch gebied 1A
Liewegje
Waardebepaling 1A: dit is een gebied met zeer hoge archeologische verwachting.
Het archeologisch waardevolle terrein aan het Liewegje is met name van belang vanwege de ongeroerde strandwal. Deze plek, de oudste strandwal van Nederland, is de vroegst bewoonbare locatie binnen het Haarlemse grondgebied.
Regime 1A
Ter plaatse van de locatie aan het Liewegje is een bijzonder archeologieregime van kracht vanwege de aanwezigheid van belangwekkende archeologische bodemsporen op een relatief kleine oppervlakte. Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 0 m2 en groter en die dieper gaan dan 30 cm onder het maaiveld dienen voorkomen te worden (systematiek bouwverbod). Dit is de zwaarst mogelijke vorm van bescherming, zonder dat er sprake is van een aangewezen archeologisch monument. In de toekomst zal dit gebied als monument worden aangewezen. Bescherming wordt nagestreefd door toepassing van een bouwverbod waarbij onder voorwaarde ontheffing mogelijk is.
Categorie 1B (PAARS)
Categorie 1B is van toepassing op terreinen die van bijzonder archeologisch belang zijn voor de gemeente Haarlem en terreinen die staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Op deze plaats is de aanwezigheid van belangwekkende archeologische waarden aangetoond.
Archeologisch gebied 1B
De historische stadskern
Waardebepaling 1B: dit is een gebied met een zeer hoge archeologische verwachting.
De nederzetting waaruit later de stad Haarlem voortkwam ontstond in de 8e eeuw na Christus aan het Spaarne als nederzetting van vissers en boeren. In de 11e eeuw komt Haralem (“huis in een open plek van een op zandgrond gelegen bos”) onder het gezag van de graven van Holland. Het grafelijk hof dat in Haarlem wordt gevestigd trekt kooplieden en ambachtslui aan. De ontwikkeling van Haarlem wordt verder gestimuleerd door de in 1245 verleende stadsrechten. Vooral in de 13e, 14e, en de eerste helft van de 15e eeuw maakt de stad een sterke groei door. De textielnijverheid, de scheepsbouw en de bierbrouwerij leveren hiervoor een belangrijke bijdrage, de ligging aan het Spaarne vormt hiervoor een belangrijke voorwaarde.
Archeologische waarnemingen en opgravingen in de historische kern van Haarlem hebben aangetoond dat de stadskern vrijwel overal belangrijke archeologische waarden bevat die teruggrijpen op resten van het prehistorische, pre-stedelijke en stedelijk leven. Deze waarden leveren informatie over de ruimtelijke ontwikkeling van de stadskern, over het dagelijks leven van de bewoners en hun werkzaamheden en over het gebruik en de ontwikkeling van individuele gebouwen. De te verwachten archeologische sporen bevinden zich vaak reeds binnen enkele decimeters onder de oppervlakte en op een relatief kleine oppervlakte. Ze bestaan, onder andere, uit fundamenten van huizen, ophogingen, afvalkuilen, waterputten, slootvullingen, gebruiksvoorwerpen, gereedschappen en beerputten.
Regime 1B
Voor de historische binnenstad geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 0 m2 en groter en die dieper gaan dan 30 cm onder het maaiveld dient een archeologisch rapport te worden overlegd. Categorie 1B biedt eveneens een grote mate van bescherming van het archeologisch erfgoed, maar gaat uit van het stellen van voorwaarden aan de vergunningverlening en niet van een bouwverbod. Dit geldt voor reguliere bouwaanvragen. Bij lichte bouwaanvragen kan volgens de Wamz nooit een archeologisch rapport verplicht gesteld worden2.
Categorie 2 (ROOD)
De terreinen van de tweede categorie staan eveneens op de AMK vermeld. In de gebieden die tot deze categorie behoren zijn overal in de bodem archeologische resten van zowel het prehistorische als het middeleeuwse dorps- en stedelijk leven te vinden. Deze archeologische sporen leveren een belangrijke bijdrage aan de bewoningsgeschiedenis van het gehele grondgebied van de huidige gemeente Haarlem. Er dient hier gestreefd te worden naar behoud.
Archeologisch gebied categorie 2
Oudste Strandwal en zandopduikingen in de oostelijke strandvlakte Huisplaatsen en bewoningssporen in de Veer- en Waarderpolder Bewoningssporen bij het Liewegje en de Binnenliede
Historische kern Spaarndam
Slaperdijk en de Verdolven Landen
Historische kern Schooten
Sporen van bewoning Poelpolder
Huis te Zaanen
Huis ter Kleef
Historische stadskern: Nieuwstad
Ramplaangebied
Omgeving Delftplein
en andere beperkte gebieden in Haarlem
Waardebepaling: dit is een gebied met hoge archeologische verwachting.
Op diverse plaatsen binnen de gemeente, maar buiten de begrenzing van de historische stadskern zijn sporen van bewoning aangetroffen. Veelal betreft het locaties waar sporen uit meerdere periodes uit het verleden aanwezig zijn. De prehistorische bewoning van Haarlems grondgebied hangt nauw samen met de landschappelijke ontwikkeling van het Noord-Hollandse kustgebied. Na de laatste IJstijd, circa 10.000 jaar geleden, steeg de zeespiegel door het afsmelten van de ijskappen. Toen rond 6.000 jaar geleden de zeespiegelstijging afnam, lag de Nederlandse kust ter hoogte van de lijn Heemstede – Spaarnwoude. Langs deze kust werd zand afgezet in lange smalle zandbanken, ook wel strandwallen genoemd.
Deze strandwallen behoren tot de vroegst bewoonbare plaatsen langs de Nederlands kust. De oudste strandwal van Nederland ligt langs de oostelijke grens van de gemeente. De strandwal waarop zich later de historische kern van Haarlem ontwikkelde is zo’n 800 jaar jonger. Tussen de beide strandwallen zijn kleine zandige opduikingen ontstaan, die evenals de strandwallen droge en gunstige wooncondities boden. Aanvankelijk leefden de prehistorische bewoners van de strandwallen hier niet permanent: ze kwamen en gingen met de seizoenen. Ze leefden van het verzamelen van voedsel en van de jacht, waarbij stenen werktuigen werden gebruikt.
Behalve de stenen werktuigen die bij deze activiteiten werden gebruikt, bleven relatief weinig sporen na in de bodem. Meer sporen zijn terug te vinden uit de tijd dat de landbouw de voornaamste bron van bestaan werd vanaf ca. 1850 jaar v. Chr. Het gebied van de strandwallen gaat vanaf de Bronstijd meer permanent bewoond worden. Ploegsporen, stenen werktuigen en aardewerk getuigen van de leefwijze van deze vroege boeren. Tot ver in de IJzertijd zijn de strandwallen en zandopduikingen bewoond geweest. Aan de kop van de oudste strandwal, aan de Binnenliede, zijn bij opgravingen bewoningssporen gevonden uit de Prehistorie, de inheems Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen. Langs het Liewegje zijn bewoningssporen uit de 12e eeuw gevonden. Jupertaardewerk uit het huidige oosten van België duidt op een redelijk welgestelde bewoning aldaar.
In de Veerpolder zijn bij archeologisch onderzoek de restanten van een 12e-eeuwse huisplaats blootgelegd. Uit de aardewerkvondsten kan geconcludeerd worden dat het huis bestond uit een woon- en een stalgedeelte. Een overstroming in het midden van de 12e-eeuw maakte een einde aan de bewoning hier. Op een terrein aan de Binnenliede is een schervenconcentratie aangetroffen op basis waarvan de aanwezigheid van verdere sporen uit de IJzertijd, Romeinse Tijd en Middeleeuwen in de ondergrond kan worden verwacht. Veldkarteringen in de Poelpolder hebben aardewerkconcentraties aan het licht gebracht die wijzen op een 11e-13e-eeuwse huisplaats en diverse boerderijen uit de 17e-18e eeuw (op historische kaarten uit deze periode zijn deze boerderijen aangeduid). Met korte onderbrekingen en een aantal perioden van minder intensief gebruik vond bewoning van de latere stadskern van Haarlem plaats tot de 4e eeuw na Christus. Voortschrijdende vernatting maakte een eind aan het gebruik van andere akkers. Pas in de Middeleeuwen werd het gebied weer in gebruik genomen, getuige bijvoorbeeld de afwateringssloten.
Rond het midden van de 13e eeuw werd in de monding van het Spaarne in het Oerij een dam aangelegd die bescherming moest bieden tegen overstromingsgevaar. Niettemin werd de dam diverse malen door stormvloeden weggeslagen. De Slaperdijk was een reservedijk die bescherming moest bieden tegen overstromingen in het geval de Velserdijk doorbrak. De dijk is van Middeleeuwse oorsprong. Dijk en dam bestaan uit archeologisch relevante aardlichamen, die in de loop der tijd zijn verzwaard en opgehoogd en waarin (delen van) sluizen en afwateringen aanwezig kunnen zijn. Zij kunnen informatie leveren over bouw, constructie en ontwikkeling van waterkeringstechnologie uit vroege perioden.
Ten noorden van de Slaperdijk in de Verdolven Landen, zijn kleiputten en kalkovens aangetroffen uit de Middeleeuwen. Hier werd de klei gewonnen die gebruikt werd voor het befaamde Haarlemse aardewerk. Ten zuiden van de dam ligt de historische kern van het dorp Spaarndam. Ook de historische kern van Schoten en Noord- en Zuid-Akendam kunnen Middeleeuwse bewoningssporen opleveren, evenals delen van de Poelpolder.
In het vroegere ambacht Zanen heeft een versterkt huis van de Heren van Haarlem gestaan. Het Huis te Zaanen werd vermoedelijk in de 13e eeuw gebouwd. Ondanks de historische bronnen is weinig bekend over de bouw en de ontwikkeling van het kasteel.
Het Huis ter Kleef is een kasteel dat oorspronkelijk bestond uit een woontoren die werd gebouwd rond 1250. Het stond toen bekend onder de naam Huis te Schoten, aangezien het was gelegen langs de weg van Haarlem naar Schoten. In de 15e eeuw vond de naamsverandering naar Huis ter Kleef plaats. In 1573, gedurende de Tachtigjarige Oorlog, werd het kasteel opgeblazen. Archeologisch onderzoek van het kasteel heeft nieuw licht geworpen op de ontwikkeling van het kasteel en de materiële cultuur van de bewoners.
De Haarlemse stadsuitleg, de Nieuwstad, kan belangrijke bewoningssporen uit de Nieuwe Tijd opleveren, maar de ligging op de Haarlemse strandwal heeft ook bewoningssporen uit de Bronstijd en de IJzertijd opgeleverd.
De locatie van het reeds in de 13e eeuw genoemde Huis Rolland is niet exact te bepalen. De oostflank van de strandwal van Bloemendaal, aan het oostelijk einde van de Rollandslaan, is het meest voor de hand liggend.
Diverse opgravingen en waarnemingen in het gebied rond het Delftplein hebben prehistorisch vondstmateriaal opgeleverd waarbij met name de Late IJzertijd rijk is vertegenwoordigd.
Regime
Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt voor deze categorie een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en aanlegvergunning bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte van 50 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing is.
Categorie 3 (ORANJE)
Op de Haarlemse strandwal en de oostflank ervan, waarop de historische stadskern van Haarlem gelegen is, een deel van Haarlem-Noord en Haarlem-Zuid, kunnen relatief veel sporen van bewoning uit de Prehistorie en Middeleeuwen worden verwacht. In de periode na het Late Neolithicum zijn deze hoger gelegen gebieden in een vrij nat landschap namelijk uitermate geschikt geweest voor bewoning.
Archeologisch gebied categorie 3
Haarlemse strandwal
Oostflank van de Haarlemse strandwal
Bloemendaalse strandwal
Waardebepaling: dit is een gebied met middelhoge archeologische verwachting.
De bewoningsgeschiedenis van de Haarlemse strandwal, de oostflank van deze strandwal en de Bloemendaalse strandwal (Ramplaankwartier) verloopt analoog aan die van de oudste strandwal, met dien verstande dat de vroegste bewoning hier in de Bronstijd begint. Ploegsporen, stenen werktuigen en aardewerk getuigen van de leefwijze van de vroege boeren die hier woonden. De noordzuidlopende strandwal van Haarlem, waarop deze sporen te vinden zijn, ligt ook onder de historische stadskern.
Regime
Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en aanlegvergunning bij bodemverstorende activiteiten met een opppervlakte van 500 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing is.
Categorie 4 (GEEL)
Categorie 4 betreft de strandvlakte gelegen tussen de Haarlemse en de oudste strandwal plus het gebied ten oosten van de oudste strandwal. Archeologische vondsten hier hebben aangetoond dat in deze zones archeologische waarden te verwachten zijn in een relatief lagere dichtheid. Een van de vroegste vondsten van West-Nederland, een 5600 jaar oude vuistbijl, werd hier gevonden.
Archeologisch gebied categorie 4
Oost-Haarlem: Schalkwijk en Waarderpolder
Hekslootpolder
Oude Spaarndammerpolder en omgeving
Oostelijk deel van het Ramplaankwartier en omgeving
Waardebepaling: dit is een gebied met lage archeologische verwachting.
Er zijn aanwijzingen dat tussen de oudste (de oostelijke) strandwal en de Haarlemse strandwal kleinere strandwallen (haaks op de grotere) en zandopduikingen hebben gelegen die mogelijk ook voor menselijk gebruik geschikt waren. Op basis van de aanwijzingen die er bestaan voor de aanwezigheid van zandopduikingen, vergelijkbaar met de reeds bekende opduikingen in bijvoorbeeld Schalkwijk kan worden aangenomen dat de landschappelijke gesteldheid voldoende mogelijkheden bood voor bewoning en landgebruik. Dit is een gebied met middellage archeologische verwachting.
Regime
Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en aanlegvergunning bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte van 2500 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing is.
Categorie 5 (GRIJS)
De vijfde categorie geldt voor die gedeelten van het grondgebied van Haarlem die relatief laat voor bewoning geschikt gemaakt zijn.
Archeologisch gebied categorie 5
Westelijk Haarlem
Waardebepaling: dit is een gebied met zeer lage archeologische verwachting.
Dit gebied wordt begrensd door de westelijke gemeentegrens en de Haarlemse strandwal: de westelijke Haarlemse strandvlakte. Voor het zuidelijke deel, gelegen ten zuiden van de spoorlijn Haarlem-Zandvoort, zijn er sporen daterend vanaf de Middeleeuwen te verwachten en van de Nieuwe Tijd. Met name uit de periode van de 17e-19e eeuw zijn vondsten gedaan. De te verwachten archeologische sporen kunnen zich reeds binnen enkele decimeters onder de oppervlakte bevinden en bestaan concreet uit fundamenten van huizen, ophogingen, waterputten, beerputten/gemetselde riolering en gebruiksvoorwerpen. Voor het noordelijk deel, ten noorden van de spoorlijn Haarlem-Zandvoort, kunnen archeologische waarden worden verwacht uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd.
Regime
De vijfde categorie geldt voor die gedeelten van het grondgebied van Haarlem die relatief laat voor bewoning geschikt gemaakt zijn. Daarom is hier een regime door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en aanlegvergunning bij grondverstorende activiteit met een oppervlakte van 10.000 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing.
Categorie 6 (BLAUW)
Categorie 6 geldt voor die gedeelten van het grondgebied van Haarlem, die verstoord zijn door waterlopen, zij het door de mens gegraven of van natuurlijke aard.
Gebied Categorie 6
Waterlopen buiten de binnenstad vallen onder de categorie 6. Waterlopen in de binnenstad, zowel de oude, historische binnenstad, als Nieuwstad, daarentegen vallen onder de categorie van de direct aangrenzende gronden. In geval er sprake is van twee categorieën geldt de hoogste categorie. Waterlopen in de binnenstad vallen ofwel onder categorie 1 ofwel onder categorie 2.
Waardebepaling: dit is een gebied met een zeer lage archeologische verwachting.
De categorie 6 betreft alle waterlopen, natuurlijk en gegraven, buiten de historische binnenstad. Er kan daarbij een onderscheid gemaakt worden tussen natuurlijke waterlopen, grote en diepe gegraven waterlopen, zoals bijvoorbeeld singels en vaarten en minder diepe waterlopen, zoals sloten.
Ter plaatse van de ondiepe waterlopen kan nog sprake zijn van de aanwezigheid van archeologische waarden. De onderzijde van de bodemlaag waarin deze zich namelijk binnen Haarlem bevinden, is gelegen op een diepte van maximaal 2 m - NAP. De kans dat mogelijk aanwezige waarden verstoord worden bij bodemverstorende activiteiten in ondiepe waterlopen, wordt vooralsnog klein geacht. Dit vanwege het feit dat deze activiteiten voornamelijk oppervlakkige werkzaamheden betreffen, zoals het uitbaggeren van de waterloop. Indien toch sprake is van een vergaande verdieping van de waterloop gaan deze activiteiten gepaard met bodemverstorende activiteiten van de zijkanten van de waterloop. Deze zijkanten vallen op de plankaart onder het regime dat geldt voor ‘land’ en zijn hierdoor beschermd door het daar geldende regime. In deze gevallen kan voor de baggerwerkzaamheden per geval worden bekeken of onderzoek, bijvoorbeeld middels het aflopen van de taluds, nuttig is. Deze werkzaamheden zouden kunnen geschieden door amateurarcheologen. Voor diepe waterlopen geldt dat de bodemlagen waar in principe sprake zou kunnen zijn van sporen van bewoning geheel vernietigd zijn. Wel kunnen bij werkzaamheden het basisveen, gemiddeld gelegen op 14 m - NAP, of daaronder gelegen pleistocene zand afzettingen aangesneden worden. In het basisveen worden in de regio evenwel geen sporen van bewoning verwacht. Voor de daaronder gelegen pleistocene zandafzettingen geldt dat deze door de zee gevormd zijn en dat alleen sprake kan zijn van verspoeld, dat wil zeggen van elders aangevoerde, vondsten. Verder geldt dat op deze diepte nauwelijks tot geen verstoringen plaatsvinden en als deze plaatsvinden zij niet uitgevoerd worden middels de aanleg van open bouwputten. Het ontbreken van open bouwputten bemoeilijkt ernstig de mogelijkheid tot archeologisch onderzoek.
De waterlopen in de binnenstad vallen, zoals eerder vermeld, nadrukkelijk niet tot categorie 6. Dit omdat hier de mogelijkheid moet blijven bestaan tot het doen van oppervlaktevondsten op de bodems van de waterlopen. De kans op het aantreffen van dergelijke vondsten in waterlopen in de binnenstad is namelijk groot omdat de waterlopen in het verleden veelal gebruikt werden als riolen. Dit geldt zeker voor de reeds gedempte waterlopen in de binnenstad aangezien deze in recente tijden niet meer zijn opgeschoond en dus veelal nog materiaal uit voorafgaande eeuwen bevatten.
Regime
Voor categorie 6 geldt dat er geen voorwaarden aan een bouw- en aanlegvergunning worden verbonden bij grondverstorende activiteiten. Dit geldt als archeologievrij.
Op 25 augustus 2008 heeft een informatie-avond in het Archeologisch museum plaatsgevonden in aanwezigheid van twee wethouders. Zowel het archeologiebeleid als het bestemmingsplan zijn toegelicht en aansluitend was gelegenheid voor het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. Ook na die informatie-avond waren (schriftelijke) reacties mogelijk. Daar is via een publicatie in de Stadskrant opgewezen. Met name amateurarcheologen hebben gereageerd. Het concept is toegezonden aan voormalig artikel 10 Bro-partners (oude Besluit ruimtelijke ordening) met een uitnodiging te reageren op dit concept. Alle reacties en het gemeentelijk commentaar hierop zijn opgenomen in bijlagen 4 en 5 behorend bij deze toelichting op het facetbestemmingsplan. Deels hebben ze geleid tot aanpassingen, die in het ontwerp-facetbestemmingsplan zijn opgenomen.
Het facetbestemmingsplan Archeologie heeft zelf geen directe financiële gevolgen. Het archeologiebeleid wel. Hiervoor wordt verwezen naar de beleidsnota Archeologie.
Handhaving van de bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats door bestuursrechtelijk optreden. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Communicatie is daarbij zeer belangrijk en kan bovendien een preventieve werking hebben. Met name zal onder de aandacht worden gebracht de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen, in dit geval het behoud van het archeologisch erfgoed, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer er gehandhaafd zal worden.
Als zonder of in afwijking van een bouw- of aanlegvergunning werkzaamheden worden uitgevoerd, is handhavend optreden door het toepassen van bestuursdwang mogelijk, bijvoorbeeld door het stilleggen van het werk. Ook (preventieve) dwangsommen behoren tot de mogelijkheden. Het nalaten van het indienen van een archeologisch rapport en/of van het laten uitvoeren van een vereist archeologisch onderzoek is een ongeoorloofde afwijking van de regelgeving. De zwaarte van de categorie kan daarbij van invloed zijn op de prioriteitbepaling bij de handhavingsprocedure.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid en de waarde van archeologische resten.
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.
De gronden in het plangebied zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. De dubbelbestemming waarde - Archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing.
Voor zover de dubbelbestemming Waarde -archeologie of gedeeltelijk samenvalt met andere dubbelbestemmingen die op deze gronden rusten, geldt dat de dubbelbestemming Waarde - Archeologie voorrang krijgt tenzij tevens de dubbelbestemming Waterkering van kracht is. In dat geval krijgt de dubbelbestemming Waterkering voorrang.
Ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming
van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwvoorschriften, het volgende van
toepassing: ter plaatse van de aanduiding:
Categorie 1A (GROEN)
zijn geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij bodemverstorende
werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
noodzakelijk zijn.
Categorie 1B (PAARS)
zijn uitsluitend gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij
de bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken,
geen gebouwen zijnde:
burgemeester en wethouders eisen, uitsluitend voor gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die
dat alvorens de aanvraag voor een bouwvergunning in behandeling wordt genomen, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
Categorie 2 (ROOD)
zijn uitsluitend gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij
de bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken,
geen gebouwen zijnde:
burgemeester en wethouders eisen, uitsluitend voor gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, waarbij bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die
dat alvorens de aanvraag voor een bouwvergunning in behandeling wordt genomen, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden
door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester
en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
Categorie 3 (ORANJE)
zijn uitsluitend gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
burgemeester en wethouders eisen, uitsluitend voor gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, waarbij bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die
dat alvorens de aanvraag voor een bouwvergunning in behandeling wordt genomen, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden
door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester
en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
Categorie 4 (GEEL)
zijn uitsluitend gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
burgemeester en wethouders eisen, uitsluitend voor gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, waarbij bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die
dat alvorens de aanvraag voor een bouwvergunning in behandeling wordt genomen, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden
door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester
en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
Categorie 5 (GRIJS)
zijn uitsluitend gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
burgemeester en wethouders eisen, uitsluitend voor gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij bodemverstorende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die
dat alvorens de aanvraag voor een bouwvergunning in behandeling wordt genomen, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden
door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester
en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
Categorie 6 (BLAUW)
Deze categorie kent geen bestemmingsplanregels betreffende Waarde – archeologie.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na advies van de gemeentelijk archeologische deskundige nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming Waarde -Archeologie, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudeniswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het toegelaten gebruik.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)voorschriften.
Ontheffing, zoals in dit lid bedoeld, wordt in ieder geval verleend indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek of een rapport heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentelijke archeologisch deskundige, geen archeologische waarden te verwachten zijn.
Het is verboden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde- Archeologie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Dit bovengenoemd verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de
aanlegvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek of een rapport kan aantonen
dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Aanlegvergunning wordt voorts verleend indien de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
Aanlegvergunning wordt voorts verleend indien de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de plankaart wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming Waarde - Archeologie toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 2.2, in te delen.