Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Op en onder de in lid 22.1 genoemde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan.
22.2.2 Het bepaalde in 22.2.1 is niet van toepassing op projecten:
  1. met een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
  2. met een oppervlakte groter dan 500 m2 en niet dieper dan 50 cm vanaf het maaiveld;
  3. die vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreffen, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan middels omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.1 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd.
22.3.2 Voorwaarden
  1. de omgevingsvergunning kan worden verleend indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd niet zal leiden tot verstoring van archeologische resten;
  2. voor zover het bouwen van het gebouw, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag afwijking verlenen van het bepaalde in 22.2.1 indien aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning voor het bouwen te stellen kwalificaties;
  1. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
22.4 Omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden
22.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. het ophogen van gronden;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  5. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
22.4.2 Uitzondering
Het in 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
  1. projecten met een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
  2. projecten met een oppervlakte groter dan 500 m2 en niet dieper dan 50 cm vanaf het maaiveld;
  3. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of
  4. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  5. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  6. werken en werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
22.4.3 Voorwaarden
  1. de omgevingsvergunning kan worden verleend indien gebleken is dat de in 22.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  2. voor zover de in 22.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  1. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
22.4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologische deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.