Bestemmingsplan Voetgangersverbinding Castricum ­Limmen

REGELS

 

Inhoudsopgave

Artikel 1.          BEGRIPPEN.. 3

Artikel 2.          WIJZE VAN METEN.. 4

Artikel 3.          VERKEER VERKEER EN VERBLIJF. 5

Artikel 4.          GROEN.. 5

Artikel 5.          WATER. 5

Artikel 6.          LEIDING GAS. 7

Artikel 7.          ANTIDUBBELTELBEPALING.. 9

Artikel 8.          OVERGANGSRECHT BOUWWERKEN.. 9

Artikel 9.          OVERGANGSRECHT GEBRUIK. 10

Artikel 10.        SLOTREGEL. 10

 

 

Inleidende regels

Artikel 1. BEGRIPPEN

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1      plan

het bestemmingsplan ‘Voetgangersverbinding Castricum -Limmen’ van de gemeente Castricum.

1.2      bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPCVoetverbinding-VS01 met de bijbehorende regels

1.3      aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4      aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.5      bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.6      bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7      bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8      bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een staanplaats.

1.9      bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.10    gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.11    maaiveld

de hoogte van het terrein, grenzende aan de naar de weg gerichte gevel, op het tijdstip van het rechtskracht krijgen van het bestemmingsplan.

1.12    omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.13    omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.14    omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.15    peil

a.     voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;

c.     indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

 

 

Artikel 2. WIJZE VAN METEN

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1      bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2      de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

Bestemmingsregels

Artikel 3. VERKEER - VERKEER EN VERBLIJF

3.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer -Verkeer en Verblijf” aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 ‘Leiding -Gas’, bestemd voor lokale en interlokale voetpaden en de daarbij behorende bouwwerken;

 

3.2      Bouwregels

a.     gebouwen mogen niet worden gebouwd;

b.    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen, met uitzondering van palen en masten welke niet hoger mogen zijn dan 6 m;

 

 

Artikel 4. GROEN

4.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

b.    waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

c.     voetpaden en verhardingen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en speelvoorzieningen.

4.2      Bouwregels

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

a.     lichtmasten                                                                   6 m;

b.    vlaggenmasten                                                              6,5 m;

c.     overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde                   2 m.

4.3      Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van voetpaden en verhardingen, alsmede het gebruik van bouwwerken behorende bij waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, ten behoeve van een interlokale voetgangersverbinding is toegestaan.

 

 

Artikel 5. WATER

5.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.

5.2      Bouwregels

Gebouwen mogen niet worden gebouwd;

5.2.1       Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:

a.     bruggen en viaducten                                        8 m;

b.    lichtmasten                                                       6 m;

c.     vlaggenmasten                                                  6,5 m;

d.    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde       4 m.

5.2.2       Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 1’ zijn bruggen en daarmee vergelijkbare bouwwerken en voorzieningen slechts toegestaan indien er voorzieningen worden aangebracht , die voorkomen dat niet aangelijnde honden zelfstandig de aangrenzende provinciale weg kunnen bereiken.

5.3      Specifieke gebruiksregels

5.3.1       Het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een interlokale voetgangersverbinding is toegestaan.

5.4      Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1       Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 5.4.1 bedoelde gronden sloten, watergangen en overige waterpartijen te vergraven of te dempen;

5.4.2       Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder.

 

 

Dubbelbestemming

Artikel 6. LEIDING - GAS

6.1      Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding – Gas aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor:

a.     een ondergrondse gasleiding ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - gas;

b.    het beheer en onderhoud van de leiding;

c.     de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

d.     met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2      In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 5) zijn op de in artikel 6.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

6.3      Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 5) mogen binnen op de in artikel 6.1 bedoelde gronden geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd;

6.4      Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.2 en 6.3 voor het toestaan van de in artikel 3 tot en met 5 genoemde functies en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die functies, mits:

a.     ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;

b.    advies is verkregen van de leidingbeheerder.

6.5      Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5.1       Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

a.     het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

b.    het aanleggen, verbreden en verharden van paden en andere oppervlakteverhardingen;

c.     het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

d.    het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

e.     het indrijven van voorwerpen in de bodem.

6.6      Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

6.7      Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

6.8      Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

a.     andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

b.    andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

 

Algemene regels

Artikel 7. ANTI­DUBBELTELBEPALING

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 8. OVERGANGSRECHT BOUWWERKEN

8.1      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

8.2      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

8.3      Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

Artikel 9. OVERGANGSRECHT GEBRUIK

9.1      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.3      Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.4      Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 10.          SLOTREGEL

Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Voetgangersverbinding Castricum -Limmen’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Castricum, gehouden op 7 februari 2013

De voorzitter De griffier (plv)

 

 

 

......................... .........................