Inhoudsopgave

Hoofdstuk  1        Inleidende  regels. 2

Artikel 1         Begrippen. 2

Artikel 2         Wijze van meten. 6

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels. 7

Artikel 3         Groen. 7

Artikel 4         Tuin. 8

Artikel 5         Verkeer-Verblijfsgebied. 9

Artikel 6         Wonen. 10

Hoofdstuk 3          Algemene regels. 13

Artikel 7         Anti-dubbeltelregel 13

Artikel 8         Algemene gebruiksregels. 14

Artikel 9         Algemene ontheffingsregels. 15

Artikel 10      Algemene procedureregels. 16

Artikel 11      Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening. 17

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. 18

Artikel 12      Overgangsrecht 18

Artikel 13      Slotregel 19


 

Hoofdstuk  1           Inleidende  regels

Artikel 1           Begrippen

1.1       Plan

Het bestemmingsplan Hogeweg/ Pagenlaan van de gemeente Castricum.

1.2       Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPL10HogewegPagenl-VS01 met de bijbehorende regels.

1.3       Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4       Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5       Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6       Aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, alternatief geneeskundig, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7       Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8       Bebouwingspercentage

Het percentage dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.

1.9       Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.10     Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11     Bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd, op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.12     Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13     Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.14     Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.15     Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16     Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.17     Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18     Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19     Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.20     Erf

Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.21     Erker

een kleine grondgebonden uitbouw van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw:

1.22     Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23     Gestapelde woning

Een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd..

1.24     Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmeting of functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.25     Maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.26      Nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals onder meer tranformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.27      Peil

Onder het peil wordt verstaan:

a               voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b             voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;

c              indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

d             indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.28     Planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Hogeweg/Pagenlaan van de gemeente Castricum.

1.29     Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.30      Prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.31     Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.32       Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.33     Voorerf

Gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen.

1.34      Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.35      Voorgevelrooilijn

Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

1.36     Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.


Artikel 2            Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1       de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2       de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3       de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4       de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5       de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6       Ondergeschikte delen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3           Groen

3.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a              groenvoorzieningen;

b             ter plaatse van de  functieaanduiding ‘waterberging’, zijn de gronden tevens bestemd voor waterberging;

3.2       Bouwregels

Op en onder de in artikel 3.1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.


 

Artikel 4           Tuin

4.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor

a              tuinen;

b             parkeren.

4.2       Bouwregels

Op en onder de in artikel 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1      Gebouwen

Gebouwen niet mogen worden gebouwd, met uitzondering van uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits:

a              de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;

b             de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 2,5 m bedraagt;

c              de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;

4.2.2      Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal:

a              erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel                  2 m;

b             erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel                    1 m;

c              pergola’s:                                                                                                      2,5 m

d             vlaggenmasten:                                                                                                          6,5 m;

e              overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:                                                    2 m.


 

Artikel 5           Verkeer-Verblijfsgebied

5.1       Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a              wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

b             parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;

c              waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.

5.2       Bouwregels

Op en onder de in artikel 5.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a              maximale bouwhoogte vlaggenmasten:                                                            6,5 m;

b             maximale bouwhoogte lichtmasten:                                                                 8 m;

c              maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:                 2 m.


 

Artikel 6           Wonen

6.1       Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a              wonen;

b             mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;

c              aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.2;

d             ter plaatse van de  functieaanduiding ‘waterberging’, zijn de gronden tevens bestemd voor waterberging;

e              met bijbehorende erven en groenvoorzieningen.

6.2       Bouwregels

Op en onder de in artikel 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

6.2.1      Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a              ter plaatse van de bouwaanduiding ‘gestapeld’, zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

b             ter plaatse van de bouwaanduiding ’twee-aaneen’, zijn uitsluitend twee-aaneen geschakelde woningen toegestaan;

c              ter plaatse van de bouwaanduiding ‘aaneengebouwd’, zijn uitsluitend aaneengebouwde  woningen toegestaan;

d             ter plaatse van de bouwaanduiding ‘vrijstaand’, zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

e              ter plaatse van de functieaanduiding ‘waterberging’ is geen bebouwing toegestaan.

f              ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding uitgesloten – bouwwerken vrijstaand’, zijn geen vrijstaande bijbehorende bouwwerken toegestaan.

6.2.2      Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a              de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b             voorgevel en/of zijgevel van het hoofdgebouw uitsluitend gebouwd in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

c              ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

d             ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

e              de maximale inhoud van een woning bedraagt 600 m³;

f              in afwijking van het onder 6.2.2e bepaalde, bedraagt de inhoud van een woning ter plaatse van de bouwaanduiding ‘vrijstaand’ maximaal 1000 m³;

g              de dakhelling mag niet minder dan 40º en niet meer dan 55º bedragen. 

6.2.3      Aan– uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

a              gebouwd, op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:

1.     de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;

2.     de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 2,5 m bedraagt;

3.     de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;

b             gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal 75 m²;

c              het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd;

d             goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;

e              bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;

f              bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 4,5 m, met uitzondering van het bepaalde onder 6.2.1. sub f;

g             hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping.

h              bij gestapelde woningen mogen uitsluitend bijgebouwen worden gebouwd die voldoen aan de volgende kenmerken:

1.     oppervlakte van een berging maximaal 20 m² per woning;

2.     goothoogte van een berging maximaal 3 m;

3.     bouwhoogte van een berging maximaal 6 m.

6.2.4      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a              erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel                    1 m;

b             erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel                  2 m;

c              pergola’s                                                                                                        2,5 m;

d             vlaggenmasten                                                                                               6,5 m;

e              overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde                                                     2 m.


 

6.3       Ontheffing van de bouwregels

6.3.1      Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

a              artikel 6.2.2g en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;

b             artikel 6.2.3a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

1.     de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

2.     het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden geschaad;

3.     verkeersveiligheid mag niet worden geschaad.


 

Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 7           Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 8            Algemene gebruiksregels

8.1       Verboden gebruik

a              Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met de voor de desbetreffende grond aangewezen bestemming;

b             Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt in elk geval verstaan:

1.     het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;

2.     het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

3.     het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

4.     het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;

5.     het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning.

8.2          Beroepen aan huis
Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.     maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

2.     degenen die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;

3.     vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken, niet toegestaan;

4.     bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

5.     er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;

6.     er mogen geen publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.

8.3          Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a              het bepaalde in artikel 8.2 onder 5 en behoeve van het toestaan van beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, mits in verband staand met de activiteit;

b             het bepaalde in artikel 8.2 onder 6 ten behoeve van publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten, mits dit gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.

c              het in dit artikel bepaalde, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.


Artikel 9            Algemene ontheffingsregels

9.1       Algemeen

 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a              in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;

b             de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

c              de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.

9.2       Voorwaarden

Ontheffing als bedoeld in artikel 9.1 kan slechts worden verleend, mits:

a              de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b             het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10         Algemene procedureregels

10.1     Procedure bij ontheffing

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in deze regels is de volgende procedure van toepassing:

a              een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende vier weken op het gemeentehuis ter inzage;

b             burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;

c              de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;

d             gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.


 

Artikel 11        Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a              de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b             de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c              de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d             het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e              de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

f              de ruimte tussen bouwwerken.


 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12        Overgangsrecht

12.1     Overgangsrecht bouwwerken

a              Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b                 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van artikel 12.1a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1a met maximaal 10 %.

c                 Artikel 12.1a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2     Overgangsrecht gebruik

a              Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b             Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in  artikel 12.2a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c              Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d             Artikel 12.2a  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 

Artikel 13        Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Hogeweg/Pagenlaan’ van de gemeente Castricum.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De voorzitter,                                                              De griffier,

 

 

………………                                                               ………………