Inhoudsopgave

Hoofdstuk  1         Inleidende  regels. 2

Artikel 1                   Begrippen. 2

Artikel 2                   Wijze van meten. 7

Hoofdstuk 2          Bestemmingsregels. 9

Artikel 3                   Groen. 9

Artikel 4                   Tuin. 10

Artikel 5                   Verkeer 11

Artikel 6                   Wonen. 12

Artikel 7                   Waarde-Archeologie-2. 15

Hoofdstuk 3          Algemene regels. 18

Artikel 8                   Anti-dubbeltelregel 18

Artikel 9                   Algemene gebruiksregels. 19

Artikel 10                 Algemene afwijkingsregels. 20

Artikel 11                 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening. 21

Hoofdstuk 4          Overgangs- en slotregels. 22

Artikel 12                 Overgangsrecht 22

Artikel 13                 Slotregel 23


 

Hoofdstuk  1           Inleidende  regels

Artikel 1           Begrippen

1.1          Plan

Het bestemmingsplan Achter de Bogerdlaan 23 Limmen van de gemeente Castricum.

1.2          Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPL11Bogerdlaan23-VS01 met de bijbehorende regels en bijlage.

1.3          Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4          Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5          Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6          Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie

1.7          Achtererf

Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

1.8          Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9          Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.10        Bed & breakfast

Een kleinschalige overnachtingaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis/boerderij of bijgebouw en is ondergeschikt aan de hoofdbestemming. Er is geen sprake van een bed & breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of verkoop va alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.11        Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12        Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13        Bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouwd.

1.14        Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15        Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.16        Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.17        Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18        Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.19        Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20        Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21        Buitenopslag

Het in open lucht tijdelijk opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede geoderen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

1.22        Cultuur en ontspanning

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning;

1.23        Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24        Erf

Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.25        Erker

een kleine grondgebonden uitbouw van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw:

1.26        Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27        Gebruik

Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.28        Geometrische plaatsbepaling

Locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.29        Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.30        Horeca(bedrijf)

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden;

Horeca categorie 1:
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functioneel als uit milieuoverwegingen niet of nauwelijks verstorend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven; onder deze categorie vallen onder andere een broodjeszaak, theehuis en lunchroom.

Horeca categorie 2:
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functioneel als uit milieuoverwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven: onder deze categorie vallen onder andere een restaurant, café-restaurant, café, bar, snackbar en cafetaria.

Horeca categorie 3:
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functioneel als uit milieuoverwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven: onder deze categorie vallen onder andere een dancing, discotheek, nachtclub, coffeeshop en automatenhal.

1.31        Nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals onder meer transformatorhuisjes, gas reduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.32         Peil

a              voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b             voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;

c              indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.33        Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.34        Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35         Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.36        Voorerf

Gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen.

1.37         Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.38        Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.


Artikel 2            Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1       de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2       de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3       de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4       de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5       de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6       De oppervlakte van een overkapping:

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.7       Horizontale diepte van een gebouw:

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.8       De afstand tot de zijdelingde bouwperceelgrens:

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, war die afstand het kortste is.

 

2.9       ondergeschikte delen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.10     Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgelegd.

 


 

 

Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3           Groen

3.1          Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a              groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

b             verharding ten behoeve van ontsluiting van woningen;

c              waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

d             nutsvoorzieningen;

e              speelvoorzieningen.

Met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2          Bouwregels

3.2.1     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:

a              Vlaggenmasten                                                6,5 m;

b             speelvoorzieningen                                          4m

c              overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde      2 m.


 

Artikel 4           Tuin

4.1          Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a              tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

b             parkeervoorzieningen.

4.2          Bouwregels

4.2.1      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:

a              erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel      2 m;

b             erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel        1 m;

c              pergola’s                                                                                            2,5 m;

d             vlaggenmasten                                                                                   6,5 m.


 

Artikel 5           Verkeer

5.1          Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a              wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

b             parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;

c              waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2          Bouwregels

5.2.1     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing is maximaal:

a              Vlaggenmasten                                                6,5 m;

b             lichtmasten                                                      8m

c              overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde      2 m.

 

5.3       Gebruiksregels

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden geldt voor de categorie woning vrijstaand een parkeernorm van 2,1 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein en 0,3 bezoekersparkeren per bouwkavel in het openbaar gebied.

 


 

Artikel 6           Wonen

6.1          Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a              wonen;

b             mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;

c              aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.6;

d             met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

6.2          Bouwregels

6.2.1      Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

a              gebouwd binnen het bouwvlak;

b             voorgevel en/of zijgevel van het hoofdgebouw uitsluitend gebouwd in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

c              ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

d             ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

e              de maximale inhoud van een woning ter plaatse van de bouwaanduiding ‘vrijstaand’ bedraagt 1000 m3;

f               de dakhelling mag niet minder dan 40º en niet meer dan 65º bedragen. 

6.2.2      Aan– uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

a              gebouwd, op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:

1.         de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;

2.         de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;

b             gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw met de bouwaanduiding ‘vrijstaand’ maximaal 75 m2, tenzij de percelen groter zijn dan 1000m2;

c              het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd;

d             goothoogte maximaal 3m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25m

e              bouwhoogte van een aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6m;

f              bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3m mag bedragen en maximaal 5 m voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000m2;

g             bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1000m2;

h              hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de eerste bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping.

6.2.3      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:

a              erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel      2 m;

b             erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel        1 m;

c              pergola’s                                                                                            2,5 m;

d             vlaggenmasten                                                                                               6,5 m.


6.3          Afwijking van de bouwregels

6.3.1      Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.2a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a              de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

b             het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden geschaad;

c              verkeersveiligheid mag niet worden geschaad.

6.4       Gebruiksregels

Voor de in lid 6.1 genoemde gronden geldt voor de categorie woning vrijstaand een parkeernorm van 2,1  parkeerplaatsen per woning op eigen terrein en 0,3 bezoekersparkeren per bouwkavel in het openbaar gebied.


 

6.5          Afwijking van de gebruiksregels

6.5.2     Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

1.   het gebruik als bed& breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;

2.   maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;

3.   er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan  aan de woonfunctie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

4.   ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van bed & breakfast wordt gebruikt;

5.   er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.


Artikel 7           Waarde-Archeologie-2

7.1          Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde-Archeologie - 2’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

7.2          Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan.

7.3          Afwijken van de bouwregels

7.3.1      Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemming, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

7.3.2      Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 7.3.1 is niet vereist, indien:

Afwijking als bedoeld in artikel 7.3.1 is niet vereist, indien:

a      het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 500m2;

b     het nieuw te bebouwen oppervlak groter is dan 500m2 en de grondbewerking niet dieper is dan 0,4m vanaf het maaiveld;

c      het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

d     op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudens waardige archeologische relicten aanwezig zijn.

7.3.3      Voorwaarden

a      Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b     Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 0. a blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
1.         tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem
             kunnen worden behouden;
2.         tot het doen van opgravingen,of;
3          de  activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op
             het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die
             voorschriften te stellen kwalificaties.      


               

7.3.4      Verlening

 

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

7.4          Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4.1      Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

a              het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;

b             het ophogen en van gronden;

c              het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;

d             het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;

e              het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

f              het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

7.4.2      Uitzondering

 

Het in artikel 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

a              De bodemingrepen van de werken en werkzaamheden qua oppervlak kleiner zijn dan 500m2 en niet dieper dan 0,4m vanaf het maaiveld;

b             het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

c               de werken en werkzaamheden;

1.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning

2.      de werken en werkzaamheden op aanvullen en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

d             op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.

 

7.4.3      Voorwaarden

a              Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b             Een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;

c              Voor zover de in artikel 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot verstoring van archeologisch materiaal., kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden worden verbonden:

1.     de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

2.     de verplichting tot het doen van opgravingen,of;

3.     de verplichting de  activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die
voorschriften te stellen kwalificaties.                      

7.4.4      Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

7.5          Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

a              Het toevoegen van de bestemming Waarde – Archeologie-2, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;

b             Het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de Waarde-Archeologie-2, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

 


Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 8           Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 9            Algemene gebruiksregels

9.1          Verboden gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval begrepen:

1.            het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;

2.            het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voorzover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;

3.            het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

4.            het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;

5.            het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning.

9.2          Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.            maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

2.            degenen die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;

3.            vergunningplichtige- of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken, niet toegestaan;

4.            bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

5.            er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;

6.            er mogen geen publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.

9.3          Afwijking van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

a              het bepaalde in artikel Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. onder 5 ten behoeve van het toestaan van beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, mits in verband staand met de activiteit;

b             het bepaalde in artikel Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. onder 6 ten behoeve van publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten, mits dit gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.


Artikel 10         Algemene afwijkingsregels

10.1     Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

a              in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;

b             de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

c              de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.

10.2     Voorwaarden

Afwijking als bedoeld in artikel 10.1 is slechts toegestaan, mits:

a              de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b             het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11         Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a              de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b             de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c              de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d             het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e              de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

f              de ruimte tussen bouwwerken.


 

Hoofdstuk 4            Overgangs- en slotregels

Artikel 12        Overgangsrecht

12.1        Overgangsrecht bouwwerken

a              Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b             Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.1 a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid met 12.1 a met maximaal 10 %.

c              Lid 12.1 a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2        Overgangsrecht gebruik

a              Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b             Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in  lid 12.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c              Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d             Lid 12.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 

Artikel 13        Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan  Achter de Bogerdlaan 23 Limmen  van de gemeente Castricum.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De voorzitter,                                                              De griffier,

 

 

………………                                                               ………………